Verordening Wet inburgering

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet inburgering

De raad van de gemeente Noordenveld,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 december 2012; nr.BW12.0929, inzake de wijzigingen in de Wet Inburgering;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening en taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

overwegende dat als gevolg van de wijziging van de Wet Inburgering de taken van gemeenten op het terrein van inburgering op termijn beëindigd zullen worden;

overwegende dat gedurende een overgangsperiode gemeenten nog een aantal zaken op het terrein van inburgering zullen uitoefenen;

overwegende dat daarom de onder de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 opgestelde verordening op onderdelen dient te worden gewijzigd.

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Bestuur: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld;

    • b.

      Wet: de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012;

    • c.

      De wetswijziging: de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb.2012,430);

    • d.

      Inburgeringsplichtige: persoon, bedoeld in artikel X 2e t/m 5e van de wetswijziging;

    • e.

      Voorziening:een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet, de wetswijziging en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen.

  • 1. Het bestuur draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het bestuur maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      Het lokale loket van de gemeenten en het UWV-werkbedrijf;

    • b.

      Het verstrekken van voorlichtingsmateriaal bij aanvragen om uitkeringen of inburgeringsvoorzieningen;

    • c.

      Het geven van informatie over het gemeentelijke beleid op de gemeentelijke website;

  • 3. Het bestuur verstrekt inburgeringsplichtigen informatie terzake van hun belangrijkste rechten en plichten uit hoofde van de wet wanneer zij, na daartoe te zijn opgeroepen, verschijnen, doch uiterlijk op de dag waarop zij een handhavingsbeschikking of beschikking ter vaststelling van een inburgeringsvoorziening ontvangen.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de voorziening.

Artikel 3. Inburgeringsaanbod

Het bestuur biedt een voorziening aan de inburgeringsplichtige, te weten:

  • a.

    de houder van een verblijfsvergunnng als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (asielgerechtigde inburgeringsplichtige) en

  • b.

    de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet, voor zover deze uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden.

Artikel 4. De samenstelling van de voorziening.

  • 1. Een voorziening moet toeleiden naar het inburgeringsexamen en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het examen.

  • 2. Het bestuur stemt de voorziening aan de inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 3 onder a en geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie.

  • 3. Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a biedt het bestuur maatschappelijke begeleiding aan.

  • 4. Indien de inburgeraar een re-integratie of participatietraject wordt aangeboden draagt het bestuur er zorg voor dat het traject, afhankelijk van capaciteiten en ambitie, zich richt op deelname aan de samenleving. Dit kan variëren van het volgen van een vervolg- of vakopleiding, het toeleiden naar de arbeidsmarkt of het deelnemen aan maatschappelijke activiteiten.

  • 5. Het bestuur kan een inburgeringsvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

Artikel 5. De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld, is een

    eigen bijdrage verschuldigd zoals in artikel 23, tweede lid van de wet is aangegeven.

  • 2. De eigen bijdrage wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.

  • 3. Het bestuur legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen

    van betaling vast. Indien het bestuur de eigen bijdrage verrekent met een periodieke uitkering op grond van de WWB, WIJ, IOAW of IOAZ, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6. Opleggen van verplichtingen bedoeld in artikel 3.

Het bestuur kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    Het meewerken aan het inburgeringsonderzoek.

  • b.

    het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

  • c.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • d.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • e.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het bestuur wordt bepaald;

  • f.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een voorziening

Artikel 7. De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het bestuur doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken het bestuur schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het bestuur binnen 2 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8. De inhoud van de beschikking

  • 1. Het besluit tot toekenning van een voorziening bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de voorziening;

    • b.

      een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • c.

      de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, moet zijn behaald;

    • d.

      de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage bedoeld in artikel 23 lid 2 van de wet.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9. Afstemming en dringende redenen

  • 1. Wanneer een inburgeringsplichtige in strijd met de krachtens de wet of deze verordening gestelde regels handelt, legt het bestuur met betrekking tot de overtreding aan de inburgeringsplichtige bij beschikking een bestuurlijke boete op.

  • 2. Bij het opleggen van een boete wordt deze verordening in acht genomen.

  • 3. Bij elke op te leggen boete wordt beoordeeld of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige afwijking van de hoogte van de voorgeschreven standaardboete geboden is.

  • 4. Indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt wordt er géén boete opgelegd.

Artikel 10. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 20 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub a van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid of de krachtens artikel 23 derde lid gestelde regels van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub b van de wet.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het bestuur op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub c van de wet.

  • 4. Het bestuur legt géén bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18 tweede lid, van de Wet werk en bijstand, dan wel voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van de bij de AMVB aangewezen sociale zekerheidswetten.

Artikel 11. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid of tweede lid wordt verhoogd, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub a en sub b van de wet.

  • 2. Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, derde lid wordt verhoogd indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, niet binnen de door het bestuur op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub d van de wet.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 13. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Noordenveld.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 januari 2013

De Raad van de gemeente Noordenveld,

Voorzitter, griffier,