Beleidsagenda maatschappelijke ondersteuning 2015-2016 Gemeente Noordenveld

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsagenda maatschappelijke ondersteuning 2015-2016 Gemeente Noordenveld

Inhoudsopgave

Vooraf 3

Visie Noordenveld 2025 ´Natuurlijk samen´ 3

Wmo visie “Voor en met elkaar” 2013-2016 3

Relatie Wmo-visie en beleidsagenda 4

Opzet beleidsagenda, wat staat er wel in en wat niet? 4

Leeswijzer 5

1 Inleiding in de Wmo 2015 6

Bedoeling van de wetgever 6

“De Kanteling” en de piramide van getrapte verantwoordelijkheid 6

De Noordenveldwerker 7

Wmo 2015, de invoering 7

Wmo 2015 in financieel perspectief 9

Keuzes maken: een voorbeeld

2 Algemene voorzieningen 10

Bedoeling van de wetgever 10

Cliëntondersteuning 10

Anonieme 7x24-uurs hulp op afstand 10

Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling 11

Schoonmaken 11

3 Maatwerk 12

Bedoeling van de wetgever 12

Nieuwe taken 12

Het gesprek 12

Persoonsgebonden budget 13

Eigen bijdrage 13

4 Waardering mantelzorgers 14

Bedoeling van de wetgever 14

Regeling blijk van waardering mantelzorgers 14

5 Tegemoetkoming meerkosten 15

Bedoeling van de wetgever 15

Regeling tegemoetkoming meerkosten 15

Regeling tegemoetkoming kosten algemene voorziening ‘schoonmaken’ 15

6 Kwaliteit & Toezicht 15

Bedoeling van de wetgever 16

Kwaliteitsbeleid 16

Toezichthoudende taak 16

Vooraf

Visie Noordenveld 2025 ´Natuurlijk samen´

In de visie van Noordenveld worden de vijf kernwaarden genoemd die inwoners belangrijk vinden. Inwoners kiezen voor een leefbare, groene, duurzame, ondernemende en transparante gemeente. Dat heeft zich vertaald in de volgende missie:

 

Noordenveld is een leefbare gemeente met goede voorzieningen in dorpen met een eigen karakter waar de inwoners betrokken zijn bij hun omgeving en iedereen mee kan doen. Duurzaamheid is belangrijk voor natuur en groen, een van de sterke pijlers die Noordenveld tot een aantrekkelijke woon/ en recreatiegemeente maken.

Wmo visie “Voor en met elkaar” 2013-2016

Onder de huidige Wmo 2007 is het principe van “de Kanteling” al vastgelegd in de Wmo visie “Voor en met elkaar”. De Wmo visie is in 2013 vastgesteld en is als volgt beschreven:

 

Meedoen betekent: je draagt bij, je werkt samen, je telt mee. Meedoen vraagt iets van jezelf en van een ander. Meedoen kun je leren en jong geleerd is oud gedaan. Ook de gemeente doet mee: ze draagt bij, ze werkt samen en biedt ruimte om mee te doen. De gemeente biedt het vangnet voor hen die het (tijdelijk) niet lukt om mee te doen.

Deze visie betekent niet alleen anders denken, maar ook anders doen. Het heeft niet alleen gevolgen voor het handelen van de gemeente, maar ook voor andere organisaties en voor de burgers. Ieder heeft zijn eigen rol in het geheel. Het betekent kijken naar wat je nog wel kan in plaats van naar wat niet meer mogelijk is, maar ook geloven dat iemand zelf mogelijkheden in zich heeft om een oplossing te bedenken of in staat is die met anderen in zijn omgeving te vinden. Dit geldt voor de burger, maar ook voor de gemeente.

Deze visie deelt de samenleving niet op in doelgroepen. Het is niet belangrijk of je jong of oud bent, wel of geen beperkingen hebt, het gaat er om of je (zelfstandig) in staat bent om mee te doen en als dat (tijdelijk) niet het geval is, kun je een beroep doen op de samenleving; Een samenleving die weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Ieder mens voelt zich wel of niet krachtig, beleeft zijn gezondheid of de afwezigheid daarvan op zijn eigen manier en elk mens maakt keuzes, goede of minder goede. Dat maakt de samenleving.

Ieder heeft zijn eigen rol in het geheel, dus ook de gemeente. De gemeente is de regisseur. Het is aan de gemeente om te bevorderen dat het meedoen jong wordt geleerd, dat ingezet wordt op het voorkomen dat mensen niet (meer) mee kunnen doen en dat iedereen die dat (tijdelijk) nodig heeft een beroep kan doen op de samenleving, zodat hij (weer) in staat gesteld wordt om mee te doen. Gemeente Noordenveld kiest er voor De Kanteling door te voeren in het beleid en in de samenleving.

 

De ontwikkeling en uitvoering van nieuw beleid moet aansluiten bij deze visie. Dat geldt daarmee ook voor de Wmo 2015. De Wmo visie 2013-2016 en deze beleidsagenda vormen gezamenlijk ‘het plan‘ zoals de wet gemeenten verplicht om deze periodiek vast te stellen.

Samengevat

De Wmo visie 2013-2016 “Voor en met elkaar” is leidend voor het inrichten en uitvoeren van de Wmo 2015.

 

  

Relatie Wmo-visie en beleidsagenda

Met de visienota zijn de kaders vastgesteld voor het Wmo beleid. De visienota wordt uitgewerkt in beleidsagenda’s. De beleidsagenda’s van de verschillende beleidsterreinen besteden vervolgens allen aandacht aan de invloed van dat beleid op het meedoen van de inwoners van Noordenveld. Op deze manier wordt samenhangend Wmo-beleid bereikt, een opgave die de wet ons geeft. Een beleidsagenda heeft daarmee altijd de Wmo visie “Voor en met elkaar” als uitgangspunt. In figuur 1 wordt dit schematisch weergegeven, zoals in de Wmo-visie al was aangekondigd.

afbeelding binnen de regeling  

Figuur 1: Relatie Wmo-visie ‘Voor en met elkaar 2013-2016’’ en beleidsagenda

Opzet beleidsagenda, wat staat er wel in en wat niet?

De nieuwe wetgeving verplicht gemeenten een aantal nieuwe onderwerpen te regelen met ingang van 2015 en deze vast te leggen in beleid. In deze beleidsagenda zijn alleen die onderwerpen opgenomen die nieuw zijn in de Wmo 2015 en die daarom tenminste geregeld moeten zijn om te voldoen aan de nieuwe wetgeving. Deze onderwerpen zijn:

  • -

    Algemene voorzieningen

  • -

    Maatwerk

  • -

    Waardering mantelzorgers

  • -

    Tegemoetkoming meerkosten

  • -

    Kwaliteit en toezicht

 

Naast deze onderwerpen staan er in de Wmo 2015 ook onderwerpen genoemd die in de huidige Wmo ook al stonden. Deze onderdelen zijn al vastgelegd in geldende notities en worden daarom niet in deze beleidsagenda genoemd. Zo is de ondersteuning van mantelzorgers niet in deze beleidsagenda opgenomen, omdat het beleid voor mantelzorgers al is vastgelegd in de notitie “Zorgen voor de ander, is zorgen voor elkaar”. De nieuwe wettelijke verplichting om jaarlijks een blijk van waardering aan mantelzorgers te geven is wel in deze beleidsagenda is opgenomen. Het betreft een aanvullende wettelijke eis die nu nog niet geregeld is in het geldende mantelzorgbeleid.

Een ander voorbeeld is het vastleggen van beleid op het terrein van sociale samenhang. Ook dit staat niet in deze beleidsagenda. Reden hiervoor is dat met stichting Welzijn in Noordenveld al resultaatafspraken zijn gemaakt die het versterken van de sociale samenhang ten doel hebben.

Tot slot zijn ook onderwerpen als sport, bewegen, gezondheid en cultuur thema’s die een bijdrage leveren aan de Wmo. Ook deze onderwerpen komen niet terug in deze beleidsagenda, omdat daar geen nieuwe wettelijke eisen aan gesteld worden en daarmee dus het bestaande beleid gehandhaafd kan worden.

Samengevat

Onderwerpen die al uitgewerkt zijn in beleidsnota’s dan wel vastgelegd zijn in resultaat- en subsidieafspraken met organisaties zijn niet opgenomen in deze beleidsagenda. In deze beleidsagenda zijn die onderwerpen opgenomen die tenminste geregeld moeten zijn om aan de nieuwe wetgeving te voldoen, te weten: algemene voorzieningen, maatwerk, waardering mantelzorgers, tegemoetkoming meerkosten, kwaliteit en toezicht.

 

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 wordt een inleiding in de Wmo 2015 gegeven. In hoofdstuk 2 staan de algemene voorzieningen beschreven die op grond van Wmo 2015 moeten worden geregeld. Daarnaast is een voorstel opgenomen om de bezuiniging op de huishoudelijke ondersteuning van 40% op te kunnen vangen. Daarna volgt in hoofdstuk 3 informatie over maatwerk onder de Wmo 2015 gevolgd door de meer specifieke thema’s waardering mantelzorgers (hoofdstuk 4), tegemoetkoming meerkosten (hoofdstuk 5) en kwaliteit en toezicht (hoofdstuk 6).

 

De verschillende hoofdstukken hebben een vergelijkbare opbouw, te weten:

  • -

    Een beschrijving van de bedoeling van de wetgever;

  • -

    Een inhoudelijke beschrijving van de onderwerpen;

  • -

    Een samenvatting.

1 Inleiding in de Wmo 2015

Bedoeling van de wetgever

Het Rijk gaat met ingang van 2015 een groot takenpakket overhevelen naar gemeenten. Hiermee zijn gemeenten straks verantwoordelijk voor bijna de gehele ondersteuning aan inwoners; jongeren, volwassenen en ouderen. Dat geeft de gemeenten de kans een samenhangend stelsel van maatschappelijke ondersteuning in te richten voor alle leefgebieden van de burger. Voor de uitvoering van deze nieuwe taken worden er vier nieuwe wetten opgesteld. Dit zijn de Jeugdwet, de Wet Passend Onderwijs, de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Deze beleidsagenda gaat over de Wmo 2015.

 

De kosten voor zorg en welzijn in Nederland lopen uit de hand. Waar de verzorgingsstaat lange tijd de oplossing is geweest om ons land te organiseren, doet deze ons nu de das om. Met vergaande individualisering, vergrijzing en ontgroening is de zorg in Nederland niet meer te betalen.

Daarnaast is ons land zo langzamerhand een lappendeken van regelgeving en organisaties die deze regels uitvoeren. Dit leidt er toe dat meerdere medewerkers bij mensen met een zorgvraag over de vloer komen, zij langs elkaar heen kunnen werken en ondertussen het probleem niet of nauwelijks wordt opgelost.

 

Het kabinet Rutte I is van mening dat gemeenten het beste in staat zijn om de ondersteuning van inwoners zo efficiënt en effectief mogelijk te organiseren. De Wmo 2015 voorziet in een omwenteling van gedachtegoed en perspectief: In plaats van het aanbod stelt de overheid de inwoner en zijn mogelijkheden weer centraal. De Wmo 2015 wil mensen zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen. Er wordt gekeken naar wat mensen nog wel kunnen in plaats van wat ze niet kunnen. De overheid doet een stap terug en geeft de inwoner de ruimte: hij krijgt zijn onafhankelijkheid en eigen regie zoveel mogelijk terug. Het beeld van de inwoner in de Wmo 2015 is een inwoner die op eigen kracht, met behulp van zijn omgeving, bijzonder ver kan komen in het naar vermogen deelnemen aan de samenleving. Dit wordt ook wel “de Kanteling” genoemd.

“De Kanteling” en de piramide van getrapte verantwoordelijkheid

“De Kanteling” wordt vaak schematisch inzichtelijk gemaakt aan de hand van de piramide van de getrapte verantwoordelijkheid. Deze staat hieronder. Feitelijk zijn er vier typen oplossingen voor vragen van inwoners: eigen kracht, sociale omgeving, algemene voorzieningen (een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is) en maatwerk. Deze oplossingen komen terug in de piramide van getrapte verantwoordelijkheid (zie figuur 2).

De basis van de piramide van getrapte verantwoordelijkheid wordt gevormd door de eigen kracht van ieder individu. De inzet, motivatie, goede wil en energie om zélf datgene te doen wat nodig is om oplossingen voor ondersteuningsvragen te organiseren. Onder in de piramide wordt via informele kanalen veel werk verzet. Onder maatwerk wordt verstaan de formele structuren, zoals betaalde krachten, professionals en individuele oplossingen. Die oplossingen komen alleen dan in beeld, als er geen andere mogelijkheden (meer) zijn. Dat wil niet zeggen dat slechts 1 type oplossing gekozen kan worden. Vaak is een mix van verschillende typen oplossingen nodig om het systeem rondom iemand goed te laten verlopen. Dat kan betekenen dat er een betaalde kracht nodig is om iemand iets te leren of ergens bij te ondersteunen waarna iemand uiteindelijk weer op eigen kracht verder kan. Soms is de inzet van een maatwerkoplossing blijvend noodzakelijk. De taak van de gemeente in deze piramide is die van ondersteuner bij participatie en zelfredzaamheid en minder van voorzieningenverstrekker.

afbeelding binnen de regeling

 Figuur 2: Piramide van getrapte verantwoordelijkheid

 

Uiteraard is het proces zelf om te komen tot een mix van oplossingen ook een kwestie van maatwerk. Het vergt een zorgvuldige en professionele aanpak om samen met de inwoner op zoek te gaan naar de juiste mix van oplossingen die bijdraagt aan participatie en zelfredzaamheid. In Noordenveld doen de Noordenveldwerkers dat.

De Noordenveldwerker

Sinds 2012 zijn er Noordenveldwerkers actief in de gemeente. Inwoners met een vraag op het terrein van wonen, welzijn en zorg kunnen zich melden bij de Noordenveldwerker, die met betrokkene(n) een gesprek voert. Het gesprek is gebaseerd op de piramide van de getrapte verantwoordelijkheid en leidt tot een ondersteuningsplan waar alle aspecten van participatie en zelfredzaamheid, ondersteuning uit de sociale omgeving en de noodzaak tot professionele ondersteuning aan de orde komen. Inmiddels is het project geëvalueerd en is besloten tot voortzetting en uitbreiding van de werkwijze. Inwoners geven de Noordenveldwerkers een hoge waardering en zijn tevreden met de gekozen oplossingen. De regie op de Noordenveldwerkers ligt bij de gemeente.

Samengevat

De werkwijze van de Noordenveldwerker blijft en wordt uitgebreid naar de rest van de gemeente.

 

Wmo 2015, de invoering

Met ingang van 1 januari 2015 treden de nieuwe Jeugdwet, de Participatiewet en de Wmo 2015 in werking. Hiermee zijn gemeenten straks verantwoordelijk voor bijna de gehele maatschappelijke ondersteuning aan inwoners; jongeren, volwassenen en ouderen. Dat geeft de gemeenten de kans een samenhangend stelsel van maatschappelijke ondersteuning in te richten voor alle leefgebieden van de burger. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen transitie en transformatie.

 

Bij transitie gaat het om het veranderen van het ‘huidige stelsel’: de regels, wetten, financiële verhoudingen e.d. Dit heeft directe impact op de organisatie van de uitvoering, omdat meestal verantwoordelijkheden van de betrokken partijen wijzigen, evenals de financieringsstromen. De verantwoordelijkheid voor het transitieproces ligt vooral bij de rijksoverheid en gemeenten. Het transitieproces (vooral de structuur) betreft de periode van het veranderen van het ‘huidige stelsel’: het vormgeven van de nieuwe bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheden.

De transformatie is gericht op het behalen van de beoogde inhoudelijke effecten van de stelselwijziging: ander gedrag van professionals, inwoners en gemeente, een andere cultuur bij instellingen en professionals. Daarnaast is er ook sprake van een verschuiving van rollen en taken. Waar nu veelal sprake is van zorg- en welzijnsactiviteiten zal straks ook meer verschuiving plaatsvinden naar de particuliere markt. De verantwoordelijkheid voor het transformatieproces ligt vooral bij de gemeente, instellingen, professionals en inwoners (de uitvoeringspraktijk op lokaal en/of regionaal niveau) en wordt gezamenlijk vorm gegeven.

 

De Wmo 2015 is op 8 juli 2014 aangenomen door de Eerste Kamer. Hiermee is duidelijk geworden dat de nieuwe wet per 2015 van kracht zal gaan. De voorbereidende werkzaamheden waren al in een eerder stadium gestart, nu kan ook het inrichtingsproces, de transitiefase, starten. Daarvoor is nog 6 maanden tijd, wat een forse tijdsdruk veroorzaakt. Het resultaat voor Noordenveld van de transitiefase is dat op 1 januari 2015 aan de minimale wettelijke vereisten van de Wmo 2015 wordt voldaan en de organisatie is ingericht om de nieuwe taken uit te voeren.

 

In deze transitiefase bereidt de gemeente zich voor op de uitvoering van de nieuwe taken. Het gaat dan onder meer over:

  • -

    Continuïteit van ondersteuning (contractering van zorgaanbieders)

  • -

    Waar kan een inwoner terecht met zijn ondersteuningsvraag (uitbreiding Noordenveldwerker)

  • -

    Inrichten werkorganisatie (financiën, automatisering, personeel)

  • -

    Communicatie

  • -

    Gesprekken voeren met die inwoners van wie het recht op AWBZ zorg vervalt

De eerdere geschetste transformatie start in 2015. Reden hiervoor is dat de basis op orde moet zijn en daar tijd en aandacht voor nodig is. Daarnaast is het niet mogelijk te bepalen wat de gewenste transformatie moet zijn als de gesprekken met inwoners nog van start moeten gaan. Eind juli 2014 is bekend welke inwoners op dit moment AWBZ zorg ontvangen en een beroep kunnen doen op de Wmo 2015 om participatie en zelfredzaamheid te bevorderen. Daarnaast zullen de contracten met aanbieders per januari 2015 ingaan en zal de relatie tussen aanbieders en gemeente een nieuwe fase ingaan. De contacten met zowel de inwoners als de aanbieders zijn van wezenlijk belang voor de gemeente om de transformatieopgave te bepalen.

Samengevat

Tot 1 januari 2015 is de inzet gericht op het transitieproces om er voor te zorgen dat de uitvoering van de Wmo 2015 voldoet aan de minimale wettelijke vereisten. Het transformatieproces gericht op doorontwikkeling van beleid, innovatie en nieuwe verhoudingen start vanaf 2015.  

 

 

 

Wmo 2015 in financieel perspectief

Het overhevelen van de nieuwe taken gaat gepaard met een aanzienlijke bezuinigingstaakstelling op. Vanuit de gedachte dat gemeenten dichter bij de inwoner staan zijn ze in staat de taken effectiever maar ook efficiënter uit te voeren. Dat betekent concreet dat voor de uitvoering van de Wmo 2015 de gemeente een aanzienlijk lager budget beschikbaar heeft.

De korting op het budget voor de taken die niet langer onder de AWBZ vallen is ongeveer 25%. Voor de specifieke taak schoonmaken, die nu ook al onder de huidige Wmo wordt uitgevoerd, loopt de korting zelfs op tot 40%. Voor beide onderdelen was oorspronkelijk 9,8 miljoen euro beschikbaar. De gemeente ontvangt na het toepassen van de kortingen op het macrobudget (rijksniveau) een budget van 7,3 miljoen euro. Een totale korting van 2,5 miljoen euro. Het is noodzakelijk dat de gemeentelijke financiën beheersbaar blijven. Zeker gezien de wetenschap dat de bevolking van Noordenveld vergrijst en de Wmo 2015 beoogt dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen.

Dat betekent dat de gemeenteraad heeft besloten dat de Wmo 2015 budgettair neutraal wordt uitgevoerd. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met het open-einde karakter van de wetgeving en ontvangt een inwoner die (tijdelijk) niet in staat is op eigen kracht mee te doen de ondersteuning die noodzakelijk is.

 

Het is van wezenlijk belang de Wmo 2015 zo in te richten dat inwoners die afhankelijk zijn van enige vorm van noodzakelijke ondersteuning, hier op kunnen blijven rekenen. Om continuïteit van de noodzakelijke ondersteuning te waarborgen kunnen andere vormen van ondersteuning binnen de Wmo anders worden georganiseerd, worden versoberd of vervallen. De nuancering daarbij is dat de uitvoering van de Wmo 2015 uiteraard te allen tijde moet blijven voldoen aan de wettelijke vereisten.

 

Samengevat

1. De totale korting op het budget voor de uitvoering van de Wmo 2015 bedraagt 2,5 miljoen euro.

2. Om als gemeente financieel gezond te blijven mag de uitvoering van de Wmo 2015 geen extra geld kosten.

3. Inwoners die afhankelijk zijn van enige vorm van noodzakelijke ondersteuning moeten daarop kunnen blijven rekenen.

4. Om continuïteit van noodzakelijke ondersteuning te waarborgen kunnen andere vormen van ondersteuning binnen de Wmo:

- anders georganiseerd worden;

- versoberd worden;

- vervallen.

 

2 Algemene voorzieningen

Bedoeling van de wetgever

Het doel is dat mensen met beperkingen op een gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijke leven (zogenaamd ‘inclusief beleid’). Vanuit het oogpunt van zo normaal mogelijk deelnemen aan de samenleving zijn algemene voorzieningen te prefereren boven individuele diensten.

Gemeenten zijn verplicht om aan te geven welke algemene voorzieningen ze bieden aan mensen die ondersteuning nodig hebben. Er wordt gesproken van een algemene voorziening als het zonder beschikking toegankelijk is. Wel kan de voorziening bestemd zijn voor een specifieke doelgroep, maar mensen van die doelgroep kunnen er direct gebruik van maken. De Wmo 2015 verplicht de gemeente om in ieder geval te voorzien in de volgende algemene voorzieningen:

  • -

    Cliёntondersteuning

  • -

    Anonieme 7x24-uurs hulp op afstand

  • -

    Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK)

Daarnaast is de gemeente vrij in de keuze welke ondersteuning ze aanbiedt in de vorm van een algemene voorziening. In Noordenveld wordt van de huidige voorziening hulp bij het huishouden 1 (HH1) een algemene voorziening gemaakt:

  • -

    Schoonmaakvoorziening

Cliëntondersteuning

Inwoners die ondersteuning nodig hebben of problemen hebben op andere terreinen binnen het sociale domein, bijvoorbeeld op het gebied van wonen, onderwijs of schuldenproblematiek, moeten kosteloos gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning. Bij cliëntondersteuning gaat het om informatie, advies en algemene kortdurende ondersteuning ten aanzien van de voorzieningen van de gemeente en aanpalende domeinen zoals (jeugd)zorg, wonen, onderwijs, werk en inkomen. Cliëntondersteuning speelt vooral bij inwoners die niet goed in staat zijn zelf regie over het eigen leven te voeren, hun ondersteuningsvraag te verwoorden, de mogelijkheden van hun eigen sociale netwerk in kaart te brengen en keuzes te maken. Het is gericht op zowel de kwetsbare inwoners als op hun netwerk. Het moet preventief werken en onnodig beroep op dure voorzieningen voorkomen. Cliëntondersteuning dient onafhankelijk te zijn, dat wil zeggen dat het belang van de inwoner uitgangspunt is. Er zijn verschillende vormen van cliëntondersteuning die door verschillende organisaties worden uitgevoerd. Om de continuïteit van cliёntondersteuning te borgen wordt voor een belangrijk deel gebruik gemaakt van de inzet van MEE Drenthe.

Anonieme 7x24-uurs hulp op afstand

De verplichte anonieme 7x24-uurs hulp op afstand is bestemd voor mensen die te maken hebben met eenzaamheid, psychosociale problemen, gezondheidsproblemen, relatieproblemen of een ingrijpende

gebeurtenis in hun leven en die niet terecht kunnen of willen bij de reguliere hulpverlening. Vaak is het bieden van een ‘luisterend oor’ voldoende, maar de dienst kan ook bestaan uit het verstrekken van informatie en advies, het helpen bij het formuleren van een hulpvraag en het doorverwijzen naar professionele ondersteuning. Het aanbod lijkt sterk op dat van de Kindertelefoon, waarvoor in het kader van de Jeugdwet een financiële en bestuurlijke verantwoordelijkheid bij gemeenten is gelegd. Gemeenten zijn vrij in hoe zij de anonieme 7x24-uurs hulp op afstand inrichten. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zal landelijke afspraken maken met een nog nader te kiezen aanbieder van deze dienst. Om de continuïteit van 7x24-uurs hulp op afstand te borgen wordt door Noordenveld daar bij aangehaakt.

Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling

Vanaf 1 januari 2015 draagt de gemeente verantwoordelijkheid voor de meest kwetsbare groepen in onze samenleving: kinderen en volwassenen die te maken hebben met geweld of mishandeling in de huiselijke kring. Er moet dan een zogenaamd Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) zijn. In Drenthe wordt dit per 1 januari 2015 ondergebracht bij de GGD Drenthe. In het beleidsplan Jeugd(hulp) Noordenveld wordt ook aandacht besteed aan het AMHK.

Schoonmaken

Naast de eerder genoemde verplichte algemene voorzieningen wordt van de huidige voorziening hulp bij het huishouden 1 (HH1) een algemene voorziening gemaakt. Het Rijk bezuinigt 40% op het macrobudget voor huishoudelijke hulp. Voor Noordenveld betekent dat een korting van ongeveer € 650.000. Door deze algemene voorziening in te voeren is de verwachting dat deze bezuiniging binnen de vastgestelde financiële kaders kan worden opgevangen. Uitgangspunten van deze algemene voorziening zijn:

  • -

    toegankelijkheid zonder uitgebreid onderzoek

  • -

    kosten komen voor rekening van de ‘gebruiker’

  • -

    compensatie voor de doelgroep die deze kosten niet (volledig) zelf kan dragen

Met de invoering van deze algemene voorziening komt de gemeente meer op afstand te staan. Alleen wanneer deze algemene voorziening niet toereikend is en/of de kosten niet (volledig) gedragen kunnen worden zal doorverwijzing plaatsvinden naar de Noordenveldwerkers. Daar kan beoordeeld worden of de algemene voorziening toereikend is en of er financieel gecompenseerd moet worden (zie tevens hoofdstuk 5 voor meer informatie over deze regeling).

Minister Asscher (SZW) en staatssecretaris Van Rijn (VWS) hebben op 7 juli 2014 de huishoudelijke hulp toelage geïntroduceerd. Mensen die hulp nodig hebben maar niet alles zelf kunnen betalen krijgen een toelage. Het kabinet heeft hiervoor € 75 miljoen beschikbaar. De voorwaarden en de gevolgen voor beleid en uitvoering van deze toelage zijn op dit moment niet bekend. Bij het inrichten van de algemene voorziening ‘schoonmaken’ en de regeling ‘tegemoetkoming kosten algemene voorziening schoonmaken’ zal hier rekening mee worden gehouden.

 

Samengevat

1. Om de continuïteit van de cliёntondersteuning te borgen wordt voor een belangrijk deel gebruik gemaakt van de inzet van MEE Drenthe.

2. Om de continuïteit van 7x24-uurs hulp op afstand te borgen wordt in 2015 gebruik gemaakt van de diensten van de aanbieder die door de VNG wordt gecontracteerd.

3. Het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling wordt per 1 januari 2015 ondergebracht bij GGD Drenthe.

4. In 2015 wordt de maatwerkvoorziening ‘hulp bij het huishouden 1 (HH1)’ omgezet in een algemene voorziening ‘schoonmaken’ waarbij tevens een regeling wordt getroffen om een nader te bepalen doelgroep te compenseren in de kosten (zie hoofdstuk 5).

 

3 Maatwerk

Bedoeling van de wetgever

Voor mensen die op ondersteuning zijn aangewezen en hierin zelf niet kunnen voorzien, ook niet met personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, dient de gemeente te voorzien in maatwerk. Dit vervangt de compensatieplicht in de Wmo 2007.

Maatwerkvoorzieningen moet bijdragen aan de participatie van een inwoner en/of het versterken van de zelfredzaamheid. Dat moet de inwoner de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. Inwoners komen alleen dan in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als hun ondersteuningsvraag op geen enkele andere wijze opgelost kan worden dan wel had kunnen worden. De gedachte daarachter is dat van inwoners verwacht mag worden dat zij anticiperen op het ouder worden en/of het leven met beperkingen. Daarom is in de Wmo-verordening opgenomen dat een maatwerkvoorziening alleen verstrekt wordt als:

  • -

    de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was, of

  • -

    de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

Nieuwe taken

Per 2015 krijgen gemeenten te maken met ondersteuningsvragen van inwoners met een somatische, psychogeriatrische, psychiatrische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. De AWBZ-aanspraken begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf, vervoer, beschermd wonen en doventolk komen met ingang van 1 januari 2015 te vervallen.

Inwoners die deze AWBZ zorg ontvangen op 31 december 2014 houden gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit tot uiterlijk 31 december 2015 recht op de zorg die aan het indicatiebesluit verbonden is, onder dezelfde condities. Eenzelfde overgangsrecht geldt voor inwoners die zelf hun AWBZ-zorg inkopen met een persoonsgebonden budget. Voor beschermd wonen geldt een afwijkende overgangsregeling. De decentralisatie van de ondersteuningsvragen van de AWBZ naar de Wmo gaat gepaard met een forse taakstelling.

Het gesprek

Het is belangrijk om de continuïteit van de ondersteuning in de overgangsperiode te borgen en de betreffende inwoners zo spoedig mogelijk te kunnen informeren. Daarom wordt met alle inwoners die hun recht op AWBZ-zorg kwijtraken een gesprek gevoerd in 2014 of 2015.

In de Memorie van Toelichting bij de wet benadrukt de regering het belang van zeggenschap van de inwoner over de wijze waarop de maatwerkvoorziening wordt uitgevoerd. Het gaat daarbij om de mogelijkheid voor de inwoner om de aanbieder van zijn keuze te kiezen op grond van religieuze, levensbeschouwelijke of andere overwegingen. Maar het gaat ook om het bieden van maatwerk door aanbieders zelf.

Persoonsgebonden budget

Inwoners hebben de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). De betaling van het pgb geschiedt namens de gemeente door de Sociale Verzekeringsbank aan degenen die de ondersteuning biedt. Het pgb is een bruikbaar instrument voor individueel maatwerk en keuzevrijheid. Inwoners hebben hiermee directe zeggenschap over hun ondersteuning. Aan het verstrekken van een pgb is een aantal wettelijke voorwaarden verbonden:

  • -

    De inwoner moet voldoende in staat zijn de aan de pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • -

    De inwoner stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen.

  • -

    De ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht moet van goede kwaliteit zijn.

De gemeente kan bepalen in welke situaties en onder welke voorwaarden de inwoner de mogelijkheid heeft om iemand in te huren uit zijn sociale netwerk. Hoewel de regering de inzet van het sociale netwerk zeer waardevol vindt, acht zij het wenselijk dat beloning daarvan met een pgb beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Er worden nadere regels opgesteld voor toekenning, verantwoording en vaststelling van het persoonsgebonden budget.

Eigen bijdrage

De gemeente kan bij verordening bepalen of inwoners een eigen bijdrage verschuldigd zijn. De hoogte van de eigen bijdrage kan verschillen per voorziening. Voor enkele voorzieningen mag geen eigen bijdrage worden gevraagd, bijvoorbeeld voor cliёntondersteuning. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening (inclusief een persoonsgebonden budget) mag afhankelijk worden gesteld van inkomen en vermogen. Het Rijk stelt nadere regels ten aanzien van de hoogte van de eigen bijdrage, de wijze waarop het inkomen en vermogen worden meegerekend, de wijze van invordering en de uitzonderingsgronden. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen geschiedt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). De gemeente Noordenveld zal voor alle maatwerkvoorzieningen (inclusief persoonsgebonden budgetten) de maximale eigen bijdrage vragen waar de wet deze mogelijkheid biedt. Dat zorgt voor een eenduidig ´eigen bijdrage´-beleid dat eenvoudig uit te leggen en uit te voeren is. Bovendien beperkt het de financiële risico’s, die gepaard gaan met deze transitie.

Samengevat

1. Met alle inwoners van wie het recht op AWBZ-zorg vervalt wordt in 2014 of 2015 een gesprek gevoerd om zicht te krijgen op de totale ondersteuningsvraag.

2. Er worden nadere regels opgesteld voor toekenning, verantwoording en vaststelling van het persoonsgebonden budget.

3. Waar de Wmo 2015 deze mogelijkheid biedt, wordt voor alle maatwerkvoorzieningen (inclusief persoonsgebonden budgetten) een maximale eigen bijdrage gevraagd.

 

 

4 Waardering mantelzorgers

Bedoeling van de wetgever

Gemeenten moeten niet alleen algemene maatregelen treffen om mantelzorgers te ondersteunen, maar zijn ook verplicht jaarlijks een blijk van waardering te geven aan mantelzorgers. De blijk van waardering kan bestaan uit een geldbedrag maar ook uit een waardering in natura.

Regeling blijk van waardering mantelzorgers

De gemeente Noordenveld zal in overleg met het Contactpunt Mantelzorg Noordenveld hiervoor een regeling treffen. Hierbij zal ook gekeken worden naar de wijze waarop de mantelzorger gewaardeerd wordt; een geldbedrag, een waardering in natura of een combinatie van beide. Hetzelfde geldt voor de op te stellen criteria waar iemand aan moet voldoen om aangemerkt te worden als ‘mantelzorger’.

Samengevat

Er wordt in samenwerking met het Contactpunt Mantelzorg Noordenveld een regeling “blijk van waardering mantelzorgers” ingericht die per 2015 van kracht zal gaan.

 

 

5 Tegemoetkoming meerkosten

Bedoeling van de wetgever

Gemeenten kunnen ervoor kiezen om al dan niet een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan inwoners voor “aantoonbare meerkosten” als gevolg van hun aandoening of beperking ter ondersteuning van de participatie en zelfredzaamheid. In de verordening moeten de toepasselijke grenzen met betrekking tot de financiële draagkracht worden vastgesteld. Deze uitbreiding van de gemeentelijke beleidsruimte hangt samen met het besluit van de regering om de bestaande Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER) met ingang van 2014 af te schaffen. Naast de afschaffing van deze twee regelingen wordt met ingang van 1 januari 2015 ook de regeling chronisch zieken, ouderen en gehandicapten (categoriale bijzondere bijstand) afgeschaft.

Regeling tegemoetkoming meerkosten

In verband het wegvallen van de eerdergenoemde drie regelingen moet de gemeente zich bezinnen op de manier waarop chronisch zieken en gehandicapten tegemoetgekomen kunnen worden voor de extra kosten die hun ziekte en/of handicap met zich meebrengt. Vooral inwoners met een laag inkomen en een laag vermogen worden financieel getroffen door het wegvallen van deze drie regelingen. Om deze groep tegemoet te komen wordt een nieuwe regeling getroffen die op 1 januari 2015 van kracht moet gaan. Uitgangspunt hierbij is dat er sprake moet zijn van aantoonbare meerkosten en dat, wanneer nodig, er maatwerk geleverd wordt.

Regeling tegemoetkoming kosten algemene voorziening ‘schoonmaken’

In hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen wordt ‘schoonmaken’ beschreven als algemene voorziening. Uitgangspunt van deze algemene voorziening is dat de kosten volledig worden doorberekend aan de ‘gebruiker’. Niet iedereen zal deze kosten zelf (volledig) kunnen dragen terwijl men mogelijk wel afhankelijk is van deze algemene voorziening. Daarom wordt een regeling getroffen, die deze doelgroep volledig of gedeeltelijk tegemoet komt in de kosten van de algemene voorziening. Hierbij moet rekening worden gehouden met de onlangs door minister Asscher (SZW) en staatssecretaris Van Rijn (VWS) geïntroduceerde ‘huishoudelijke hulp toelage’ (zie hoofdstuk 2).

Samengevat

1. Er wordt per 2015 een regeling getroffen die voorziet in de aantoonbare meerkosten voor inwoners met een beperking of chronische problemen.

2. Er wordt per 2015 een regeling getroffen die voorziet in de kosten van de algemene voorziening ‘schoonmaken’ voor die inwoners, die deze kosten niet (volledig) zelf kunnen dragen.

 

6 Kwaliteit en toezicht

Bedoeling van de wetgever

De Wmo 2015 legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en de continuïteit van de ondersteuning integraal bij gemeenten. Als extra waarborg voor kwalitatief goede ondersteuning formuleert het wetsvoorstel een basisnorm. De voorzieningen moeten in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend en afgestemd zijn op de reële behoefte van de inwoner en op andere vormen van ondersteuning die de inwoner ontvangt. Bovendien moet de voorziening worden verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit professionele standaarden. Ook aanbieders zijn direct verantwoordelijk voor de kwaliteit van de door hen geleverde ondersteuning.

Kwaliteitsbeleid

Gemeenten hebben de plicht gekregen lokaal kwaliteitsbeleid te ontwikkelen dat zich uitstrekt over de volle breedte van de ondersteuning. Momenteel wordt onder leiding van de VNG, door gemeenten, cliëntorganisaties, professionals, aanbieders en zorgverzekeraars bezien of landelijke kwaliteitsstandaarden kunnen worden ontwikkeld, die als richtinggevend kader voor gemeenten kunnen dienen. Uitgangspunt hierbij is dat deze standaarden de benodigde ruimte voor maatwerk intact laten. De gemeente Noordenveld zal in 2015 de basis kwaliteitseisen monitoren en heeft daarbij als uitgangspunt dat de administratieve lastendruk voor zowel aanbieders als de gemeente zo laag mogelijk blijft.

Toezichthoudende taak

Het wetsvoorstel draagt het college op om de personen aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet zijn belast. Het college is vrij in de keuze van de inrichting van het toezicht en de plaats daarvan in de gemeentelijke organisatie.

Samengevat

1. In 2015 worden de basis kwaliteitseisen gemonitord waarbij de administratieve lastendruk voor zowel de aanbieders als de gemeente zo laag mogelijk blijft.

2. In 2015 wordt de toezichthoudende taak van de gemeente vorm gegeven.