Beheersverordening vrijetijdsboulevard Roden

Geldend van 23-09-2015 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening vrijetijdsboulevard Roden

Toelichting en Regels

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening dienen bestemmingsplannen binnen 10 jaar geactualiseerd te worden. Als een bestemmingsplan niet tijdig herzien wordt, dan blijft het bestemmingsplan wel geldig maar vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechten voor op basis van het bestemmingsplan verleende diensten. De gemeente Noordenveld wil aan de actualiseringsverplichting voldoen.

Voor het gebied omvattende de Vrijetijdsboulevard aan de Kanaalstraat te Roden geldt op dit moment het bestemmingsplan Vrijetijdsboulevard Roden. Dit bestemmingsplan is op 27 april 2006 door de gemeenteraad vastgesteld en op 4 oktober 2006 in werking getreden. Dit betekent dat op korte termijn dit bestemmingsplan geactualiseerd moet worden. Daarentegen zijn er ook een aantal ontwikkelingen in het gebied gaande die een nieuw bestemmingsplan voor het gehele gebied rechtvaardigen. Deze zijn echter nog in een oriënterende fase. Hierdoor is het niet mogelijk om in 2016 een nieuw bestemmingsplan ter besluitvorming aan de raad voor te leggen.

Teneinde wel aan de actualiseringsverplichting te voldoen en tevens de mogelijkheid te creëren om met een gedegen en toekomst bestendig bestemmingsplan te komen is gekozen om in de tussenliggende periode te volstaan met een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening. Hiermee kan op een snelle en effectieve manier het bestaande gebruik en de bouwmogelijkheden vastgelegd worden. Nieuwe planologische ontwikkelingen kunnen echter niet meegenomen worden in de beheersverordening

1.2 Begrenzing verordeningsgebied

Een verordeningsgebied is het gebied waarop de beheersverordening van toepassing is. Het verordeningsgebied van de beheersverordening Vrijetijdsboulevard Roden omvat het plangebied van het huidige bestemmingsplan Vrijetijdsboulevard Roden van 27 april 2006.

De afgelopen jaren zijn drie wijzigingsplannen binnen het verordeningsgebied in werking getreden. Het betreft hier het wijzigingsplan Alida’s Smulpaleis van 26 augustus 2009, het wijzigingsplan Locatie Van der Heide van 18 maart 2009 alsmede de locatie Van Zuijlekom van 22 april 2008. Deze drie plannen zijn automatisch onderdeel van het bestemmingsplan Vrijetijdsboulevard Roden geworden en kunnen derhalve meegenomen worden in de beheersverordening.

1.3 Juridische status

In artikel 3.38, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt aan de gemeenteraad de bevoegdheid gegeven een beheersverordening vast te stellen. Het Besluit ruimtelijke ordening schrijft in artikel 1.2.3 voor dat een beheersverordening langs elektronische weg wordt vastgelegd en vastgesteld. Hiermee worden de contouren van het plangebied digitaal weergegeven en wordt de verordening op www.ruimtelijkeplannen.nl geplaatst. Voor het overige is een beheersverordening vormvrij zodat het vigerende bestemmingsplan als beheersverordening vastgesteld kan worden.

1.4 Procedure totstandkoming

In de Wet ruimtelijke ordening is geen voorbereidingsprocedure voor een beheersverordening opgenomen. Hiermee wordt duidelijk dat de procedure voor het vaststellen van een dergelijke verordening eenvoudiger en korter dan een bestemmingsplan is. Daarnaast is het vaststellen van een beheersverordening een besluit tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften. Deze is uitgesloten van bezwaar en beroep.

Voor wat betreft de voorbereiding van een beheersverordening heeft de gemeente Noordenveld in de gemeentelijke inspraakverordening geen verplichting tot inspraak opgenomen. Ten aanzien van de voorliggende beheersverordening heeft de gemeente besloten om geen inspraak toe te passen.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: overzichtskaart plangebied Vrijetijdsboulevard Roden.

Hoofdstuk 2 Omgevingsaspecten

2.1 Inleiding

Op basis van de sectorale wetgeving en de algemene onderzoeksverplichting van artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht moet in het kader van de besluitvorming binnen de ruimtelijke ordening onderzoek worden gedaan naar de relevante omgevingsaspecten. Dit onderzoek is beperkt van aard omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richt zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een scan uitgevoerd op het voldoen aan de huidige wet- en regelgeving. De scan van omgevingsaspecten omvat de volgende aandachtsgebieden:

• bodem;

• externe veiligheid;

• geluid;

• geur;

• lucht;

• flora en fauna;

• waterhuishouding;

• archeologie;

• cultuurhistorie;

• bedrijven en milieuzonering

Hieronder wordt kort ingegaan op de aspecten archeologie en cultuurhistorie.

2.2 Archeologie

De gemeente Noordenveld heeft een archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze is als bijlage bij de regels gevoegd, waarin verwezen wordt naar deze kaart. Voor het plangebied geldt een onbekende verwachting (bebouwing).

In het kader van de wijzigingsplannen locatie Van Zuijlekom en locatie Van der Heide zijn ter plaatse archeologische onderzoeken verricht. Geen van de onderzoeken geeft aanleiding tot een archeologisch vervolgonderzoek.

2.3 Cultuurhistorie

Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Cultureel erfgoed bestaat uit archeologische, historisch (steden)bouwkundige en historisch-geografische aspecten.

Een complete inventarisatie van cultureel erfgoed bevat daarom een beschrijving van deze drie waarden (voor zover aanwezig in een gebied):

- Historisch-geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van onze cultuurlandschappen, zoals polders, kavelstructuren, terpen en wegen.

- Bij historische (steden)bouwkundige waarden gaat het om gebouwde elementen met bijzondere betekenis, zoals molens, bruggen, kastelen of hele dorpen en binnensteden.

Binnen het plangebied van de Vrijetijdsboulevard ligt de voormalige stoomzuivelfabriek ‘Roden-Zevenhuizen’. Op de concept cultuurhistorische beleidskaart staat deze ook aangeduid.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: uitsnede cultuurhistorische beleidskaart gemeente Noordenveld.

Van het oorspronkelijke complex is nog een groot bedrijfsgebouw aanwezig, met gietijzeren rondboogvensters aan de westzijde.

2.4 conclusie

Na een korte scan kan geconstateerd worden dat naast de aspecten archeologie en cultuurhistorie er geen omgevingsaspecten zijn welke aanleidingen geven tot het treffen van maatregelen. De bestaande situatie wordt gehandhaafd en er wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving.

Er is geen (aanvullend) onderzoek verricht naar de bodemkwaliteit, archeologie en de aanwezige flora en fauna. In de beheersverordening zijn namelijk slechts beperkt ontwikkelingen mogelijk. Dit zijn ontwikkelingen die bovendien reeds in het voorgaande bestemmingsplan mogelijk waren. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, kan voor de bodemkwaliteit, archeologie en de beschermde soorten uit de flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning, alsnog een onderzoek vereist zijn.

Hoofdstuk 3 Juridische opzet

3.1 Wettelijk kader

Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte zijn de uitgangspunten van de beheersverordening. Daartoe is de regeling uit het vigerend bestemmingsplan Vrijetijdsboulevard Roden van 27 april 2006 als bijlage bij deze verordening opgenomen.

De wijzigingsplannen Alida’s Smulpaleis, Locatie Van der Heide alsmede Locatie Van Zuijlekom gedeeltelijk, die feitelijk onderdeel van dit bestemmingsplan zijn, zijn ook als bijlage bij deze verordening gevoegd. Deze bijlagen maken dus deel uit van de beheersverordening en worden als toetsingskader voor omgevingsvergunningen gehanteerd.

3.2 wijzigingen

1. Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn een aantal termen die gebruikt werden in de voorheen geldende bestemmingsplannen, niet meer actueel. Zo wordt nu gesproken over een “afwijking” in plaats van een “vrijstelling”. Ten gevolge van deze gewijzigde terminologie veranderd de inhoud van de Regels echter niet. In de Regels zijn de nieuwe termen genoemd.

2. In een beheersverordening kan geen wijzigingsbevoegdheid en/of uitwerkingsbevoegdheid worden opgenomen. Hierdoor zou er immers sprake zijn van een nieuwe ontwikkeling. Dientengevolge is de wijzigingsbevoegdheid als genoemd in artikel 5 en 11 van het bestemmingsplan van de werking van de beheersverordening uitgezonderd.

3. Overeenkomstig artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een beheersverordening zelf in overgangsrecht te voorzien. Hierdoor worden de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan alsook de wijzigingsplannen niet van toepassing verklaard.

4. De strafbepalingen uit de bestemmings- en wijzigingsplannen zijn buiten toepassing gelaten omdat de strafbaarstelling in de Wet op de economische delicten is geregeld.

5. Tengevolge van gewijzigde wetgeving dienen in beheersverordeningen die na 29 november 2014 worden vastgesteld regels omtrent parkeren te worden opgenomen.

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 beheersverordening:

Vrijetijdsboulevard Roden;

1.2 verordeningsgebied:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.1699.201BV009-vg01met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

­

1.4 bestaand:

1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;

2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan;

1.5 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.6 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels (voorschriften) in de bijlagen wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een

daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het

hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,

antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van

het bouwwerk; overstekken van meer dan 0,5 m worden meegeteld bij het bepalen van de

oppervlakte van een bouwwerk;

2.6 de lengte, breedte en/of diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de

scheidingsmuren;

2.7 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat

bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.8 algemene regels:

alle maten zijn in meters (m) en voor:

oppervlakten in vierkante meters (m2);

inhoudsmaten in kubieke meters (m3);

verhoudingen in procenten (%);

hoeken/hellingen in graden (°).

Op de verbeelding wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Algemene bouw- en gebruiksregels

a. ten aanzien van het gebruik van gronden, het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden zijn, voor zover deze betrekking hebben op gronden gelegen binnen het verordeningsgebied en in de navolgende regels niet anders is bepaald, de regels van kracht neergelegd in:

1. het bestemmingsplan “Vrijetijdsboulevard Roden” van 27 april 2006, met uitzondering van de artikelen 5 lid 6, 11 en 12;

2. het wijzigingsplan “Alida’s Smulpaleis” van 26 augustus 2009;

3. het wijzigingsplan “Locatie van der Heide” van 18 maart 2009;

4. het wijzigingsplan “Locatie Van Zuijlekom” van 22 april 2008;

welke plannen als bijlage bij deze beheersverordening zijn opgenomen;

b. artikel 2 (wijze van meten) van de voorschriften van het bestemmingsplan “Vrijetijdsboulevard Roden” wordt vervangen door artikel 2 van deze verordening;

c. daar waar in de bijlagen bij deze regels 'vrijstelling verlenen' staat, wordt gelezen: 'afwijken' ;

d. daar waar in de bijlagen bij deze regels 'vrijstelling' staat, wordt gelezen: 'afwijking' ;

e. daar waar in de bijlagen bij deze regels ‘vergunning’ staat, wordt gelezen: ‘omgevingsvergunning’;

f. bij toepassing van de regelingen genoemd onder a. wordt nadrukkelijk rekening gehouden met archeologische en cultuurhistorische waarden zoals opgenomen op de als bijlage bijgevoegde gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart en de (in wording zijnde) cultuurhistorische waardenkaart. Bij een vermoeden van aanwezige waarden wordt overleg gepleegd met de gemeentelijke planoloo

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten

beschouwing.

Artikel 5 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden

a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorende bouwperceel.

b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.

c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.

d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:

1. Indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende

bezwaren stuit; of

2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig is,

dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits:

de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de

inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

c. Lid 5.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van

inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd in strijd met het hiervoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Alinea­

6.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de

beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het sub a, te

veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld in het sub a, na de inwerkingtreding van de beheersverordening voor

een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten vervatten.

d. Lid 5.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening ‘Vrijetijdsboulevard Roden’.

Bijlage 1

beheersverordening Vrijetijdsboulevard wijzigingsplannen

Bijlage 2

verbeelding vrijetijdsboulevard

Bijlage 3

regels vrijetijdsboulevard

Bijlage 4

toelichting vrijetijdsboulevard