Subsidieverordening stads- en dorpsvernieuwing gemeente Noordenveld

Geldend van 31-12-1999 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening stads- en dorpsvernieuwing gemeente Noordenveld

De Raad van de gemeente Noordenveld,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 14 december 1999;

gelet op de bepalingen van de Wet Arhi, de Algemene wet bestuursrecht en diverse andere wetten;

BESLUIT:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

SUBSIDIEVERORDENING STADS- EN DORPSVERNIEUWING GEMEENTE NOORDENVELD

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    kosten: de subsidiabele restauratiekosten als bedoeld in het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997;

  • b.

    monument: een beschermd rijksmonument als bedoeld in de Monumentenwet 1988;

  • c.

    plan: de omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • d.

    restauratie: hetgeen hieronder in de Monumentenwet 1988 (Stb. 1988, 638) wordt verstaan;

  • e.

    subsidiabele onderhoudskosten: de subsidiabele onderhoudskosten die op basis van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten zijn vastgesteld;

  • f.

    stadsvernieuwing: hetgeen hieronder in de Wet op de stads-en dorpsvernieuwing wordt verstaan;

  • g.

    stadsvernieuwingsgebied: een door de gemeenteraad aangewezen gebied waarop deze verordening krachtens artikel 3 van toepassing is;

  • h.

    Wet: Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Stb. 1984, 406 zoals nadien gewijzigd).

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

  • a.

    eigenaar: Vereniging van eigenaren, opstaller, erfpachter, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene die lid is van een coöperatie en die op die grond het uitsluitende gebruik heeft van een aan die coöperatie toebehorende woning;

  • b.

    woning: onzelfstandige woonruimte;

  • c.

    bouwen: het verbouwen van een onroerende zaak waarbij de bestemming van de onroerende zaak wordt gewijzigd in wonen.

Prioriteiten

Artikel 3

  • 1. De gemeenteraad kan besluiten dat deze verordening of een deel daarvan slechts van toepassing is in door hem aangewezen gebieden.

  • 2. De gemeenteraad stelt de termijn vast waarvoor de aanwijzing geldt.

Artikel 4

De gemeenteraad stelt jaarlijks, tegelijk met het vaststellen van de gemeentebegroting, het subsidieplafond vast voor de uitvoering van deze verordening.

Artikel 5

  • 1. De gemeenteraad kan Burgemeester en Wethouders toestemming verlenen de bedragen als bedoeld in artikel 4 te wijzigen binnen nader door hem te bepalen grenzen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders geven geen toepassing aan het bepaalde in het eerste lid dan na het horen van de Commissie Algemene en Bestuurlijke Zaken.

Grondslag en werkingssfeer

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen in het belang van de stadsvernieuwing aan natuurlijke of rechtspersonen subsidie verstrekken.

  • 2. Burgemeester en Wethouders houden bij hun besluit op grond van het eerste lid rekening met andere financiële middelen die door de aanvrager van subsidie voor dezelfde werkzaamheden op grond van enige regeling of anderszins kunnen worden verkregen.

Artikel 7

Een aanvraag om subsidie gaat ten minste vergezeld van gegevens over het doel waarvoor subsidie wordt gevraagd, een aanduiding van de periode waarin de werkzaamheden worden verricht en een begroting van de kosten.

Artikel 8

Burgemeester en Wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 9

Burgemeester en Wethouders verlenen subsidie onder de voorwaarde dat zonder hun toestemming niet wordt afgeweken van het plan.

Artikel 10

Burgemeester en Wethouders weigeren een aanvraag om subsidie indien:

  • a.

    de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gronden van toepassing zijn;

  • b.

    de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt gevraagd niet plaatsvinden in een gebied als bedoeld in artikel 3.

Artikel 11

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen een aanvraag die geweigerd wordt op grond van overschrijding van het subsidieplafond aanmerken als een aanvraag per 1 januari van het opvolgende jaar. Voor de bepaling van de volgorde van deze aanvragen is de volgorde van binnenkomst in het oorspronkelijke jaar van indiening bepalend.

  • 2. Een beslissing als bedoeld in het eerste lid kan voor diezelfde aanvraag slechts een keer genomen worden.

Artikel 12

Burgemeester en Wethouders kunnen toezichthouders aanwijzen die toezicht houden op het bepaalde in deze verordening.

Artikel 13

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen op een daartoe strekkende en gemotiveerde aanvraag van de subsidieaanvrager ontheffing verlenen van in deze verordening genoemde termijnen met uitzondering van de termijnen genoemd in artikel 23. Een dergelijke aanvraag wordt vóór het verstrijken van betreffende termijn bij Burgemeester en Wethouders ingediend.

  • 2. Indien Burgemeester en Wethouders een aanvraag als bedoeld in het eerste lid honoreren, geven zij een nieuwe termijn aan.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen aan de toestemming voor de in het tweede lid bedoelde nieuwe termijn nadere verplichtingen verbinden.

Artikel 14

Burgemeester en Wethouders kunnen voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop de aanvraag en de gereedmelding worden gedaan.

Artikel 15

  • 1. Indien toepassing van deze verordening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van de bepalingen in deze verordening.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 13, 14 en 26.

Artikel 16

Burgemeester en Wethouders brengen jaarlijks verslag uit aan de gemeenteraad over de verleende ontheffingen op grond van deze verordening en over de toepassing van artikel 15.

Artikel 17

Burgemeester en Wethouders kunnen de in deze verordening genoemde bedragen, uitgezonderd de bedragen bedoeld in de artikel 4, jaarlijks aanpassen, gehoord de Commissie Algemene en Bestuurlijke Zaken.

Artikel 18

  • 1. De intrekking en wijziging van het besluit tot subsidieverlening en subsidievaststelling geschieden overeenkomstig afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Naast de gronden genoemd in lid 1 kunnen Burgemeester en Wethouders het besluit tot subsidieverlening en subsidievaststelling intrekken en wijzigen indien het monument waarvoor subsidie is verleend, wordt vervreemd voordat Burgemeester en Wethouders hebben ingestemd met de gereedmelding.

Artikel 19

De werking van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht wordt uitgesloten.

Hoofdstuk 2 Monumenten

Grondslag en werkingssfeer

Artikel 20

Aan de eigenaar van een monument als bedoeld in artikel 1 onder b. kan subsidie worden verleend ter tegemoetkoming in de door Burgemeester en Wethouders vast te stellen kosten van het restaureren van het casco van het monument.

Het aanvragen van subsidie

Artikel 21

  • 1. Een aanvraag om de verlening van subsidie voor restauratie gaat vergezeld van de volgende documenten:

    • a.

      een plan dat ten minste een omschrijving en een tekening van de te verrichten activiteiten en een begroting van de kosten bevat;

    • b.

      voor zover van toepassing een verklaring van de Vereniging van eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk dan wel niet gemeenschappelijk zijn.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen naar aanleiding van een aanvraag de aanvrager verzoeken om binnen een daarbij aan te geven termijn nadere gegevens te overleggen.

Het verlenen van subsidie

Artikel 22

  • 1. Burgemeester en Wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag omtrent het verlenen van subsidie. De beslissingstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop op basis van artikel 21, lid 2, de aanvrager wordt verzocht nadere gegevens te overleggen, tot de dag waarop deze nadere gegevens zijn overlegd of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 2. Bij hun besluit omtrent subsidieverlening bepalen zij voorlopig de hoogte van de subsidie.

  • 3. Zij kunnen besluiten hun beslissing tot verlenen van subsidie met ten hoogste acht weken te verdagen.

Artikel 23

Subsidie wordt geweigerd:

  • a.

    indien de in artikel 21 bedoelde documenten en/of nadere gegevens niet tijdig zijn overlegd;

  • b.

    in een periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag voor dezelfde werkzaamheden subsidie is verleend;

  • c.

    Voor zover de subsidieverlening tot gevolg heeft dat in een periode van tien jaar voorafgaand aan de aanvraag voor hetzelfde monument meer dan ƒ 7.500,00 zou worden uitbetaald. In dat geval wordt de subsidie ten aanzien van dit meerdere geweigerd.

Artikel 24

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen indien aan elk van de volgende beoordelingscriteria wordt voldaan:

  • a.

    de kosten ten hoogste ƒ 15.000,00 bedragen;

  • b.

    b het plan sober en doelmatig is;

  • c.

    de voor het verrichten van de activiteiten noodzakelijke vergunningen zijn verleend;

  • d.

    er niet reeds een begin met de activiteiten is gemaakt zonder schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders;

  • e.

    het monument na het treffen van de voorzieningen naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders voldoet aan redelijke eisen vanuit een oogpunt van monumentenzorg of een redelijke bijdrage levert aan het beschermde stads- en dorpsgezicht.

Artikel 25

Bij hun besluit op de aanvraag houden Burgemeester en Wethouders rekening met:

  • a.

    de esthetische, wetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarde van het monument;

  • b.

    de bouwtechnische en uiterlijke staat van het monument, mede in relatie tot zijn omgeving;

  • c.

    het huidige en toekomstige gebruik van het monument.

Artikel 26

De subsidie wordt verleend onder de verplichting dat:

  • a.

    binnen 26 weken na het besluit tot verlenen van de subsidie met de werkzaamheden wordt begonnen;

  • b.

    de eigenaar de verkoop van het monument waarvoor subsidie is gevraagd, gedurende de termijn die aanvangt op het moment van verlenen van subsidie en eindigt op het moment dat Burgemeester en Wethouders de subsidie vaststellen, terstond meldt aan Burgemeester en Wethouders;

  • c.

    niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheidsbedrijven 1958.

Het vaststellen van subsidie

Artikel 27

  • 1. Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de subsidie, meldt de subsidieaanvrager aan Burgemeester en Wethouders dat de bedoelde werkzaamheden gereed zijn.

  • 2. De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de kosten en bepaling van de hoogte van de subsidie.

Artikel 28

De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is of wordt voldaan aan de verplichtingen waaronder de subsidie is verleend.

Artikel 29

Burgemeester en Wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding.

Artikel 30

  • 1. Binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding beslissen Burgemeester en Wethouders of zij met de gereedmelding instemmen en stellen zij de kosten vast en bepalen zij de hoogte van de subsidie overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen een besluit als bedoeld in het eerste lid eenmaal met acht weken verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

Artikel 31

  • 1. De subsidie bedraagt nominaal 50% van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde kosten tot een maximum van ƒ 7.500,00.

  • 2. Indien meer dan de helft van de werkzaamheden wordt verricht door de eigenaar, al dan niet met behulp van anderen maar zonder dat bij die hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf, worden de in artikel 30, eerste lid bedoelde kosten met 50% van de met de in zelfwerkzaamheid te verrichten werkzaamheden samenhangende kosten verminderd.

  • 3. Uitbetaling vindt plaats binnen acht weken na de datum van het subsidievaststellingsbesluit.

Artikel 32

Alvorens Burgemeester en Wethouders de subsidie vaststellen, gaan zij na of aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

Hoofdstuk 3 Onderhoud monumenten

Grondslag en werkingssfeer

Artikel 33

Aan de eigenaar van een monument als bedoeld in artikel 1 onder b. kan subsidie worden verleend ter tegemoetkoming in de subsidiabele onderhoudskosten die op basis van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten zijn vastgesteld.

Het aanvragen van subsidie

Artikel 34

Een aanvraag om de verlening van subsidie in de subsidiabele onderhoudskosten gaat vergezeld van een afschrift van het op basis van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten genomen subsidiebesluit.

Het vaststellen van subsidie

Artikel 35

  • 1. Ten aanzien van het onderhoud van monumenten verstrekken Burgemeester en Wethouders een subsidie van 10% in de subsidiabele onderhoudskosten die op basis van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten zijn vastgesteld.

  • 2. Uitbetaling vindt plaats binnen acht weken na ontvangst van een afschrift van het op basis van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten genomen subsidiebesluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 36

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Subsidieverordening stads-en dorpsvernieuwing gemeente Noordenveld’.

Artikel 37

  • 1. De verordening treedt in werking op 31 december 1999.

  • 2. De subsidieverordeningen stads-en dorpsvernieuwing van de voormalige gemeenten Norg, Peize en Roden worden ingetrokken met ingang van de datum van het van kracht worden van de Subsidieverordening stads- en dorpsvernieuwing gemeente Noordenveld.

Artikel 38

Ontvankelijke aanvragen die zijn ingediend voordat deze verordening in werking trad, worden afgehandeld op basis van de regels die golden op het moment van de ontvangst van de aanvraag.

Roden, 27 december 1999

De Raad van de gemeente Noordenveld,

voorzitter, secretaris,