Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels bijzondere bijstand Noordoostpolder 2012

Geldend van 26-04-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand Noordoostpolder 2012

INHOUD

1.Algemeen

  • 1.

    Begrippen

  • 1.2

    Aanvraag

  • 1.3

    Vormen van bijzondere bijstand

  • 1.4

    Draagkracht

  • 1.5

    Drempelbedrag

  • 1.6

    Uitbetaling van de bijstand

2.Kosten levensonderhoud

  • 2.1

    Jongeren tot 21 jaar

  • 2.2

    Overbruggingsuitkering

  • 2.3

    Woonkostentoeslag

3.(Para)Medische kosten

4.Overige kosten

  • 4.1

    Babyuitzet

  • 4.2

    Reiskosten

  • 4.3

    Duurzame gebruiksgoederen

    4.3.1 Woninginrichting

    4.3.2 Witgoed

4.4 Rechtsbijstand

5. Hardheid

6.Toelichting Algemeen

1 Algemeen

1.1 Begrippen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand (verder afgekort als WWB);

    • b.

      bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet die verstrekt wordt voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen anders dan het vrij te laten vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm;

    • c.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

  • 2. De begripsbepalingen van de wet en de overige in de wet opgenomen en daaruit voortvloeiende bepalingen zijn bij de toepassing van deze beleidsregels onverkort van toepassing.

1.2 Aanvraag

  • 1. Bijzondere bijstand wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. De aanvraag moet voorafgaand aan de gemaakte kosten zijn ingediend.

  • 3. Van het bepaalde in voorgaand lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      de aanvrager de aanvraag redelijkerwijs niet vooraf heeft kunnen indienen;

    • b.

      er bijzondere omstandigheden of dringende redenen zijn om voor reeds gemaakte kosten bijstand te verlenen.

  • 4. Bij toepassing van voorgaand lid is verstrekking van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht mogelijk tot maximaal 3 maanden voor de indiening van de aanvraag.

1.3 Vormen van bijzondere bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand wordt, tenzij dat in deze beleidsregels anders is bepaald, om niet verstrekt.

  • 2. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een geldlening overeenkomstig het bepaalde in artikel 51 van de wet.

  • 3. Als de aanvrager voor een verstrekking van bijzondere bijstand eigenaar is van een door hemzelf bewoonde woning, waaraan een in aanmerking te nemen vermogen is verbonden, wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening met inachtneming van het bepaalde in artikel 50 van de wet.

1.4 Draagkracht

  • 1. Onder draagkracht wordt verstaan het deel van het inkomen dat bestemd kan worden voor de betaling van de bijzondere kosten.

  • 2. De vaststelling van de draagkracht vindt plaats met inachtneming van de volgende punten:

    • a.

      als het vermogen van de aanvrager lager is dan het vrij te laten vermogen conform de WWB, dan wordt dit vermogen niet in aanmerking genomen bij het vaststellen van de draagkracht;

    • b.

      het inkomen voor zover dit hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm conform artikel 5, sub c WWB, incl. vakantietoeslag;

    • c.

      een eventueel verstrekte langdurigheidstoeslag wordt niet meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht;

    • d.

      inkomsten in verband met een re-integratietraject als premies, inkomstenvrijlating, onkostenvergoeding vrijwilligerswerk worden niet meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht;

    • e.

      voor personen van 65 jaar en ouder wordt inkomen uit pensioen vrijgelaten tot het bedrag dat genoemd wordt in artikel 33, lid 5 WWB;

    • f.

      als de kosten het gevolg zijn ernstig verwijtbaar gedrag kan de gemeente besluiten het vermogen, de langdurigheidstoeslag, het inkomen boven de bijstandsnorm en of het inkomen in verband met re-integratie wel mee te nemen bij het berekenen van de draagkracht.

  • 3. De draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar en gaat in op de eerste van de maand waarin bijzondere bijstand wordt aangevraagd. De draagkracht dient binnen het jaar te worden gebruikt.

  • 4. Als er met terugwerkende kracht bijzondere bijstand wordt aangevraagd gaat de draagkracht in op de eerste van de maand waarin de kosten zijn gemaakt (dus ook met terugwerkende kracht).

  • 5. De draagkracht wordt vastgesteld op 35% van de overschrijding boven de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, tenzij dat in deze beleidsregels anders is bepaald.

1.5 Drempelbedrag

Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt géén drempelbedrag toegepast.

1.6 Uitbetaling van de bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand wordt uitbetaald na overleg van een nota, c.q. betalingsbewijs.

  • 2. Op verzoek van de klant of als aanvullende voorwaarde kan de bijstand aan derden worden uitbetaald.

  • 3. Periodieke bijzondere bijstand wordt maandelijks uitbetaald.

2 Kosten levensonderhoud

2.1 Jongeren 18 tot 21 jaar

  • 1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van jongeren van 18 tot 21 jaar kan worden verleend mits en voorzover:

    • a)

      deze kosten uitgaan boven de bijstandsnorm;

    • b)

      het onderhoudsrecht tegenover ouders niet te gelde kan worden gemaakt.

  • 2. De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht het onderhoudsrecht tegenover zijn ouders niet te gelde te kunnen maken als:

    • a)

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn;

    • b)

      de ouder(s) is / zijn overleden of in het buitenland woont / wonen;

    • c)

      de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

    • d)

      de jongere op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    • e)

      er sprake is van een acute crisissituatie. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de individuele omstandigheden. Het totale inkomen mag daarbij de bijstandnorm, die geldt als de 18 tot 21 jarige(n) de leeftijd van 21 jaar zouden hebben, niet overschrijden.

2.2 Overbruggingsuitkering

  • 1. Bijzondere bijstand kan worden verleend voor noodzakelijke bestaanskosten ter overbrugging naar de eerstvolgende uitbetaling van een periodieke uitkering of van het loon.

  • 2. De in lid 1 bedoelde bijzondere bijstand wordt slechts verleend indien:

    • a)

      de overbruggingsproblematiek niet volledig kan worden opgelost door middel van versnelde uitbetaling van de periodieke uitkering of het loon;

    • b)

      de overbruggingsproblematiek redelijkerwijs niet viel te overzien.

  • 3. De in lid 1 bedoelde bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van leenbijstand en verstrekt in de vorm van een eenmalige betaling van de in de overbruggingsperiode werkelijk te betalen noodzakelijke bestaanskosten.

  • 4. De te overbruggen periode betreft maximaal één maand.

  • 5. De hoogte van de in lid 1 bedoelde bijzondere bijstand bedraagt, onder aftrek van alle eventueel aanwezige middelen, maximaal 90 % van de hoogte van de algemene bijstand, bedoeld in artikel 19, tweede lid van de wet.

2.3 Woonkostentoeslag

  • 1. Bijzondere bijstand kan worden verleend in de vorm van een woonkostentoeslag voor aan wonen verbonden noodzakelijke lasten.

  • 2. Woonkostentoeslag wordt slechts verleend indien het inkomen niet hoger is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het draagkrachtpercentage bedraagt 100% van de overschrijding boven de bijstandsnorm.

  • 3. Tot de aan wonen verbonden noodzakelijke lasten worden gerekend:

    • a)

      de rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b)

      de woonlasten in verband met eigen woning.

  • 4. Tot de in voorgaand lid bedoelde woonlasten in verband met eigen woning worden gerekend:

    • a)

      de hypotheekrente na aftrek van belastingvoordeel;

    • b)

      premie opstalverzekering;

    • c)

      eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting, voor zover geen recht op kwijtschelding;

    • d)

      erfpachtcanon;

    • e)

      onderhoudskosten woning conform Divosa richtlijn.

  • 5. Woonkostentoeslag wordt in geval van bewoning van een huurwoning slechts verleend voorzover:

    • a)

      de rekenhuur van de woning uitgaat boven de huurgrens als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b)

      er sprake is van noodzakelijke woonlasten voortkomend uit bijzondere omstandigheden.

  • 6. De in het voorgaande lid bedoelde woonkostentoeslag wordt eenmalig en onder voorwaarde van een verhuisplicht verleend voor een periode van maximaal 6 maanden, met mogelijkheid tot verlenging met nog een termijn van 6 maanden.

  • 7. Woonkostentoeslag kan in geval van bewoning door een gehandicapte van een in verband met de handicap aangepaste huurwoning wordt, zonder oplegging van een verhuisplicht, verleend voorzover:

    • a)

      de rekenhuur van de woning uitgaat boven de huurgrens als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, of

    • b)

      het na aftrek van huurtoeslag zelf te betalen deel in de huur de basishuur als bedoeld in artikel 16 in de Wet op de huurtoeslag, te boven gaat.

  • 8. Woonkostentoeslag in geval van bewoning van een woning in eigendom wordt slechts verleend indien:

    • a)

      de noodzakelijke woonlasten onder de huurgrens blijven; óf

    • b)

      bij woonlasten boven de huurgrens geen goedkoper alternatief aanwezig is gedurende een overbruggingsperiode naar goedkopere huisvesting.

  • 9. De in het voorgaande lid bedoelde overbruggingsperiode is maximaal 12 maanden.

3 (Para)medische kosten

  • 1.

    Kosten die onder de werkingsfeer vallen van de Algemene wet bijzondere ziektekosten, de Zorgverzekeringswet en de Wet maatschappelijke ondersteuning komen niet in aanmerking voor vergoeding in het kader van bijzondere bijstand.

  • 2.

    Meerkosten boven een maximaal te vergoeden bedrag of maximum aantal te vergoeden behandelingen in het kader van de in het eerste lid genoemde wettelijke kaders komen niet in aanmerking voor vergoeding in het kader van bijzondere bijstand.

  • 3.

    Eigen bijdragen van kostensoorten die slechts ten dele door de Zorgverzekeringswet of Algemene wet bijzondere ziektekosten worden vergoed, komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voorzover de eigen bijdrage niet vergoed wordt door een aanvullende of collectieve verzekering, of voorzover aan de eigen bijdrage geen besparingsmotief ten grondslag ligt.

4 Overige kosten

4.1. Babyuitzet

  • 1. Kosten van een babyuitzet komen slechts in aanmerking voor vergoeding in het kader van bijzondere bijstand ingeval aantoonbaar geen reserveringsmogelijkheid aanwezig is.

  • 2. De hoogte van de bijstand bedraagt 50% van de bedragen in de prijzengids van het NIBUD.

  • 3. De aanvraag voor bijzondere bijstand wordt niet voor de vijfde maand van de zwangerschap afgehandeld. Een verklaring van een arts of verloskundige omtrent de verwachte geboortedatum dient bij de aanvraag te worden overlegd.

4.2. Reiskosten

  • 1. Bij vergoeding van reiskosten in verband met bezoek aan gezins,- of familieleden of pleegkinderen die elders verpleegd of verzorgd worden, dan wel in bewaring zijn gesteld of zijn gedetineerd, bedraagt de hoogte van de vergoeding maximaal de kosten van openbaar vervoer.

  • 2. Indien voor de in het voorgaande lid bedoelde reizen het vervoer per auto noodzakelijk dan wel goedkoper is, bedraagt de maximale vergoeding € 0,19 per kilometer.

  • 3. Het aantal voor vergoeding in aanmerking komende reizen bedraagt bij verpleging of verzorging:

    • -

      gezinsleden of pleegkinderen: 2 x per week

    • -

      familie in de eerste graad: 1 x per week

    • -

      familie in de tweede graad: 1 x per twee weken

  • 4. Het aantal voor vergoeding in aanmerking komende reizen bedraagt bij detentie en in bewaring stelling:

    • -

      gezinsleden of pleegkinderen : 1x per twee weken

    • -

      familie in de eerste graad : 1x per vier weken

    • -

      familie in de tweede graad : 1x per zes weken.

  • 5. Bij vergoeding van reiskosten in verband met medisch onderzoek of - behandeling binnen Nederland bedraagt de hoogte van de vergoeding maximaal de kosten van openbaar vervoer met dien verstande dat de eerste 20 kilometer van de enkele reisafstand of 3 vervoerszones van het openbaar vervoer altijd voor eigen rekening zijn.

  • 6. Indien voor de in het voorgaande lid bedoelde reizen het vervoer per auto noodzakelijk dan wel goedkoper is, bedraagt de maximale vergoeding € 0,19 per kilometer.

  • 7. Reiskosten van minderjarige kinderen die voortgezet onderwijs volgen buiten de gemeente kunnen voor vergoeding in aanmerking komen voorzover de aanvrager geen gebruik kan maken van het leerlingenvervoer en de opleiding niet in de gemeente Noordoostpolder kan worden gevolgd.

4.3. Duurzame gebruiksgoederen

4.3.1. Woninginrichting

  • 1. Bijzondere bijstand voor woninginrichting wordt verleend in de vorm van leenbijstand.

  • 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde bijstand bedraagt maximaal 70% van de NIBUD-prijzen woninginrichting.

4.3.2. Witgoed

  • 1. Bijzondere bijstand kan worden verleend voor vervanging van een niet functionerend huishoudelijk apparaat mits:

    • a)

      het inkomen van de aanvrager gedurende een periode van 48 maanden voorafgaand aan de indiening van de aanvraag om bijzondere bijstand gemiddeld niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm;

    • b)

      het te vervangen apparaat kan niet meer gerepareerd worden of reparatie is gelet op de kosten en levensduur van het apparaat niet zinvol;

    • c)

      het te vervangen apparaat ouder is dan in lid twee genoemde levensduur.

  • 2.

    Fornuis of kooktoestel:

    15 jaar

    Koelkast:

    8 jaar

    Koel-vriescombinatie:

    10 jaar

    Wasmachine:

    6 jaar

  • 3. De in het eerste lid bedoelde bijstand wordt verleend in natura nadat een door de gemeente aangewezen firma heeft vastgesteld dat het apparaat niet meer te repareren is of reparatie niet meer zinvol is.

  • 4. Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor voorrijkosten en of kosten van een reparatie.

4.4. Rechtsbijstand

  • 1. De kosten voor rechtsbijstand komen slechts voor vergoeding in het kader van bijzonder bijstand in aanmerking indien de aanvraag voor vergoeding vergezeld gaat met een diagnosedocument van het Juridisch Loket.

  • 2. Een aanvraag voor vergoeding van kosten rechtsbijstand wordt niet eerder in behandeling genomen dan na overlegging van het in het eerste lid genoemde diagnosedocument, tenzij dringende omstandigheden nopen tot afhandeling van de aanvraag.

5. Individualisering van bijzondere bijstand

1.Het college handelt in overeenstemming met de gestelde beleidsregels tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Toelichting algemeen

1. Recht op bijzondere bijstand

Het recht op bijzondere bijstand hangt af van de omstandigheden in het individuele geval en kan dan ook slechts van geval tot geval worden beoordeeld. Het kan hierbij om zeer diverse kostensoorten gaan. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het recht op bijzondere bijstand dus niet naar kostensoort is begrensd. De noodzaak van de kosten moet wel vaststaan. De gemeente kan deskundigen inschakelen om de noodzaak vast te stellen.

2. Voorliggende voorziening en recht op bijzondere bijstand.

Er is geen recht op bijzondere bijstand als er een toereikende voorliggende voorziening is of als de kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt door de voorliggende voorziening. Als de voorliggende voorziening om budgettaire redenen geen vergoeding geeft kan bijzondere bijstand wel worden verleend. Hieruit volgt dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt als een voorziening noodzakelijk is, maar de voorliggende voorziening toch geen vergoeding geeft (bijvoorbeeld om budgettaire redenen).

3. Draagkracht

Een draagkrachtpercentage van 35% houdt in dat 65% van de overschrijding wordt vrijgelaten.

4. Individualisering van bijstand

Bijstand wordt afgestemd op de individuele omstandigheden van de klant. Dat geldt voor algemene bijstand en voor bijzondere bijstand. Dit betekent dat in individuele gevallen in positieve en negatieve zin afgeweken kan worden van de beleidsregels. Afwijken is mogelijk na een grondig onderzoek en moet altijd door de kwaliteitsmedewerkers goedgekeurd worden.

5. Eigen bijdrage ziektekosten

Als de eigen bijdrage voor bepaalde ziektekosten gezien wordt als het equivalent van de normale kosten die een ieder heeft, dan komt de desbetreffende eigen bijdrage niet in aanmerking voor vergoeding in het kader van bijzondere bijstand. In deze gevallen is sprake van een besparingsmotief voor het heffen van een eigen bijdrage. Een voorbeeld hiervan betreft de eigen bijdrage voor orthopedisch schoeisel. Daaraan ligt de gedachte ten grondslag dat iedereen schoenen moet kopen. Het wordt daarom billijk geacht dat mensen die orthopedische schoenen nodig hebben daar een verglijkbaar bedrag in de aanschafkosten van die schoenen betalen.