Regeling vervallen per 01-08-2023

Verordening leerlingenvervoer gemeente Noordoostpolder

Geldend van 08-07-2015 t/m 31-07-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2015

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Noordoostpolder

De raad van de gemeente Noordoostpolder;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 mei 2015;

gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, 4 van de Wet op de expertisecentra en 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

de invoering van de Wet Passend Onderwijs op 1 augustus 2014;

B E S L U I T:

vast te stellen de Verordening leerlingenvervoer gemeente Noordoostpolder

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

Vervoer

  • a.

    opstapplaats: plaats aangewezen door het college vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het aangepast vervoer;

  • b.

    vervoer: eigen vervoer, openbaar vervoer of aangepast vervoer dat plaatsvindt tussen de woning of opstapplaats en de school aan het begin en einde van de schooldag;

  • c.

    reisafstand: afstand tussen de woning of opstapplaats en de school, gemeten langs de kortste weg;

  • d.

    begeleider: ouder of meerderjarig persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

  • e.

    eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets;

  • f.

    openbaar vervoer: vervoer per lijnbus, trein, metro, tram of veerdienst;

  • g.

    aangepast vervoer: vervoer per schoolbus of taxi;

  • h.

    vervoersvoorziening: bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

  • i.

    reistijd: tijd die gebruikt wordt om te reizen tussen de woning en de school aan het begin en einde van de schooldag.

School

  • j.

    leerling: leerling van een school;

  • k.

    school:

    • 1.

      basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

    • 2.

      school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;

    • 3.

      school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • l.

    schooldag: door de schoolgids aangegeven schooldag;

  • m.

    toegankelijke school: de door ouders gekozen school op basis zowel richting als soort.

  • n.

    samenwerkingverband:

    • 1.

      voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

    • 2.

      voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingverband als bedoeld in artikel 17a, tweede en zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • o.

    ondersteuningsplan:

    • 1.

      Voor het primair onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

    • 2.

      Voor het voortgezet onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Thuissituatie

  • p.

    ouders: ouders, voogden of verzorgers van de leerling;

  • q.

    woning: plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft;

  • r.

    inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs.

  • s.

    gezinsplan: een in samenspraak met het gezin opgesteld afsprakenkader over de te verwachten inzet vanuit het sociale netwerk en professionele hulp. Het gezinsplan bevat de te bereiken resultaten, concrete doelen en activiteiten en termijnen.

Artikel 2 Aanvraag vervoersvoorziening

  • 1. Het college kent op aanvraag aan ouders van een in de gemeente verblijvende leerling een vervoersvoorziening toe voor schoolbezoek, hetzij wegens handicap hetzij wegens de reisafstand.

  • 2. Het college kan op basis van de bepalingen in deze verordening aan ouders een eigen bijdrage in rekening brengen. Indien ouders weigeren te betalen vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening.

  • 3. Het college kan aan het verstrekken van vervoerskosten voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van deze verordening.

Artikel 3 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1. Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de reisafstand tussen de woning dan wel de opstapplaats naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders daar schriftelijk mee instemmen.

  • 2. Wanneer ouders schriftelijk verklaren dat zij overwegende bezwaren hebben tegen de levensbeschouwing van de dichtstbijzijnde school, kunnen ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor een school van een onderwijssoort die verder weg gelegen is.

  • 3. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag om een vervoersvoorziening:

    • a.

      het ondersteuningsplan, zoals dat is vastgesteld door het samenwerkingsverband na overleg met het college;

    • b.

      het gezinsplan.

Artikel 4 Uitbetaling van vervoersvoorziening

  • 1. Het college bepaalt bij de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de uitbetaling en de tijdsduur. Indien mogelijk wordt de tijdsduur voor meerdere jaren of de hele schoolperiode vastgesteld.

  • 2. Het college kan de vervoersvoorziening aan anderen dan de ouders of verzorgers uit betalen.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

  • 1. Ouders dienen een aanvraag voor een vervoersvoorziening in bij het college via een vastgesteld formulier. Het college kan ouders daarnaast om aanvullende gegevens vragen.

  • 2. Het college kan adviezen inwinnen van deskundigen over bijvoorbeeld de meest passende wijze van vervoer.

  • 3. Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Het college kan het besluit over de aanvraag met maximaal vier weken verdagen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 5. Bekostiging vindt niet plaats voor de ontvangstdatum van de aanvraag. Een vervoersvoorziening begint zo mogelijk op, met ingang van de door de ouders verzochte datum.

Artikel 6 Doorgeven van wijzigingen

  • 1. Ouders geven wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening direct schriftelijk door aan het college. Het college past de vervoersvoorziening zo nodig aan.

  • 2. Als ouders nagelaten hebben een wijziging door te geven en hierdoor ten onrechte gebruik is gemaakt van een vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop onmiddellijk.

  • 3. Ten onrechte genoten vervoersvoorziening wordt van de ouders teruggevorderd, of wordt verrekend bij een eventuele nieuw te verstrekken vervoersvoorziening.

Artikel 7 Peildatum leeftijd leerling

Voor het toekennen van een vervoersvoorziening geldt de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft.

Artikel 8 Andere vergoedingen

Indien de ouders aanspraak hebben op een andersoortige vergoeding voor reiskosten van de leerling wordt dit bedrag bij de vervoersvoorziening in mindering gebracht of als eigen bijdrage in rekening gebracht.

§ 2 Vervoersvoorziening voor een leerling met een handicap

Artikel 9 Toepassing paragraaf

Deze paragraaf is van toepassing op aanvragen om een vervoersvoorziening vanwege handicap.

Artikel 10 Aanvraag vanwege handicap

  • 1. Het college kan een vervoersvoorziening verstrekken aan de ouders van een leerling die een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap heeft en daardoor niet zelfstandig of met begeleiding kan reizen.

  • 2. Er bestaat geen recht op een vervoersvoorziening als, naar oordeel van het college, de leerling ondanks zijn handicap zelfstandig kan reizen.

Artikel 11 Reizen met begeleiding

De leerling die naar het oordeel van het college met begeleiding kan reizen heeft recht op een vervoersvoorziening.

Artikel 12 Hoogte van de vergoeding voor reizen met begeleiding

  • 1. Aan de leerling die gebruik maakt van eigen vervoer en daarvoor een fiets gebruikt, verstrekt het college indien:

    • a.

      de leerling jonger dan 9 jaar is een vergoeding voor de leerling van twee keer 9 cent per kilometer per schooldag en voor de begeleider vier keer 9 cent per kilometer per schooldag;

    • b.

      de leerling 9 jaar of ouder is een vergoeding voor enkel de begeleider van vier keer 9 cent per kilometer per schooldag.

  • 2. Aan de leerling die gebruik maakt van het openbaar vervoer verstrekt het college indien:

    • a.

      de leerling jonger dan 9 jaar is een vergoeding van de kosten van openbaar vervoer voor zowel de leerling als de begeleider;

    • b.

      de leerling 9 jaar of ouder is een vergoeding van de kosten van openbaar vervoer voor enkel de begeleider.

  • 3. Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, worden slechts de kosten voor één begeleider bekostigd.

Artikel 13 Reizen met aangepast vervoer

  • 1. Recht op aangepast vervoer ontstaat slechts als:

    • a.

      de leerling, naar oordeel van het college, niet zelfstandig en niet met begeleiding kan reizen;

    • b.

      de leerling met begeleiding kan reizen, maar door de ouders voldoende wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling onmogelijk is of leidt tot ernstige benadeling van het gezin;

    • c.

      de leerling met het openbaar vervoer tijdens de heen- of terugreis meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder kan worden teruggebracht; of,

    • d.

      de leerling niet per fiets kan reizen en openbaar vervoer ontbreekt.

  • 2. Als begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, worden alleen de vervoerskosten van de begeleider vergoed.

Artikel 14 Reizen met eigen vervoer

  • 1. Het college kan ouders toestaan om een leerling zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2. Aan de leerling die door de ouders met eigen vervoer naar school wordt gebracht, verstrekt het college afhankelijk van de goedkoopste optie:

    • a.

      een kilometervergoeding van vier keer 19 cent per kilometer; of,

    • b.

      een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer.

  • 3. Indien de ouders een leerling willen laten meerijden met iemand die al gebruik maakt van een vervoersvoorziening vervalt het recht van die ouders op een vervoersvoorziening.

§ 3 Vervoersvoorziening vanwege reisafstand

Artikel 15 Toepassing paragraaf

Deze paragraaf is van toepassing op aanvragen om een vervoersvoorziening vanwege reisafstand.

Artikel 16 Aanvraag op basis van reisafstand

  • 1. Het college kan een vervoersvoorziening verstrekken aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt als de reisafstand naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school groter is dan zes kilometer.

  • 2. De vergoeding voor een leerling die, naar oordeel van het college, zelfstandig per openbaar vervoer kan reizen omvat de kosten van openbaar vervoer van de leerling.

Artikel 17 Reizen met begeleiding

  • 1. Het college kan een vervoersvoorziening verstrekken aan de ouders van een leerling als die, naar oordeel van het college, onder begeleiding kan reizen.

  • 2. Indien de leerling gebruik maakt van het openbaar vervoer bestaat de bekostiging uit de kosten van openbaar vervoer voor zowel de leerling als de begeleider.

  • 3. Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, worden slechts de kosten voor één begeleider bekostigd.

Artikel 18 Reizen met aangepast vervoer

  • 1. Recht op aangepast vervoer ontstaat slechts als:

    • a.

      de leerling, naar oordeel van het college, niet zelfstandig en niet met begeleiding kan reizen;

    • b.

      de leerling met begeleiding kan reizen, maar door de ouders voldoende wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling onmogelijk is of leidt tot ernstige benadeling van het gezin;

    • c.

      de leerling met het openbaar vervoer tijdens de heen- of terugreis meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder kan worden teruggebracht; of,

    • d.

      de leerling niet per fiets kan reizen en openbaar vervoer ontbreekt.

  • 2. Als begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, worden alleen de vervoerskosten van de begeleider vergoed.

Artikel 19 Reizen met eigen vervoer

  • 1. Het college kan ouders toestaan om een leerling zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2. Indien de ouders een leerling met eigen vervoer naar school brengen, verstrekt het college een vergoeding afhankelijk van de goedkoopste optie:

    • a.

      een kilometervergoeding van vier keer 15 cent per kilometer; of,

    • b.

      een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer.

  • 3. Indien de ouders een leerling willen laten meerijden met iemand die al recht heeft op een vervoersvoorziening vervalt het recht van de ouders op een vervoersvoorziening.

Artikel 20 Drempelbedrag

  • 1. Ouders met een gezamenlijk inkomen van meer dan € 24.750,- zijn een eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag verschuldigd.

  • 2. Het drempelbedrag bestaat uit de kosten van het vervoer voor de eerste zes kilometer van de reisafstand en waarbij de kosten worden gebaseerd op de kosten van openbaar vervoer.

  • 3. Het bedrag van € 24.750,- wordt met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar, rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het genoemde bedrag van € 24.750,-.

Artikel 21 Draagkrachtafhankelijke bijdrage

  • 1. Ouders betalen een eigen bijdrage in de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage als de leerling een school voor basisonderwijs bezoekt en de reisafstand groter is dan 20 kilometer.

  • 2. Deze bijdrage wordt als volgt berekend:

    Inkomen ouders

    Eigen bijdrage per gezin

    €0- € 33.000

    € 0

    € 33.000- € 40.000

    € 140

    € 40.000- € 46.000

    € 585

    € 46.000- € 52.000

    € 1.090

    € 52.000- € 59.000

    € 1.595

    € 59.000- € 65.500

    € 2.100

    € 65.500 en hoger

    Voor elke extra €5.000: €515 erbij

  • 3. De inkomensbedragen worden met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.

  • 4. De hoogte van de eigen bijdrage wordt met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.

§ 4 Vervoersvoorziening voor weekeinde- en vakantievervoer

Artikel 22 Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie

  • 1. Het college kan een vervoersvoorziening toekennen voor het weekeinde- en vakantievervoer aan de ouders van een leerling die voor het volgen van passend speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft.

  • 2. Onder weekeindevervoer wordt verstaan de reis die één keer per weekeinde wordt gemaakt van het internaat of pleeggezin naar de woning van de ouders en terug. Het weekeinde valt niet binnen de in het derde lid bedoelde schoolvakanties.

  • 3. Onder vakantievervoer wordt verstaan de reis van het internaat of pleeggezin naar de woning van de ouders en terug en welke reis eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer wordt gemaakt en de vakantie vermeld staat in de schoolgids.

  • 4. Alle bepalingen uit deze verordening gelden ook voor weekeinde- en vakantievervoer, met uitzondering van de toekenning van aangepast vervoer als de leerling met openbaar vervoer meer dan anderhalf uur onderweg is, als bedoeld in artikel 13 en artikel 18.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en ouders afwijken van hetgeen bij deze verordening is bepaald, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24 Overgangsregeling

De leerling van voortgezet speciaal onderwijs die in het schooljaar 2014/2015 recht had op aangepast vervoer en nu zelfstandig of met begeleiding gebruik kan maken van openbaar vervoer of eigen vervoer per fiets heeft recht op::

  • a.

    In het eerste jaar een vergoeding van 100% van de reiskosten per openbaar vervoer of eigen vervoer per fiets;

  • b.

    in tweede jaar een vergoeding van 50% van de reiskosten per openbaar vervoer of fiets.

Artikel 25 Intrekking oude regeling

De Verordening leerlingenvervoer gemeente Noordoostpolder 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer gemeente Noordoostpolder.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 juni 2015.
De griffier, De voorzitter,

Bijlage 1 Stroomschema’s

Bijlage 1 Stroomschema's

Algemene toelichting Verordening leerlingenvervoer Noordoostpolder.

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. Maar in sommige gevallen is de afstand naar de school groot, of kan het kind wegens zijn structurele handicap niet zelfstandig naar school. Ouders kunnen dan een beroep doen op de verordening leerlingenvervoer.

Wettelijke plicht

De verordening geeft uitvoering aan de taakstelling van de gemeentebesturen. De gemeenteraad heeft de wettelijke plicht een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. In artikel 4, eerste lid, van zowel de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO), de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO) als de Wet op de expertisecentra (hierna: WEC), heet het ‘de bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten ten behoeve van het schoolbezoek’. Het gaat hierbij om scholen voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs, speciaal voortgezet onderwijs en regulier voortgezet onderwijs die zijn aangesloten bij samenwerkingsverbanden primair of voortgezet onderwijs, en om instellingen voor cluster 1 en cluster 2.

Inhoud en indeling verordening

Naast voorschriften voor de wijze waarop ouders de aanvraag kunnen indienen, bevat deze verordening criteria aan de hand waarvan ouders aanspraak kunnen maken op een vervoersvoorziening. Uitgangspunt daarbij is dat de verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek van de leerling bij de ouders blijft.

De verordening is ingedeeld in:

  • Algemene bepalingen;

  • Vervoersvoorziening voor een leerling met een handicap;

  • Vervoersvoorziening vanwege reisafstand;

  • Vervoersvoorziening voor weekeinde- en vakantievervoer;

  • Slotbepalingen.

Artikelgewijze toelichting

 

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

 

Vervoer

- opstapplaats

Leerlingen die met aangepast vervoer reizen kunnen verplicht worden gebruik te maken van door de gemeente aangewezen opstapplaatsen. Leerlingen worden dan niet thuis maar bij de opstapplaats opgehaald. Een reistijd naar de opstapplaats van dertig minuten, zo nodig onder begeleiding van de ouders, is hierbij redelijk (ABRvS 26 februari 1992, nr. R03.89.0419/83-107).

 

- vervoer

Het vervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag. Als de leerling door een structurele handicap slechts een deel van het onderwijsprogramma kan volgen, kan deze ook tijdens schooltijd vervoerd worden. Sociale omstandigheden, leeftijd of een tijdelijke handicap zijn geen grond voor het vervoer tijdens schooltijd.

 

- reisafstand

Voor de reisafstand wordt de kortste route van de ANWB routeplanner gebruikt. Deze informatie is opgenomen in het aanvraagformulier. De route hoeft niet in alle gevallen toegankelijk te zijn voor gemotoriseerd verkeer (ABRvS 12 juni 1995, nr. R03.93.5575) en kan op de heenweg verschillen van de terugweg (ABRvS 27 december 1989, nr. R03.88.7309).

 

- vervoersvoorziening

Het college bepaalt in welke vorm de voorziening wordt verstrekt. Het vervoer dient echter te allen tijde passend te zijn.

Kosten openbaar vervoer

Het college bekostigt de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer  naar de kosten die redelijkerwijs worden gemaakt bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere gebruikelijke OV-betaalmogelijkheid. Dit is ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met korting die voor de leerling binnen het systeem geldt.

Fietsvergoeding  Het is mogelijk een fietsvergoeding voor de zomermaanden te verstrekken en voor een overige maanden een andere vervoersvoorziening te verstrekken.

- reistijd

De praktijk leert dat leerlingen een kwartier voor aanvang van de schooltijd op het schoolplein aankomen, ongeacht de wijze van vervoer. Deze tijd wordt daarom uitgesloten van de reistijd. De eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer aan het einde van de schooldag wordt wel meegerekend.

Als een leerling gebruik maakt van aangepast vervoer is er tijd nodig de school te verlaten en in de taxi te stappen. Het is daarom redelijk om een kwartier op te tellen bij de reistijd (ABRvS 5 oktober 1990, nr. R03.90.6236/86538).

School

- leerling

Voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs geldt dat kinderen de leeftijd van vier jaar moeten hebben bereikt om als leerling te worden toegelaten (artikel 39, eerste lid, WPO). Wel mogen kinderen vanaf drie jaar en tien maanden om te wennen maximaal vijf dagen de basisschool bezoeken (artikel 39, derde lid, WPO). Hiervoor hebben zij echter geen recht op een vervoersvoorziening omdat zij geen wettelijke leerlingen zijn.

- school

Speciaal onderwijs

De WEC onderscheidt de volgende clusters:

  • -

    Cluster 1: onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap;

  • -

    Cluster 2: onderwijs aan dove kinderen, slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps;

  • -

    Cluster 3: onderwijs aan langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, lichamelijk gehandicapte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps;

  • -

    Cluster 4: onderwijs aan langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap, zeer moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten.

Het onderwijs van cluster 1 en cluster 2 wordt gegeven in instellingen. Deze instellingen vallen ook onder het begrip ‘school’.

 

Voortgezet onderwijs

In de WVO gaat het om scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (hierna: vwo), hoger algemeen vormend onderwijs (hierna: havo), voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (hierna: vmbo) en praktijkonderwijs (hierna: pro). Leerwegondersteunend onderwijs (hierna: lwoo) is geen aparte schoolsoort, maar betreft extra ondersteuning aan leerlingen in het vmbo.

Een stage kan deel uitmaken van het onderwijsprogramma van scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. In het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs is voor leerlingen vanaf 14 jaar minstens één stage op ten hoogste vier dagen per week zelfs verplicht (artikel 17, eerste lid, van de WEC).

Als de stage is opgenomen in de schoolgids is het stageadres aan te merken als ‘school’.

 

Dislocaties en nevenvestigingen

Als een leerling een school bezoekt die meerdere locaties heeft wordt de locatie die feitelijk door de leerling wordt bezocht aangemerkt als ‘school’.

 

Opdc

Een orthopedagogisch en -didactisch centrum (als bedoeld in artikel 17a, lid 10a, WVO) kan worden aangemerkt als ‘school’, wanneer het gaat om het geven van onderwijs.

 

- schooldag

Er kan in beginsel geen rekening gehouden worden met afwijkende roosters zoals deze voorkomen in het voortgezet onderwijs, dan lopen de vervoerskosten te hoog op. Soms zijn wel vervoersarrangementen mogelijk waarbij leerlingen beurtelings moeten wachten op het vervoer. Deze arrangementen worden bepaald in overleg met leerlingen, ouders en de school.

 

- toegankelijke school

Leerlingen kunnen op grond van hun structurele handicap aangewezen zijn op een bepaalde school. Het samenwerkingsverband primair onderwijs beoordeelt of een leerling toelaatbaar is tot een speciale school voor basisonderwijs of speciaal onderwijs cluster 3 of 4 in het samenwerkingsverband (artikel 18a, zesde lid, van de WPO).

Het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs beoordeelt of een leerling toelaatbaar is tot het voortgezet speciaal onderwijs (artikel 17a, zesde lid, van de WVO). Beide samenwerkingsverbanden laten zich hierbij adviseren door deskundigen.

Voor instellingen voor cluster 1 en cluster 2 geldt een afwijkende procedure. Hierbij beoordeelt een commissie van onderzoek of een leerling in aanmerking komt voor onderwijs op de instelling of begeleiding vanuit de instelling. Hierbij is de leerling ingeschreven op een andere school (artikel 41, tweede lid, van de WEC).

 

- samenwerkingsverband

Onder : Een samenwerkingsverband primair onderwijs omvat volgens artikel 18a van de WPO alle binnen een bepaald aaneengesloten gebied gelegen vestigingen van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en cluster 4. Een uitzondering vormen vestigingen van scholen waarvoor het bestuur is aangesloten bij een landelijk samenwerkingsverband. Scholen voor speciaal onderwijs of scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en cluster 4, die geen vestigingen hebben in het gebied van het samenwerkingsverband, kunnen toch deelnemen aan dit samenwerkingsverband. Instellingen behorend tot cluster 1 en cluster 2 behoren niet tot het samenwerkingsverband.

 

Onder : Een samenwerkingsverband voortgezet onderwijs omvat volgens artikel 17a van de WVO alle binnen een bepaald aaneengesloten gebied gelegen vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en cluster 4. Een uitzondering vormen vestigingen van scholen waarvoor het bestuur is aangesloten bij een landelijk samenwerkingsverband. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs of scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en cluster 4, die geen vestigingen hebben in het gebied van het samenwerkingsverband, kunnen toch deelnemen aan dit samenwerkingsverband. Instellingen behorend tot cluster 1 en cluster 2 behoren niet tot het samenwerkingsverband.

 

- ondersteuningsplan

Het ondersteuningsplan speelt in het passend onderwijs een belangrijke rol. Het plan zorgt voor een ononderbroken ontwikkelingsproces en een passende plek in het onderwijs voor alle leerlingen. Hierin staat onder andere:

  • -

    het basisondersteuningsniveau dat voor elke school geldt;

  • -

    de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van de ondersteuningsmiddelen en voorzieningen aan de scholen;

  • -

    de procedure en criteria voor de (terug)plaatsing van leerlingen op reguliere of juist speciale scholen.

Het samenwerkingsverband maakt het ondersteuningsplan en bespreekt daarna het concept met de gemeente(n) waaronder het samenwerkingsverband valt in een op overeenstemming gericht overleg (hierna: OOGO) (artikel 18a, negende lid, van de WPO en artikel 17a, negende lid, van de WVO).

 

Thuissituatie

- ouders

De omschrijving volgt de begripsbepalingen van de WPO en de WEC. Ook pleegouders zijn aan te merken als verzorgers en vallen daarmee onder het begrip ‘ouders’.

 

- woning

De plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Hierbij is het niet relevant in welke gemeente de ouders of de leerling staan ingeschreven. Een adres waar de leerling tijdelijk wordt opgevangen (bijvoorbeeld een buitenschoolse opvang) is daarom geen ‘woning’. Tijdelijk verblijf van de leerling in een andere gemeente, bijvoorbeeld vanwege noodzakelijke opvang, dient een aanvraag voor een vervoersvoorziening bij die gemeente ingediend te worden. Vakantie van de ouders is hiervoor geen geldige reden.

 

- inkomen

het inkomensgegeven (artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) in het peiljaar. Het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het schooljaar begint waarvoor een vervoersvoorziening wordt aangevraagd wordt als peiljaar voor het inkomen gebruikt (artikel 4, zevende lid, WPO).

 

Artikel 3 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

In de artikelen 4 van de WPO, de WEC en de WVO is bepaald dat de gemeenteraad bij het vaststellen van de verordening de “op godsdienst of levensbeschouwing van ouders berustende keuze van een school dient te eerbiedigen”. Er mag daarom geen onderscheid plaatsvinden tussen openbaar en bijzonder onderwijs.

De dichtstbijzijnde toegankelijke school is de school met:

  • 1.

    de schoolsoort waarop de leerling aangewezen is;

  • 2.

    de verlangde levensbeschouwelijke richting;

  • 3.

    en de kortste reisafstand.

Ouders kunnen alleen aanspraak maken op een vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Als de leerling een verder weggelegen school bezoekt is het college niet verplicht deze kosten te vergoeden.

 

Richting

Als erkende richtingen binnen het bijzonder onderwijs gelden:

  • (rooms) katholiek onderwijs;

  • protestants-christelijk onderwijs (gereformeerd, hervormd);

  • onderwijs naar de leer van de gereformeerde kerk (vrijgemaakt);

  • reformatorisch onderwijs;

  • evangelisch onderwijs;

  • joods onderwijs;

  • (orthodox) islamitisch onderwijs;

  • hindoeïstisch onderwijs;

  • algemeen bijzonder onderwijs;

  • neutraal bijzonder onderwijs;

  • onderwijs op antroposofische grondslag (vrijescholen).

Een bepaalde onderwijskundige methode wordt niet tot het begrip ‘richting’ gerekend. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen etc.

 

Verklaring van bezwaar

Deze verklaring van bezwaar dient zich te richten tegen de richting van het onderwijs, en niet tegen de onderwijskundige methode. Het college is niet gerechtigd de bezwaren van ouders tegen een bepaalde richting inhoudelijk te verifiëren.

Dichtstbijzijnde speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband

In het geval van speciale scholen voor basisonderwijs moet het vervoer bekostigd worden naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school in het samenwerkingsverband (artikel 4, vijfde lid, WPO). Dit geldt ook als er een speciale school voor basisonderwijs buiten het samenwerkingsverband, maar dichterbij de woning is gelegen. Een ‘toelaatbaarheidsverklaring’ voor een speciale school voor basisonderwijs geldt alleen binnen het samenwerkingsverband (artikel 40, achtste lid, WPO). Een ander samenwerkingsverband kan immers gekozen hebben voor een hoger of lager niveau van basisondersteuningsvoorzieningen.

De school is vol

Het spreekt voor zich dat op een voor de leerling geschikte school wel ruimte voor de leerling moet zijn en dat de leerling moet worden toegelaten. Een school die vol is heeft geen zorgplicht voor de leerling. Als de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling omdat de school vol is, wordt een vervoersvoorziening toegekend naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school. Als de wachtlijst is opgelost en de leerling kan worden geplaatst op de dichtstbijzijnde school - de gemeente dient naar de duur van de wachtlijst te informeren - kan de vervoersvoorziening beperkt worden tot aan de dichtstbijzijnde school. Dit is ongeacht het feit of de leerling vanaf dat moment ook daadwerkelijk de dichtstbijzijnde school gaat bezoeken.

 

Symbiose

Wanneer een leerling van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs gedurende ten minste 180 minuten per week onderwijs volgt op een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs, is er sprake van symbiose (artikel 24 van de WEC en Titel IV van het Onderwijskundig besluit WEC). Daarvoor moet wel een overeenkomst tussen de scholen gesloten zijn. De leerling volgt in dat geval onderwijs op twee verschillende locaties. Komt de leerling in aanmerking voor een vervoersvoorziening naar de school waar hij staat ingeschreven, dan bestaat er in beginsel ook aanspraak op leerlingenvervoer naar de school waar een symbiose-overeenkomst mee gesloten is, voor zover deze reis voldoet aan de voorwaarden van de verordening. Het gaat dan om vervoer in aansluiting op het begin en einde van de schooldag.

 

Artikel 4 Uitbetaling van vervoersvoorziening

Aanvragen en termijn van de vervoersvoorziening

Wanneer te verwachten valt dat er geen verandering zal optreden in de structurele handicap van de leerling en deze dus aan de criteria blijft voldoen, is het wenselijk te kiezen voor een termijn van enkele jaren of zelfs voor de gehele schoolperiode. Als er in de situatie van de leerling echter verandering valt te verwachten wordt gekozen voor een verstrekking over een termijn van één schooljaar.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

Indien ouders menen voor een vervoersvoorziening voor hun kind in aanmerking te komen, dienen zij een aanvraag in bij het college. De gemeente stelt hiervoor een aanvraagformulier beschikbaar.

 

Overleggen gegevens ten behoeve van de aanvraag

Onder gegevens moet ook worden verstaan eventuele toevoeging van verklaringen (bewijsstukken), bijv. een medische verklaring, werkgeversverklaring, verklaring van de rijksinspecteur der belasting of een verklaring van overwegende bezwaren (artikel 4:2, Awb).

Aanvraagformulier niet compleet

Als het aanvraagformulier aanvulling behoeft of gecorrigeerd dient te worden, stuurt het college het aanvraagformulier terug. Ouders worden in de gelegenheid gesteld om de verlangde gegevens binnen vier weken aan te vullen of te verbeteren. Wordt hiervan geen gebruik gemaakt, dan dient het college de afweging te maken of de aanvraag in behandeling wordt genomen. Als dit niet het geval is wordt de aanvrager op de hoogte gesteld (artikel 4:5, van de Awb).

Adviezen van deskundigen

Om te kunnen beoordelen of een leerling recht heeft op een bepaald type vervoersvoorziening is soms advies van deskundigen nodig. Het zal dan vaak gaan om de vraag of een leerling ondanks zijn handicap van openbaar vervoer of fiets gebruik kan maken, eventueel onder begeleiding. Adviezen kunnen worden gegeven door:

  • -

    de commissie voor de begeleiding bij scholen voor cluster 3 en cluster 4;

  • -

    de commissie van onderzoek bij scholen voor cluster 1 en cluster 2;

  • -

    de ambulante begeleider van de leerling;

  • -

    de directeur van de school;

  • -

    het samenwerkingsverband;

  • -

    de jeugdarts van de GGD, via het sociaal team.

Als onafhankelijk onderzoek noodzakelijk is betaalt de gemeente de kosten hiervan. Wanneer advies nodig is over aspecten van het vervoer – bijvoorbeeld over de vraag of de route veilig is - kan dit worden ingewonnen bij de desbetreffende deskundigen, bijvoorbeeld de (verkeers)politie.

 

Opschorten beslistermijn

De beslistermijn wordt opgeschort tot de dag waarop de aanvraag met de ontbrekende gegevens is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (artikel 4:15, Awb). Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens een beslissing (artikel 5, derde lid, Awb).

 

Verdaging

Als de gestelde afwikkelingstermijn niet haalbaar is, bijvoorbeeld door het uitblijven van een gevraagd oordeel van deskundigen, kan het college de beslissing maximaal vier weken verdagen (artikel 5, vierde lid). Uiterlijk een dag vóór het verstrijken van de tweede termijn dient de beschikking te zijn afgegeven, ook als de verdagingstermijn onvoldoende is.

 

Artikel 6 Doorgeven van wijzigingen

Ouders zijn verplicht wijzigingen door te geven aan de gemeente en dienen dit zo snel mogelijk te doen, waaronder wijzigingen van:

  • -

    het woonadres van de leerling of de school die de leerling bezoekt;

  • -

    het inkomen of de gezinssituatie (in verband met begeleiding);

  • -

    het adres van de school of de schooltijden;

  • -

    de reistijd (bijvoorbeeld door een wijziging in het openbaar vervoer).

 

Artikel 7 Peildatum leeftijd leerling

Aangezien 1 augustus de wettelijke start is van het schooljaar, is deze datum als peildatum gekozen. De bepaling houdt in dat de beschikking voor het hele schooljaar op basis van de leeftijd van leerling op 1 augustus wordt afgegeven.

 

Artikel 8 Andere vergoedingen

Als kan worden aangetoond dat ouders die een vervoersvoorziening ontvangen via een andere weg vergoeding ontvangen voor de vervoerskosten van de leerling naar school, mag de gemeente die vergoeding aftrekken van de bekostiging of als eigen bijdrage in rekening brengen.

 

§ 2 Vervoersvoorziening voor een leerling met een handicap

 

Artikel 10 Aanvraag op basis van handicap

Aanvraag op basis van handicap

Het gaat hier om de vraag of de leerling, ondanks zijn handicap, in staat is, zelfstandig of met begeleiding, van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken. Mocht dit zo zijn dan is soms een gewenningsperiode noodzakelijk.

(Vgl. artikel 4, het vierde lid, van de WEC en artikel 4, eerste lid, van de WVO).

 

Tijdelijke handicap

Wanneer er sprake is van een tijdelijke handicap (bijvoorbeeld een gebroken been) valt het vervoer van de leerling onder de verantwoordelijkheid van de ouders. Als de handicap echter langer dan drie maanden duurt kunnen ouders een aanvraag voor een vervoersvoorziening indienen.

 

Artikel 11 Reizen met begeleiding

Als ouders op een voor het college voldoende wijze kunnen aantonen dat het kind niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken komen zij in aanmerking reizen met begeleiding. Hierbij kan men denken aan de volgende situaties:

  • -

    de leerling moet een of meerdere malen overstappen;

  • -

    de route van het uitstappunt van de bus naar de school kent gevaarlijke punten.

Soms is een gewenningsperiode hiervoor noodzakelijk. Hierbij leert de leerling de route kennen, omgaan met de OV-chipkaart enz.

Begeleiding in het vervoer is primair een taak van de ouders. Als zij niet in staat zijn hun kind te begeleiden zorgen zij zelf voor een oplossing. Zo kan ook een familielid, kennis, oppas, een van de buren of een ouder van een andere leerling begeleiden.

 

Artikel 13 Reizen met aangepast vervoer

Eerste lid, onderdeel b: Begeleiding van de leerling in het openbaar vervoer is niet mogelijk of leidt tot ernstige benadeling van het gezin

Van ouders wordt verwacht dat zij allereerst zelf een oplossing zoeken voor het (laten) begeleiden van hun kinderen. In de toelichting op het amendement van de Kamerleden Dijkgraaf en Ferrier van 5 maart 2012, dat tot een wetswijziging heeft geleid, staat: “De inzet die van ouders wordt gevraagd moet redelijk zijn. Van ouders mag uiteraard een bepaalde mate van inzet verwacht worden, maar die inzet mag niet zover gaan dat de mogelijkheid van leerlingenvervoer illusoir wordt.” Met de term ‘leerlingenvervoer’ zal overigens ‘aangepast vervoer’ bedoeld zijn. Per aanvraag zal het college moeten beoordelen of de gevraagde inzet redelijk is.

 

Eerste lid, onderdeel c: Reistijd met openbaar vervoer is meer dan anderhalf uur en kan met aangepast vervoer tot 50% of minder worden teruggebracht

Bij een reisduur tot anderhalf uur met het openbaar vervoer komt de vrijheid van de ouders om voor een bepaalde school te kiezen niet in de knel, zo oordeelde de ABRvS. Het kan voorkomen dat voor de heenreis (woning-school) de reistijd van anderhalf uur met het openbaar vervoer overschreden wordt, terwijl dit voor de terugreis niet het geval is (of vice versa). In een dergelijk geval wordt er voor de heenreis aangepast vervoer toegekend, en voor de terugreis bekostiging op basis van openbaar vervoer.

 

Overigens kunnen ouders niet van het college eisen dat de totale reistijd ook daadwerkelijk tot 50% of minder wordt teruggebracht.

 

Eerste lid, onderdeel d: de leerling niet per fiets kan reizen en openbaar vervoer ontbreekt

In een aantal gemeenten ontbreekt openbaar vervoer geheel of rijdt deze zo weinig frequent dat leerlingen daar geen gebruik van kunnen maken voor het vervoer van de woning naar de school of terug.

In dat geval kan het college allereerst het volgende overwegen:

  • -

    de vervoersonderneming verzoeken om wijzigingen aan te brengen in de dienstregeling, zodat het openbaar vervoer bruikbaar wordt voor het reizen naar de school en terug;

  • -

    de school verzoeken de schooltijden (beter) af te stemmen op de dienstregeling van het openbaar vervoer.

 

Tweede lid: Kosten van de begeleiding

Soms is begeleiding in het aangepast vervoer noodzakelijk, bijvoorbeeld wanneer een leerling verzorging nodig heeft of bepaald ongewenst gedrag vertoont. In dit geval worden alleen de kosten die aan deze begeleiding verbonden zijn vergoed en kan het college een plaats voor de begeleider beschikbaar stellen in het aangepast vervoer. Kosten van bijvoorbeeld verlies van werktijd komen niet voor vergoeding in aanmerking. Voor medische begeleiding tijdens het vervoer is de gemeente niet verantwoordelijk.

 

Artikel 14 Reizen met eigen vervoer

Als ouders wensen de leerling zelf te vervoeren dienen ze hiervoor toestemming te vragen aan het college. Deze wens kan aangegeven worden in het aanvraagformulier. Het college kan toestemming voor eigen vervoer weigeren op grond van de kosten.

 

§ 3 Vervoersvoorziening vanwege reisafstand

 

Artikel 16 Aanvraag vanwege reisafstand

Aanvraag vanwege reisafstand

Als bovengrens wordt een reisafstand van zes kilometer aangehouden. Uitgangspunt is dat leerlingen jonger dan 9 jaar niet zelfstandig kunnen reizen.

 

Artikelen 17, 18 en 19

Zie de toelichting op respectievelijk de artikelen 11, 13, 14.

 

Artikel 20 Drempelbedrag

Het college mag een eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag in rekening brengen zodat ouders verantwoordelijk zijn voor een bepaald deel van de kosten van het vervoer (artikel 4, zevende lid, van de WPO).

 

Kilometergrens

Het drempelbedrag houdt in dat de kosten van het openbaar vervoer tot aan 6 kilometer van de reisafstand voor rekening van de ouders komen.

 

Inkomen

Het drempelbedrag wordt jaarlijks vastgesteld. Hiervoor overleggen ouders jaarlijks de inkomensgegevens, ook bij meerjarige beschikkingen. De inkomensgrens en de wijze van indexering zijn bepaald in artikel 4, zevende lid, van de WPO.

 

Hoogte drempelbedrag

De hoogte van het drempelbedrag wordt gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer die zouden worden gemaakt om de eerste zes kilometer te overbruggen. Hierbij is het niet van belang of openbaar vervoer aanwezig of de leerling daadwerkelijk gebruikmaakt van openbaar vervoer. In dat geval wordt uitgegaan van de meest gangbare, toegankelijke route en gerekend met een OV-prijs die geldt binnen het betreffende vervoersgebied.

Het bedrag wordt per leerling in rekening gebracht. Als een leerling slechts voor een deel van het schooljaar een vervoersvoorziening wordt toegekend, wordt het drempelbedrag naar evenredigheid in rekening gebracht. Dit geldt ook wanneer alleen voor de heen- of terugreis of voor enkele dagen per week een vervoersvoorziening wordt toegekend.

 

Aantonen van het inkomen

Aanvragers kunnen een kopie van de belastingaanslag sturen om het inkomen aan te tonen. Ouders kunnen ook een IB 60-formulier opvragen bij de belastingdienst. Wanneer ouders weigeren de gevraagde informatie over hun inkomen te verstrekken, wordt gehandeld volgens artikel 5 van de verordening en de toelichting daarop.

 

Als het gezamenlijk inkomen van het peiljaar nog niet bekend is, kan het derde jaar voorafgaande aan het desbetreffende schooljaar als voorlopig uitgangspunt worden gehanteerd. Als het inkomen van het peiljaar later wel bekend is kan een definitieve berekening worden gemaakt.

 

Structurele daling van inkomen

Wanneer het inkomen van de betrokken ouders structureel is gedaald in de periode tussen het peiljaar en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen. Om te bepalen in welk geval het redelijk is van de peildatum af te wijken, kan artikel 6.12 van de Wet studiefinanciering als richtsnoer dienen.

Pleegouders Het is redelijk dat pleegouders een eigen bijdrage betalen als zij de verzorgers van de leerling zijn (ABRvS, 31 augustus 1993, nrs. R03.93. 1702 en R03.93.1773).

 

Artikel 21 Draagkrachtafhankelijke bijdrage

Het college mag een eigen bijdrage vragen in de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage (artikel 4, elfde lid, van de WPO). De draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven.

 

Inkomen

De draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld. Hiervoor overleggen ouders jaarlijks de inkomensgegevens, ook bij meerjarige beschikkingen. De inkomensblokken voor deze bijdrage worden geïndexeerd vastgesteld op een wijze die aansluit bij artikel 4 van de WPO. Voor het aantonen van het inkomen, hoe om te gaan met een structurele daling van het inkomen en aanvragen door pleegouders wordt verwezen naar de betreffende kopjes van de toelichting op artikel 20.

 

§ 5 Slotbepalingen

 

Artikel 23 Hardheidscausule

Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming dient in de geest van de wet en de verordening gehandeld te worden. De ouders dienen aan te tonen dat er sprake is van een bijzondere situatie.

Het gaat hierbij uitsluitend om vervoer voor schoolbezoek ten behoeve van onderwijs, niet voor schoolbezoek ten behoeve van een medische behandeling bijvoorbeeld.

 

De ABRvS heeft in de casuïstiek nadere richtlijnen gegeven voor de toepassing van de hardheidsclausule.

  • -

    Hardheidsclausules hebben tot doel onbillijkheden van overwegende aard weg te nemen, die zich ten aanzien van personen bij een strikte toepassing van de bepalingen van de verordening zouden voordoen. De toepassing ervan is niet aan enige beperking gebonden. Met alle feiten en omstandigheden kan rekening worden gehouden, zoals bijvoorbeeld medische, pedagogische en sociale factoren (12 mei 1989, nr. R03.88.7057/Sp347/26-41).

  • -

    Door middel van toepassing van de hardheidsclausule kan van alle bepalingen van de verordening worden afgeweken, inclusief het heffen van het drempelbedrag (2 april 1990 R03.87.7147/58-43).

 

Precedentwerking

Ter voorkoming van precedentwerking moet de toepassing van de hardheidsclausule worden onderbouwd met argumenten die op de specifieke, concrete situatie van de ouders en/of de leerling betrekking hebben. Hiervoor is een apart collegebesluit nodig.