Ratten- en muizenverordening.

Geldend van 01-01-1995 t/m heden

Intitulé

Ratten- en muizenverordening

De raad van de gemeente Noordoostpolder, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 december 1994, no. 25031-1; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en op de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T:

  • I.

    in te trekken de Verordening betreffende de bestrijding van ratten en muizen, vastgesteld bij besluit van 17 april 1963, met ingang van de datum van inwerkingtreding van de volgende verordening;

  • II.

    vast te stellen de volgende "Ratten- en muizenverordening".

Artikel 1. Begripsbepaling.

In deze verordening wordt verstaan onder: bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Verplichtingen, verbod.

  • 1. De eigenaar en de gebruiker van een onroerende zaak, gelegen in de gemeente zijn, ieder voor zover zij gerechtigd zijn over die onroerende zaak te beschikken, verplicht ter voorkoming en ter beperking van schade, die door ratten en muizen kan worden berokkend aan eigendommen van personen en/of aan de gezondheid van personen en dieren, overeenkomstig de door het bestuursorgaan gegeven nadere regels:

    • a.

      in of op die onroerende zaak verdelgingsmiddelen uit te leggen of er voor zorg te dragen, dat deze aldaar worden uitgelegd en deze uitgelegd te houden;

    • b.

      in of op die onroerende zaak vangmiddelen te plaatsen en in stand te houden;

    • c.

      voorzieningen aan of met betrekking tot die onroerende zaak te treffen, teneinde de aanwezigheid en/of het binnendringen van ratten en muizen tegen te gaan.

  • 2. Het is de in het eerste lid bedoelde personen verboden eetbaar afval buiten gebouwen aanwezig te hebben, tenzij het voor ratten en muizen ontoegankelijke plaatsen zijn.

  • 3. De verplichtingen, omschreven in het eerste lid, en het verbod, vervat in het tweede lid, gelden eveneens voor de eigenaar, de gebruiker of de gezagvoerder van een schip, ten aanzien waarvan de in verband met het internationaal verkeer gegeven en geldende voorschriften betreffende de bestrijding van ratten en muizen ter bewaring van de gezondheid niet van toepassing zijn.

Artikel 3. Gedoogplicht.

  • 1. De in artikel 2 bedoelde personen zijn verplicht, voor het hun onroerende zaak of schip betreft, de maatregelen te gedogen die het bestuursorgaan ter voorkoming van schade door ratten en muizen aan eigendommen en gezondheid hebben getroffen.

  • 2. Het is de in het eerste lid bedoelde personen verboden enige handeling te verrichten waardoor die maatregelen geheel of gedeeltelijk van hun werking worden beroofd.

Artikel 4. Aanschrijving.

Het bestuursorgaan is bevoegd een eigenaar of een gebruiker van een onroerende zaak en een eigenaar, een gebruiker of een gezagvoerder van een schip, bedoeld in artikel 2, derde lid, aan te schrijven binnen een daarbij te bepalen termijn en overeenkomstig daarbij te geven aanwijzingen één of meer van de in artikel 2, eerste lid, genoemde maatregelen te nemen en/of buiten gebouwen op voor ratten en muizen toegankelijke plaatsen aanwezig eetbaar afval daarvan te verwijderen.

Artikel 5. Verbodsbepaling.

Het is een ieder, die niet reeds uit anderen hoofde daartoe gehouden is, verboden om zonder daartoe bevoegd te zijn uitgelegde verdelgingsmiddelen of opgestelde vangmiddelen te verwijderen, te verplaatsen of voor hun doel ongeschikt te maken, of enige andere handeling te verrichten, waardoor maatregelen ter voorkoming of beperking van schade, die door ratten en muizen aan eigendommen van personen of aan de gezondheid van personen en/of dieren kan worden berokkend, ongedaan gemaakt of verhinderd worden, dan wel anderszins geheel of gedeeltelijk van hun werking beroofd kunnen worden.

Artikel 6. Opsporingsambtenaren.

  • 1. Naast de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, zijn met het opsporen van overtredingen van deze verordening belast de door het bestuursorgaan aangewezen opsporingsambtenaren.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde opsporingsambtenaren zijn, zo dikwijls de zorg voor het nakomen van de bepalingen van deze verordening dit vereist, bevoegd tussen zonsopgang en zonsondergang een onroerende zaak of een schip, ook tegen de wil van de eigenaar, de gebruiker of de gezagvoerder, te betreden en binnen te treden, doch voor zoveel het woningen betreft, overeenkomstig en met inachtneming van de bepalingen, vervat in de wet van 31 augustus 1853, Staatsblad no. 83.

Artikel 7. Strafbepaling.

Het niet nakomen van de verplichtingen, genoemd in de artikelen 2 en 3 en het overtreden van de verboden, vervat in de artikelen 2, 3 en 5, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van het gerechtelijk vonnis.

Artikel 8. Citeertitel.

De verordening kan worden aangehaald als: "Ratten en muizenverordening".

Artikel 9. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1995.

Ondertekening

Al dus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 1994.
De secretaris,                    de voorzitter,