Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot houdende ontheffing hogere waardeprocedure Wet geluidshinder Ontheffingenbeleid hogere waardeprocedure Wet geluidhinder Gemeente Oirschot

Geldend van 17-07-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot houdende ontheffing hogere waardeprocedure Wet geluidshinder Ontheffingenbeleid hogere waardeprocedure Wet geluidhinder Gemeente Oirschot

1 Inleiding

Decentralisatie van de hogere waardeprocedure is onderdeel van de gewijzigde Wet geluidhinder die per 1 januari 2007 van kracht is. Door de wetwijziging gaan de bevoegdheden voor wat betreft het vaststellen van hogere waarden grotendeels van Gedeputeerde Staten naar het college van burgemeester en wethouders. Het betreft een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen. Dit kan noodzakelijk zijn om woningbouw of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken.

Onderdeel van de wijziging van de Wet geluidhinder is dat het college van burgemeester en wethouders beleid kan vaststellen of hogere waarden moeten worden toegestaan en zo ja, op welke criteria ontheffingsaanvragen worden beoordeeld. Indien het college geen beleid vast stelt, zal bij elke ontheffingsaanvraag een uitgebreide motivering moeten worden toegevoegd. Het beleid en de criteria beschrijven de motivatie eenmalig voor alle toekomstige ontheffingsaanvragen. Hiermee wordt de motivatie eenvoudiger en kan de gemeente op grond van het vastgestelde beleid het besluit nemen.

Het onderliggende stuk beschrijft het ontheffingenbeleid van de gemeente Oirschot.

In deze beleidsnota wordt in paragraaf 2 kort ingegaan op de achtergrond van het ontheffingenbeleid. In paragraaf 3 wordt ingegaan op de nieuwe regeling van de hogere waarden c.q. de decentralisatie in de Wet geluidhinder en op de vraag hoe burgemeester en wethouders de aan hen toegekende bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen kunnen uitoefenen. In paragraaf 4 worden het beleid en de criteria gepresenteerd.

2 Achtergrond

De belangrijkste reden voor decentralisatie van de hogere waardeprocedure is dat het apart voorleggen van een hogere waardebesluit aan Gedeputeerde Staten weinig toevoegt aan de inhoud van de procedure en procedurele vertraging kan geven. Door de bevoegdheid tot het nemen van het hogere waardebesluit te leggen bij Burgemeester en Wethouders kunnen de verschillende belangen op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening het meest direct worden afgewogen.

Hogere waardebeleid gaat om de afweging waar meer geluid op een woning wordt toegestaan en de geluidbelasting op een gevel niet hoog mag zijn. In bijvoorbeeld een nieuwe wijk kan de gemeente door bij het ontwerp rekening te houden met geluid, ervoor zorgen dat er geen geluidoverlast vanwege weg- of railverkeer of industrie ontstaat (door te voldoen aan de voorkeursgrenswaarden,

bijvoorbeeld 50 dB(A) voor wegverkeers - of industrielawaai).

Midden in een dorp zijn de randvoorwaarden al aanwezig (weg/rooilijn/verkeersintensiteit) en wordt het lastig om het hier ‘stil’ te krijgen. Echter meer geluid betekent hier niet altijd meer geluidoverlast. Geluid hoort er tot op zekere hoogte bij en wordt in dat geval niet als storend ervaren en wordt algemeen geaccepteerd.

Door ontheffingscriteria vast te stellen kan waar gewenst en waar nodig worden afgeweken van de voorkeursgrenswaarden tot de maximale ontheffingswaarde, zonder dat bij elke ontheffing een zeer uitgebreide motivering moet worden toegevoegd.

3 Nieuwe regeling hogere waarden in de Wet geluidhinder

3.1 Bevoegd gezag

De regeling tot het vaststellen van hogere waarden is in de Wet geluidhinder ondergebracht. In de gewijzigde wet is geregeld dat bijna alle bevoegdheden van Gedeputeerde Staten overgaan naar het college van burgemeester en wethouders. Uitgangspunt is dat een hogere waarde wordt vastgesteld door het college van de gemeente waarbinnen de activiteit zich voltrekt ten behoeve waarvan de hogere waarde wordt vastgesteld

Het college van burgemeester en wethouders krijgt in de volgende gevallen de bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen:

  • -

    zones rond gemeentelijke industrieterreinen;

  • -

    zones langs wegen;

  • -

    zones langs spoorwegen;

  • -

    reconstructie van een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Het vaststellen van hogere waarden bij zones rond industrieterreinen is niet van toepassing binnen de gemeente Oirschot. Reden is het ontbreken van gezoneerde industrieterreinen, wat een voorwaarde is.

Omdat in grensoverschrijdende situaties beide gemeenten belanghebbende zijn is een verplichting tot overleg opgenomen.

Gedeputeerde Staten blijven bevoegd om hogere waarden vast te stellen in de volgende gevallen:

  • -

    aanleg en reconstructie van provinciale wegen;

  • -

    Wanneer de Minister van Verkeer en Waterstaat een weg c.q. spoorweg wil veranderen in situaties waarin de Tracéwet niet van toepassing is

  • -

    zones rond industrieterreinen van regionaal als zodanig aangewezen bij provinciale milieuverordening. In dergelijke situaties is het van belang dat de provincie tijdig overleg pleegt met de gemeente.

Gedeputeerde Staten blijven langs de ruimtelijke weg betrokken bij situaties waarin de hogere waarde wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Dit doordat Gedeputeerde Staten in de huidige en toekomstige Wet Ruimtelijke ordening nog beschikken over sturingsinstrumenten. Zij moeten nog steeds hun goedkeuring verlenen aan bestemmingsplannen.

3.2 Procedure

Als een gemeente een hogere waarde vaststelt is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. Indien burgemeester en wethouders bevoegd zijn de hogere waarde vast te stellen en tegelijk het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen, moet het ontwerpbesluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

Wanneer het besluit tot vaststelling van een hogere waarde verband houdt met de toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan het ontwerp van het besluit gedurende twee weken ter inzage worden gelegd.

4 Vast te stellen ontheffingenbeleid en criteria

Uitgangspunt van dit ontheffingenbeleid is het huidige provinciale beleid. Het ontheffingenbeleid van Gedeputeerde Staten bestaat al sinds 1998, is dus beproefd en blijkt te voldoen. De wijziging van de Wet geluidhinder heeft niet zozeer als doel het beleid ten aanzien van geluidhinder te veranderen maar om de uitvoering te verbeteren. Op enkele onderdelen heeft het provinciale beleid een Oirschots tintje gekregen.

Bij het beoordelen van de ontheffingsverzoeken c.q. de voornemens om een hogere waarde vast te stellen wordt voor de geluidsbelasting uitgegaan van een prognoseperiode voor over 10 jaar. Hierbij wordt aangesloten bij de geldingsduur van een bestemmingsplan. Bij het vaststellen van de geluidbelasting moeten autonome ontwikkelingen, zoals de groei van het verkeer of aanleg van wegen of woonwijken (waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden), worden meegenomen. Overige te verwachten ontwikkelingen mogen worden meegenomen mits hierover op bestuurlijk niveau besluitvorming heeft plaatsgevonden of kan worden aangetoond dat binnen redelijke termijn uitvoering gegeven wordt aan in ontwikkeling zijnde plannen. Als richttijd wordt hier de prognoseperiode van 10 jaar aangehouden.

Het verlenen van waarden hoger dan de voorkeurswaarde is voor 2007 (provinciaal beleid) alleen toegestaan als maatregelen om de voorkeurswaarde te bereiken op onoverkomelijke bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige en financiële aard (de politieke afweging) en als er sprake is van een van de gevallen uit de rijtjes die staan opgesomd in de verschillende Algemene Maatregelen van Bestuur (een soort administratieve toets). In het wijzigingsvoorstel van de Wet geluidhinder vervalt de administratieve toets.

De overige voorwaarden blijven bestaan. Ingevolge hoofdstuk VIIIA (Wet geluidhinder) kan de gemeente een hogere grenswaarde vaststellen in die gevallen waarin de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidbelasting, vanwege de weg/spoorweg of industrie, van de gevels van de betrokken woningen onvoldoende doeltreffend zal zijn of er bezwaren zijn van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard (hoofdcriteria).

Voorwaarden

Hieronder volgt opsomming van de Oirschotse ontheffingscriteria. Vaak gaat het om een combinatie van deze criteria.

  • Bronmaatregelen zijn niet mogelijk;

  • Stedenbouwkundige maatregelen zijn niet mogelijk;

  • Verkeerskundige maatregelen zijn niet mogelijk;

  • Landschappelijke bezwaren;

  • Financiële overwegingen.

Naast de bovengenoemde hoofdcriteria moet bij nieuwe wegen aan één van de onderstaande subcriteria worden voldaan. Alleen dan kan worden afgeweken van de voorkeursgrenswaarde:

Indien er sprake is van een geprojecteerde, in aanbouw zijnde of aanwezige woningen en een nog niet geprojecteerde weg, voor zover die weg:

  • -

    een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen.

  • -

    een zodanige verkeersverzamelfunctie zal vervullen, dat de aanleg van die weg zal leiden tot aanmerkelijk lagere geluidsbelastingen van woningen binnen de zone van een andere weg.

    (Bijvoorbeeld de aanleg van randwegen.)

Voorwaarde bij iedere ontheffing is dat de woningen zullen beschikken over ten minste één geluidluwe gevel en dat bij de indeling rekening wordt gehouden met de geluidbelaste zijde (tenminste één geluidgevoelige ruimte aan de geluidluwe gevel). Van deze eis zal de gemeente Oirschot alleen in uitzonderlijke gevallen afwijken. Bij tijdige aandacht voor dit aspect kan vrijwel steeds aan deze voorwaarden voldaan worden.

Ondertekening

Bijlage 1. Overzicht voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden

De waarden in de onderstaande tabellen komen uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder spoorwegen. Vanaf 1 januari 2007 wordt voor wat betreft weg- en railverkeer gewerkt met de nieuwe dosismaat Lden (den: day , evening, night ).

Tabel 1. Voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde wegverkeerslawaai

Situatie

Voorkeursgrenswaarde

Nieuwe woning

48 dB

Nieuwe woning bestaande weg

Maximale ontheffingswaarde

Nieuw te bouwen woning

Stedelijk: 63 dB

Buitenstedelijk: 53 dB

Nieuw te bouwen agrarische bedrijfswoning

Buitenstedelijk: 58 dB

Vervangende nieuwbouw

Stedelijk: 68 dB

Buitenstedelijk: 63 dB (het gebied binnen de ruimtelijke bebouwde kom, voor zover liggend binnen een zone langs die autoweg of autosnelweg) en 58 dB (gebied buiten de ruimtelijke bebouwde kom)

Bestaande woning/nieuwe weg

Bestaande woning

Stedelijk: 63 dB

Buitenstedelijk: 58 dB

Hoogst toelaatbaar binnenniveau

Nieuwe woning en bestaande weg of Bestaande woning en nieuwe weg

33 dB

Bestaande woning en bestaande weg (sanering)

38 dB

Toelichting:

Stedelijk gebied: gebied binnen de ruimtelijke bebouwde kom, uitgezonderd, in geval van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de ruimtelijke bebouwde kom, voor zover liggend binnen een zone langs die autoweg of autosnelweg.

Buitenstedelijk gebied: gebied buiten de ruimtelijke bebouwde kom en in geval van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de ruimtelijke bebouwde kom, voor zover liggend binnen een zone langs die autoweg of autosnelweg.

Tabel 2. Voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde railverkeerslawaai

Situatie

Voorkeursgrenswaarde

Nieuwe woning

55 dB

Maximale ontheffingswaarde

Nieuw te bouwen woning

68 dB

Hoogst toelaatbaar binnenniveau

Nieuwe woning en bestaande weg of Bestaande woning en nieuwe weg

33 dB

Bestaande woning en bestaande weg (sanering)

38 dB