Nota paracommercie horeca

Geldend van 14-07-2009 t/m heden

Intitulé

Nota paracommercie horeca

Nota paracommercie horeca

Inleiding

In algemene zin is van paracommercie sprake als reguliere, commercieel-economisch opererende, bedrijven nadeel ondervinden van bedrijven/instellingen die onder aanzienlijk gunstigere voorwaarden kunnen functioneren. In beginsel kan zich dat in allerlei bedrijfstakken en beroepsgroepen voordoen.

In deze nota gaat het om paracommercie in de horeca. De gunstiger voorwaarden, waaronder paracommerciële-instellingen (pc-instellingen) worden geëxploiteerd, kunnen onder meer bestaan uit:

  • het krijgen van subsidies;

  • het niet als bedrijf ingeschreven (hoeven) staan in het handelsregister;

  • het in beginsel niet-inschrijfplichting zijn bij het Bedrijfschap Horeca en catering, zodat men zich niet behoeft te houden aan de horeca-cao;

  • het dikwijls mogen werken met vrijwilligers;

  • het van toepassing zijn van fiscaal gunstiger voorwaarden.

    Pc-instellingen ontplooien bepaalde activiteiten of laten deze in hun accommodatie toe, waarbij horecadiensten worden verleend, inclusief het nuttigen van alcoholhoudende dranken. Soms ligt zo'n handelswijze in het verlengde van de eigenlijke (statutaire) doelstelling van de pc-instelling, soms heeft het daarmee echter niets van doen en worden die activiteiten georganiseerd als alternatief voor de reguliere horeca of omdat ze, dankzij begunstigende voorwaarden, winst opleveren.

    De mogelijkheden tot het voeren van beleid

    Het voeren van beleid c.q. de handhaving met betrekking tot het voorkomen en/of beperken van het verschijnsel paracommercialisme zou kunnen plaats vinden door middel van:

  • 1.

    toepassing van de Drank- en Horecawet,

  • 2.

    toepassing van het vigerende bestemmingsplan,

  • 3.

    het opnemen van bepalingen in overeenkomsten van gronden en gebouwen;

  • 4.

    het verstrekken van informatie om paracommercieel gedrag door instellingen te beperken.

  • 5.

    handhaving

    Hierna wordt per onderdeel een toelichting gegeven op het te voeren beleid.

    Ad. 1 Drank- en Horecawet

    N.b. Een wijziging van de Drank- en Horecawet zit er aan te komen waarbij mogelijk ook wijzigingen plaatsvinden ten aanzien van het onderwerp paracommercie. Of en wanneer deze verandering wordt doorgevoerd en hoe de landelijke regels er uit komen te zien is nu nog onduidelijk.

    Voor het tegen betaling verstrekken van alcoholhoudende dranken is op grond van de Drank- en Horecawet een vergunning noodzakelijk. Deze wet definieert alcoholhoudende drank als: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volume-procent uit alcohol bestaat. De Drank- en Horecawet bevat een aantal bepalingen die verband houden met paracommercialisme:

    A Het verbinden van voorschriften of beperkingen aan vergunningen van pc-instellingen (artikel 4 lid 1 t/m 4 Drank- en Horecawet).

    Bij vergunningen die verleend worden aan instellingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levenbeschouwelijke of godsdienstige aard moeten voorschriften of beperkingen worden opgelegd. Deze (extra) voorschriften of beperkingen kunnen slechts betrekking hebben op drie onderwerpen:

  • het in de inrichting houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van dergelijke bijeenkomsten; en/of

  • de tijden gedurende welke in de inrichting alcoholhoudende dranken wordt verstrekt.

    Beleid Oldebroek t.a.v. het verbinden van voorschriften en beperkingen aan vergunningen van pc-instellingen.

    In beginsel worden aan alle vergunningen van pc-instellingen, de volgende voorschriften verbonden:

  • 1.

    Het is verboden in de inrichting bijeenkomsten van persoonlijke aard te houden, waarbij alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.

  • 2.

    Het is verboden om de bedoelde mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten, als bedoeld in voorschrift 1, openlijk aan te prijzen.

  • 3.

    Alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse mogen alleen worden verstrekt gedurende de tijd gelegen tussen een uur voor het gebruik en twee uur na het gebruik van de inrichting overeenkomstig de statutaire doelstelling(en) en/of bestemming van de inrichting.

    Van dit beginsel kan afgeweken worden indien regionale omstandigheden of reeds bestaande situaties daartoe aanleiding geven.

    Onder Ad. 4 wordt weergegeven bij welke activiteiten alcohol geschonken mag worden.

    Bingo's, biljartmiddagen en dergelijke. Bingo's zijn niet vergunningplichtig en in beginsel kan de gemeentelijke overheid daar niet tegen optreden. In clubgebouwen die een sport- of vergelijkbare bestemming hebben hangt het er van af of de activiteiten in het verlengde liggen van de eigenlijke bestemming van de accommodatie of ten tijde van de activiteiten alcohol mag worden verstrekt.

    Van belang is of dergelijke activiteiten ondergeschikt zijn, en ten dienste van de vereniging of de samenbinding van de verenigingsleden staan en niet op zichzelf staan en commercieel van aard zijn, bijvoorbeeld door en voor derden worden gehouden.

    Beleid Oldebroek ten aanzien van bingo´s e.d.

    Voor sportieve/recreatieve instellingen geldt dat indien men alcohol wil verstrekken ten tijde van deze activiteiten, deze activiteiten:

  • ondergeschikt moeten zijn en

  • ten dienste moeten staan van de vereniging of de samenbinding van de verenigingsleden en

  • niet op zichzelf mogen staan en commercieel van aard mogen zijn (bijvoorbeeld door en voor derden worden gehouden).

    B Ontheffing van de voorschriften en beperkingen aan vergunningen van pc-instellingen

    (artikel 4 lid 5 Drank- en Horecawet).

    Voor bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard kan ontheffing worden verleend van de aan een vergunning verbonden voorschriften of beperkingen. Te denken valt aan situaties waarbij de vraag naar horecadiensten het bestaande aanbod overtreft.

    Beleid Oldebroek ten aanzien van ontheffing van de voorschriften en beperkingen.

    In principe wordt geen ontheffing verleend van de voorschriften en beperkingen aan vergunningen van pc-instellingen.

    C Verbod om in een voor publiek geopende ruimte,

    anders dan in de rechtmatige uitoefening van het horecabedrijf, alcoholhoudende drank aanwezig te hebben, in voorraad te hebben of toe te laten dat in die ruimte alcoholhoudende drank wordt genuttigd (artikel 25 lid 1 en 2 Drank- en Horecawet).

    Degene die rechtmatig een horecabedrijf of slijtersbedrijf uitoefenen worden niet door deze verboden getroffen.

    Volgens de Memorie van Toelichting ziet de bepaling niet toe op de degenen die hun huis of gebouw openstellen voor de bezoekers van een receptie die door hen wordt gehouden.

    Ad. 2. Bestemmingsplanvoorwaarden

    Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State inzake dorpshuis ´De Heerdt´ is gekeken hoe bestemmingsplannen aangepast zouden kunnen worden teneinde -in ieder geval- het schenken van alcoholhoudende dranken voor activiteiten, anders dan bijeenkomsten van persoonlijke aard, planologisch mogelijk te houden in pc-instellingen. In het geval van dorpshuis ´De Heerdt´ geldt nu nog het overgangsrecht.

    Bij de functies maatschappelijke en recreatieve doeleinden en sport geldt vaak dat ondersteunende horeca moeilijk los kan worden gekoppeld van de hoofdfunctie. Voor het goed functioneren van een dergelijke voorziening is ondersteunende horeca een noodzaak. Daar staat tegenover dat voorkomen moet worden dat het toestaan van ondersteunende horeca leidt tot ongewenste concurrentie met bestaande commercieel-economisch opererende horeca.

    Om te komen tot een goede afbakening van ondersteunende horeca is een beleidsnotitie ondersteunende horeca opgesteld. Het in die nota geformuleerd beleid wordt bij nieuw op te stellen bestemmingsplannen en bij beoordelingen van ontheffingsaanvragen op vigerende bestemmingsplannen meegenomen. Hiermee wordt het schenken van alcoholhoudende dranken, voor activiteiten niet zijnde bijeenkomsten van persoonlijke aard, planologisch geregeld.

    Ad. 3 Overeenkomsten

    Overeenkomsten op privaatrechtelijke basis tussen de eigenaar (veelal de gemeente) van de accommodatie (grond en/of gebouw) en de instelling/vereniging bieden eveneens de mogelijkheid om paracommercieel handelen te voorkomen en/of te beperken. Het gaat dan om pachtovereenkomsten en (ver)huurovereenkomsten e.d., waarin bepalingen over paracommercialisme kunnen worden opgenomen.

    Privaatrechtelijke regelingen op dit vlak kunnen echter niet geheel in de plaats treden van de artikelen in de Drank- en Horecawet die betrekking hebben op paracommercialisme. Dan zouden privaatrechtelijke regelingen immers het publiekrechtelijke regime doorkruisen. Het publiekrechtelijke regime biedt bescherming aan derden, met name horecaondernemers. De gemeente is gehouden aan het bewandelen van de bestuursrechtelijke weg indien die mogelijkheid er is (2 wegenleer). Paracommercie zal dan ook aangepakt moeten worden via de bestuursrechtelijke weg, i.c. de Drank- en Horecawet.

    Privaatrechtelijk geldt het volgende. Voor de sport- en welzijnsgebouwen die in eigendom van de gemeente zijn, geldt als beleid dat in bruikleenovereenkomsten, huurovereenkomsten of pachtovereenkomsten wordt opgenomen dat (zonder ontheffing van het college) geen sterke drank mag worden geschonken en feesten en partijen (met uitzondering van feestavonden van verenigingen die vaste huurders van de sporthallen zijn) niet zijn toegestaan.

    Beleid Oldebroek ten aanzien van opnemen van bepalingen aangaande paracommercie in overeenkomsten

    In nieuwe overeenkomsten worden geen bepalingen meer opgenomen aangaande paracommercie, gezien het feit dat de publiekrechtelijke weg voldoende handvatten biedt om op te treden en de privaatrechtelijke weg derhalve niet bewandeld kan worden.

    Ad. 4 Informatieverstrekking

    Bovengenoemd beleid is voor burgers en horecaondernemers uiteengezet in een brochure paracommercie horeca. Deze bevat in ieder geval onderstaande checklist paracommercie.

    checklist paracommercie

    Schenken van alcohol mag wel

    Paracommerciele instellingen mogen voor hun eigen instelling of voor de verenigingen en stichtingen die gebruik maken van hun pand de volgende activiteiten (die worden gezien als gerelateerd aan de doelstelling van de instelling) organiseren of toestaan waarbij tevens alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt:

    Sportieve instellingen/recreatieve instellingen voor hun eigen instelling:

  • jubileumfeest van het bestuur

  • kampioenschap;

  • afscheidsfeest van het bestuur/een bestuurslid

  • feestavond voor vrijwilligers (maximaal 2 keer per jaar)

  • jaarfeest of afsluiting seizoen (maximaal 1 keer per jaar)

  • toernooi

  • overige strikt clubgerelateerde feesten voor leden

  • nieuwjaarsborrel

  • jaarvergadering

    Sociaal-culturele instellingen voor verenigingen en stichting die gebruik maken van het pand

  • bijeenkomsten/vergaderingen/feesten van en voor verenigingen en stichtingen die gebruik maken van het pand (alleen toegankelijk voor leden)

  • sociaal-culturele evenementen (ook voor publiek toegankelijk)

  • jaarvergaderingen

  • kerstviering

  • nieuwjaarsborrel

    Instellingen van levenbeschouwelijke of godsdienstige aard voor hun eigen instelling:

  • Alle activiteiten die te maken hebben met levensbeschouwelijke of godsdienstige zaken zoals bijeenkomsten, cursussen, kerstviering etc.

    Ad 5. Handhaving

    Handhaving in enge zin is het door controle en toepassen (of dreigen ermee) van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke middelen bereiken dat de wet en de voorschriften worden nageleefd (repressie). Bij paracommerciële instellingen is het allereerst van belang dat er wordt ingezet op preventie. Paracommerciële instellingen doen veel goed werk voor de gemeenschap.

    Er wordt veelal gewerkt met vrijwilligers voor wie het werk aantrekkelijk moet blijven en die vaak een meer beperkte kennis hebben van de geldende wet- en regelgeving dan commerciële

    ondernemingen waar met professionele krachten wordt gewerkt.

    Natuurlijk zal er, nadat de preventieve acties zijn uitgezet, ook gecontroleerd moeten worden of de voorschriften nageleefd worden. Op grond van de Drank- en Horecawet (DHW) zijn de ambtenaren van de Voedsel en Warenautoriteit belast met het toezicht op de naleving van deze wet.

    De controle vanuit de politie is in eerste aanleg gericht op de commerciële horeca in Oldebroek.

    De paracommerciële horeca wordt slechts na concrete meldingen op verzoek gecontroleerd door de politie.

    De gemeente heeft een tweetal middelen ter handhaving tot haar beschikking, te weten: de aanschrijving en het intrekken van de vergunning. Ingeval van een aanschrijving is sprake van het opleggen van een dwangsom dan wel van het toepassen van bestuursdwang. In geval van het intrekken van de vergunning zal dit steeds gebaseerd zijn op een wettelijke bepaling (artikel 31, tweede lid DHW). Het is de vrijheid van het gemeentebestuur om te kiezen tussen het opleggen van een dwangsom, dan wel het toepassen van bestuursdwang of het intrekken van een vergunning of ontheffing.

    Inspraak op de totstandkoming van deze notitie

    In mei/juni 2008 is de conceptnotitie toegezonden aan alle dorpshuizen, kerkelijke instellingen en het boerderijmuseum. Deze partijen zijn vervolgens uitgenodigd om de notitie tijdens twee bijeenkomsten te bespreken. In totaal zijn 17 personen bij deze bijeenkomsten aanwezig geweest (van 9 verschillende instellingen). De opmerkingen die zijn gemaakt tijdens deze bijeenkomsten hebben geen aanleiding gegeven de notitie inhoudelijk aan te passen.

    In oktober 2008 is de conceptnotitie tijdens het reguliere overleg met KHN afdeling Noord-Veluwe besproken en is de conceptnotitie toegezonden aan alle sportverenigingen.

    Naar aanleiding hiervan zijn vijf schriftelijke reacties binnengekomen. Deze waren afkomstig van: Voetbalvereniging V.S.C.O. '61 te Oosterwolde, Schietvereniging Wezep, Stichting Circuit Oldebroek, Skeelerclub Oldebroek en Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Noord Veluwe. Deze reacties hebben aanleiding gegeven de notitie op enkele onderdelen aan te passen.

    In haar collegevergadering van 24 februari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de aangepaste conceptnota paracommercie. Deze heeft op grond van de Inspraakverordening en de Algemene wet bestuursrecht met ingang van 4 maart 2009 tot en met 15 april 2009 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen. Tijdens de inspraaktermijn is geen zienswijze ingediend.

    OVERZICHT