Regeling vervallen per 01-02-2012

Verordening op de warenmarkten 2002

Geldend van 16-02-2002 t/m 31-01-2012

Intitulé

Verordening op de warenmarkten 2002

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 november 2001, nr. 45/16;

gelet op de artikelen 149 en 151 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening op de warenmarkten 2002   

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

In deze verordening worden verstaan onder:

  • a.

    markt:

    De warenmarkt die plaatsvindt op de, bij of krachtens artikel 1.2 vastgestelde dag, tijd en plaats.

  • b.

    marktterrein:

    De gehele openbare of voor het publiek toegankelijke oppervlakte grond, die bij of krachtens artikel 1.2 is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel.

  • c.

    standplaats:

    De ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel.

  • d.

    vaste plaats:

    De standplaats die op een markt voor onbepaalde tijd ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder.

  • e.

    dagplaats:

    Een standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld.

  • f.

    standwerkerplaats:

    De standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om stand te werken.

  • g.

    standwerken:

    De activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt, over het door hem te verkopen artikel een aansprekende uiteenzetting houdt en tenslotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop van dat artikel te bewegen.

  • h.

    college :

    Het college van burgemeester en wethouders.

  • i.

    vergunninghouder

    Degenen aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats.

  • j.

    anciënniteitslijst

    De lijst van vergunninghouders van een vaste plaats.

  • k.

    marktmeester:

    De persoon, die als zodanig door het college is aangewezen.

  • l.

    branche-indeling:

    de indeling in artikelgroepen en het aantal vastgestelde aantal meters per artikelgroep.

  • m.

    marktcommissie:

    Een commissie van advies waarvan de samenstelling en werkwijze wordt geregeld bij reglement vast te stellen door het college.

  • n.

    levenspartner:

    De persoon met wie de vergunninghouder met het oogmerk duurzaam moet samen wonen en een gemeenschappelijke huishouding voert.

Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de markt

  • 1. In de gemeente Oldenzaal worden de volgende markten gehouden:

    • a.

      op maandag van 12.00 tot 17.00 uur op het marktterrein op de locatie Ganzenmarkt, Markt, Kerkstraat, Plechelmusplein. Zie bijgaande tekening 1;

    • b.

      op zaterdag van 09.00 tot 17.00 uur op het marktterrein op de locatie Markt. Zie bijgaande tekening 2.

  • 2. Het college kan op grond van dringende redenen, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat de warenmarkt tijdelijk plaatsvindt:

    • a.

      op een andere dag;

    • b.

      op een andere tijd;

    • c.

      op een andere plaats.

  • 3. Het college is bevoegd te bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, indien de in het eerste lid bedoelde dag samenvalt met een van de in artikel 2, eerste lid, onder B van de Winkeltijdenwet genoemde dagen.

  • 4. De markt wordt niet gehouden op dagen waarop (gedeelten van) het marktterrein (worden) wordt gebruikt ten behoeve van carnaval, de viering van Koninginnedag, de Boeskool is lös en de kermissen.

  • 5. Indien het 4e lid van toepassing is, kan het college bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, tijd en/of gehele of gedeeltelijke plaats.

  • 6. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.41 van de Algemene wet bestuursrecht wordt van besluiten als bedoeld in lid, 2, 3, 4 en 5 mededeling gedaan in een ter plaatse verschijnend dag- of weekblad.

Artikel 1.3 Inrichting van de markt, branche-indeling

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • b.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • c.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste plaats en als standwerkerplaats.

  • 2. Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen (branches);

    • b.

      een maximum aantal meters (en/of standplaatsen) per branche;

    • c.

      welke plaatsen op het marktterrein uitsluitend bestemd zijn voor een bepaalde branche;

    • d.

      nadere eisen ten aanzien van het gebruik van een verkoopwagen voor een bepaalde branche.

Artikel 1.4 De marktcommissie

  • 1. Het college kan een commissie van advies instellen die tot taak heeft het college te adviseren inzake marktaangelegenheden.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de samenstelling en werkwijze van deze marktcommissie.

Artikel 1.5 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Diegene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

HOOFDSTUK 2 Bepalingen over het aanvragen en verlenen van de vergunning

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 Vergunning voor innemen standplaats

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college, dan wel in afwijking van de aan die vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkerplaats.

Artikel 2.3 De vergunning aanvraag

  • 1. Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont:

    • a.

      dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie;

    • b.

      dat hij voldoende verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

  • 2. Het college kan van het bepaalde in het eerste lid in bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

  • 3. De aanvrager wordt geacht aan het in lid 1, sub b bepaalde te hebben voldaan, als hij een geldig bewijs van lidmaatschap overlegt van een organisatie die voor haar leden een collectieve verzekering als bedoeld in lid 1, sub b heeft afgesloten.

Paragraaf 2 Vaste plaatsen

Artikel 2.4 Inhoud vergunning

  • 1. Indien een vaste plaats kan worden toegewezen, verleent het college een vergunning waarin in ieder geval is bepaald:

    • a.

      de naam en de voorletters, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste plaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

    • c.

      de verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken;

    • d.

      de artikelen (branche) die de vergunninghouder mag verhandelen;

    • e.

      de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend.

  • 2. Als een vergunninghouder van een vaste standplaats wijzigingen of toevoeging van een artikel of groep(en) van artikelen wenst, die niet in de vergunning zijn vermeld, moet daartoe een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij het college.

  • 3. Aanvragen als bedoeld in lid 2 worden niet ingewilligd als het branchepatroon van de markt zich daarentegen verzet.

Artikel 2.5 Inschrijving op de anciënniteitslijst

Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld welke artikelen de vergunninghouder mag verhandelen.

Artikel 2.6 Toewijzing vaste plaatsen

  • 1. Vaste plaatsen worden toegewezen via loting.

  • 2. Wanneer er zich een open plaats voordoet binnen een branche wordt een advertentie geplaatst in een vakblad.

  • 3. Gegadigden die voor een vaste plaats in aanmerking willen komen moeten binnen de gestelde termijn hun interesse schriftelijk kenbaar maken aan het college.

  • 4. Gegadigden moeten voldoen aan het gestelde in artikel 2.3, leden 1 en 3.

  • 5. De loting vindt in het openbaar plaats op een vooraf bepaalde plaats, datum en tijdstip.

  • 6. Het college kan ontheffing verlenen van hetgeen bepaald is in dit artikel.

Artikel 2.7 Volgorde van toewijzing vaste plaatsen

  • 1. Voordat de procedure van toewijzen van de vaste standplaatsen als bedoeld in artikel 2.6 plaatsvindt worden de vergunninghouders van een vaste plaats in de gelegenheid gesteld deze opengevallen standplaats in te nemen.

  • 2. Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste plaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats toegewezen aan de vergunninghouder van een vaste plaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitslijst.

Artikel 2.8 Overschrijving vergunning

  • 1. In geval van overlijden dan wel blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder wordt de vergunning voor de vaste plaats achtereenvolgens overgeschreven op:

    • a.

      achterblijvende echtgen(o)ot(e), geregistreerde partner of levenspartner;

    • b.

      kind, indien hij/zij ten minste 3 jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd;

    • c.

      een medewerker, indien hij/zij ten minste 5 jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd.

  • 2. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 3. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 2.9 Intrekking vergunning

  • 1. De vergunning voor het innemen van een vaste plaats wordt ingetrokken:

    • a.

      op schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 2.8, lid 1 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2. Het college kan een vergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 2.3 genoemde vereisten voor het toewijzen van een standplaats.

  • 3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 2.8, lid 1 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste plaats op dezelfde markt, wordt deze vergunning ingetrokken.

Paragraaf 3 Dagplaatsen

Artikel 2.10 Toewijzing dagplaats

  • 1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt, met inachtneming van de branche-indeling, door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste plaats wordt ingenomen.

  • 2. De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de volgorde van aanmelding van de gegadigden die zich daarvoor op de bewuste marktdag aanmelden bij de marktmeester.

Paragraaf 4 Standwerkerplaatsen

Artikel 2.11 Toewijzing standwerkerplaats

  • 1. Het college wijst een standwerkerplaats toe door middel van loting.

  • 2. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit bij de aanvraag om een vergunning bij de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

  • 3. Om voor een standwerkerplaats in aanmerking te komen moet men zich op de desbetreffende marktdag melden bij de marktmeester.

HOOFDSTUK 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats

  • 1. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3. De standwerker mag zich alleen doen bijstaan door degene als bedoeld in artikel 2.11, lid 2.

Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats

De vergunninghouder van een vaste plaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tien maal per dertien weken zijn plaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.3, 3.4 en 3.5.

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte

  • 1. De vergunninghouders van een vaste plaats die wegens ziekte verhinderd zijn hun standplaats in te nemen, moeten het college daarvan schriftelijk in kennis stellen.

  • 2. Deze schriftelijke mededeling moet tijdig voor de betreffende marktdag worden ingezonden. Bij plotselinge verhindering moet de marktmeester mondeling of telefonisch worden ingelicht, gevolgd door een schriftelijke bevestiging van deze melding aan het college.

  • 3. Bij langdurige afwezigheid wegens ziekte overlegt de vergunninghouder:

    • a.

      de eerste geneeskundige verklaring binnen drie weken na de eerste verhindering;

    • b.

      als bewijs van ziekte iedere drie maanden een geneeskundige verklaring aan het college, tenzij het college hiervan ontheffing heeft verleend.

Artikel 3.4 Afwezigheid wegens vakantie

  • 1. Vergunninghouders van vaste plaatsen die wegens vakantie verhinderd zijn hun standplaats te bezetten, moeten hierover onder opgave van de duur van de vakantie, met inachtneming van het hierna in lid 2 bepaalde, het college schriftelijk in kennis stellen.

  • 2. De regeling inzake de verplichting tot een regelmatige bezetting van een toegewezen vaste plaats, teneinde de vergunning voor de vaste plaats te behouden, blijft per kalenderjaar ten hoogste zes marktdagen buiten werking, als de rechthebbende na te hebben voldaan aan het in lid 1 genoemde voorschrift wegens vakantie afwezig is.

  • 3. De rechthebbende als hiervoor bedoeld, kan op buitenwerkingstelling van de in lid 2 aangeduide regelingen alleen dan aanspraak maken, indien zij op de marktdag, voorafgaande aan hun afwezigheid wegens vakantie, de hun toegewezen vaste plaatsen hebben bezet.

Artikel 3.5 Afwezigheid wegens bijzondere omstandigheden.

  • 1. Vergunninghouders van vaste plaatsen die wegens bijzondere omstandigheden verhinderd zijn hun standplaats te bezetten, moeten hierover onder opgave van reden, het college hiervan schriftelijk in kennis stellen.

  • 2. Bij plotselinge verhindering moet de marktmeester mondeling of telefonisch worden ingelicht, gevolgd door een schriftelijke bevestiging van deze melding aan het college.

Artikel 3.6 Ontheffing en vervanging

  • 1. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste plaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de plaats op de markt in te nemen.

  • 2. Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem tijdelijk ontheffing verlenen zelf op de vaste standplaats aanwezig te zijn.

Artikel 3.7 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1. Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2. De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en eventuele bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 3.8 Tijdstip innemen standplaats aan- en afvoer goederen

  • 1. Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan drie.uur voor aanvang en meer dan twee uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen dan wel goederen aan of af te voeren.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen.

  • 3. Indien de vergunninghouder zijn vaste plaats niet uiterlijk om 11.30 uur heeft ingenomen wordt de betreffende plaats voor die dag als dagplaats aangemerkt.

  • 4. De vergunninghouder aan wie een standplaats of dagplaats is verleend, moet bij aanvang van de markt de standplaats ingericht hebben en deze ingericht houden tot aan het sluitingstijdstip van de markt.

  • 5. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing indien de vergunninghouder de marktmeester voor dit tijdstip, onder opgave van een geldige reden die hem belet tijdig aanwezig te zijn, heeft verzocht de plaats vrij te houden.

Artikel 3.9 Aanwezigheid van voertuigen op het marktterrein.

  • 1. Het is verboden marktvoertuigen op een andere plaats op de markt aanwezig te hebben dan door het college is aangewezen.

  • 2. Het is verboden tussen het aanvangs- en sluitingstijdstip van de markt voertuigen, anders dan bedoeld in het eerste lid, aanwezig te hebben op het marktterrein.

  • 3. Het college kan één of meerdere terreinen aanwijzen waar voertuigen, anders dan bedoeld in het eerste lid, gedurende de markt-uren kunnen worden geparkeerd.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het in lid 1 en 2 bepaalde.

Artikel 3.10 Verboden handelingen

Het is de vergunninghouder verboden:

  • a.

    zich, behoudens ontheffing van het college, langer dan één uur van zijn standplaats te verwijderen. Gedurende deze tijd mag hij zijn standplaats niet onbeheerd achterlaten;

  • b.

    op het marktterrein op een andere dan voor de markt bestemde tijd goederen of waren te koop aan te bieden, te verkopen of te leveren;

  • c.

    meer ruimte in te nemen dan hem is toegewezen;

  • d.

    de opstal op zijn standplaats tijdens de markt af te breken of te verplaatsen;

  • e.

    de doorgang in de wandelgangen op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te hinderen of te belemmeren;

  • f.

    zich, behoudens ontheffing van het college, aan de voorzijde van de standplaats op te houden bij het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of waren;

  • g.

    op de standplaats andere goederen of waren in voorraad te hebben dan die, waarvoor vergunning is verleend;

  • h.

    zijn waren aan te prijzen of de aandacht van het publiek te trekken op een wijze die de orde van de markt verstoort of anderen in hun verkoop belemmert;

  • i.

    luifels, zeilen en parasols lager dan twee meter vanaf de grond, aanwezig te hebben op de markt.

Artikel 3.11 Verboden goederen

  • 1. Het is verboden artikelen, welke krachtens een besluit van het college niet op de markt verhandeld mogen worden, op de markt in voorraad te houden, uit te stallen of te verkopen.

  • 2. Het college kan, als hen dit in het belang van de orde op de markt of van de volksgezondheid noodzakelijk voorkomt, de handel in bepaalde artikelen gedurende een bepaalde termijn verbieden.

Artikel 3.12 Verzorging standplaats

  • 1. De vergunninghouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats, zulks ter beoordeling van het college, steeds een goed verzorgd aanzien biedt.

  • 2. De vergunninghouder moet zijn marktkraam aan de voorzijde en de hem toegewezen hoek(en) tussen verkoopblad en grond afschermen.

  • 3. Tijdens de markt moet hij zijn afval, verpakkingsmaterialen en dergelijke zodanig verzamelen of opslaan dat bij het verlaten van de markt geen verspreiding hiervan mogelijk is.

  • 4. Hij moet voor het verlaten van het marktterrein zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon achterlaten. Dit geldt ook voor de ondergrond waar hij staat of loopt.

  • 5. Het is de vergunninghouder verboden op het marktterrein kramen, voertuigen of ander materiaal zodanig te gebruiken, schoon te maken etc., dat de bestrating ter plaatse bevuild kan worden met (restanten van) vetten, oliën en dergelijke dan wel dat daardoor, of door achtergelaten waren, de reiniging van de bestrating wordt bemoeilijkt.

Artikel 3.13 Afvalbakken

De vergunninghouder aan wie vergunning is verleend om eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, moet aan de voorzijde van zijn standplaats voldoende afvalbakken aanwezig hebben, zulks ter beoordeling van het college.

Artikel 3.14 Verlichting standplaats

  • 1. Het is de standplaatshouder zonder ontheffing van het college verboden op zijn standplaats:

    • a.

      gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting;

    • b.

      elektriciteit te betrekken van een ander dan degene die door het college voor het leveren daarvan is aangewezen om zelf hierin te voorzien.

Artikel 3.15 Geluidsapparatuur

  • 1. Het is de vergunninghouder verboden tijdens de markt op het marktterrein gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid.

  • 2. Het op de standplaats aanwezig hebben van radiotoestellen, grammofoons, bandrecorders, cd-spelers, tv-toestellen en dergelijke, anders dan ter verkoop, is verboden.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden, onder door hen te stellen voorwaarden.

Artikel 3.16 Kook-, bak-, en verwarmingsapparatuur

  • 1. Het is de vergunninghouder verboden, zonder vergunning van het college, installaties voor bakken en/of koken en/of verwarmingstoestellen op zijn standplaats in gebruik of aanwezig te hebben.

  • 2. Aan de vergunning als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden in het belang van:

    • a.

      de veiligheid van de standplaatshouder en het publiek;

    • b.

      het voorkomen dan wel verminderen van hinder of overlast;

    • c.

      het uiterlijk aanzien en het schoonhouden van de standplaats en de omgeving.

Artikel 3.17 Bereiden eet- en drinkwaren

Het is de standplaatshouder verboden om, zonder vergunning van het college, op hun standplaats eet- en drinkwaren op de markt voor onmiddellijke consumptie gereed te maken.

Artikel 3.18 Brandstoffen

  • 1. Het is verboden op het marktterrein LPG (autogas) te gebruiken anders dan als brandstof voor motorvoertuigen.

  • 2. Gasinstallaties voor propaan en butaan moeten voldoen aan het gestelde in de norm NEN 3324 “voorschriften voor de aanleg van vloeibaar-gas-installaties”.

Artikel 3.19 Naamsaanduiding op de standplaats

  • 1. Vergunninghouders zijn verplicht gedurende de tijd dat zij hun goederen of waren voor verkoop aanbieden, op een duidelijk zichtbare plaats aan hun marktkraam of verkoopgelegenheid een bord te hebben, waarop duidelijk leesbaar en ten minste de voorletters en achternaam van de vergunninghouder zijn aangegeven.

  • 2. Het bord moet in goede staat worden gehouden, zulks ter beoordeling van het college.

HOOFDSTUK 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de gerechtelijke uitspraak.

Artikel 4.2 Intrekking vergunning en schorsing vaste plaatsen

Het college kan een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 4.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkerplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats.

Artikel 4.5 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en bij besluit van het college aanwezige personen.

Artikel 4.6 Intrekking oude regeling

De verordening Marktverordening, vastgesteld op 23 april 1987.

De verordening tot eerste wijziging van de Verordening op de markten, vastgesteld op 25 november 1993.

De verordening tot tweede wijziging van de Verordening op de markten, vastgesteld op 18 december 1997.

De verordening tot derde wijziging van de Verordening op de markten, vastgesteld op 3 februari 2000.

Genoemde verordeningen worden ingetrokken.

Artikel 4.7 Overgangsbepalingen

  • 1. Vergunningen en ontheffingen, hoe ook genaamd, verleend krachtens de Marktverordening 1987 blijven, indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Marktverordening 1987 blijven, indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3. Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening 1987 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 4.8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Artikel 4.9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Marktverordening 2002”.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2001,

de secretaris, de voorzitter,