Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit van het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant houdende regels omtrent mandaat (Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant)

Geldend van 01-10-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Besluit van het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant houdende regels omtrent mandaat (Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant)

Het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, ieder voor zover het haar dan wel zijn bevoegdheden betreft,

Gelet op:

  • afdeling 10.1.1 van de Algemene west bestuursrecht;

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant;

  • het Algemeen delegatiebesluit Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant;

  • het Directiestatuut Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant;

  • de artikelen 10:13 tot en met 10:21 van de Algemene wet bestuursrecht.

Besluit:

Vast te stellen:

het Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

Artikel 1: Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtelijke organisatie: de ambtelijke organisatie van de Omgevingsdienst;

  • b.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant;

  • c.

    directiestatuut: het Directiestatuut van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant;

  • d.

    Omgevingsdienst: de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, bedoeld in artikel 2 van de regeling;

  • e.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst, als bedoeld in artikel 14 van de regeling;

  • f.

    voorzitter: de voorzitter van de Omgevingsdienst, als bedoeld in artikel 19 van de regeling;

  • g.

    de directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 24 van de regeling, tevens secretaris van het bestuur van de Omgevingsdienst, als bedoeld in artikel 25 van de regeling;

  • h.

    functionaris: een medewerker, behorende tot de ambtelijke organisatie van de Om- gevingsdienst, aangesteld krachtens publiekrechtelijk besluit dan wel een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

  • i.

    CAR-UWO: de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereen- komst voor het gemeentepersoneel;

  • j.

    besluit: een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht of een beslissing op grond van het privaatrecht;

  • k.

    mandaat: de bevoegdheid om namens het dagelijks bestuur een besluit te nemen, waaraan rechtsgevolgen verbonden zijn; volmacht: de bevoegdheid om namens de voorzitter privaatrechtelijke handelingen te verrichten;

  • l.

    machtiging: de bevoegdheid om namens het dagelijks bestuur feitelijke handelingen te verrichten of zaken te doen die noch een besluit noch een privaat- rechtelijke handeling zijn;

  • m.

    ondermandaat: het verlenen van mandaat door de directeur aan een andere medewer- ker van de Omgevingsdienst, en;

  • n.

    mandaathouder: de functionaris, die de bevoegdheid heeft gekregen om in naam van het dagelijks bestuur op basis van (onder)mandaat, machtiging of volmacht op te treden.

Artikel 2: Beperkingen mandaat

  • 1. Bij de uitoefening van de bevoegdheden in mandaat wordt het daarom gestelde bij of krachtens wetten, verordeningen, regelingen, besluiten, aanwijzingen en richtlijnen, hoe ook genaamd, van Europese, rijks-, provinciale en gemeentelijke wetgevers of andere bestuursorganen in acht genomen;

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op bevoegdheden waarvoor door het dagelijks bestuur of de voorzitter op basis van specifieke verordeningen, regelingen en/of besluiten een afwijkend mandaat, afwijkende machtiging of volmacht wordt verleend.

Artikel 3: Mandaat

  • 1. Aan de directeur wordt mandaat verleend tot het nemen van besluiten die verband houden met zijn taken en/of verantwoordelijkheden, zoals vermeld in het directiestatuut. Van deze besluiten is uitgezonderd het nemen van beslissingen op bezwaar, tegen besluiten die verband houden met zijn taak, zoals bedoeld in het directiestatuut;

  • 2. Aan de directeur wordt volmacht verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen voor zover het aangelegenheden betreft die verband houden met zijn taken en/of verantwoordelijkheden, bedoeld in het directiestatuut;

  • 3. Aan de directeur wordt volmacht verleend om de Omgevingsdienst in en buiten rechte te vertegenwoordigen, voor zover het betreft het verrichten van privaatrechtelijke en andere rechtshandelingen, waartoe door of namens het dagelijks bestuur of de voorzitter is besloten;

  • 4. Aan de directeur wordt machtiging verleend tot het verrichten van andere handelingen dan het nemen van besluiten of het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, die verband houden met zijn taken en verantwoordelijkheden, bedoeld in het directiestatuut;

  • 5. Aan de directeur wordt het mandaat verleend tot het benoemen, schorsen en ontslaan van functionarissen van de ambtelijke organisatie, mede omvattende het aangaan van arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht en het aangaan van detacheringsovereenkomsten voor het inlenen dan wel uitlenen van functionarissen;

  • 6. Aan de directeur wordt mandaat verleend tot het aangaan van verplichtingen en het doen van betalingen passend binnen de goedgekeurde begroting, begrotingswijziging of investeringsprogramma, voor zover de kosten de raming niet overschrijden;

  • 7. Aan de directeur wordt mandaat verleend tot het nemen van besluiten op verzoeken om toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur, met inbegrip van besluiten waarbij een verzoek geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd. Aan de directeur wordt eveneens mandaat verleend tot het nemen van besluiten op een ingediend bezwaarschrift gericht tegen een besluit op een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur;

  • 8. Aan de directeur wordt mandaat verleend tot het maken van schriftelijke werkafspraken met elk van de deelnemers met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de in artikel 3 en 4 van de regeling vermelde taken;

  • 9. Aan de directeur wordt mandaat verleend tot het aangaan van overeenkomsten met deelnemers inzake andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden en met derden inzake het uitvoeren van adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden buiten het samenwerkingsverband om.

  • 10. De directeur wordt gemachtigd tot het nemen van conservatoire maatregelen, voordat wordt besloten tot het voeren van rechtsgedingen, het instellen van bezwaar en beroep alsmede het vragen om een voorlopige voorziening, ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

Artikel 4: Reikwijdte mandaat, volmacht- of machtigingsverstrekking

  • 1. Indien het dagelijks bestuur of de voorzitter mandaat, volmacht of machtiging verleent ten aanzien van de uitvoering van een bevoegdheid, geschiedt deze verlening in de ruimste zin des woords voor zover direct te maken hebbend met de opgedragen taken en onverminderd het bepaalde in artikel 2;

  • 2. De afdoening van de in artikel 3 vermelde zaken omvat zowel de bevoegdheid tot het nemen van de beslissing als tot het ondertekenen van het document, waarin het besluit is opgenomen;

  • 3. De uitoefening van bevoegdheden in mandaat, verleend bij of krachtens dit besluit, geschiedt met inachtneming van de ter zake schriftelijk vastgelegde instructies per geval of in algemene zin van het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter;

  • 4. Waar volmacht is verleend tot het besluiten en verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling aan een gevolmachtigde wordt daarmee ook de bevoegdheid verleend tot bewaking van uitvoering van die rechtshandeling, waartoe worden gerekend ingebrekestelling, ontbinding, vorderen van nakoming, opzegging van een overeenkomst en alle andere besluiten, die hiermee verband (kunnen) houden, met uitzondering van de beslissing tot het voeren van een rechtsgeding.

Artikel 5: Kaders uitoefening bevoegdheden

Een in mandaat te nemen besluit mag niet worden genomen indien:

  • a.

    het besluit leidt tot afwijking van of aanvulling op het tot dan toe gevoerde beleid, dan wel indien precedentwerking te verwachten is;

  • b.

    het besluit niet past binnen de daartoe bestemde budgetten;

  • c.

    het dagelijks bestuur of de betrokken portefeuillehouder of de voorzitter dit kenbaar heeft gemaakt;

  • d.

    er persoonlijke betrokkenheid van de gemandateerde bij het te nemen besluit bestaat;

  • e.

    de uitoefening van de bevoegdheden ingrijpende gevolgen voor de Omgevingsdienst kan hebben, of indien het algemeen bestuur vooraf om inlichtingen verzoekt.

Artikel 6: Informatieplicht

  • 1. De directeur verschaft het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter gevraagd of ongevraagd informatie over de uitvoering van de aan hem gemandateerde bevoegdheden.

  • 2. De directeur informeert het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

Artikel 7: Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover van toepassing, met mandaat gelijkgesteld:

  • a.

    de verlening van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, en

  • b.

    de machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 8: _ Ondermandaat

  • 1. De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 3 in ondermandaat verlenen aan functionarissen in dienst van de Omgevingsdienst;

  • 2. Het verlenen van ondermandaat kan ook inhouden dat de directeur voor bepaalde taken de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat mandateert aan afdelingshoofden;

  • 3. De directeur gaat niet over tot het opdragen in ondermandaat dan na verkregen toestemming van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter;

  • 4. Bij de Omgevingsdienst wordt een openbaar mandaatregister bijgehouden, waarin besluiten tot het verlenen van ondermandaat worden ingeschreven en gedeponeerd.

Artikel 9: Ondertekening

In de ondertekening dient tot uitdrukking te worden gebracht dat het besluit is genomen krachtens mandaat of volmacht. Hierbij wordt de volgende formulering aangehouden:

“Het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant,

namens deze:

De directeur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant,”

(gevolgd door de handtekening en naam van de gemandateerde, gevolmachtigde of gemachtigde.)

OF

“De voorzitter van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant,

namens deze:

De directeur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant,”

(gevolgd door de handtekening en naam van de gemandateerde, gevolmachtigde of gemachtigde.)

Artikel 10: Slotbepalingen

Dit besluit wordt aangehaald als Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant.

Artikel 11: Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit wordt bekend gemaakt in het provinciaal blad van de provincie Noord-Brabant, onverminderd het bepaalde in artikel 152, vijfde lid, van de Provinciewet (oud) en artikel 136 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Dit besluit treedt in werking op 12 december 2012 .

Ondertekening

Aldus besloten door het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant d.d. 12 december 2012, en zoals aangepast bij besluit van het dagelijks bestuur van 14 september 2016.