Regeling vervallen per 14-10-2021

Besluit van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant houdende regels omtrent de directeur Directiestatuut Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

Geldend van 17-04-2019 t/m 13-10-2021 met terugwerkende kracht vanaf 20-04-2018

Intitulé

Besluit van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant houdende regels omtrent de directeur Directiestatuut Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

Het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant,

Gelet op artikel 16, tweede lid, onder c, van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;

Overwegende dat het Directiestatuut van het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant d.d. 5 april 2013 is vastgesteld;

Overwegende dat bij besluit van 10 december 2015 dit statuut is gewijzigd in “Directiestatuut Zuidoost-Brabant versie 1 januari 2016”;

Overwegende dat door organisatorische wijzigingen het wenselijk is om het aangehaalde statuut te actualiseren;

BESLUIT

Vast te stellen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuur: het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst;

  • b.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst;

  • c.

    deelnemers: de rechtspersonen achter de deelnemende colleges, zoals bedoeld in artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, die het besluit hebben genomen om deel te nemen aan de regeling;

  • d.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 29 van de regeling;

  • e.

    functionaris: een medewerker, behorende tot de ambtelijke organisatie van de Omgevingsdienst, aangesteld krachtens publiekrechtelijk besluit dan wel een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

  • f.

    Omgevingsdienst: de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, bedoeld in artikel 2 van de regeling;

  • g.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;

  • h.

    CAR-UWO: de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst voor het gemeentepersoneel.

Artikel 2: Taken en verantwoordelijkheden ter ondersteuning van het bestuur

  • 1. De directeur draagt zorg voor een goede voorbereiding van de vergaderingen van het bestuur;

  • 2. De directeur draagt er gevraagd en ongevraagd zorg voor dat de leden van het bestuur over de informatie kunnen beschikken die zij nodig hebben om hun functie naar behoren uit te kunnen oefenen;

  • 3. De directeur draagt zorg voor een gedegen en tijdige advisering aan het bestuur. De directeur adviseert het bestuur ten behoeve van de door het bestuur te nemen besluiten;

  • 4. De directeur is verantwoordelijk voor een snel en adequaat verloop van voor het proces van besluitvorming noodzakelijke procedures en bevordert een voortvarende uitvoering van de besluiten van het bestuur;

  • 5. De directeur draagt er zorg voor dat de door het bestuur genomen besluiten worden vastgelegd in een besluitenlijst en dat een presentielijst wordt bijgehouden;

  • 6. De directeur is verantwoordelijk voor het onderhouden van een goede relatie met de deelnemers in hun rol van eigenaar van de Omgevingsdienst;

  • 7. De directeur is verantwoordelijk voor het onderhouden van een goede relatie met de deelnemers in hun rol als opdrachtgever van de Omgevingsdienst;

  • 8. De directeur oefent zijn taken, waar nodig, uit in nauwe samenwerking met het managementteam;

Artikel 3: Overige taken en verantwoordelijkheden van de directeur

  • 1. De directeur draagt, binnen de door het bestuur gestelde kaders, zorg voor een adequate organisatorische inrichting en een goede kwaliteit van de functionarissen;

  • 2. De directeur schept de voorwaarden die het optimaal functioneren van de Omgevingsdienst en de functionarissen bevorderen en houdt deze voorwaarden in stand;

  • 3. De directeur draagt, binnen het door het bestuur gestelde financiële kader, zorg voor de sturing op middelen binnen de Omgevingsdienst;

  • 4. De directeur draagt, binnen de door het bestuur gestelde kaders, zorg voor de uitvoering van het personeelsbeleid, de CAR-UWO en andere op wet- en regelgeving berustende rechtspositionele bepalingen;

  • 5. De directeur draagt zorg voor de exploitatie van de huisvestingslocaties en de inventaris van de dienst;

  • 6. De directeur draagt er zorg voor dat vanuit de Omgevingsdienst afgeronde adviezen en voorstellen worden voorbereid ten behoeve van het bestuur;

  • 7. De directeur draagt zorg voor de goede uitvoering van de activiteiten die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen, gebaseerd op een voldoende planning van activiteiten en met inachtneming van het ter zake vastgestelde beleid;

  • 8. De directeur draagt zorg voor de samenhang en een voldoende gecoördineerd en geïntegreerd handelen van de onderdelen van de ambtelijke organisatie van de Omgevingsdienst;

  • 9. De directeur treedt op als bestuurder als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden en overlegt met de ondernemingsraad;

  • 10. De directeur vertegenwoordigt de Omgevingsdienst naar buiten toe en draagt zorg voor een actieve voorlichting over de werkzaamheden van de Omgevingsdienst.

Artikel 4: Bijzondere omstandigheden

  • 1. Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanig tegenstellingen ontstaan of dreigen te ontstaan in het beleid van de deelnemers en dat het functioneren van de Omgevingsdienst daardoor kan worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur en aan het bestuur van de betreffende deelnemers;

  • 2. De directeur informeert, in overleg met het dagelijks bestuur of zo nodig terstond, de besturen van de deelnemers over een gebeurtenis die voor de deelnemers en van direct belang is en, indien van toepassing, adviseert de directeur de besturen van de deelnemers over de naar aanleiding van die gebeurtenis te nemen maatregelen.

Artikel 5: Afwezigheid en bereikbaarheid

  • 1. De directeur stelt, bij afwezigheid van ten minste een kalenderweek, de voorzitter van het bestuur hiervan in kennis;

  • 2. Bij afwezigheid van de directeur treedt 1 van de afdelingsmanagers, aan te wijzen door de directeur op moment van noodzakelijke vervanging in de bevoegdheden, rechten en plichten als beschreven in het directiestatuut. Indien de directeur onverhoopt niet in staat is om zelf een vervanger aan te wijzen, zal vervanging geschieden zoals opgenomen in de “Vervangingsregeling directeur ODZOB”;

  • 3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 draagt de directeur bij afwezigheid zorg voor een adequate vervanging en bereikbaarheid van de Omgevingsdienst.

Artikel 6: Slotbepalingen

Dit besluit wordt aangehaald als Directiestatuut Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.

Artikel 7: Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit wordt bekend gemaakt in het provinciaal blad van de provincie Noord-Brabant;

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 20 april 2018.

Ondertekening

Eindhoven, 5 april 2018

Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant,

W.J.F. van der Rijt – van der Kruis

voorzitter

J.M.L. Tolsma

secretaris