Regeling vervallen per 05-10-2023

Verordening op de rekenkamercommissie

Geldend van 01-01-2006 t/m 04-07-2013

Intitulé

VERORDENING OP DE REKENKAMERCOMMISSIE

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Gemeentewet;

  • b.

    commissie: rekenkamercommissie;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamercommissie;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    rekenkamercommissie: de rekenkamercommissie van de gemeente Ommen;

  • f.

    griffier: de raadsgriffier van de gemeente Ommen.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

  • 1. Er is een commissie die door de raad wordt ingesteld en wordt aangeduid als de rekenkamercommissie.

  • 2. De commissie bestaat uit 3 leden.

  • 3. De commissie onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de commissie gevoerd onderzoek bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid van de wet.

Artikel 3 Benoeming leden

  • 1. De raad benoemt de leden van de commissie, de raad kan plaatsvervangende leden van de commissie benoemen; het bepaalde in artikel 81-o-a van de wet is van toepassing.

  • 2. De leden worden voor een periode van zes jaar benoemd.

  • 3. Leden van de commissie zijn éénmaal herbenoembaar.

Artikel 4 Voorzitter

  • 1. De raad benoemt de voorzitter uit de leden van de commissie.

  • 2. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie,

    • b.

      het leiden van de vergaderingen,

    • c.

      het bewaken van de uitgangspunten, de werkwijze

    • d.

      het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming.

      De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de onderzoekers en met het secretariaat.

  • 3. Bij stakende stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 4. De commissie voorziet in een vervangingsregeling bij afwezigheid van de voorzitter.

Artikel 5 Eed of belofte

Ten aanzien van de leden is artikel 81.g van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Ontslag en non-activiteit

  • 1. De raad ontslaat de leden en plaatsvervangende leden of stelt hen op non-activiteit.

  • 2. Een lid van de rekenkamer wordt door de raad ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie, overeenkomstig het in artikel 81-o-a van de wet bepaalde;

    • c.

      wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • e.

      indien de raad van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is de functie van lid van de commissie te vervullen.

  • 3. De leden van de commissie kunnen door de raad worden ontslagen wanneer zij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn hun functie te vervullen.

Artikel 7 Vergoeding voor werkzaamheden van de leden van de commissie

  • 1. De leden ontvangen een door de raad te bepalen vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie.

  • 2. De vergoeding genoemd in het eerste lid komt ten laste van het budget van de commissie.

Artikel 8 Secretaris

  • 1. De raad benoemt de secretaris na overleg met de commissie.

  • 2. De secretaris staat de commissie bij de uitvoering van haar taken terzijde.

  • 3. De secretaris is organisatorisch ondergebracht bij de griffie.

  • 4. De secretaris draagt tenminste zorg voor de agendaplanning, de verslaglegging en de vorming van dossiers.

Artikel 9 Reglement van orde

De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming aan de raad.

Artikel 10 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1. De commissie bepaalt de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de commissie ter kennisneming aan de raad verstuurd.

  • 3. De raad kan de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek.

Artikel 11 Werkwijze

  • 1. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek. Hiertoe legt de commissie in een onderzoeksprotocol vast volgens welke methodiek de commissie onderzoeken uitvoert; het onderzoeksprotocol wordt ter kennisname naar de raad gezonden.

  • 2. De commissie stelt het jaarverslag in februari vast en zendt het jaarverslag daarna onverwijld naar de raad en het college ter kennisname.

  • 3. De commissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren van de gemeente alle inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 4. Bij lopende onderzoeken oordeelt de commissie of het wenselijk is om de raad tussentijds te informeren.

  • 5. De commissie vergadert zoveel als zij nodig acht ter bespreking van procedurele en inhoudelijke aspecten.

  • 6. De commissie vergadert in beslotenheid, haar onderzoeksrapporten en de jaarverslagen van de commissie zijn openbaar. Op grond van artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

  • 7. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie met inachtneming van het beschikbare budget gebruik maken van externe personen of bureaus.

  • 8. De commissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door de commissie te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op de concept nota van bevindingen aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn diegenen wiens taakuitvoering (mede) onderwerp van onderzoek is of is geweest.

    De commissie bepaalt voorts wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 9. Na vaststelling door de commissie worden de nota van bevindingen en het rapport met conclusies en aanbevelingen en de reactie van het college op het rapport zo spoedig mogelijk aan de raad aangeboden.

Artikel 12 Budget

  • 1. De commissie is bevoegd binnen een door de raad aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen aan de voorzitter en leden van de commissie;

    • b.

      de secretaris;

    • c.

      externe deskundigen die eventueel door de commissie zijn ingeschakeld;

    • d.

      eventuele overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3. De commissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

  • 4. De griffier treedt op als budgethouder van het budget van de commissie.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie”.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens moeten worden uitgeschreven.

In deze Verordening zijn de begrippen “doelmatigheid”, “doeltreffendheid” en “rechtmatigheid” (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel 1 opgenomen. Wel wordt in deze Toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan.

Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt.

Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en of de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt.

Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving.

Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Artikel 2

Wanneer gemeenten geen rekenkamer instellen, stellen zij op grond van artikel 81-o-a van de wet regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie door een rekenkamercommissie. In de wet is bepaald dat rekenkamer noch rekenkamercommissie bevoegd zijn de gemeentelijke rekening te controleren (artikel 81-o-a lid 2 en artikel 182 Gemeentewet).

Artikel 3

Anders dan bij de rekenkamer kunnen naast externe leden ook raadsleden en leden van andere gemeentelijke commissies deel uitmaken van de rekenkamercommissie. In de gemeente Ommen zal de rekenkamercommissie gevormd worden door uitsluitend externe leden, dat wil zeggen niet zijnde een raadslid.

Dat de Raad geen leden uit zijn midden zal benoemen blijkt ook uit het feit dat de commissie slechts uit drie leden bestaat, de benoemingsperiode 6 jaar is en er geen afwijkende benoemingstermijn is geregeld voor interne leden alsmede omdat in artikel 6 (eed/belofte) geen afwijkende bepaling is opgenomen voor interne leden.

Artikel 4

In dit artikel worden de benoeming, de rol en taken van de voorzitter benoemd. Zo wordt de voorzitter in functie door de Raad benoemd.

Artikel 5

De verplichting deze eed of verklaring en belofte af te leggen vloeit voor leden van de rekenkamer rechtstreeks voort uit artikel 81.g van de Gemeentewet. Deze bepaling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de (externe) leden van de rekenkamercommissie.

Artikel 6

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen in bepaalde situaties op non-activiteit te stellen.

Artikel 7

In dit artikel is de vergoeding die externe leden voor hun werkzaamheden ontvangen vastgelegd. De vergoeding is geregeld in de Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden. De Raad kan besluiten daarvan af te wijken.

Artikel 8

De rekenkamercommissie dient zelfstandig te functioneren en wordt daarom bijgestaan door een eigen secretaris. Deze wordt door de Raad, na overleg met de rekenkamercommissie, benoemd. Er is een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de rekenkamercommissie.

Artikel 9

In het Reglement van orde moeten/kunnen zaken als het vergaderquorum, de verhouding secretaris-voorzitter, de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken, hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten, enzovoorts geregeld worden.

Artikel 10

De rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen.

De rekenkamercommissie kan op verzoek van de Raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de Raad in te willigen. Dit verzoek van de Raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet voor een rekenkamer, genoemd. Dit artikel wordt in artikel 81-o-a ook voor de rekenkamercommissie overeenkomstig van toepassing verklaard.

Artikel 11

Om te waarborgen dat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren.

De rapporten van de rekenkamercommissie zijn in beginsel openbaar maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid bestuur kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.

De onderzoekers van de rekenkamercommissie leggen de feiten en resultaten die uit het onderzoek zijn gebleken vast in een “nota van bevindingen”.

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op deze (nog niet gepubliceerde) nota van bevindingen. Deze nota wordt daarom aan betrokkenen voorgelegd met de vraag eventuele feitelijke onjuistheden aan te geven (hoor en wederhoor) op basis waarvan zo nodig de nota van bevindingen wordt aangepast.

Daarna trekt de rekenkamercommissie in een (tweede) rapport haar conclusies en doet eventueel aanbevelingen. Dit rapport wordt aangeboden aan het college voor een bestuurlijke reactie. Deze reactie wordt altijd integraal in het definitieve rapport opgenomen. Naar aanleiding van de bestuurlijke reactie kan de rekenkamercommissie nog een nawoord in dit definitieve rapport opnemen waarna dit rapport openbaar wordt gemaakt.

Op deze wijze wordt voldaan aan het vereiste van transparantie.

Artikel 12

De rekenkamercommissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.

Artikel 13

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 14

Dit artikel behoeft geen toelichting.