Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Wet inburgering Sociale Dienst Oost Achterhoek

Geldend van 03-05-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Wet inburgering Sociale Dienst Oost Achterhoek

De raad van de gemeente Oost Gelre;

gezien het voorstel van het college van de gemeente Oost Gelre van 25 juli 2011;

gelet op het feit dat de raden van de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk middels een gemeenschappelijke regeling de uitvoering van de Wet Inburgering en de daaruit voortvloeiende besluiten hebben opgedragen aan het bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek, waarbij het dagelijks bestuur van dit orgaan in de plaats treedt van de colleges van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

Besluit:

vast te stellen de 

VERORDENING WET INBURGERING SOCIALE DIENST OOST ACHTERHOEK 2011

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijving

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. het college: het college van burgemeester en wethouders.

b.het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek;

c. de wet: de Wet inburgering.

d. voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtingen en vrijwillige inburgeraar

1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

a. een informatie- en adviespunt;

b. schriftelijke en digitale informatie.

3. Het college beoordeelt ten minste eens in de vier jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raden.  

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de voorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Aanwijzen van de doelgroepen 1. Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars een aanbod doen van een voorziening. Het hebben van voldoende middelen speelt hierbij een rol.

2. Het college kan de groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars aanwijzen waaraan zij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden: bijv.

a. inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen of een uitkering op grond van bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen;

b. Inburgeringsplichtigen die zelf geen inkomsten hebben uit werk of een uitkering en opvoeders.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar.

2. Indien de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

3. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

a. trajectbegeleiding;

b. het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraar.

c. activiteiten gericht op participatie (duale inburgeringsvoorzieningen).

4. Het college kan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een voorziening aanbieden, die afhankelijk van de capaciteiten van de inburgeraar, gericht is op ofwel het behalen van het inburgeringexamen ofwel op het behalen van het staatsexamen

Nederlands  als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1 eerste lid onderdeel c van de Wet educatie en beroepsonderwijs.  

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage bij de inburgeringsplichtige

1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet wordt in ten hoogste achttien termijnen betaald.

2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 5a De inning van de eigen bijdrage van de vrijwillige inburgeraar

1. De vrijwillige inburgeraar is een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet,verschuldigd en kan dit in ten hoogste achttien termijnen betalen.

2. Het college legt in de overeenkomst de termijnen van betaling vast.

3. Het college kan in bijzondere omstandigheden afzien van de inning van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet.

 

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een voorzieninig

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

1. Het college informeert de inburgeringsplichtige over het aanbod en de werkwijze om te komen tot een passend aanbod, bedoeld in artikel 19,eerste of tweede lid, van de wet. De inburgeringsplichtige geeft aan of hij ingaat op het aanbod en de voorgestelde werkwijze.

2. Na nader onderzoek wordt een passend aanbod gedaan aan de inburgeringsplichtige.

3. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan voorziening worden verbonden.

4. Met de ondertekening van het aanbod aanvaardt de inburgeringsplichtige het aanbod. De ondertekening vindt plaats binnen 4 weken na dagtekening van het aanbod.

5. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de voorziening, overeenkomstig het gedane aanbod. Dit wordt verwerkt in een beschikking. In deze beschikking zijn ook de rechten en verplichtingen opgenomen.

6.Het bepaalde in het eerste, tweede, derde en vierde lid is overeenkomstig van toepassing op de vrijwillig inburgeraar aan wie een aanbod wordt gedaan als bedoeld in artikel 24a, eerste of tweede lid, van de wet.

7. Het aanbod, als bedoeld in het tweede lid, wordt verwerkt en vastgelegd in een overeenkomst. In deze overeenkomst zijn ook de rechten en verplichtingen opgenomen.|

8. De vrijwillige inburgeraar, die het aanbod accepteert, zendt binnen 4 weken na dagtekening van het aanbod de doorhem ondertekende overeenkomst terug.  

Artikel 7 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

1. Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

a. Het college informeert de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar over het persoonlijke inburgeringsbudget en op basis waarvan hij de aanvraag goedkeurt;

b. Het college spreekt met de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar een redelijke termijn af voor het vinden van een passend traject en inburgeringsbedrijf.

2. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een voorziening goed, indien:

a. naar het oordeel van het college de voorziening voldoende onderscheidend is van het reguliere inburgeringsaanbod van de sociale dienst; •

b. naar het oordeel van het college de haalbaarheid van de ambities van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar realistisch zijn;

c. naar het oordeel van het college de voorziening toeleidt naar het behalen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II;

d. wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat naar het oordeel van het college beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening;

e. naar het oordeel van het college de kosten van de voorziening in lijn zijn met de uitgezette activiteiten en passen binnen het beschikbare budget.

3. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

 

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking en in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

a. het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

f. overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de voorziening kunnen ondersteunen.  

Artikel 8a

Het college stelt regels met betrekking tot de handhaving, termijnverlenging en ontheffing van de inburgeringverplichting.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking voor de inburgeringsplichtige

Het besluit tot toekenning van een voorziening bevat in ieder geval:

a. een beschrijving van de voorziening;

b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige

c. de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

d. de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

e. in geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.  

Artikel 10 De inhoud van de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:

a. een beschrijving van de voorziening;

b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

c. de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

d. de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing;

e. de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage indien van toepassing.  

Artikel 11 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het dagelijks bestuur stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar als bedoeld in artikel 24a van de wet vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 12 Boetes

1. Als de inburgeringsplichtige naar het oordeel van het college de opgelegde verplichtingen die voortvloeien uit de wet niet of niet in voldoende mate nakomt wordt een boete opgelegd.

2. De hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige.  

Artikel 13 Categorieën

Gedragingen van de inburgeringsplichtige, waardoor verplichtingen van de wet niet of in onvoldoende mate zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

a. Niet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet;

b. Niet of onvoldoende meewerken aan uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

c. Niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het dagelijks bestuur op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn, tenzij dit niet verwijtbaar is.

 

Artikel 14 De hoogte van de boete

1. Onverminderd artikel 12, tweede lid, wordt de boete vastgesteld op:

a. De boete bedraagt maximaal € 50 bij gedragingen als bedoeld in artikel 13, onderdeel a, wanneer deze gedragingen voor de eerste maal plaatsvinden, maximaal € 75 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de eerste maal en maximaal € 125 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de tweede maal.

b. De boete bedraagt maximaal € 100 bij gedragingen als bedoeld in artikel 13, onderdeel b, wanneer deze gedragingen voor de eerste maal plaatsvinden, maximaal € 150 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de eerste maal en maximaal € 250 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de tweede maal.

c. De boete bedraagt maximaal € 100 bij gedragingen als bedoeld in artikel 13, onderdeel c, wanneer deze gedragingen voor de eerste maal plaatsvinden, maximaal € 150 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de eerste maal en maximaal € 250 wanneer deze gedragingen zich herhalen binnen twaalf maanden na de tweede maal

Artikel 15 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

De in artikel 13 lid 2 en 3,  en 14 genoemde gedragingen en hoogte van de boetes zijn overeenkomstig van toepassing op de vrijwillige inburgeraar bij het niet of onvoldoende nakomen van de overeenkomst.  

Artikel 16 Gelijktijdigheid van verwijtbare gedragingen

Indien de inburgeringsplichtige zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet-nakomen van een hem opgelegde verplichting, die voortvloeit uit de wet, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte van de boete uitgegaan van die gedraging waarop de hoogste boete is gesteld.

Artikel 17 Afzien

Van het opleggen van een boete wordt afgezien indien het college daarvoor een dringende reden aanwezig acht.

Indien het college afziet van het opleggen van een boete op grond van een dringende reden, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.  

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011;

2. De verordening “Verordening Wet inburgering in de gemeente Oost Gelre 2010” wordt ingetrokken.

3.  Per 1 januari 2013 zijn de bepalingen van deze verordening uitsluitend van toepassing op de volgende groepen van personen:

a. Personen, die vóór 2013 zijn begonnen met een inburgeringaanbod van de Sociale Dienst Oost Achterhoek tot het moment dat zij aan hun inburgeringverplichting hebben voldaan;

b. Personen aan wie vóór 2013 de inburgeringplicht is opgelegd waartegen een handhavingsactie in gang is gezet, tot het moment waarop de handhavingsactie is afgerond;

c. Personen, die in 2012 hun verblijfstatus hebben gekregen maar pas in 2013 in de gemeenten Berkelland, Oost Gelre of  Winterswijk worden gehuisvest.

Artikel 19 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Sociale Dienst Oost Achterhoek 2011.

Ondertekening

De raad van de gemeente Oost Gelre,
de raadsgriffier,
dhr. J. Vinke
de plv. voorzitter,
dhr. H.A.C.M. Krabben