Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening reclamebelasting 2021 Oost Gelre

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening reclamebelasting 2021 Oost Gelre

De raad van de gemeente Oost Gelre;

gezien het voorstel van het college van de gemeente Oost Gelre van 17 november 2020;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2021

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, logo's, symbolen, kleuren of een reclamevoorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken;

  • c.

    waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar, als bedoeld in artikel 8, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ vastgestelde waarde;

  • d.

    onroerende zaak: onroerende zaak zoals afgebakend overeenkomstig artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken;

  • e.

    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • f.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Oost Gelre zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (bijlage 1).

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam 'reclamebelasting' wordt, met inachtneming van het gestelde bij of krachtens deze verordening, binnen de gebieden als bedoeld in artikel 2, een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de onroerende zaak waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht of geplaatst, geheven van die exploitant.

Artikel 5 Belastingobject

De reclamebelasting wordt geheven per onroerende zaak waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per onroerende zaak en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de onroerende zaak.

  • 2.

    Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Belastingtarief

  • 1.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 350,- per onroerende zaak.

  • 2.

    Voor zover de waarde van de onroerende zaak hoger is dan € 100.000,- en lager of gelijk is aan € 200.000,- wordt het in het eerste lid genoemde bedrag vermeerderd met € 200,-.

  • 3.

    Voor zover de waarde van de onroerende zaak hoger is dan € 200.000,- en lager of gelijk is aan € 400.000,- wordt het in het eerste lid genoemde bedrag vermeerderd met € 400,-.

  • 4.

    Voor zover de waarde van de onroerende zaak hoger is dan € 400.000,- wordt het in het eerste lid genoemde bedrag vermeerderd met € 500,-.

  • 5.

    Indien de waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 8 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak loopt gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt op aanvraag van belastingplichtige ontheffing verleend voor zoveel gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 11 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • b.

    die door de overheid of in opdracht van de overheid zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • c.

    van instellingen, die door de rijksbelastingdienst zijn aangewezen als Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI) of die voldoen aan de criteria van de rijksbelastingdienst voor een Sociaal Belang Behartigende Instelling (SBBI), en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw of de naam van de instelling;

  • d.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen, wijkorganen, (evt. het winkelcentrum) of het centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging, het wijkorgaan, het winkelcentrum of het centrummanagement;

  • e.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • f.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • g.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • h.

    aangebracht op scholen, verzorgingshuizen en kerken, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • i.

    die nostalgische uitingen aan de gevel zijn, ouder dan 50 jaar en die geen relatie hebben met de uitoefening van het bedrijf;

  • j.

    die uitsluitend zijn aangebracht met het doel de negatieve uitstraling van leegstand te vermijden, en zijn aangebracht in te huur of te koop staande onroerende zaken die, in afwachting van een huurder of koper, uitsluitend worden gebruikt als etalage of niet te betreden expositieruimte.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan, meer is dan € 20,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 14 Overgangsrecht

De Verordening reclamebelasting 2020 van 17 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met werking met ingang van 1 januari 2021.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening reclamebelasting 2021

Bijlage bij de verordening reclamebelasting

afbeelding binnen de regeling

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2020,

de raadsgriffier,

J. Vinke

de voorzitter,

A.H. Bronsvoort