Mandaatbesluit griffiepersoneel

Geldend van 09-07-2015 t/m heden

Intitulé

Mandaatbesluit griffiepersoneel

 

De werkgeverscommissie van de gemeente Oosterhout;

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1, derde lid van de Verordening werkgeverscommissie;

Besluit:

I

  • 1.

    De bevoegdheid tot het nemen van personele besluiten ten aanzien van de op de griffie werkzame ambtenaren, met uitzondering van de griffier, te mandateren aan de griffier.

  • 2.

    Tot het mandaat behoort mede het afdoen en voeren van correspondentie ter zake van de toegekende bevoegdheden, alsmede het (doen) treffen van voorbereidings- en uitvoeringshandelingen.

II

  • 1.

    De in mandaat te nemen besluiten dienen in overeenstemming te zijn met alle ter zake geldende regelingen, het door de raad en werkgeverscommissie gevoerde beleid en mogen niet leiden tot een budgetoverschrijding.

  • 2.

    Indien redelijkerwijs te verwachten is dat een in mandaat te nemen besluit bestuurlijke of politieke implicaties kan hebben, wordt de mandaatgever in de gelegenheid gesteld zijn wensen of bedenkingen over een ontwerp van het te nemen besluit, vergezeld van een advies van de gemandateerde, naar voren te brengen.

III

Bij afwezigheid van de griffier oefent de plaatsvervangend griffier de in dit mandaatbesluit verleende bevoegdheden uit.

IV

1. Alle stukken verband houdende met de uitoefening van dit mandaat worden als volgt ondertekend:  

De werkgeverscommissie van de gemeente Oosterhout

namens deze,

(handtekening),

griffier.

2. Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Mandaatbesluit griffiepersoneel’ en treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking.

Ondertekening

Aldus besloten door de werkgeverscommissie in zijn vergadering van 11 juni 2015

Toelichting op mandaatbesluit griffiepersoneel

de (rechts)positie griffie(r) in het decentrale bestuur

De invulling van het werkgeverschap is door de raad gedelegeerd aan de werkgeverscommissie die is ingesteld op grond van artikel 83 van de Gemeentewet. De werkgeverscommissie kan ervoor kiezen om de te nemen personele besluiten ten aanzien van het griffiepersoneel te mandateren aan de griffier. Dit ligt voor de hand nu de griffier de eindverantwoordelijke functionaris is van de griffie en dus hieraan leiding geeft. Om zijn organisatie efficiënt en doelmatig te kunnen aansturen moet hij naar bevinden kunnen handelen en moet hij niet afhankelijk worden gemaakt van de werkgeverscommissie. Bovendien blijft de formele bevoegdheid bij de werkgeverscommissie en kan deze commissie altijd besluiten om de uitoefening van deze bevoegdheid aan zich te houden. De griffier is bovendien verantwoording schuldig aan de werkgeverscommissie over de besluiten die hij namens deze commissie heeft genomen ten aanzien van het griffiepersoneel. Bovendien is in dit mandaatbesluit geregeld dat indien redelijkerwijs te verwachten is dat een in mandaat te nemen besluit bestuurlijke of politieke implicaties kan hebben, de werkgeverscommissie in de gelegenheid wordt gesteld zijn wensen of bedenkingen over een ontwerp van het te nemen besluit, vergezeld van een advies van de griffier, naar voren te brengen.

Wat voor soort personele besluiten betreft het?

Op de eerste plaats gaat het hierbij om besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit de CARUWO.

Daarbij gaat het om onder andere de volgende besluiten:

1. het verlenen van (tijdelijke) aanstellingen;

2. het aangaan van arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht;

3. het aangaan van stageovereenkomsten;

4. het aangaan van detacheringovereenkomsten;

5. het verlenen van waarnemingsvergoedingen;

6. het verlenen van buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging;

7. het verlenen van studiefaciliteiten;

8. het verlenen van betaald ouderschapsverlof;

9. het verlenen van zwangerschap- en bevallingsverlof;

10. het verlenen van eervol ontslag wegens:

- eigen verzoek;

- ouderdomspensioen;

- arbeidsongeschiktheid;

- FPU;

- FLO;

- afloop van de aanstelling van rechtswege;

11. het bevoorschotten/ berekenen/betaalbaar stellen van salarissen;

12. wedden, wachtgelden, uitkeringen presentiegelden, suppleties;

13. toelagen, reis-, verblijfs-, verplaatsingskosten, dan wel bijzondere vergoedingsregelingen;

14. besluiten met betrekking tot verlof, overwerkvergoedingen en andere besluiten in het kader van een ‘cafetariaregeling’.

Daarnaast zijn er personele besluiten die voortvloeien uit op de CAR-UWO gebaseerde regelingen of andere lokale arbeidsvoorwaardenregelingen.