Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsplan Fysieke Leefomgeving 2019-2022 Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving

Geldend van 06-02-2019 t/m 19-01-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Beleidsplan Fysieke Leefomgeving 2019-2022 Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving

Dit beleid is vastgesteld door burgemeester en wethouders op 10 december 2018.

1. Inleiding

1.1 Achtergrond, aanleiding en leeswijzer

1.1.1 Achtergrond en aanleiding

Voor u ligt het Beleidsplan Fysieke Leefomgeving 2019-2022 van de gemeente Oosterhout. Met dit beleid wordt aangesloten op huidige wet- en regelgeving en de praktijk op het gebied van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH). Dit beleidsplan is tot stand gekomen in afstemming met alle afdelingen van de gemeente, het college, de gemeenteraad, strafrechtelijke handhavingsinstanties en andere ketenpartners.

Dit document bevat een overzicht van alle beleidsvelden die een relatie hebben met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Algemene plaatselijke verordening (APV), en Bijzondere Wetten (BW). Dit beleid gaat niet over taken in het kader van handhaving in het sociale domein of leerplicht. Ook bepaalt dit plan niet de inhoudelijke of toekomstige invulling van de beleidsonderwerpen in het domein van de fysieke leefomgeving. Voor alle beleidsonderwerpen is nagegaan wat het bestaande beleid, betekent voor de uitvoeringstaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

In het omgevingsrecht zijn vergunningverlening, toezicht en handhaving voor gemeenten de belangrijkste instrumenten om de gezondheid, veiligheid en leefbaarheid in de samenleving te borgen. Bijvoorbeeld bij bouwactiviteiten, sloopactiviteiten waar asbest vrijkomt, geluid- of geurhinder in de woonwijken, grote milieurisico’s op bedrijventerreinen of brandveiligheid, evenementen en horecagelegenheden.

Omdat de overheid niet alles kan toetsen en controleren, is het noodzakelijk om keuzes te maken: waar moeten de prioriteiten liggen? Hoe strikt worden zaken geregeld en gecontroleerd? En welke inspanning wordt daarvoor geleverd? Om die vragen te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de omvang van de risico’s die samenhangen met activiteiten. Zijn die groot, dan krijgen ze meer prioriteit. In de tweede plaats is er een meer principiële afweging: waar ligt de grens tussen de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven en die van de gemeentelijke overheid? In de derde plaats is er een praktische reden: de capaciteit en middelen van de gemeente voor vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn beperkt en bij de inzet daarvan moeten keuzes gemaakt worden. Tussen deze drie zaken moet voldoende balans zijn.

In dit beleid wordt beschreven hoe de gemeente Oosterhout met deze balans omgaat. De prioriteiten en doelen worden aangegeven evenals de instrumenten die worden ingezet om deze te realiseren. Met dit beleid wordt de vergunningverlening en de uitvoering van het toezicht en handhaving van de taken in het kader van de fysieke leefomgeving transparant en is het voor een ieder duidelijk hoe de gemeente Oosterhout haar capaciteit inzet bij vergunningverlening en om naleving van regels op een efficiënte en effectieve manier te bereiken en/of te bevorderen.

Dit beleid vormt de basis voor het jaarlijkse ‘Uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving Fysieke Leefomgeving’, waarin wordt vastgelegd welke activiteiten dat jaar worden uitgevoerd en met welke middelen dit gebeurt. Tevens wordt hierin jaarlijks een rapportage opgenomen met verantwoording over de behaalde resultaten uit het uitvoeringsprogramma. Door de jaarlijkse analyse, is bijstelling van het beleidsplan mogelijk. Het beleidsplan en het uitvoeringsprogramma worden vastgesteld door het college en ter informatie voorgelegd aan de Raad.

Het beleidsplan 2015-2018 is opgesteld volgens de destijds geldende wet- en regelgeving en visie van gemeente Oosterhout. De doelen die gesteld zijn in het plan van 2015-2018 zijn bereikt. Zo zijn de werkzaamheden gedigitaliseerd, processen in beeld gebracht en zo veel als mogelijk geoptimaliseerd. Er is meer managementinformatie en de interne controles zijn uitgebreid. Medewerkers hebben gelegenheid gekregen zich te ontwikkelen en scholing te volgen. Echter het stellen van doelen is geen statisch gegeven. Altijd is het mogelijk om zaken te verbeteren en om nieuwe keuzes te maken.

Veranderende wetgeving en veranderde inzichten en omstandigheden leiden tot weer nieuwe doelen. Dit beleidsplan is veel uitgebreider dan het vorige beleidsplan, om de redenen dat we een integraal en volledig plan willen bieden, gewijzigde wetgeving en de zorgplicht die we onszelf opleggen ten aanzien van de kwaliteit die we willen leveren.

1.1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het wettelijk kader beschreven en de beleidscyclus beschreven. Hoofdstuk 3 bevat het profiel van Oosterhout, onderwerpen uit het bestuursakkoord als het gaat om de VTH- taken en de landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 staan de uitgangspunten voor het VTH-beleid benoemd, uitgaande van de organisatievisie. Hoofdstuk 5 en 6 bevatten de wijze waarop we van een risicoanalyse tot prioritering en doelen zijn gekomen. In hoofdstuk 7 staat uitgebreid beschreven hoe wij invulling geven aan de uitvoering als het gaat om preventie, vergunningverlening, toezicht, handhaving en gedogen.

In hoofdstuk 8 is tot slot de gemeentelijke organisatie beschreven en de wijze waarop we de kwaliteit borgen.

2. Wettelijk kader

2.1 Wettelijk kader

2.1.1 Algemeen

De samenleving verwacht dat de overheid op een professionele wijze aansturing geeft aan de fysieke leefbaarheid van de samenleving. Daartoe heeft de overheid een instrumentarium van wet- en regelgeving ter beschikking.

2.1.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Besluit omgevingsrecht

Voor de aansturing van de fysieke leefbaarheid van de samenleving heeft de overheid sinds 2010 onder andere de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Via de Wabo beschikt de overheid over een stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, dat verder is uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). In het verlengde daarvan verplicht hoofdstuk 7 van het Bor het bevoegde gezag over een handhavingsbeleid te beschikken.

Het terrein waar de Wabo, de Bor en de Mor betrekking op hebben, betreffen onder meer bouw en sloop, milieu, ruimtelijke ordening en brandveiligheid.

2.1.3 Wet VTH

Om de uitvoering van de VTH-taken in het Wabo-domein eenduidiger en qua kwaliteit beter te maken is er de afgelopen jaren een landelijk proces op gang gekomen, waarbij Omgevingsdiensten zijn ontstaan en waarbij een set landelijke kwaliteitscriteria is opgesteld die zowel betrekking heeft op de kwaliteit van de VTH-organisatie als de kwaliteit van de VTH-medewerkers.

In verband hiermee is op 14 april 2016 de Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Wet VTH) in werking getreden. Het doel van deze wet is een veilige en gezonde leefomgeving, door het bevorderen van de kwaliteit en samenwerking bij de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht.

De wet is een invulling van de Wabo, formaliseert de omgevingsdiensten en regelt de randvoorwaarden voor gemeenten en provincies om tot een hogere kwaliteit te komen. Zo is het basistakenpakket1 van de omgevingsdiensten wettelijk vastgelegd en zijn gemeenten verplicht een verordening kwaliteit VTH te hebben. De gemeenteraad heeft de ‘Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Oosterhout’ vastgesteld en deze is vanaf 5 april 2017 van kracht. Deze verordening regelt de kwaliteit van de in opdracht van burgemeester en wethouders door de omgevingsdienst uitgevoerde vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) binnen het omgevingsrecht. Ten aanzien van de overige Wabo-taken die door of in opdracht van burgemeester en wethouders worden uitgevoerd hebben burgemeester en wethouders een zorgplicht voor een goede kwaliteit van de uitvoering. Het kwaliteitsniveau van de uitvoering van deze taken wordt jaarlijks door burgemeester en wethouders bepaald en geborgd in het ‘Uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving Fysieke Leefomgeving’ (UVP). In hoofdstuk 8 van dit beleidsplan gaan we nader in op de kwaliteitscriteria 2.1.

2.1.4 AMvB VTH / Aanpassing Bor

Naast de wet VTH is er ook de zogenaamde AMvB VTH (Besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht die verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving beoogt), welke op 1 juli 2017 in werking is getreden. Er zijn procescriteria opgenomen voor vergunningverlening en de basis is gelegd voor een gemeenschappelijk inspectiesysteem (Inspectieview Milieu). Met de komst van de AMvB VTH gaan de procescriteria ook gelden voor vergunningverlening.

In artikel 7.3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vastgelegd dat het uitvoerings- en handhavingsbeleid jaarlijks moet worden uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma waarin wordt opgenomen welke activiteiten in het komende jaar worden uitgevoerd. In artikel 7.7 is geregeld dat gerapporteerd moet worden over de mate waarin doelen zijn gerealiseerd en afspraken zijn nagekomen.

2.1.5 Algemene plaatselijke verordening (Apv) en Bijzondere Wetten

Onder de fysieke leefomgeving worden ook openbare orde en veiligheid (Algemene plaatselijke verordening), kleine verkeersovertredingen, overlast die niet direct de openbare orde en veiligheid raakt en Bijzondere Wetten, zoals de Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen geschaard. Voorliggend VTH-beleid heeft ook betrekking op de gemeentelijke taken die vallen onder deze wetten en een relatie hebben met de fysieke leefomgeving.

2.2 Beleidscyclus

2.2.1 Systematiek

In het Bor en in de (voor de basistaken verplichte) kwaliteitscriteria zijn minimumeisen opgenomen waaraan elke professionele handhavings- en vergunningenorganisatie moet voldoen. Deze eisen leiden tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de VTH-taken. Hierdoor wordt een transparante en systematische manier van werken bereikt, waarmee gestuurd kan worden op prioriteiten en de in te zetten capaciteit en waarover achteraf via het evaluatieverslag verantwoording kan worden afgelegd. De beleidscyclus kan als volgt worden weergegeven:

afbeelding binnen de regeling

Big 8 cyclus

Het systematisch doorlopen van deze cyclus zorgt ervoor dat de handhaving en vergunningverlening steeds doelmatiger kan worden uitgevoerd.

2.2.2 De beleidscyclus in de praktijk

In deze paragraaf lichten we toe hoe wij de beleidscyclus vormgeven en wat de positie van dit VTH-beleid daarin is.

Strategisch beleidskader

Het strategisch beleid op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving is vastgelegd in dit meerjarig beleidsplan Fysieke Leefomgeving. In dit plan beschrijven we de landelijke en lokale ontwikkelingen en de uitgangspunten en visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving en de daaruit voortvloeiende algemene doelstelling. Ook beschrijven we welke instrumenten ingezet worden en hoe met andere partijen wordt samengewerkt. We analyseren en beschrijven onze gemeente, onze organisatie, onze taken en de manier waarop wij werken.

Operationeel beleidskader - Prioriteiten en doelen

Via een risicoanalyse maken we een inschatting van de kans dat in Oosterhout wetten en regels worden overtreden en wat de impact daarvan is. Uit deze risicoanalyse vloeien de prioriteiten en concrete doelstellingen voor de komende vier jaar voort.

Deze probleemanalyse bestaat uit:

  • Een beschouwing van interne vakspecialisten van het taakveld waarop zij werkzaam zijn. Ook bestuurders zijn hierbij betrokken. Onder meer wordt ingegaan op ontwikkelingen binnen het vakgebied, specifieke aandachtspunten en knelpunten (op basis van ervaring) met betrekking tot risico’s, methodieken en procedures, organisatie en middelen en de doelstellingen die hieruit voortvloeien.

  • Een risicoanalyse van de fysieke leefomgeving. Dit is een inschatting van de kans dat in de gemeente Oosterhout wetten en regels worden overtreden en wat de impact daarvan is. Voor deze risicoanalyse is gebruik gemaakt van een afwegingsmodel, zoals opgenomen in bijlage 2.

Planning en control: Het borgen van de middelen

De doorwerking van de prioriteiten en doelen op de personele en financiële capaciteit vindt plaats in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en wordt geborgd in de begroting.

Rapportage en evaluatie: Bijstellen beleid

De risicoanalyse en de probleemanalyse, die onderdeel uitmaken van dit beleidsplan, worden één keer in de vier jaar opgesteld en bestuurlijk vastgesteld. Jaarlijks vindt monitoring plaats van de mate waarin de doelen uit dit beleidsplan gerealiseerd zijn en wordt het ‘Uitvoeringsplan fysieke leefomgeving, vergunningen, toezicht en handhaving’ (UVP) geëvalueerd. Het eventuele bijgestelde beleidsplan, de evaluatie en de actualisatie van de risicoanalyse vormen de basis voor het UVP. In het jaarlijkse UVP geven wij aan wat de unit Vergunning en Handhaving dat jaar gaat doen, welke prioriteiten we daarbij stellen en met welke capaciteit we het gaan doen. Hierover wordt gerapporteerd aan het college. Het jaarverslag wordt ter kennisname gezonden aan de gemeenteraad, de provincie in het kader van het interbestuurlijk toezicht, en de andere handhavingspartners.

3. Ontwikkelingen en bestaand beleid

3.1 Profiel van Oosterhout

Gemeente Oosterhout ligt in West-Brabant (op de grens met Midden-Brabant) en is een middelgrote gemeente met totaal ruim 55.000 inwoners en ongeveer 24.700 woningen. Oosterhout is sinds 1809 een stad. Ze heeft haar rechten gekregen van koning Lodewijk Napoleon. De gemeente Oosterhout bestaat verder uit drie kerkdorpen: Den Hout (1.200 inwoners), Oosteind (ruim 1.200 inwoners) en Dorst (3.000 inwoners).

Er zijn in Oosterhout 82 rijksmonumenten en170 gemeentelijke monumenten. Een van de rijksmonumenten is het klooster Sint Catharinadal in de Heilige Driehoek. Dit is een uniek gebied doordat hier drie kloosters gevestigd en nog actief zijn.

Oosterhout is een aantrekkelijke gemeente voor mensen die zoeken naar ruimte om te wonen, te werken, te ondernemen en/of te recreëren. Opvallend zijn het groene karakter en de ruime opzet. Oosterhout vervult een sub-regionale functie als winkel- en uitgaanscentrum. Het voorzieningenniveau is hoog met veel sportaccommodaties, waaronder het nieuwe sportpark de Contreie en het vernieuwde zwembad de Warande. Qua cultuur heeft Oosterhout een theater in het beeldbepalende gebouw De Bussel, waarin ook de bibliotheek en de VVV zijn gevestigd. Oosterhout heeft een uitgebreid campingaanbod. Met alle sportieve mogelijkheden, in combinatie met het uitgebreide horeca- en winkelaanbod en de vele evenementen in de stad bieden we ruime mogelijkheden voor (groeps-)arrangementen voor korte en langere duur.

Oosterhout heeft een strategische ligging in het hart van de Benelux, is gunstig gelegen aan twee autosnelwegen, de A27 en de A59, en is ook per water (Wilhelminakanaal) en goederenspoor bereikbaar. Onder meer vanwege deze goede bereikbaarheid en het ondernemersvriendelijke klimaat heeft de gemeente een belangrijke economische functie met ruim 4.300 grote en kleine bedrijven, waar in totaal ruim 26.000 mensen werkzaam zijn. In Oosterhout is een sterke vertegenwoordiging van bedrijven op het gebied van transport, logistiek en distributie, voeding, betonindustrie, metaal, elektrotechniek en toeleveringsbedrijven. De zakelijke dienstverlening is tevens sterk vertegenwoordigd.

Oosterhout heeft vijf grote en een aantal kleinere bedrijventerreinen, met een totaal oppervlakte van meer dan 750 hectare. Het grootste bedrijventerrein, Weststad, is voorzien van ontsluiting via goederenspoor en ligt aan het Wilhelminakanaal. Bedrijvenpark Everdenberg wordt uitgebreid met bedrijventerrein Everdenberg-Oost.

De agrarische sector is van oudsher een belangrijke maatschappelijk-economische drager voor met name het buitengebied. Deze functie concentreert zich vooral in de Gecombineerde Willemspolder ten oosten van de A27 en rond de kerkdorpen Oosteind, Dorst en Den Hout. De agrarische gebieden kennen in relatie tot hun landschapstype, verschillende vormen van agrarische gebruiksmogelijkheden; in het open kleigebied van de Gecombineerde Willemspolder aan de oostkant en de Oranjepolder ten noorden van de kern richt de landbouw zich op akkerbouw en vollegronds tuinbouw. Op de hogere zandgronden tussen Oosterhout en Teteringen vindt boomteelt plaats. De glastuinbouwsector is geconcentreerd in het gebied ten zuiden van het lint Oosteind.

3.2 Bestuursakkoord Samen op weg naar 2030: 2018 – 2022

Gemeente Oosterhout heeft, samen met inwoners, ondernemers, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, verenigingen en instellingen, gewerkt aan het formuleren van een gezamenlijk toekomstbeeld van Oosterhout. Eerst is het DNA van de gemeente beschreven: wat voor gemeente is Oosterhout, wat zijn de sterke en minder sterke kanten, waarin onderscheidt Oosterhout zich van vergelijkbare gemeenten? Dat onderzoek resulteerde in het rapport “De staat van Oosterhout”. De opgaven die daarin voor de toekomst van Oosterhout zijn geformuleerd, zijn op hun beurt weer het vertrekpunt geweest voor het opstellen van een nieuwe, integrale toekomstvisie.

Bij het opstellen van het bestuursakkoord is steeds de volgende vraag gesteld: als Oosterhout wil toewerken naar een stad die ook in 2030 aantrekkelijk is voor inwoners, bezoekers en ondernemers, welke stappen moet Oosterhout dan in deze bestuursperiode zetten?

Op het gebied van de fysieke leefomgeving is het volgende van belang voor het bestuur:

  • 1.

    Veiligheid, handhaving en preventie

    • a.

      Veiligheid raakt de inwoners van onze gemeente, die hechten aan een veilige woon- en leefomgeving

    • b.

      Waar de onderwereld steeds meer met de bovenwereld verweven raakt, wordt onze rechtsstaat in zijn fundament aangetast.

    • c.

      Veiligheid raakt ook de gemeentelijke disciplines en de bewustwording daarvan bij alle medewerkers.

    • d.

      Veiligheidsbeleid is gericht op het tegengaan van criminaliteit en ongewenst gedrag (preventie).

    • e.

      Veiligheidsbeleid heeft ook te maken met de inrichting van de openbare ruimte, met goed onderwijs, een voldoende aanbod van voorzieningen, een effectieve jeugdzorg, zorg voor verwarde personen en ex-gedetineerden, verslavingszorg, voorkomen van radicalisering, veilig uitgaan en sociale participatie.

    • f.

      Het eerste doel van Handhaving is het bevorderen van gewenst gedrag. Pas daarna komt het bestraffen van ongewenst gedrag. In de praktijk zal dit moeten neerkomen op: meer praten, minder prenten met inzet van publieksvriendelijke handhavingscampagnes die het gastheerschap ondersteunen, boven massale, doelgerichte handhavingsacties.

    • g.

      Handhavingsacties moeten een duidelijk doel dienen, wat betekent dat ze specifiek worden ingezet als een reactie op overlastsituaties, waarbij in voorkomende gevallen de geest van de wet- en regelgeving zwaarder weegt dan de letter.

    • h.

      ‘Werken in de wijk’ met aandacht, nog meer dan de afgelopen jaren het geval was, voor preventie en samenwerking van de boa’s met wijkagenten en buurtpreventieteams.

  • 2.

    Economie en werkgelegenheid – aantrekkelijke binnenstad

    • a.

      De gemeente stimuleert nieuwe ondernemers, onder andere door, binnen de bestaande ruimtelijke regelingen, beroepen aan huis toe te staan. Ontwikkelen deze bedrijven zich door tot ondernemingen met meerdere werkzame personen, dan zullen ze op zoek moeten naar een bedrijven- of detailhandelslocatie.

    • b.

      Evenementen leveren een belangrijke bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van het stadscentrum. Het uitgangspunt van een nieuw op te stellen evenementenbeleid is dat evenementenorganisatoren de ruimte krijgen en dat het beleid in gezamenlijkheid ontwikkeld gaat worden. Daarbij komen aan de orde:

      • -

        invoeren van maatwerk, bijvoorbeeld als het gaat om eindtijden van evenementen

      • -

        het verminderen van de administratieve lastendruk voor organisatoren, bijvoorbeeld door verdere digitalisering van het proces en/of de invoering van meerjarige aanvragen.

      • -

        regionale afstemming van grootschalige evenementen.

    • c.

      Bekijken hoe de verbinding tussen de kermis en het centrum kan worden versterkt.

    • d.

      Het bestemmingsplan voor het deel van de Klappeijstraat tussen Markt en Mathildastraat moet overeenkomen met het feitelijk gebruik, zodat de horecaondernemers de ruimte krijgen om daadwerkelijk te ondernemen en evenementen te organiseren. In samenwerking met de betrokken ondernemers willen wij kijken naar mogelijkheden om “veilig uitgaan” op een eigentijdse manier vorm te geven.

    • e.

      Doel van het systeem van betaald- en vergunning parkeren is en blijft het reguleren van de parkeerstromen. Dat moet op een zodanige manier gebeuren dat de belangen van bewoners, bezoekers en werknemers op een evenredige wijze zijn geborgd. Daarbij is als financieel uitgangspunt van belang dat het parkeersysteem een gesloten systeem is: parkeerinkomsten en –uitgaven houden elkaar in evenwicht, tekorten en/of overschotten worden in het systeem verwerkt. Mogelijke beleidskeuzes kunnen leiden tot minder opbrengsten. De financiële consequenties hiervan kunnen mogelijk worden opgevangen door het wijzigen van de gemeentelijke exploitatie van de fietsenstalling op de Markt en een andere inzet van de gemeentelijke handhavers voor het onderdeel 'parkeren'.

  • 3.

    Levendige gemeente

    • a.

      De primaire taak van de gemeente ligt bij gezondheidszorg op het gebied van preventie en daarmee een rol in het bevorderen van gezond gedrag. De gemeente blijft zich, samen met haar maatschappelijke partners, inzetten voor de preventie van (bovenmatig) alcohol- en drugsgebruik (niet alleen richting de jeugd, maar ook in de richting van ouders).

    • b.

      In aanvulling op wat hiervoor staat over evenementen:

      Het uitgangspunt van een nieuw op te stellen evenementenbeleid is dat het beleid in gezamenlijkheid ontwikkeld gaat worden. Dus samen met de gemeenteraad, met evenementen-organisatoren, met horecaondernemers, met bezoekers en omwonenden. Daarnaast wil Oosterhout, overeenkomstig het gemeentelijk gezondheidsbeleid, sportverenigingen en organisatoren van evenementen aanspreken op maatregelen die een gezonde leefstijl bevorderen.

  • 4.

    Ruimtelijke ontwikkelingen – duurzaamheid

    • a.

      In het kader van duurzaamheid zijn er diverse ambities. Duurzaamheid moet als een rode draad door het gemeentelijk beleid lopen. De gemeente heeft een voorbeeldfunctie te vervullen. Dat betekent dat er werk wordt gemaakt van het verduurzamen van het gemeentelijk vastgoed.

    • b.

      Er zal strakker dan in het verleden gehandhaafd worden op het dumpen van afval in de openbare ruimte.

    • c.

      In het mobiliteitsplan hebben onder anderen de volgende aspecten de aandacht:

      • -

        verkeersveiligheid bij scholen;

      • -

        realiseren van voldoende vrachtwagenparkeerplaatsen, waardoor de overlast aan bijvoorbeeld de rand van woonwijken afneemt.

3.3 Landelijke en provinciale ontwikkelingen

Vergunningverlening, toezicht en handhaving is een dynamisch werkveld dat wordt gedreven door trends en ontwikkelingen, op politiek en maatschappelijk gebied, maar ook door veranderende wet- en regelgeving. Deze trends en ontwikkelingen vragen continu om bijstelling van prioriteiten, activiteiten, werkwijze en inzet van capaciteit. Belangrijkste landelijke ontwikkelingen welke relevant zijn voor de gemeentelijke VTH-uitvoering in het fysieke domein zijn beschreven.

Het effect op gemeentelijke werkzaamheden is niet voor alle onderwerpen op dit moment bekend. Zodra er wel meer over bekend is, gaan we hier op acteren en nemen we de werkzaamheden vervolgens op in het jaarlijkse ‘Uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving Fysieke Leefomgeving’, waarin wordt vastgelegd welke activiteiten dat jaar worden uitgevoerd.

3.3.1 Omgevingswet

Het omgevingsrecht is nu versnipperd in tientallen wetten, circa 120 AMvB’s en een vergelijkbaar aantal ministeriële regelingen. Deze historisch gegroeide hoeveelheid aan wetten, regels en afspraken voor de fysieke leefomgeving wordt geïntegreerd in één nieuw stelsel, 1 wet, 4 AMvB’s en 10 ministeriële regelingen. De Omgevingswet zet de gebruiker centraal én beoogt meer flexibiliteit te bieden. Het wetsvoorstel gaat over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving en bevat regels over milieu, natuur, bouwen, infrastructuur, monumenten en ruimte. Op onderdelen is de Omgevingswet nog volop in de maak. Naar verwachting treedt de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking.

De wet kent vier verbeterdoelen:

  • 1.

    Vergroten van inzichtelijkheid;

  • 2.

    Integrale gebiedsbenadering;

  • 3.

    Verbeteren en versnellen van de besluitvorming;

  • 4.

    Vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte.

De Omgevingswet sluit aan bij de veranderprocessen die we als gemeente al hebben ingezet, zoals bijvoorbeeld het resultaat- en klantgericht werken en deregulering en is feitelijk een doorontwikkeling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

De wet kent meerdere kerninstrumenten. Voor gemeenten zijn de volgende kerninstrumenten het meest relevant; de Omgevingsvisie, het Omgevingsplan en de Omgevingsvergunning. De Omgevingsvisie is te vergelijken met een Structuurvisie, zoals we die thans kennen. Hierin worden ambities van de gemeente vastgelegd voor de fysieke leefomgeving. De in de omgevingsvisie gemaakte keuzen ten aanzien van te hanteren normen en ontwikkelingsmogelijkheden worden in het omgevingsplan geborgd en zijn daarmee ook juridisch bindend. Het omgevingsplan is te vergelijken met een bestemmingsplan, aangevuld met andere beleidsregels en verordeningen (bijvoorbeeld de APV) die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Het Omgevingsplan biedt samen met de landelijk vastgestelde normen, de kaders voor de werkzaamheden op het vlak VTH. Een omgevingsvergunning, wordt verleend op basis van het omgevingsplan en landelijk normen, en is gelijk aan de huidige omgevingsvergunning.

Voor VTH-taken (en daarmee dit beleidsdocument) zal de nieuwe Omgevingswet niet veel nieuws brengen. Gezien de huidige (concept)wetteksten zullen de handhavingsinstrumenten, kwaliteitseisen en beleidscycli gelijk blijven. Wel is duidelijk dat de Omgevingswet het toepassingsbereik van de bestuurlijke boete zal uitbreiden naar overtredingen van regels die toezien op het cultureel erfgoed en risicovolle inrichtingen die vallen onder de SEVESO-richtlijn2. Het is te verwachten dat de Omgevingswet een verandering zal brengen in de dagelijkse werkzaamheden van de vergunningverlener, toezichthouder en handhaver. Men zal meer dan thans worden geconfronteerd met meer algemene regels en minder omgevingsvergunningen, meer doelvoorschriften en open normen, meer vertrouwen en een terugtredende overheid, en een veranderende houding van nee-tenzij naar ja-mits. Dit vergt andere competenties van vergunningverleners, toezichthouder en handhavers. Ook zal de Omgevingswet leiden tot een verschuiving van het zwaartepunt van vergunningverlening, naar toezicht en handhaving. Hierbij wordt wel aangetekend dat voornoemde tendens al is ingezet met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en deze onder de Omgevingswet verder wordt doorgezet.

3.3.2 Bouw

1. Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Dit wetsvoorstel heeft betrekking op bouwvergunningverlening en -toezicht. Het doel van deze wet is het verbeteren van de kwaliteitsborging voor het bouwen en het versterken van de positie van de bouwconsument.

Het wetsvoorstel voorziet erin dat er vanuit de gemeente geen technisch inhoudelijke toets plaatsvindt bij de aanvraag om bouwvergunning. De gemeentelijke werkzaamheden voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen beperken zich tot een toets aan het bestemmingsplan, welstand en omgevingsveiligheid.

Ook zal de gemeente op dit punt geen toezicht meer uitvoeren. Begonnen wordt met de minst risicovolle bouwwerken. Private partijen ontwikkelen methodes voor kwaliteitsbewaking om te zorgen dat aannemers zich houden aan de bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit 2012. Datzelfde geldt ook voor de bouwaanvraag. Deze (gecertificeerde) aanbieders moeten, na afronding van de werkzaamheden, een certificaat afgeven dat overlegd moet worden aan de gemeente. Zonder een dergelijk certificaat mag het bouwwerk niet in gebruik genomen worden.

Het wetsvoorstel is in april 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd. In februari 2017 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het voorstel en doorgestuurd naar de Eerste Kamer. De verwachting is dat de inwerkingtreding wordt gelijkgeschaard met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De VNG is vooralsnog kritisch en vindt het onuitvoerbaar voor gemeenten.

Door deze herverdeling, zal het takenpakket van de gemeente gaan veranderen. Omdat de huidige werkprocessen, verordeningen en beleidsregels die betrekking hebben op kwaliteitsborging in de bouw gebaseerd zijn op het huidige takenpakket, zullen ook de werkprocessen, beleidsregels en verordeningen mee moeten veranderen.

2. Vergunningvrij bouwen / verdere deregulering

In de afgelopen jaren zijn door wetswijzigingen de mogelijkheden van vergunningvrij bouwen vergroot. Ook is het brandveilig gebruik van bouwwerken meestal niet meer vergunningsplichtig, net als milieugerelateerde activiteiten. Het lijkt erop dat het bouwvergunningvrij bouwen nog verder uitgebreid gaat worden, omdat de Omgevingswet hiervoor mogelijkheden zou kunnen gaan geven.

Onder de Wabo wordt voor de activiteit bouwen onderscheid gemaakt in vergunningsplichtig en vergunningvrij bouwen. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde Bor (Bijlage II) per 1 november 2014 heeft een aanzienlijke verruiming en aanpassing van het vergunningvrije bouwen plaatsgevonden. De landelijke verwachting was dat er hierdoor minder vergunningsaanvragen voor de activiteit bouwen werd gedaan bij de gemeente. Echter blijkt, ook in Oosterhout, dat er meer tijd besteed wordt aan informatieverstrekking en het bevestigen of een project inderdaad vergunningvrij is.

3. Wet BAG

Als gemeente zijn we bronhouder van de volgende basisregistraties:

  • de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie) en

  • de BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen)

Beide registraties hebben wettelijke verplichtingen met wettelijke termijnen voor het opnemen van de feitelijke situatie (legaal of illegaal) in de registraties. In de BGT wordt als kaart de feitelijke situatie (zoals die buiten zichtbaar is) opgenomen; de BAG volgt daarin als het gebouwen betreft.

De overheid maakt het voor de burger steeds makkelijker door steeds meer vergunningvrij te maken voor wat betreft het bouwen van uitbouwen, dakkapellen of bijgebouwen. Van de andere kant wil de overheid dat de BAG / BGT wijzigingen (legaal of illegaal) in panden vastlegt binnen wettelijke termijnen.

Verleende omgevingsvergunningen worden in de BAG vastgelegd.

Doordat er voor wijzigingen in panden niet altijd vergunningen (vergunning vrij) nodig zijn moeten wij als beheerder slimme en efficiënte manieren bedenken om de feitelijke situatie vast te leggen. Mutaties in de BGT en de BAG moeten worden opgespoord en doorgevoerd in beide registraties.

Met behulp van het vergelijken van luchtfoto’s van opvolgende jaren kunnen we mutaties signaleren en deze mutaties ook vanuit luchtfoto’s inmeten en doorvoeren. Dit soort mutaties, waarvoor geen vergunningen gevonden kunnen worden, moeten onderzocht worden door de (bouw)handhavers en moet onderzoek op locatie plaatsvinden. De bevindingen worden vastgelegd in een vastgesteld document, waarna de BAG-beheerder deze verwerkt in de registratie. Hoge inzet op uitvoering wet BAG betekent extra druk op toezicht bij VTH.

De verdergaande deregulering van de Rijksoverheid en het steeds meer aan de markt overlaten staat dus haaks op de uitgangspunten van de wet BAG die voorschrijft dat een gemeente alle gebouwde eigendommen in beeld moet hebben. Het betekent dat een gemeente verplicht is de nodige inzet te plegen op toezicht en handhaving van de gebouwde eigendommen.

4. Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

Begin 2014 heeft de provincie Noord-Brabant de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) vastgesteld. De BZV is een uitwerking van de regels van de Verordening ruimte 2014 en is een (ruimtelijk) instrument dat stuurt en stimuleert dat een veehouderij zorgvuldig is en daarmee goed past in haar omgeving. Een veehouder moet een voldoende BZV-score hebben op het moment dat hij zijn bedrijf (planologisch) wil uitbreiden. Dan wordt in die procedure op allerlei aspecten van volksgezondheid, milieu en dierwelzijn getoetst. Afstemmen tussen de gemeente (bouw en RO) en de OMWB (milieu) is hierbij belangrijk.

5. Asbestdaken 2024

Asbest is levensgevaarlijk als asbestvezels vrijkomen en deze ingeademd worden. Dit kan gebeuren als asbest in slechte staat verkeert of als het ondeskundig wordt verwijderd. Elk jaar overlijden ongeveer 1000 mensen aan de gevolgen van asbest. De overheid wil in 2040 geen nieuwe asbestslachtoffers meer. Daarom stelt de Rijksoverheid regels die het gevaar van asbest zo klein mogelijk houden. Tevens wil de regering asbestdaken, naar verwachting, per 2024 verbieden.

In 2018 is een budget van € 17,5 miljoen beschikbaar gesteld als subsidieregeling voor het verwijderen van asbestdaken. Particulieren, (agrarische) bedrijven, non-profit organisaties en overheden kunnen gebruik maken van de subsidieregeling. De subsidie bedraagt € 4,50 per m2 verwijderd asbestdak met een maximum van € 25.000 per adres. Subsidie kan worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO).

Het meeste nog aanwezige asbest zit in gebouwen van voor 1994. Wie gaat verbouwen of slopen moet daarom in veel gevallen laten inventariseren waar het asbest zit.

Al het (milieu-) toezicht op het bedrijfsmatig verwijderen van het asbest valt onder de basistaken van de OMWB. Het gaat dan over het beoordelen van het asbestinventarisatierapport op basis van de SC-540 (certificatieschema voor asbestinventarisaties), het geven van een advies en het milieukundig toezicht op de asbestverwijdering.

6. Energietransitie

Eind december 2015 is in Parijs het Klimaatakkoord afgesloten. Doel van het akkoord is de klimaatverandering af te remmen, zodanig dat de opwarming van de aarde beperkt blijft tot 1,5 -2 graden. Daartoe moet de CO2 uitstoot drastisch omlaag. Nederland loopt in Europa op dit gebied achter, dus moet de uitstoot in Nederland flink naar beneden. Het doel is dat het definitieve Nederlandse klimaatakkoord eind 2018 wordt gesloten. De doelstelling van het kabinet is om in 2030 een CO2-reductie van 49% te realiseren.

Aardgasvrij bouwen

Per 1 juli 2018 is de wet VET (Voortgang EnergieTransitie) in werking getreden. Het kabinet heeft hiermee besloten dat vanaf 1 juli 2018 nieuw te bouwen woningen niet meer op het aardgasnetwerk aangesloten mogen worden. Het Rijk stelt als doel dat in 2050 alle woningen aardgasvrij zijn.

3.3.3 Milieu

1. Activiteitenbesluit milieubeheer en activiteitenregeling

In januari 2016 is de vierde tranche van het Activiteitenbesluit in werking getreden. Dit was de laatste grote wijziging van het Activiteitenbesluit voordat dit besluit in de Omgevingswet opgaat. Onder meer betekende dit dat verschillende vergunningsplichtige groepen inrichtingen, zoals ziekenhuizen, gieterijen en asbestverwijderingsbedrijven, onder het Activiteitenbesluit zijn komen te vallen (van type C naar type B, deels met en deels zonder nieuwe voorschriften).

Het aantal bedrijven met een omgevingsvergunning (milieu) is gering. Wel is het aantal omgevingsvergunningen beperkte milieutoets (OBM) en het opstellen van maatwerkvoorschriften, vooral voor geluid toegenomen.

Het Besluit milieueffectrapportage (MER) is gewijzigd, waardoor voor een veel groter aantal procedures (vergunningen + meldingen Activiteitenbesluit) milieueffectbeoordelingen en -besluiten moeten plaatsvinden.

2. Wet natuurbescherming (Wnb)

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet Natuurbescherming heeft de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De wet geeft provincies extra bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden om het natuurbeleid te realiseren, zoals het vaststellen van een provinciale Natuurvisie, het aanwijzen van gebieden met een speciale bescherming, beleid voor ontheffingen voor ruimtelijke ingrepen met effect op beschermde soorten en bestrijding van door de Minister aangewezen exoten en criteria voor houtopstanden. De natuuronderdelen uit de Wnb hebben een vaste plek gekregen in het Besluit omgevingsrecht en haken aan bij de andere onderdelen van de Wabo. Dit betekent dat vanuit de Wabo het bevoegde gezag beoordeelt of ook natuuronderdelen moeten worden aangevraagd en of de gegevens hiervoor ontvankelijk zijn. De natuuronderdelen in de Wabo procedure worden getoetst door de provincie. Indien vergunbaar, geeft de provincie een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af aan de gemeente. Een initiatiefnemer kan er voor kiezen om voorafgaand aan de Wabo-aanvraag een losse Wnb-aanvraag in te dienen. Een losse Wnb-procedure wordt ingediend en afgehandeld door de provincie.

Op 7 juli 2017 heeft de provincie de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant aangepast. Deze aanpassing betekent dat veehouders hun oude stallen eerder emissiearm moeten uitvoeren en dat intern salderen niet meer toegepast mag worden. Dit betekent dat veel veehouders versneld zullen moeten investeren in stallen.

3.3.4 Algemene plaatselijke verordening en Bijzondere Wetten

1. Toezicht in openbare ruimte door politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa)

Vanuit de Rijksoverheid worden steeds meer toezichtstaken die nu bij de politie horen overgedragen aan de gemeenten. Tevens heeft de VNG in haar toekomstvisie een voorstel gedaan bepaalde politietaken over te gaan dragen naar de gemeenten. We gaan onderzoeken welke taken bij politie en welke taken bij de boa kunnen liggen en of verschuiving van taken van politie naar gemeente wenselijk is. Hierbij moeten we rekening houden met landelijke richtlijnen. Dit betekent dat onderzocht moet worden waar meer inzet wordt verlangd van de boa’s (o.a. verkeer, burenruzies, jeugdoverlast, dierenoverlast e.d.) en wat dit gaat betekenen wat capaciteit en scholing e.d. betreft.

2. Evaluatie Drank- en Horecawet (DHW)

De DHW wet kent een strikte scheiding tussen wat mag in levensmiddelenwinkels (alleen verkoop van zwak-alcoholhoudende drank), in slijterijen (verkoop van zwak-alcoholhoudende en sterke drank en verbod op het houden van een proeverij), in de horeca (alleen alcohol schenken voor drinken ter plaatse) en in niet-levensmiddelenwinkels en bij dienstverleners (geen alcoholverkoop of schenken van alcohol). Daarnaast kent de DHW een verbod op de verkoop van producten (detailhandel) in gelegenheden met een drank- en horecavergunning.

Pilot en conclusies

De Drank- en Horecawet (DHW) is in 2013 en 2014 ingrijpend veranderd en destijds is toegezegd de wet in 2016 te evalueren en daarbij tevens technische eisen rondom verkoop en mengvormen van horeca en retail (blurring) te betrekken bij de evaluatie. Er zijn in 2016/2017 diverse pilots in het land geweest met blurring, hoewel dat wettelijk niet was toegestaan.

Berenschot heeft in opdracht van de VNG twee rapportages over de blurring-pilot opgesteld.

In februari 2017 verscheen een tussenrapportage. Daaruit bleek dat de meeste gemeenten en ondernemers zeiden te ervaren dat blurring een grote bijdrage levert aan klantbeleving en klantbinding en soms tot meer bezoekers en meer levendigheid.

Medio september 2017 verscheen de eindrapportage. De resultaten zijn in lijn met de tussenrapportage. De belangrijkste conclusies zijn:

  • -

    Zowel gemeenten als ondernemers zijn ervan overtuigd dat mengvormen gecontinueerd moeten worden in een aangepaste Drank- en Horecawet;

  • -

    Mengvormen waarbij niet-alcohol gerelateerde producten worden verkocht worden als nevenactiviteit beoordeeld;

  • -

    Het organiseren van proeverijen (bijvoorbeeld bij een slijter) wordt positief beoordeeld. Er is draagvlak voor het schenken of verkopen van alcohol bij zowel gemeenten als ondernemers als dat in het verlengde ligt van de hoofdactiviteit. Dat houdt in dat het schenken of de verkoop van alcohol altijd een nevenactiviteit is.

Wetsvoorstel

Het VVD Kamerlid Erik Ziengs is voorstander van het legaliseren van blurring en heeft begin juni 2018 een initiatiefwetsvoorstel ingediend, waar in staat dat horecabedrijven en slijters straks bij de gemeente een vergunning kunnen aanvragen voor 'nevenactiviteiten' onder voorwaarden. In de Drank- en Horecawet zou dan een nieuwe categorie alcoholverstrekkers geïntroduceerd worden: het gemengd kleinhandelsbedrijf. Dat zijn winkels waar met een vergunning alcohol mag worden verkocht en geschonken.

De staatssecretaris voor Volksgezondheid, Paul Blokhuis, is tegen dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel houdt totaal geen rekening met volksgezondheidsaspecten. In het wetsvoorstel wordt het mogelijk gemaakt om het aantal plekken waar alcoholhoudende drank kan worden verstrekt aanmerkelijk uit te breiden en dat staat haaks op het gehele gedachtengoed van de (huidige) Drank- en Horecawet, waarin de economische belangen zoals beschreven in het genoemde wetsvoorstel geen rol spelen.

Na invoering van een nieuwe DHW bekijken we wat dit kan betekenen voor Oosterhout, rekening houdend met aspecten van alcoholpreventie (bij jongeren) en de volksgezondheid.

3. Brandveiligheid - Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (Bgbop)

Het Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen is op 1 januari 2018 in werking getreden. Het besluit geeft brandveiligheidsvoorschriften voor het in georganiseerd verband gebruik maken van een afgebakende locatie (in het Besluit een plaats genoemd), waarvoor vanuit andere regels (zoals Bouwbesluit 2012, Activiteitenbesluit) geen brandveiligheidseisen zijn gesteld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan evenementen, campings, straatfeesten en jachthavens.

Benadering vindt meer plaats vanuit de te verwachten risico’s dan vanuit regelgeving. Dit besluit beoogt landelijke uniformiteit, waardoor meer rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en duidelijkheid. Met een meldingsformulier kan een activiteit ten minste vier weken voor de start van een activiteit gemeld worden die valt onder de gebruiksmeldingplicht uit het Bgbop.

4. Invoering nieuwe Prostitutiewet

- Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

De exploitatie van prostitutie is sinds de opheffing van het bordeelverbod in 2000 een legale activiteit en wordt beschouwd als een reguliere uitoefening van bedrijf. De evaluatie van de opheffing van het bordeelverbod in 2007 is aanleiding geweest voor het ‘wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche’ (Wrp). Doel van deze wet is, in navolging van de opheffing van het bordeelverbod, tweeledig. Door nadere regulering van de branche beoogt de wet enerzijds misstanden in de branche beter tegen te gaan, anderzijds beoogt deze wet de sociale positie van sekswerkers te verbeteren door een prostitutiebranche te creëren waar prostituees op een veilige en gezonde manier hun beroep kunnen uitoefenen. Een overkoepelend doel van de Wrp is dat voor alle Nederlandse gemeenten eenduidig beleid opgesteld kan worden waarmee er meer eenheid en lijn in het prostitutiebeleid gebracht kan worden.

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel aangenomen. Het is nog niet bekend wanneer de wet in werking treedt.

5. Uitspraak schaarse vergunningen

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2016 een belangrijke uitspraak gedaan over de wijze waarop de overheid dient om te gaan met het verlenen van zogenaamde schaarse vergunningen. De verdelingsprocedure, aanvraagtijdvak en toe te passen criteria voor het beoordelen van vergunningaanvragen dienen, wanneer sprake is van een schaarse vergunning, vooraf transparant en duidelijk te zijn. Ook mogen schaarse vergunningen niet meer voor onbepaalde tijd worden verleend. Als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak over de wijze waarop de overheid dient om te gaan met het verlenen van zogenaamde schaarse vergunningen, dienen we te onderzoeken wat de consequenties zijn van die uitspraak voor ons bestaand beleid. Over het algemeen betreft het vergunningen voor bijvoorbeeld speelautomatenhallen, ligplaatsen voor boten, markten en standplaatsen.

6. Wet Kinderopvang

Voor het naleven van de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang (Wko) en de aanvullende regelgeving houdt de gemeente toezicht op de kinderopvang en voorscholen. De gemeente hanteert hiervoor het “Handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang 2018”. De GGD West-Brabant is op basis van de wet aangewezen als toezichthouder. Hij voert inspecties uit op verschillende locaties aan de hand van landelijke toetsingskaders. Via een inspectierapport worden de bevindingen en afspraken met houders van kinderopvanglocaties aan de gemeente gerapporteerd.

De GGD West-Brabant onderzoekt of elk bestaand kindercentrum, gastouderbureau of gastouder aan de kwaliteitseisen voldoet. De inspectievoorwaarden waarop de toezichthouder controleert zijn voor dagopvang (met of zonder voorschoolse educatie), buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en gastouders afzonderlijk bepaald. De gemeente besluit, op basis van dit rapport of, en op welke wijze er handhaving zal plaatsvinden op de kinderopvanglocatie.

Naast toezicht en handhaving is de gemeente verantwoordelijk voor het juist en volledig bijhouden van het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en het opstellen van een jaarverslag waarmee verantwoording wordt afgelegd aan de Inspectie van het Onderwijs.

3.3.5 Landelijk bepaalde samenwerkingsverbanden

1. Omgevingsdienst (OMWB)

Een aantal taken op het gebied van vergunningen, toezicht en handhaving zijn verplicht overgedragen aan de OMWB, het zogenaamde ‘Basistakenpakket’, dit zijn grotendeels complexe milieutaken en de zogenaamde ‘Thuistaken’. Oosterhout heeft daarnaast ook diverse zogenaamde ‘verzoektaken’3 bij de OMWB belegd.

Het bestuur van de OMWB heeft een ‘Gemeenschappelijk Uitvoeringskader Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2018 Regio Midden- en West-Brabant’ vastgesteld. Dit uitvoeringskader vormt het raamwerk voor het meerjaren uitvoeringsprogramma van de OMWB voor de basistaken en de ingebrachte verzoektaken. De Brzo-taak wordt door de OMWB voor heel Brabant uitgevoerd en valt sinds 2016 geheel onder het bevoegd gezag van de Provincie Noord-Brabant. Namens het college van Oosterhout neemt de OMWB aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit milieu in behandeling en beoordeelt hij meldingen. Gemeenten blijven het bevoegd gezag en zijn dus verantwoordelijk. Daarnaast oefent de OMWB toezicht uit en, waar nodig, handhaaft hij regelgeving. Bij bezwaar- en beroepsprocedures valt de OMWB terug op de gemeente als het gaat om de coördinatie van het proces, de vaktechnische input wordt geleverd door de OMWB.

De OMWB heeft tevens een adviserende rol op diverse gebieden in relatie met milieu: hij adviseert over milieuaspecten bij het opstellen van bestemmingsplannen en het wijzigen hiervan, bij diverse geluidsaspecten, in het kader van externe veiligheid, luchtkwaliteit, etc.

Gemeente Oosterhout heeft ook zelf nog specialisten op het gebied van milieu en geluid in dienst met een adviserende rol.

Milieuklachten worden door de OMBW in behandeling genomen. Jaarlijks wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld en wordt gerapporteerd over de uitgevoerde werkzaamheden. Beiden worden ter informatie voorgelegd aan de gemeenteraad.

Ieder kwartaal is er een accountmanagementoverleg. Daarnaast vindt ook op bestuurlijk niveau overleg met de OMWB plaats, bijvoorbeeld over de Brzo bedrijven.

2. Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (VRMWB)

Veiligheidsregio's zijn verantwoordelijk voor de brandweerzorg, het organiseren van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR). De veiligheidsregio is een vorm van verlengd lokaal bestuur en heeft een (bij wet verplichte) gemeenschappelijke regeling als juridische grondslag. Dit betreft de Wet veiligheidsregio's. Via deze gemeenschappelijke regeling is elke gemeente deelnemer en daardoor medeverantwoordelijk voor de bestuurlijke en organisatorische aansturing van de veiligheidsregio.

Om de kans op brand in gebouwen, en de gevolgen daarvan, te beperken worden aan gebouwen en het gebruik ervan brandveiligheidseisen gesteld. De VRMWB adviseert in het geval van vergunningen en meldingen brandveilig gebruik. Dit gebeurt niet alleen bij bouwwerken maar ook bij bijvoorbeeld evenementen. In het geval van overtredingen wordt in overleg met de juristen van de gemeente Oosterhout een handhavingsprocedure gestart. De VRMWB heeft ook een taak in het kader van preventie in de vorm van voorlichting, onder andere op scholen.

GGD staat voor Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst. GHOR voor de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio. De gemeente en de GGD GHOR vinden elkaar voor advisering over gezondheidsaspecten bij bv. evenementenvergunningen, afstemming van controles in het kader van kinderopvang en soms inzet of coördinatie bij evenementen of uitvoering van actiepunten uit het preventie en handhavingsplan alcohol.

Brandweer, GGD en GHOR en de gemeente werken nauw samen.

3.4 Lokale ontwikkelingen en beleid

3.4.1 Veiligheid

1. Integrale veiligheid

Elke vier jaar wordt een nieuw Meerjarenplan Integrale Veiligheid (MJPIV) opgesteld. Voorjaar 2019 zal een nieuw MJPIV 2019-2022 vastgesteld worden. Het MJPIV gaat over de hoofdlijnen van het veiligheidsbeleid voor de komende vier jaar. Voor het nieuwe MJPIV zijn dit de in het bestuursakkoord benoemde speerpunten:

  • -

    het tegengaan van ondermijning door de georganiseerde criminaliteit;

  • -

    het versterken van het samenspel tussen veiligheid en het sociale domein met bijzondere aandacht voor het preventief beleid, met name gericht op voorkoming van criminaliteit bij jongeren.

Het zet daarmee de “stip op de horizon” en vormt tevens de basis voor de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Handhaving en toezicht dragen bij aan het behalen van de doelstellingen van het veiligheidsbeleid omdat zij deel uitmaken van de uitvoering. Het streven is om zoveel mogelijk aan de voorkant van de keten te investeren, om op basis van een gerichte, sluitende aanpak onveilige situaties en criminaliteit te vermijden of erger te voorkomen (pro-actie en preventie). Daar waar een onveilige situatie onafwendbaar is, wordt op basis van kennis en kunde actief ingezet op het oplossen en voorkomen van herhaling (preparatie, repressie en nazorg).

Dit is onder andere terug te zien in:

  • -

    het hebben van een signaal functie; de functionarissen buiten zijn de oren en ogen voor de organisatie binnen;

  • -

    het verbinding maken met burgerparticipatie; voor het verbeteren van de leefbaarheid in wijken en buurten wordt steeds meer een beroep gedaan op burgers. Een actieve bijdrage van burgers en samenwerking tussen overheid en burger zorgt voor extra ogen, oren en handen om veiligheidsproblemen vroegtijdig aan te pakken of te voorkomen;

  • -

    preventie en toezicht voorop te stellen; om er voor te zorgen dat de burgers de afspraken en regels ook naleven betekent dit dat regels en afspraken bekend moeten zijn bij de burger. Dit bevordert acceptatie van het doel en de invulling van de regels en kennis hoe de regels nageleefd kunnen worden. Doel van dit alles is, om er voor te zorgen dat organisaties en burgers zich, uit eigen beweging, beter aan regels willen houden;

  • -

    handhaven waar nodig; bijvoorbeeld bij bewust overtreden, niet willen oplossen van kwesties of bij acuut gevaar. Dat sluit ook aan bij de wettelijke beginselplicht tot handhaving;

  • -

    het gebruik maken van gegevensmanagement om steeds meer preventief en aan de ‘voorkant’ te kunnen handelen.

2. Carrousel / BIT

De gemeente Oosterhout maakt deel uit van het Baronie Interventie Team (BIT). Dit is een samenwerking met diverse partners waaronder de gemeenten4 in het district, politie, OM, richt zich op:

  • -

    het integraal uitoefenen van toezicht op en handhaving van wettelijke en lokale regelgeving, het voorkomen en signaleren van strafbare feiten en het handhaven van de openbare orde en veiligheid, ieder op basis van eigen toegekende wettelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De handhaving en het toezicht richten zich onder andere op het verzamelen van indicaties op, of signalering van strafbare feiten (zoals illegale werknemers, (woon-)overlast en strijdig gebruik) ten aanzien van woningen, bedrijven, industrieterreinen, woonwagenlocaties, uitzendbureaus, kamerverhuurbedrijven en locaties in het buitengebied. Daarnaast kan het BIT worden ingezet als instrument om Ondermijning tegen te gaan. Per casus wordt in onderling overleg een strategie naar de meest effectieve en efficiënte aanpak opgesteld, waarbij noodzakelijk verder onderzoek wordt overgedragen aan de betreffende verantwoordelijke afdelingen in de organisaties van de partners;

  • -

    een door alle partners gezamenlijk gedragen keuze van de aan te pakken kwesties in het gehele gebied van de Baronie;

  • -

    een professionele aanpak en professioneel overheidsoptreden naar burgers en bedrijven;

  • -

    het benutten en bevorderen van elkaars netwerk, ervaring en expertise;

  • -

    het op basis van ervaringen en inzicht vanuit de uitvoering, doen van beleidsvoorstellen aan de verschillende partners.

Voor de uitvoering van het BIT wordt een samenwerkingsovereenkomst opgesteld.

Op lokaal niveau werkt de gemeente Oosterhout daarnaast samen met politieteam Dongemond en woningbouwcorporatie Thuisvester in de carrousel aanpak. Doel van deze aanpak is het gezamenlijk voorkomen en terugdringen van overlast en criminaliteit binnen de woon- en leefomgeving in de gemeente Oosterhout om op deze wijze de rechtshandhaving van (publiekrechtelijke) regelgeving doelmatiger en doeltreffender in te zetten. Dit met gebruikmaking van alle beschikbare instrumenten, met behoud van individuelen verantwoordelijkheden van ieder van de partijen bij de aanpak woonoverlast.

Voor de uitvoering van de Carrousel is een convenant en een protocol vastgesteld in 2017.

3. BIBOB

Op 1 juni 2003 is de ‘Wet bevordering integriteits beoordelingen door het openbaar bestuur’ (Wet Bibob) in werking getreden. Deze wet biedt het gemeentebestuur een instrument om zich te beschermen tegen het risico, dat het onbewust criminele activiteiten, personen of samenwerkingsverbanden faciliteert. Denk hierbij aan het witwassen van zwart geld en het gebruik van crimineel geld in reguliere ondernemingen. De Wet Bibob geeft een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op een juiste wijze te kunnen maken en biedt een weigering- en/of intrekkingsgrond, waarop onder andere vergunningen en ontheffingen kunnen worden geweigerd.

We passen in Oosterhout Bibob toe voor aanvragen om een vergunning in het kader van:

  • gemeentelijke vergunningen;

  • Wabo-bouwen;

  • Wabo-milieu;

  • huisvesting;

  • vastgoed;

  • horeca en speelautomaten;

  • subsidies;

  • prostitutie.

Daarnaast passen we Bibob toe wanneer we signalen ontvangen die wijzen op criminele beïnvloeding of -activiteiten.

4. Wet aanpak woonoverlast

Per 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. In de praktijk bleek landelijk behoefte te zijn aan een juridisch instrument om woonoverlast tegen te gaan. Als gevolg van dit nieuwe instrumentarium is een nieuw artikel, te weten 151d, aan de Gemeentewet toegevoegd. De gemeenteraad kan door dit artikel de burgemeester de bevoegdheid geven een gedragsaanwijzing op te leggen waarbij de overlastgever iets moet doen of nalaten. Als ultimum remedium kan de burgemeester een huisverbod opleggen. Het tweede lid van het wetsartikel regelt dat het instrument van de bestuursdwang of dwangsom alleen wordt ingezet als er geen andere geschikte manier voorhanden is om de overlast aan te pakken.

Voor het toepassen van dit instrument is artikel 2.79 opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening, heeft de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid gegeven een gedragsaanwijzing op te leggen en heeft de burgemeester op 14 mei 2018 beleid vastgesteld.

De wet en het beleid kunnen gelden voor gevallen waarin ernstige of herhaaldelijke overlast is van geluid- of geurhinder, hinder van dieren, hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn, overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf of intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Medewerkers handhaving hebben de volgende rollen in het voortraject:

  • -

    preventief door het afschrikeffect door de fysieke aanwezigheid

  • -

    signaleringsfunctie

  • -

    verwijsfunctie naar hulpinstanties of inschakelen van hulpdiensten

  • -

    houden van toezicht op de problemen = dossieropbouw

5. Beleid sluitingsbevoegdheid (vuur)wapens

Door de burgermeester is 21 augustus 2018 de ‘beleidsregel sluitingsbevoegdheid (vuur)wapens gemeente Oosterhout’ vastgesteld. De burgemeester is ingevolgde artikel 174 Gemeentewet belast met het toezicht op openbare vermakelijkheden. In artikel 2:80 APV heeft de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid gegeven voor publiek toegankelijk gebouw en of daarbij behorend erf te sluiten als zich daar feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw en of erf ernstig gevaar opleveren voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid. Dit is in ieder geval zo bij overtredingen van de Wet wapens en munitie. In deze beleidsregel is vastgelegd hoe de burgmeester gebruik maakt van zijn bevoegdheid om op te treden. Dit beleid heeft onder meer gevolgen voor de inzet van uren van de vak afdelingen bij de daadwerkelijke sluiting van voor publiek toegankelijke gebouwen (bouwtoezicht en juridische zaken).

6. Beleid Opiumwet

De handhaving van de Opiumwet verloopt sinds de inwerkingtreding van de Wet Damocles (artikel 13b) via het strafrecht en het bestuursrecht. Op basis van artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester rechtstreeks de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I en II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is. Het is de bedoeling van de wetgever geweest om de burgemeester de mogelijkheid te geven op te kunnen treden tegen drugshandel in of vanuit inrichtingen of woningen zonder dat daarbij steeds aangetoond moet worden dat sprake is van overlast. Op 15 september 2016 heeft de burgemeester de ‘beleidsregels op grond van artikel 13b Opiumwet gemeente Oosterhout’ vastgesteld. In deze beleidsregels is in een handhavingsmatrix vastgelegd hoe de burgemeester omgaat met zijn bevoegdheid op grond van dit artikel.

De handhavingsmatrix is opgenomen in bijlage 8 en heeft tot doel:

  • 1.

    een geconstateerde overtreding te laten volgen door een maatregel die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding;

  • 2.

    duidelijkheid en kenbaarheid te verschaffen over welke maatregel van de burgemeester volgt na een overtreding, waardoor er mogelijk een preventieve werking van uit gaat;

  • 3.

    herstel door het beëindigen van, dan wel het voorkomen van herhaling van de overtreding in het pand;

  • 4.

    door onderliggend beleid de motivering van bestuurlijke maatregelen in een gerechtelijke procedure te versterken.

Bij een geconstateerde overtreding wordt de gemeente door de politie geïnformeerd. De medewerkers veiligheid, bouwtoezicht en juridisch medewerkers voeren integraal de beleidsregel uit.

7. Digitaal opkopers register (DOR)

Artikel 2:67 lid 1 van de APV bepaalt dat een handelaar verplicht is aantekening bij te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register. Op 28 maart 2018 heeft de burgemeester besloten het Digitaal Opkopers Register (DOR) aan te wijzen als doorlopend en gewaarmerkt register voor de in- en verkoop van gebruikte of ongeregelde goederen. Het DOR is gekoppeld aan een landelijk systeem van de politie waarin gestolen goederen worden geregistreerd. Het voordeel van dit digitale systeem is dat de politie automatisch bericht krijgt, als gestolen geregistreerd goed in het opkopersregister wordt ingevoerd. De snelle uitwisseling van gegevens met de politie, vergroot de pakkans van helers, inbrekers en veelplegers. Met het DOR dragen we bij aan de integrale aanpak van helers, inbrekers en veelplegers.

De gemeente voert in samenwerking met de politie de controles uit op de registerplicht. Binnen het district de Baronie vindt er nadere afstemming plaats over het vaststellen van een gezamenlijke beleidslijn handhaving DOR naar het model van de gemeente Tilburg.

3.4.2 Bouw

1. Welstandsnota

Met ingang van 1 oktober 2015 zijn in bijna heel Oosterhout de welstandsregels en de welstandstoetsing afgeschaft. Dit betekent dat aanvragen voor een omgevingsvergunning in de welstandsvrije gebieden niet langer getoetst worden aan welstandscriteria. In verband met de veranderingen is een nieuwe Welstandsnota vastgesteld tijdens de Raadsvergadering van 20 september 2016.

In de beschermde stads- en dorpsgezichten, bij rijks- en gemeentelijke monumenten en in de nieuwbouwwijk de Contreie blijven de welstandsregels van kracht. Aanvragen voor omgevingsvergunningen in welstandsvrije gebieden kunnen wel achteraf aan de excessenregeling getoetst worden. Dit kan gebeuren als mensen in de omgeving een bouwplan niet acceptabel vinden en geconstateerd wordt dat er sprake is van een exces.

Voor de toetsing en advisering aan de welstandsregels worden omgevingsvergunningsaanvragen voorgelegd aan de Monumentencommissie, geleverd door de Stichting Dorp, Stad en Land.

2. Archeologiebeleid (Erfgoedkaart)

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden waarin is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. In de Erfgoedwet is een instandhoudingsverplichting opgenomen voor Rijksmonumenten.

Oosterhout kent vele archeologische bodemschatten, monumentale gebouwen en plekken met een rijke cultuurhistorie. Dit cultuurhistorisch erfgoed bepaalt in belangrijke mate de sfeer en identiteit van de stad en de kerkdorpen.

De gemeenteraad heeft de Beleidsnota Cultuurhistorie Monumenten en Archeologie 2008 / 2018 vastgesteld. Op 25 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Erfgoedkaart Oosterhout vastgesteld. Deze kaart geeft de archeologische verwachtingen en archeologische en cultuurhistorische waarden in Oosterhout weer waardoor deze als volwaardig belang in ruimtelijke planvorming mee kunnen worden gewogen. Tevens worden op deze kaart de voorschriften vastgesteld voor de omgang met archeologische bodemschatten in de ruimtelijke inrichting en in bouwprojecten.

3. Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden artikel 4 bijlage ll Bor

Een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) op 1 november 2014 had onder andere gevolgen voor de reikwijdte van de zogenaamde kruimelgevallenregeling, Als gevolg daarvan zijn aanvullende richtlijnen opgesteld voor het al dan niet verlenen van een afwijking van de bestemmingsplanregels als het gaat om:

  • a.

    Niet zelfstandige woonruimten

    Het college heeft op 17 november 2015 het beleid niet zelfstandige woonruimten vastgesteld. In dit beleid is verwoord onder welke voorwaarden er medewerking kan worden verleend aan een aanvraag voor een omgevingsvergunning, voor het huisvesten van personen.

    Hierin is de volgende doelstelling opgenomen: Het op een gedegen en verantwoorde wijze reguleren van de huisvesting van personen in de gemeente, opdat de leefomstandigheden van de te huisvesten personen van een deugdelijk niveau zijn, de veiligheid voldoende is gewaarborgd en de huisvesting niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van de omgeving. De gemeente biedt hiertoe enerzijds de ruimtelijke en juridische kaders, waarin huisvesting van personen als legaal en passend kan worden aangemerkt. Anderzijds stelt het de gemeente in staat te handhaven bij huisvesting, die niet correspondeert met de voorgestelde beleidsrichting.

  • b.

    Aan huis verbonden beroepen en bedrijf

    Het college heeft op 15 september 2015 het beleid aan huis verbonden beroepen en bedrijf vastgesteld. In dit beleid is verwoord onder welke voorwaarden medewerking kan worden verleend aan een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een aan huis verbonden beroep en bedrijf.

4. Voorwaardelijke verplichting

Meer en meer wordt er gewerkt met een voorwaardelijke verplichting; een voorwaarde die gekoppeld is aan een omgevingsvergunning (activiteit bouw) en waaraan moet worden voldaan voordat een bouwwerk wordt opgericht of in gebruik wordt genomen. Ook zijn er varianten waarbij binnen een bepaalde termijn aan de voorwaarden moet worden voldaan. Op dit moment is de eis van een landschappelijke inpassing (aanleggen en beheer erfbeplanting) de meest voorkomende vorm van een voorwaardelijke bepaling.

Het toetsen aan dergelijke, niet strikt aan bouwtechnisch gerelateerde voorwaarden, is nieuw voor toezichthouders. In de uitvoering van de toezichtstaken zal hier aandacht voor moeten zijn. Zowel qua urenbesteding, als qua bewustwording van deze taak en de kennis over specifieke voorwaarden.

5. Brandveiligheid

Iedereen heeft een belangrijke rol bij het creëren van een (brand)veilige leefomgeving. Wat daarbij voorop staat is dat de primaire verantwoordelijkheid voor het realiseren en behouden van een (brand)veilige situatie bij de gebruikers/eigenaren van gebouwen en inrichtingen ligt. De unit V&H en de regionale brandweer ondersteunen gebouweigenaren bij de invulling van die verantwoordelijkheid. Hierbij is de aanpak in beginsel gericht op verhoging van het brandveiligheid bewustzijn en kennisontwikkeling bij gebouweigenaren. Daar waar de gebouweigenaar niet kan naleven of niet weet hoe hij moet naleven zal de nadruk liggen op advies respectievelijk voorlichting. Daar waar de gebouweigenaar niet wil naleven zal de brandweer via de unit V&H het gemeentebestuur adviseren om te handhaven.

Op 29 januari 2015 heeft het Algemeen Bestuur (de 26 burgemeesters) van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant ingestemd met het Basistakenpakket Brandweerzorg Risicobeheersing 2.0. Dit vormt een belangrijke uitwerking van de strategische visie op de taakuitvoering door de Sector Risicobeheersing van Brandweer Midden- en West-Brabant, zoals verwoord in het uitvoeringsprogramma Risicobeheersing 2.0.

Het Basistakenpakket bestaat uit voor de brandweer specifiek in de Wet Veiligheidsregio’s genoemde taken en taken waarbij de brandweer de gemeente ondersteunt bij het uitvoeren van brandveiligheid gerelateerde wetten en regelingen. Het Basistakenpakket heeft tot doel overal dezelfde, gelijkwaardige brandweerzorg binnen de regio te kunnen bieden. Toezicht op brandveiligheid is één van de taken. Het basistakenpakket wordt de komende jaren in samenwerking met betrokken partners verder doorontwikkeld en geïmplementeerd.

Het toezicht op brandveiligheid vindt plaats op basis van een jaarlijks overleg tussen brandweer en gemeente vast te stellen toezichtsplan. Er wordt gestreefd naar een, in de gehele regio, gelijkwaardige uitvoering van de brandweerzorg.

6. Recreatieterreinen

Op verschillende recreatieterreinen over heel Nederland komen incidenten voor als brand(stichting), woningvervuiling, criminaliteit, prostitutie, onveilige opslag van gevaarlijke stoffen en structurele problemen als ongezonde woonomstandigheden, lage kwaliteit van (sociale) leefbaarheid en illegale bouw en bewoning. Deze zaken zijn ongewenst in Oosterhout. Het is van groot belang dat de recreatieve waarde en de toeristische en economische potentie van recreatieterreinen in Oosterhout behouden blijft. Daarom heeft een externe adviseur in mei 2017 een onderzoek naar de Oosterhoutse situatie uitgevoerd en een rapport opgeleverd waarin zes Oosterhoutse recreatieterreinen op hoofdlijnen bekeken zijn. Dit rapport geeft een eerste indruk van welke zaken er op welke recreatieterreinen spelen, maar geen zicht in aard en omvang. Inmiddels heeft er een nadere detailinventarisatie plaatsgevonden.

Het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Zeeland West Brabant heeft een model ontwikkeld waarbij recreatieparken op basis van een aantal op voorhand vastgestelde indicatoren een rood, oranje of groen risicoprofiel verkrijgen, het zgn. ‘stoplichtmodel’. Deze indicatoren hebben betrekking op onder andere de ondernemer, de locatie en de recreanten. Het risicoprofiel van het park indiceert het handelingsperspectief: saneren (rood), normaliseren (oranje) of vitaliseren (groen).

Handhaving kan plaatsvinden door repressief handhaven, niet handhaven of gedifferentieerd handhaven. Het college heeft besloten gedifferentieerd te handhaven op recreatieterreinen, waarbij primair ingezet wordt op stapsgewijs via een dialoog met eigenaren en met gebruikmaking van het RIEC stoplichtmodel, toe te werken naar verbetering.

Als gevolg van de inventarisaties wordt een plan van aanpak opgesteld en vindt verdere besluitvorming hierover plaats. In ieder geval willen we meer inzicht krijgen in de behoefte / problemen van de recreanten / bewoners. Door middel van de samenwerking met ketenpartners zal per park een werkgroep worden gevormd, waarbij er voor elk park een maatwerkaanpak zal volgen.

7. Programma wonen

De in 2016 vastgestelde Woonvisie en het onlangs vastgestelde Bestuursakkoord 2018-2022 gaan niet specifiek in op de relatie met de fysieke leefomgeving voor wat betreft vergunningen en handhaving. Wel zijn een aantal ontwikkelingen te noemen die een raakvlak hebben met wonen, maar ook met vergunningverlening en handhaving (en daarmee inzet op het gebied van vergunningverlening en handhaving). Te denken valt aan:

  • Woonvisie:

    • -

      sociaal domein: het langer zelfstandig wonen van ouderen en andere doelgroepen. Dit vraagt soms (bouwkundige) aanpassingen aan de woning.

    • -

      flexibiliteit van de woning en de in de woning aanwezige ruimten: om beter in te kunnen spelen op huisvesting van diverse doelgroepen in de betreffende woning

    • -

      Duurzaamheid: energiebesparende en energieopwekkende maatregelen bij nieuwbouw, maar zeker ook bij de bestaande bouw kunnen een bouwkundige impact hebben op de woning en de leefbaarheid/veiligheid.

    • -

      Openbare ruimte: inrichting en functionaliteit van de openbare ruimte (denk aan verlichting, veilige achterom etc.). Dit kan ook vanuit jullie discipline aandacht vragen vanuit veiligheid en handhaving.

  • Bestuursakkoord (deels mede in relatie tot het hierboven gestelde):

    • -

      Meer aandacht voor maatschappelijke crisissituaties (bijvoorbeeld huisuitzettingen)

    • -

      Huisvesting arbeidsmigranten (integraal beleid)

    • -

      Meer aandacht voor en prioriteit aan transformatie van leegstaande gebouwen (naar bijvoorbeeld woningen)

8. Huisvesting statushouders

De gemeente heeft een wettelijke verplichting tot huisvesting van statushouders. Halfjaarlijks ontvangt de gemeente via het Rijk een circulaire waaruit blijkt om hoeveel mensen dit gaat. Met onze corporatie Thuisvester zijn (prestatie)afspraken gemaakt dat zij deze taakstelling (vrijwel) geheel op zich neemt. De gemeente zorgt voor de inburgering.

9. Arbeidsmigranten

De gemeente heeft (nog) geen integraal beleid voor (grootschalige) huisvesting van arbeidsmigranten. Vanuit het Bestuursakkoord 2018-2022 is hiervoor wel aandacht gevraagd. De gemeente heeft (deels in bestemmingsplannen en deels in een beleidsnota) wel regels voor onzelfstandige bewoning vastgesteld. Deze regels voorzien in de praktijk vaak op de huisvesting(mogelijkheden) voor de specifieke doelgroep arbeidsmigranten. Daarnaast heeft het college aangegeven dat op recreatieterreinen (campings) niet structureel gewoond mag worden. Vanuit de werkeenheid handhaving wordt er dus kennis en inzet gevraagd bij de uitvoering en handhaving van de bestaande regels, maar ook bij het op te stellen (integrale) beleid.

3.4.3 Milieu

1. Vervallen van de Velvergunning

Anders dan voor bomen op particulier terrein, geldt dat nu nog steeds een velvergunning vereist is voor bomen in de openbare ruimte. Deze vergunning is vooral in stand gehouden om de rechten van direct belanghebbenden (omwonenden) zeker te stellen. Tegelijkertijd is de vraag of deze rechten ook niet op een ander wijze geborgd kunnen worden, bijvoorbeeld door omwonenden in een vroegtijdig stadium mee te nemen in de planvorming. Wij zijn er daarom voorstander van de voor- en nadelen te onderzoeken van het afschaffen van de velvergunning voor bomen in de openbare ruimte. Uiteraard blijft de velvergunning voor monumentale bomen gehandhaafd.

2. Duurzaamheid / klimaatadaptatie

In het kader van duurzaamheid zijn er diverse ambities. Duurzaamheid moet als een rode draad door het gemeentelijk beleid lopen. De gemeente heeft een voorbeeldfunctie te vervullen. Dat betekent dat er werk wordt gemaakt van het verduurzamen van het gemeentelijk vastgoed en plaatst de gemeente ongeveer 1500 zonnepanelen op de gemeentewerf. Ook heeft de gemeente een duurzaamheidslening waardoor mensen kunnen investeren in duurzame energieopwekking en/of isoleren van de woning.

Aspecten van duurzaamheid zijn bijvoorbeeld het stimuleren van zonne-energie, (door middel van het plaatsen van zonnepanelen) en/of windenergie. Daarnaast is het aansluiten op gas per 1 juli 2018 verboden voor nieuwbouwwoningen. Overige aspecten zijn het aanleggen van wadi’s of een aparte regenwaterafvoer, een toename van het gebruik van elektrische laadpalen leidt tot het meer aanleggen van die laadpalen voor elektrische auto’s en fietsen. Maatregelen in het kader van duurzaamheid kunnen effect hebben op soort en hoeveelheid aanvragen voor de vergunningverleners.

3. Externe veiligheid

De gemeenteraad heeft in oktober 2017 de nieuwe bijgewerkte Beleidsvisie externe veiligheid van Oosterhout vastgesteld. Daarin is aan de hand van de nieuwste wet- en regelgeving voor externe veiligheid bepaald op welke grondgebieden risicobronnen niet en wel zijn toegelaten. Deze zijn in te delen naar milieu-inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. Voor de VTH-taken is alleen de eerste categorie van belang. Bij de vergunningverlening moet precies getoetst worden aan de “harde” normen maar mag ook de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in nieuwe situaties niet groter worden dan 1. Bij bestaande situaties geldt een stand-still boven een waarde van 2. Verder moeten minder-zelfredzame personen (kinderen, zorg, onderwijs) beter worden beschermd indien ze zich kunnen bevinden binnen het invloedsgebied van een risicobron. Daarvoor zijn uitgangspunten opgesteld.

In de handhaving bij de bedrijven waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen moet regelmatig en intensief worden gecontroleerd op de naleving van de veiligheidsregels en de geldende wet- en regelgeving.

3.4.4 Algemene plaatselijke verordening en Bijzondere Wetten

1. Bruisende binnenstad – Binnenstadsvisie en detailhandelsbeleid

In juni 2017 heeft de gemeenteraad de Binnenstadsvisie vastgesteld. Deze visie is de kapstok voor de ‘look and feel’ van de Oosterhoutse binnenstad in de toekomst en voor toekomstig beleid. Te denken valt daarbij aan (geografische) keuzes omtrent detailhandel, horeca, evenementen, weekmarkten, standplaatsen, wonen etc. Aanpalende beleidsterreinen zoals het horecabeleid, terrassenbeleid, standplaatsenbeleid en evenementenbeleid worden afgestemd op de Binnenstadsvisie en het bestuursakkoord.

Afhankelijk van de keuzes binnen de bedoelde beleidsterreinen kan dat effect hebben op bijvoorbeeld vergunningverlening.

2. Drank- en horecawet – Horecabeleid – Terrassenbeleid

  • -

    In juli 2017 is een geactualiseerd terrassenbeleid vastgesteld, waarbij reeds rekening is gehouden met de inzichten in het kader van de Binnenstads-visie. Ondernemers hebben tot 1 augustus 2018 de tijd gekregen om aan dit terrassenbeleid te gaan voldoen. Door de toename van de blurring concepten en het verschil in mogelijkheden van een terras bij een winkel of horeca is er voor zowel de ondernemer als de vergunningverleners en hun adviseurs duidelijkheid nodig over wanneer een concept in de basis een vorm van detailhandel is met een deel horeca zonder alcohol of wanneer een concept in de basis een vorm van horeca is zonder alcohol met een deel detailhandel. Daaraan gekoppeld zijn beleidsmatige keuzes te maken over inzet Bibob en het voldoen aan bepaalde inrichtingsvereisten. Mogelijk dat aanpalende toekomstige wetgeving, zoals een geactualiseerde Drank- en Horecawet, hier meer duidelijkheid over gaat geven.

  • -

    De Drank- en Horecawet schrijft voor dat de gemeenteraad iedere vier jaar een preventie- en handhavingsplan alcohol moet vaststellen. Hiermee wil de wetgever stimuleren dat gemeenten actief nadenken over en uitvoering geven aan het verbinden van de beleidsterreinen Volksgezondheid (voorlichting en bewustwording) en Openbare Orde en Veiligheid (beleid en handhaving) als het gaat om alcoholpreventie.

    Het plan bevat de hoofdzaken van het beleid betreffende de preventie van alcoholgebruik, met name onder jongeren, en de handhaving van de wet. In 2018 is een projectgroep samengesteld om samen met partners invulling te geven aan dit preventie -en handhavingsplan en in 2019 zal het plan vastgesteld gaan worden.

    In het plan wordt in ieder geval aangegeven:

    • wat de doelstellingen zijn van het preventie- en handhavingsbeleid alcohol;

    • welke acties worden ondernomen om alcoholgebruik, met name onder jongeren, te voorkomen, al dan niet in samenhang met andere preventieprogramma's;

    • de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd en welke handhavingsacties in de door het plan bestreken periode worden ondernomen;

    • welke resultaten in de door het plan bestreken periode minimaal behaald dienen te worden.

3. Parkeren – parkeerbeleid

  • -

    Zoals in het huidige beleid rondom parkeren is bepaald en zoals in het bestuursakkoord ook nog eens is bekrachtigd, is het doel van het systeem van betaald- en vergunning parkeren het reguleren van de parkeerstromen, rekening houdend met de belangen van bewoners, bezoekers en werknemers op een evenredige wijze. Daarbij is als financieel uitgangspunt van belang dat het parkeersysteem een gesloten systeem is: parkeerinkomsten en -uitgaven houden elkaar in evenwicht, tekorten en/of overschotten worden in het systeem verwerkt. Op dit moment worden drie fte handhavers, met taakaccent ‘parkeren’ bekostigd uit de uitvoering van het parkeerbeleid. Bij een keuze om minder te handhaven (en meer ‘in gesprek te gaan’) en parkeeropbrengsten mogelijk minder worden, kan dit consequenties hebben voor het aantal fte voor handhaving.

    Bij parkeerhandhaving gaat het in 1e instantie niet om prenten uit te delen, maar de bewoner of bezoeker uit te leggen / te wijzen op de verkeers- en parkeerregels. Daarbij is de afweging belangrijk of er gevaarlijke situaties zijn of gaan ontstaan. Ook moet de gemeente er voor waken dat er nalevingsbereidheid van de parkeerregels blijft bestaan.

  • -

    Op industrieterreinen is er een toename van overlast van parkeren van het vrachtverkeer.

  • -

    Verkeersdrukte bij scholen door het met de auto brengen en ophalen van de kinderen.

  • -

    In de wijken toename van autobezit, parkeeroverlast en snelheidsovertredingen of gevaarlijk rijgedrag.

4. Mobiliteitsplan

In 2018 is gewerkt aan het opstellen van het mobiliteitsplan (verkeers- en vervoerplan). Het beleid is nog niet vastgesteld. Het mobiliteitsplan gaat bestaan uit een “visiedeel” en een “uitvoeringsagenda”.

In het visiedeel wordt vastgelegd op welke wijze we via ons verkeers- en vervoerbeleid een bijdrage willen leveren aan de ambitie van Oosterhout om ook in de toekomst een vitale en aantrekkelijke woon- en werkgemeente te blijven. Daarbij ook rekening houdend met de opgaven die er liggen op het gebied van duurzaamheid en demografie. Dit visiedeel is kaderstellend bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen en bij reconstructies van bestaande wegen. Het geeft richting aan de investeringen op het gebied van verkeer en vervoer. Dit visiedeel vormt ook de basis voor onze inzet / insteek in gemeente-overstijgende dossiers en overlegstructuren.

Uit het visiedeel volgt een aantal opgaven waar we als gemeente de komende jaren mee aan de slag moeten. De vertaling van deze opgaven naar oplossingen vindt plaats in de in 2019 op te stellen uitvoeringsagenda. Voor mogelijke oplossingen / oplossingsrichtingen zijn er drie aangrijpingspunten, te weten: de infrastructuur (fysiek en digitaal), het voertuig en de mens (gedrag). De gedragscomponent moet daarbij niet worden onderschat. Zeker in relatie tot de thema’s veiligheid en duurzaamheid en gezondheid kunnen maatregelen gericht op de mens / gedragsverandering een bijdrage leveren aan een aantal opgaven. Daarbij gaat het om communicatie, bewustwording én handhaving, waarbij de inzet van de gemeentelijke boa’s een van de middelen is. In welke mate via de boa’s een bijdrage kan worden geleverd aan de uitvoering van het gemeentelijke verkeers- en vervoerbeleid is ook afhankelijk van de mate waarin de bevoegdheden van boa’s worden verruimd als het gaat om de handhaving van verkeersregels.

3.4.5 Gemeentelijke organisatie

1. Gegevensmanagement

Nieuwe technieken op het gebied van gegevensmanagement stellen ons, veel meer dan in het verleden, in staat om aan te geven op welke locaties in Oosterhout de kans groot is dat criminaliteit zich gaat manifesteren. Dan kan het gaan om sociaalmaatschappelijke gegevens die bij de gemeente bekend zijn (onder andere door inzet van enquêtes en monitoring) en ook om cijfers van de politie of observaties van ondernemers of buurtpreventieteams. Door het samenbrengen van deze gegevens zullen wij, samen met onze veiligheidspartners, steeds beter in staat zijn preventieve maatregelen te treffen of te interveniëren voordat situaties uit de hand lopen en van kwaad tot erger worden. Dit alles binnen de wettelijke kaders van de AVG.

2. Digitalisering en technische hulpmiddelen

De unit Vergunningverlening, toezicht en handhaving werkt volledig digitaal.

Bij de registratie van werkzaamheden wordt van verschillende systemen gebruik gemaakt.

Allereerst is er het brede zaaksysteem Green Valley wat steeds verder wordt ingericht.

Als het gaat om activiteiten op Wabo-gebied (omgevingsvergunningen activiteit bouwen, slopen, kappen, in- en uitrit, etc.) wordt gebruik gemaakt van Key2vergunningen.

Zowel de vergunningverleners als de toezichthouders registreren hierin alles.

De vergunningprocedure wordt hierin in zijn geheel doorlopen, compleet met alle documenten.

De toezichthouders maken zo veel mogelijk bij hun toezichtcontroles gebruik van een tablet, waardoor zij alle informatie over een vergunning kunnen uploaden en hun bevindingen registreren. Op dit moment zitten we in een transitie om vanuit het backofficeprogramma een koppeling te maken met het zaaksysteem Green Valley en een daaraan gekoppeld archiefsysteem.

Het proces rond de Drank- en Horecawet is ingericht in het zaaksysteem. Dit betekent dat alle informatie (vergunning, leidinggevenden, controles, handhaving, etc.) gekoppeld zal worden aan de inrichting. Hieruit kan de managementinformatie worden verzameld ten behoeve van het jaarverslag en het jaarlijkse UVP.

Vergunningen en ontheffingen in het kader van de APV (evenementen en andere vergunningen) worden eveneens geregistreerd in het zaaksysteem.

Voor de boa ’s zijn in 2017 nieuwe handterminals aangeschaft, waardoor op locatie meer algemene gegevens bekend zijn en er direct foto’s en rapporten opgesteld kunnen worden.

De boa’s verwerken de gegevens van de uitgeschreven strafbeschikkingen in de transactiemodule van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het CJIB verstrekt jaarlijks een overzicht van de strafbeschikkingen en processen verbaal die door de gemeentelijke Boa’s zijn uitgevaardigd. Daarnaast registreren de boa’s hun werkzaamheden en bevindingen in een logboek, waaruit jaarlijks een rapportage wordt samengesteld.

Per kwartaal worden aantallen, uren, doelen en projecten besproken in het kwaliteitsoverleg.

In het 4e kwartaal van 2018 is een start gemaakt met een aanbesteding om een specifiek proces gestuurd vergunningen en handhavingssysteem aan te schaffen. Dit heeft als voordeel dat er, meer dan nu het geval is, gemonitord kan worden op procescriteria en producten.

Managementinformatie (dashboard) is in ontwikkeling, steeds meer gegevens worden ontsloten met behulp van Cognos.

4. Uitgangspunten voor VTH

4.1 Organisatievisie

Oosterhout wil een toekomstbestendige organisatie zijn. Een organisatie die meer dan ooit flexibel kan omgaan met snelle veranderingen, in een dynamische en complexe omgeving.

Ondernemerschap van medewerkers is daarbij een belangrijke sleutel tot resultaatgericht werken met een extern georiënteerde blik, waarbij verbindingen worden gelegd tussen de stad en de organisatie, de ketenpartners en de organisatie, de organisatie en haar medewerkers en tussen collega’s onderling. We zijn daarbij een betrouwbare partner voor onze inwoners, ketenpartners en voor elkaar.

Dit vanuit het motief: 'Wij maken Oosterhout nog beter'. We werken continu aan kwaliteitsverbetering op alle fronten. Bovengenoemde kernwaarden vereisen dat wij een flexibele organisatie zijn die lean (procesmatig) wordt ingericht, maatwerk levert waar dit nodig is en toegankelijk is in zowel letterlijk als figuurlijk zin. Immers, onze diensten zijn via meerdere kanalen bereikbaar en wij zijn aanspreekbaar op de manier waarop wij onze dienstverlening vormgeven.

Een moderne organisatie die aansluit op de (maatschappelijke) trends en ontwikkelingen.

afbeelding binnen de regeling

4.2 Dienstverlening

De gemeente zet zich in voor een optimaal woon-, werk- en leefklimaat op basis van landelijk, provinciaal en gemeentelijk vastgestelde regels. Vergunningverlening, toezicht en handhaving maakt onderdeel uit van het totale dienstverleningsconcept van de gemeente. De werkzaamheden op deze gebieden hebben een directe relatie met onze klanten. De klanten kunnen aanvragers van vergunningen, uitvoerende partijen, overtreders van regels en andere belanghebbenden zijn. De doelstelling voor vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt als volgt omschreven:

‘De dienstverlening staat bij ons voorop, met preventie boven repressie.’

Deze doelstelling staat centraal in onze manier van denken en werken. Het gaat er daarbij om dat we constant aandacht hebben voor onze dienstverlening en kijken hoe we deze kunnen verbeteren, op een korte afstand tot onze inwoners. Hierbij hoort ook een duidelijke ‘nee’ te kunnen verkopen wanneer een ontwikkeling niet kan. In het voortraject doen we zo veel mogelijk om te voorkomen dat we achteraf tot handhaving over moeten gaan.

Vergunning verlenen en handhaven zijn geen doelen op zich. Het doel is de naleving van de regelgeving bevorderen. Voorschriften beogen de bescherming en verbetering van de kwaliteit van de openbare, bebouwde en onbebouwde ruimte, waarbij veiligheid, gezondheid, leefomgeving en duurzaamheid voorop staan. Vergunningverlening en handhaving dragen bij aan een leefbare, veilige en duurzame gemeente waar het prettig is om te wonen, te werken en te verblijven. De vraag naar doelmatigheid is steeds aan de orde. We kiezen voor een gerichte aanpak die bestaat uit een mix van instrumenten. Daar waar mogelijk zetten we ook communicatie als preventief middel in. Dit alles om repressieve handhaving te voorkomen en naleving van de regels te bevorderen.

Het zou ondoenlijk zijn alle regels, wetten en verordeningen naar de letter te handhaven. Wel is het van belang het gehele spectrum van de vergunningverlening en handhaving te bekijken, de risico’s te analyseren en prioriteiten te stellen. Vanuit deze invalshoek geldt voor handhaven dat dit zowel opportuun moet zijn (geschikt en op een passend moment) als proportioneel (in verhouding staan tot het vergrijp of het gevaar). Dit veronderstelt een heldere belangenafweging.

Op basis daarvan komen we tot een herkenbaar beleid en een jaarlijks, in januari, vast te stellen, ‘Uitvoeringsplan fysieke leefomgeving, vergunningen, toezicht en handhaving’ (UVP).

4.3 Uitgangspunten voor VTH

Eigen verantwoordelijkheid en ruimte voor eigen initiatief

Een uitdaging ligt in een ‘kanteling’ bij de inzet van de verschillende instrumenten die we hebben op basis van het omgevingsrecht. Het accent lag tot nu toe – ook vanuit het Rijk zo bepleit – op het programmatisch en vanuit de regelgeving sturen op naleefgedrag. Alhoewel het naleven van de wet niet ter discussie staat, zullen we de komende jaren de burgers en ondernemers meer op hun eigen verantwoordelijkheid aanspreken maar hen ook de ruimte laten om met eigen oplossingen te komen. Waar de eigen verantwoordelijkheid onvoldoende leidt tot het realiseren van het gewenste effect, zullen burgers en ondernemers gefaciliteerd worden. De gemeente wil daarmee ook vooruitlopen op de Omgevingswet die naar verwachting in 2021 in werking treedt. Uitgangspunt is de verwachting dat de meeste ondernemers en inwoners deze verantwoordelijkheid aankunnen. Maar daar waar dit niet het geval is en leidt tot onacceptabele risico’s zal zo nodig stevig handhavend worden opgetreden.

Van handhaving naar preventie

Een andere uitdaging is het vroegtijdiger bijsturen in ontwikkelingen die voorzienbaar problematisch kunnen worden. Door alerter te zijn op mogelijke onderliggende conflicten bij klachten of signalen kunnen escalaties mogelijk worden voorkomen en voorkomen we buitensporige inzet vanuit de handhaving. Dit gebeurt door de preventieve en voorlichtende rol van toezichthouders, boa’s en wijkteams, de inzet van communicatie-instrumenten, mediation, buurtbemiddeling of via maatschappelijke ondersteuning. Hetzelfde geldt voor het voorkomen van onnodige overtredingen of klachten doordat burgers (en bedrijven) onvoldoende op de hoogte zijn van risico’s en regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van asbestdaken. Ook hiervoor kan door tijdige voorlichting aan het loket, via de website en gemeentelijke publicaties, herstelkosten en eventuele schade voorkomen worden. Ook bij de aanpak om te komen tot een veilige leefomgeving staat preventie voorop waarbij wordt doorgepakt daar waar het nodig is.

Zorgen voor zicht op zaken

Om ‘zicht op zaken te hebben’ zullen we meer en beter zicht moeten krijgen op ontwikkelingen. Bijvoorbeeld als het gaat om veranderend gebruik van vrijkomende bebouwing, de vestiging van bedrijvigheid aan huis, initiatieven van burgers, bedrijven/verenigingen, buurten of dorpen rond (zorg)voorzieningen of renovatie en verbouwing van bestaande gebouwen (in verband met brandveiligheid). Niet door nog meer toezicht uit te oefenen, maar door slim gebruik te maken van bestaande informatie (gegevensmanagement), signalering, inzet van nieuwe technologie én de bereidheid van burgers en bedrijven om bijvoorbeeld verbouwingen tijdig te melden.

Leefbaarheid en veiligheid op straat

Toezicht en handhaving in de openbare ruimte is een gedeeltelijke verantwoordelijkheid van gemeenten en politie. Gemeenten zorgen met boa’s voor ogen en oren op straat en kunnen daar ingrijpen waar de leefbaarheid wordt aangetast door overtredingen die overlast veroorzaken en tot kleine ergernissen leiden. De politie is primair aan zet wanneer het gaat om het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Boa’s en politie vullen elkaar dus aan en dragen zo, samen met de buurtpreventieteams, samen zorg voor leefbaarheid en veiligheid op straat.

Het bovenstaande leidt tot de volgende concrete uitgangspunten:

  • 1.

    De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de leefomgeving, bouwen, gebruiken en slopen ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden.

    Door ontwikkelingen in wet- en regelgeving, jurisprudentie en evaluaties na calamiteiten, wordt steeds meer een scheiding duidelijk tussen de bestuurlijke en privaatrechtelijke verantwoordelijkheid. De bestuurlijke verantwoordelijkheid richt zich meer op het beperken van risico’s en houden van toezicht hierop. Enerzijds door toetsing van vergunningen en anderzijds door het toezien op de naleving van algemene regels en voorschriften uit vergunningen. Bedrijven en burgers hebben hierin een grote verantwoordelijkheid. Dit geldt voor vergunningsplichtige, meldingsplichtige maar ook voor vergunning vrije zaken. Daarom worden initiatiefnemers gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid. Indien nodig worden zij op hun verantwoordelijkheid aangesproken. Bij verwijtbare overtredingen kunnen zij ook privaatrechtelijk aangesproken voor de gevolgen na bijvoorbeeld overtredingen en calamiteiten.

  • 2.

    De gemeente ziet toe of de verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van geschat risico, wettelijke voorschriften en bestuurlijke prioriteit.

  • 3.

    Altijd moet voldoende aannemelijk zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan. Het is voor gemeenten niet mogelijk alle wettelijke aspecten integraal te toetsen en hierop toezicht te houden. Bij de taakuitoefening geldt het uitgangspunt dat altijd voldoende aannemelijk moet zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan. Het is niet de bedoeling om het werk van deskundigen (ondernemers, adviseurs, bouwers) over te doen. Afhankelijk van het risico is een keuze gemaakt in het niveau van taakuitoefening.

  • 4.

    De gemeente zorgt ervoor dat zij zelf voldoende kennis en een professionele organisatie op de diverse disciplines bezit, zodat de gemeente zich er altijd van vergewissen of derden voldoen aan de regelgeving. Dit vergt een basis kennisniveau.

    De uitvoering van de taken moet op een adequaat niveau gebeuren. Wat het adequate niveau is, is vastgelegd in landelijke kwaliteitscriteria.

  • 5.

    De gemeente heeft een vangnetfunctie voor de naleving van de wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke omgeving.

    De vangnetfunctie heeft vooral een publiekrechtelijk en geen privaatrechtelijk karakter, tenzij de gemeente zelf eigenaar is. Ook speelt hierbij de eigen verantwoordelijkheid een rol. Als de eigen verantwoordelijkheid van een burger of bedrijf onvoldoende of niet wordt genomen, zal de gemeente zorg dragen voor het naleven van de voorschriften, vaak met gevolg het voeren van handhaving procedures. De gemeente hanteert hierbij de zogenaamde “aanpak aan de voorkant”. Dat wil zeggen dat burgers, bedrijven en instanties direct worden aangesproken op de geleverde kwaliteit. Communicatie met de klant speelt daarbij een centrale rol. Er is sprake van een proactieve en preventieve benadering die probeert te voorkomen dat zaken achteraf tegen hoge kosten moeten worden gecorrigeerd.

5. Van een risicoanalyse naar VTH strategieën

5.1 Algemeen

Vergunningverlening, toezicht en handhaving vindt risicogericht plaats. Dit betekent dat er een omgevings- en risicoanalyse wordt uitgevoerd en prioriteiten gesteld worden. Deze activiteiten richten zich op die gebieden en onderwerpen waar de risico’s het grootst zijn en het naleefgedrag laag is. De gegevens van de risicoanalyse worden jaarlijks gebruikt bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma (UVP). Hierin worden voor het betreffende jaar, op basis van de risicomatrix en bestuurlijke prioriteiten, de prioriteiten bepaald.

De risicoanalyse, de prioritering en de vorming van de VTH strategieën, zijn als volgt tot stand gekomen:

  • -

    Er is een keuze gemaakt voor een te gebruiken risicomatrix

    Vakspecialisten in het VTH domein van de gemeente, de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) en politie en brandweer van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (VRMWB) hebben met behulp van een risicomatrix en analyse ervan de prioriteiten bepaald. De vakspecialisten hebben een goed beeld van de ontwikkelingen binnen het taakveld, kennen de lokale situatie en weten de mogelijke knelpunten waar zij in de dagelijkse praktijk mee te maken hebben.

  • -

    Gemeente Oosterhout wil graag van de burger en de ondernemer weten wat belangrijk is voor hen. Op systematische en betrouwbare wijze wordt door middel van enquêtes informatie verzamelt. We kennen:

    • de Bedrijvenenquête: een peiling om meer inzicht te krijgen in het vestigingsklimaat en de gemeentelijke dienstverlening aan ondernemers.

    • de Buurtenquête (driejaarlijkse bewoners enquête): hoe denken de inwoners van de gemeente Oosterhout over hun eigen woonbuurt, wijk of kerkdorp een belangrijke onderdeel van dit onderzoek is de ‘Leefbaarheid- & Veiligheidsmonitor (L&V-monitor)’

    • de Burgerijenquête (jaarlijkse inwoners enquête): om te weten te komen hoe de inwoners van de gemeente Oosterhout denken over hun stad of kerkdorp

  • Bovenstaande enquêtes en informatie vanuit andere bronnen geven op hun beurt ook weer input voor de ‘Atlas van Oosterhout, de wijk- en buurtatlas.

    De resultaten van de diverse enquêtes geven een goed beeld van de prioriteiten die burgers en ondernemers stellen in het kader van de fysieke leefomgeving.

  • -

    Het college van burgemeester en wethouders en de raadsleden hebben input en reactie kunnen geven op de gevormde prioriteiten.

  • -

    Dit beleid is voordat het is vastgesteld door het college ter inzage gelegd, zodat burgers, ondernemers en verschillende platforms en belangenverenigingen in de gelegenheid zijn gesteld om hun reactie uit te brengen op het concept van dit ‘Beleidsplan Fysieke Leefomgeving’.

Het bovengenoemde biedt een basis voor de prioriteiten die gesteld worden voor de taakvelden vergunningverlening, toezicht en handhaving.

5.2 Risico’s en adequaat niveau

Inzet van de gemeente vindt plaats op basis van risicomanagement.

Op hoofdlijnen kunnen de volgende algemene risico’s worden onderscheiden:

  • 1.

    Fysieke onveiligheid leidend tot letsel en dood, omdat bijvoorbeeld sprake is van constructief en brandonveilige situaties.

  • 2.

    Gevaar voor de gezondheid, omdat sprake is van een slecht binnenklimaat van bouwwerken of het verwijderen van asbest.

  • 3.

    Aantasting van de kwaliteiten van de leefomgeving, omdat de inpassing van bouwwerken in hun omgeving niet of onvoldoende bijdraagt aan een prettige en duurzame omgeving, bedrijfsactiviteiten onveilig of niet duurzaam worden geëxploiteerd en invloed hebben op water, lucht, bodem e.d.

  • 4.

    Aantasting van de sociale kwaliteit van het leven tot uiting komend in bijvoorbeeld gevoelens van onveiligheid (onder meer brandonveilig gebruik, verkeersonveilige situaties), hinder/overlast en het uitsluiten van doelgroepen van maatschappelijke activiteiten door ontoegankelijke bouwwerken.

De zojuist genoemde risico’s hebben als zij ontstaan bepaalde neveneffecten, die niet uit het oog mogen worden verloren. De belangrijkste neveneffecten zijn:

  • 1.

    Externe financiële schade: de gemeenschap wordt geconfronteerd met extra uitgaven ten gevolge van bijvoorbeeld een calamiteit. Deze kosten kunnen zowel een collectief als individueel karakter hebben.

  • 2.

    Maatschappelijke onrust: onrust die ontstaat wanneer (in de beleving) niet adequaat wordt gehandeld. Bijvoorbeeld na het vaststellen van onveiligheid rond bouw- en sloopterreinen of balkons.

  • 3.

    Aantasting van het bestuurlijk imago: de betrouwbaarheid, daadkracht, integriteit van de overheid wordt in twijfel getrokken wanneer incidenten of calamiteiten zich voordoen. Er wordt vaak snel naar de gemeente gewezen als boosdoener. Het bestuur kan hierop worden afgerekend.

  • 4.

    Procesrisico’s: onjuiste uitvoering van werkzaamheden kan leiden tot bijvoorbeeld vergunningen van rechtswege, bezwaren, schadeclaims, ontevreden klanten, onjuist afgegeven vergunningen.

Adequaat niveau Onder het begrip adequaat wordt verstaan het niveau dat is afgeleid van landelijke protocollen, vastgesteld beleid en de kennis en ervaring van de eigen medewerkers. Het niveau ‘adequaat’ of ‘representatief’ als uitgangspunt is feitelijk het gemiddelde erkende minimumniveau van toetsing waarbij voldaan wordt aan de zorgplicht van het bevoegde gezag. Kleine objecten zullen een lager niveau hebben en grotere en meer risicovolle objecten zullen minimaal representatief behandeld worden op het adequate niveau.

5.3 Risicoanalyse

Voor de taken van de gemeente

Als systematiek voor het bepalen van de risico’s is gekozen voor de Risicomodule van de Antea Group. Hoewel de risicomatrix met cijfers werkt is de uitkomst niet objectief maar subjectief. Het is het gevolg van een keuze. De matrix helpt bij het rationaliseren van die keuze. De beleidsvelden waar de grootste risico’s liggen hebben prioriteit. Hieruit volgt dan een prioritering die als vertrekpunt is gebruikt voor het opstellen en uitwerken van de VTH strategieën.

Alle ongewenste gedragingen van burgers en bedrijven, waaronder ook overheden, die zich kunnen voordoen binnen het domein van de Fysieke Leefomgeving zijn benoemd. Feitelijk gaat het dan om overtredingen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Per ongewenste gedraging / cluster van gelijksoortige gedragingen, is samen met in- en externe vakspecialisten beoordeeld hoe groot de kans is dat deze overtreding zich voordoet en hoe groot de impact is als de overtreding zich voordoet. Hieruit komt een bepaalde risicoscore, die in eerste aanzet de indeling in een laag risico, gemiddeld risico of hoog risico bepaalt. Vervolgens is deze initiële indeling getoetst aan de aspecten feitelijk naleefgedrag, klachten/ signalen en lokale, regionale en landelijke speerpunten.

Als bijvoorbeeld blijkt dat een bepaalde overtreding op basis van kans en impact als een laag of gemiddeld risico wordt beoordeeld, maar er veel klachten ten aanzien van deze overtreding zijn of het tegengaan van deze overtreding lokaal, regionaal of landelijk prioriteit heeft, dan kan dat ertoe leiden dat de betreffende overtreding toch ingedeeld wordt als een hoog risico.

Voor de taken van de OMWB

Het bestuur van de OMWB heeft een ‘Gemeenschappelijk Uitvoeringskader Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2018 Regio Midden- en West-Brabant’ vastgesteld. In dit kader staat onder meer uitgelegd welke bestuurlijke prioriteiten zijn vastgesteld, op welke manier een risicoanalyse voor de taken van de OMWB tot stand is gekomen en tot welke uitkomsten dit heeft geleid, zoals de frequentie van controles bij routinematige controles en de frequentie bij beperkte en grote milieurisico’s. Het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader, de risicoanalyse en de bestuurlijke wensen van gemeente Oosterhout leiden tot een jaarlijks gemeentelijk werkprogramma voor de basistaken en de andere taken die wij hebben uitbesteed aan de OMWB.

6. Prioriteiten en doelen

6.1 Prioriteiten

6.1.1 Prioriteiten als gevolg van een risicoanalyse

Zoals in hoofdstuk 5 is beschreven, is de basis voor de prioriteitenlijst gevormd door de uitgevoerde risicoanalyse.

Verzoeken om handhaving en klachten (meldingen) hebben, in beginsel, altijd een hoge prioriteit, vanuit een wettelijke taak en/of uit oogpunt van dienstverlening en klantgerichtheid.

Calamiteiten en ongewone voorvallen zijn niet opgenomen in de prioriteitenlijst, hiervoor wordt standaard capaciteit gereserveerd.

De in dit hoofdstuk gestelde prioriteiten en doelen vormen de basis voor het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma (UVP).

De risicoanalyse gaat uit van overtredingen. De volgende overtredingen scoren hoog:

  • 1.

    Bouwen (inclusief sloop, asbest en ruimtelijke ordening)

    • -

      Het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan ten aanzien van hennep (in samenhang met Opiumwet 13b/ 11a);

    • -

      Het gebruik in strijd met brandveiligheidsvoorschriften voor bouwwerken met omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik;

    • -

      Het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een omgevingsvergunning (constructieve eisen uit het Bouwbesluit);

    • -

      Het bouwen van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning;

    • -

      Het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan ten aanzien van illegale bewoning;

    • -

      Problematiek recreatieparken;

    • -

      Het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een omgevingsvergunning (brandveiligheid uit het Bouwbesluit);

    • -

      Het niet voldoen aan de eisen voor bestaande bouw uit het Bouwbesluit (brandveiligheid);

    • -

      Het gebruik in strijd met brandveiligheidsvoorschriften voor bouwwerken zonder omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik (melding);

    • -

      Illegale bebouwing en illegaal gebruik in het buitengebied.

  • 2.

    APV en Bijzondere Wetten

    • -

      Handelen in strijd met wet- en regelgeving op het gebied van honden;

    • -

      Handelen in strijd met wet- en regelgeving op het gebied van zwerfafval;

    • -

      Handelen in strijd met wet- en regelgeving op het gebied van parkeren grote voertuigen, uitzicht belemmerende voertuigen en voertuigen met stank verspreidende stoffen;

    • -

      Handelen in strijd met wet- en regelgeving op het gebied van parkeren van kampeermiddelen, aanhangers en dergelijke;

    • -

      Handelen in strijd met wet- en regelgeving op het gebied van afvalstoffeninzameling.

    • -

      Verkeersovertredingen (o.b.v. de Wet Mulder);

    • -

      Handelen in strijd met de wet- en regelgeving op het gebied van vuurwerk en carbid;

    • -

      Handelen in strijd met wet- en regelgeving op het gebied van sluitingstijd horeca;

    • -

      Handelen in strijd met de wet- en regelgeving ten aanzien van overige geluid- en lichthinder;

    • -

      Handelen in strijd met de wet- en regelgeving ten aanzien van verboden gedrag bij of in gebouwen;

    • -

      Handelen in strijd met de wet- en regelgeving ten aanzien van hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten;

    • -

      Handelen zonder of in afwijking van een evenementenvergunning.

  • 3.

    Milieu

    • -

      Het niet treffen van maatregelen / voorzieningen ten aanzien van emissie naar de lucht (stedelijk (geur));

    • -

      Het niet treffen van maatregelen / voorzieningen ten aanzien van geluid (industrie);

    • -

      Het niet treffen van maatregelen / voorzieningen ten aanzien van geluid (horeca);

    • -

      Handelen in strijd met het besluit bodemkwaliteit;

    • -

      Het niet treffen van maatregelen / voorzieningen ten aanzien van emissie naar de lucht (agrarisch);

    • -

      Handelen in strijd met het besluit gebruik dierlijke meststoffen;

    • -

      Ongewone voorvallen niet (tijdig) melden en niet nemen van maatregelen. (calamiteiten);

    • -

      Veranderen inrichting zonder vergunning;

    • -

      Oprichten/ veranderen inrichting zonder melding activiteitenbesluit.

Voor de volledige prioriteiten als gevolg van de gemeentelijke risicoanalyse verwijzen we naar bijlage 2.

Daarnaast heeft de OMWB, op basis van een risicoanalyse, de volgende sectoren aangewezen met een hoge prioriteit:

  • -

    Chemische industrie: grootschalige opslag gevaarlijke stoffen, Bevi5;

  • -

    Chemische industrie: kleinschalige opslag gevaarlijke stoffen;

  • -

    Industrie: afval(water)beheer;

  • -

    Industrie: transport en distributiebedrijven;

  • -

    Industrie: mengvoederindustrie;

  • -

    Industrie: voedingsmiddelenindustrie;

  • -

    Agrarische sector: veehouderij (IPPC)6;

  • -

    Agrarische sector: veehouderij (niet IPPC).

Voor de volledige prioriteiten als gevolg van de risicoanalyse van de OMWB verwijzen we naar bijlage 3.

6.1.2 Prioriteiten als gevolg van een omgevingsanalyse

Monitor Leefbaarheid en Veiligheid

De Monitor Leefbaarheid en Veiligheid geeft een goed beeld van de waardering van de bewoners over hun eigen woonbuurt. Aan de hand van indicatoren en rapportcijfers wordt een beeld geschetst van die woonbuurt op de volgende aspecten: algemeen oordeel, fysieke leefomgeving, sociale leefomgeving, voorzieningen en sociale veiligheid. De resultaten van deze monitor worden uiteindelijk, samen met andere gegevens, opgenomen in de Atlas van Oosterhout.

In de volgende tabel zijn per buurt de scores op een aantal indicatoren en rapportcijfers opgenomen (Monitor Leefbaarheid & Veiligheid 2017, bron is de buurtenquête).

afbeelding binnen de regeling

Toelichting: De cijfers zijn afkomstig uit de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid 2017. De indicator “Algemeen oordeel woonbuurt” heeft een score tussen 10 en 100 (hoger is beter), de indicator “Fysieke kwaliteit (mate van verloedering)” heeft een score tussen de 10 en 100 punten (lager is beter, score boven 55 is oranje gekleurd). Bij de rapportcijfers geldt: hoe hoger, hoe beter (score 5,5 en lager is oranje gekleurd).

De mate van verloedering is samengesteld uit het oordeel van de bewoners wat gegeven is over rommel en hondenpoep op straat, bekladden van muren en gebouwen, vervuiling (zwerfafval, verkeerd geplaatst huisafval e.d.) en het oordeel over schoonhouden van de woonbuurt.

In onderstaande tabel staat per buurt de top 5 van belangrijkste problemen in de woonbuurt volgens de inwoners (Monitor Leefbaarheid & Veiligheid (2017)

afbeelding binnen de regeling

Wat is het belangrijkste probleem in uw woonbuurt?

afbeelding binnen de regeling

Zie bijlage 4 voor een grafisch overzicht van de wijk- en buurtindeling.

Kernresultaten uit de Bedrijvenanalyse (2013)

Ondernemers in Oosterhout gaven aan parkeren en bereikbaarheid, onderhoud van wegen, opruimen van zwerfafval, openbare verlichting & veiligheid en toezicht & preventie zeer belangrijk te vinden.

Op het gebied van dienstverlening vinden ondernemers afhandelingssnelheid, informatieverstrekking, behulpzaamheid, bereikbaarheid ambtenaren en flexibiliteit belangrijk.

Kernresultaten uit de Burgerij enquête, onderdeel woonomgeving (2016)

Inwoners van Oosterhout gaven aan tevreden te zijn over zowel hun woning als hun leefomgeving. Bijna 80% van de ondervraagden vindt dat de gemeente genoeg aandacht heeft voor de leefbaarheid en veiligheid in hun woonbuurt. De leefbaarheid in de woonbuurt krijgt van de inwoners een 7,6 als gemiddeld rapportcijfer. Het veiligheidsgevoel wordt beoordeeld met een 7,3.

6.1.3 Resultaten als gevolg van consultatie van de gemeenteraad

Alle leden van de gemeenteraad zijn uitgenodigd om een werkbijeenkomst bij te wonen. De door de risicoanalyse hoog scorende prioriteiten en een aantal onderwerpen die de afgelopen jaren veel aan de orde zijn gekomen, zijn per thema bouw, milieu en APV op een A4-tje weergegeven. De raadsleden werden uitgenodigd om per thema 5 punten te verdelen, naargelang hun persoonlijke prioriteit. Dit werd als moeilijk ervaren, maar men realiseerde zich wel dat er keuzes gemaakt moeten worden, omdat nu eenmaal niet alles (even uitgebreid) kan worden gecontroleerd.

Alle scores zijn opgeteld en dit heeft geleid tot de volgende top 5 per thema:

Bouwen

  • 1.

    Problematiek recreatieparken;

  • 2.

    Het gebruik in strijd met brandveiligheidsvoorschriften voor bouwwerken;

  • 3.

    Het niet voldoen aan de eisen voor bestaande bouw uit het Bouwbesluit;

  • 4.

    Het bouwen van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning;

  • 5.

    Illegale bebouwing en illegaal gebruik in het buitengebied.

Milieu

  • 1.

    Handelen in strijd met het besluit bodemkwaliteit (drugsafval, asbest, overige bodemvervuilingen);

  • 2.

    Ongewone voorvallen niet (tijdig) melden en het niet nemen van maatregelen (calamiteiten, lekkage tanks, silo’s en brandjes);

  • 3.

    Het niet treffen van maatregelen / voorzieningen ten aanzien van emissie naar de lucht (agrarische sector, provinciale richtlijnen);

  • 4.

    Het niet treffen van maatregelen / voorzieningen ten aanzien van geluid (industrie, binnen en buiten zones, generatoren);

  • 5.

    Handelen in strijd met het besluit gebruik dierlijke meststoffen (illegaal uitrijden, stankoverlast).

APV en Bijzondere Wetten

  • 1.

    Handelen in strijd met wet- en regelgeving op het gebied van zwerfafval;

  • 2.

    Betaald parkeren;

  • 3.

    Handelen in strijd met wet- en regelgeving op het gebied van afvalstoffeninzameling;

  • 4.

    Handelen in strijd met wet- en regelgeving op het gebied van honden

  • 5.

    Handelen zonder of in strijd met een horecavergunning.

6.2 Doelen bij vergunningverlening, toezicht en handhaving

Vooropgesteld dat de prioriteiten al doelen op zich zijn, zijn in deze paragraaf nog een aantal aanvullende doelen beschreven voor de komende vier jaar. Voor zowel de prioriteiten als de doelen geldt dat in het jaarlijks vast te stellen UVP deze verder worden geconcretiseerd.

6.2.1 Operationele doelen

De volgende doelstellingen hanteren wij binnen de reguliere bedrijfsvoering:

  • 1.

    Besluitvorming op vergunningaanvragen en handhavingsverzoeken binnen wettelijke termijnen en volgens de Algemene wet bestuursrecht en met toepassing van de landelijke en gemeentelijke wet- en regelgeving. Zie ook hoofdstuk 7 van dit beleid.

  • 2.

    Toezicht en handhaving van de VTH-taken op een professionele wijze uitvoeren, zoals beschreven in hoofdstuk 7 van dit beleid.

  • 3.

    Gelegenheid bieden aan medewerkers zich te (blijven) ontwikkelen op hun vakgebied en hiertoe stimuleren.

  • 4.

    Uitvoeren van interne controle door de kwaliteitsadviseur. Doelstelling van de interne controle is het geven van advies en een oordeel over de kwaliteit van het proces omgevingsvergunningen en toezicht en handhaving.

  • 5.

    Actualisatie van beleid, protocollen, werkprocessen en instructies.

  • 6.

    Verbeteren en uitbreiding van managementinformatie uit de ICT systemen, waardoor steeds betere monitoring mogelijk is op termijn.

  • 7.

    Onderzoeken of gemeente Oosterhout de sanctiemaatregel bestuurlijke boete in wil zetten, voor welke vergrijpen en welke consequenties dit zou hebben voor de organisatie (personele capaciteit, scholing, ICT systemen etc.)

  • 8.

    Het vaststellen van het UVP, inclusief de evaluatie van het afgelopen jaar, volgens wettelijke termijnen, de raad hiervan in kennis stellen en aanleveren bij het IBT.

  • 9.

    Jaarlijks evalueren van de Kwaliteitscriteria 2.1 en zo nodig bijstellen in het jaarlijkse UVP.

  • 10.

    Adequate informatie-uitwisseling op dossierniveau.

    Voor zover nog niet van toepassing, daar waar nodig voor goede bestuursrechtelijke opvolging van dossiers, met ketenpartners convenanten sluiten om te voorzien in een goede informatie-uitwisseling, binnen de wettelijke mogelijkheden van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

6.2.2 Bestuurlijke doelen en toekomstige ontwikkelingen

In hoofdstuk 3 zijn de onderwerpen uit het bestuursakkoord die de fysieke leefomgeving raken, als het gaat om de taakgebieden Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, weergegeven. Naast een aantal hierin benoemde reguliere taken van de gemeente is een aantal doelen te benoemen die de komende vier jaar voor het bestuur extra van belang zijn. Daarnaast benoemen we een aantal doelen die voortkomen uit (toekomstig) landelijke ontwikkelingen.

Doelen voor de komende vier jaar

  • 1.

    Tegengaan van ondermijning door de georganiseerde misdaad

  • 2.

    Werken in de wijk met aandacht, nog meer dan de afgelopen jaren het geval was, voor preventie en samenwerking van de boa’s met wijkagenten en buurtpreventieteams.

  • 3.

    Strak handhaven op het dumpen van afval in de openbare ruimte.

  • 4.

    Een integraal, beleidsmatige standpuntbepaling rondom jongeren en alcoholgebruik.

  • 5.

    Handhaving op recreatieparken in overleg met het RIEC met behulp van het 'stoplichtenmodel', zodat maatwerk per recreatiepark gerealiseerd kan worden.

  • 6.

    Anticiperen op de komst van de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen.

  • 7.

    Betrekken van inwoners bij het formuleren en uitvoeren van beleid (burgerparticipatie) en inzet van het instrument de ‘omgevingsdialoog’.

Het behalen van deze doelen is een gemeente brede taak en niet alleen de taak van ISC of de unit Vergunningen en Handhaving

6.2.3 Aandachtspunten gemeentelijke organisatie

De gemeentelijk organisatie is voortdurend in ontwikkeling. Diverse ontwikkelingen, bijvoorbeeld op ICT gebied of (Europese) wet- en regelgeving kunnen leiden tot (tijdelijke) knelpunten of extra inzet van tijd, aandacht en financiële middelen.

  • 1.

    Informatie-uitwisseling tussen de diverse opsporende en toezichthoudende instanties is alleen binnen de wettelijke kaders mogelijk, waarbij we vooral rekening moeten houden met de AVG. De AVG biedt echter voldoende ruimte om adequaat te kunnen handelen.

  • 2.

    In het kader van de Omgevingswet wordt een nieuw digitaal stelsel voor de Omgevingswet ontwikkeld. Alle digitale informatie is straks op één plek te vinden: in het nieuwe Omgevingsloket. Via dit loket kunnen initiatiefnemers, overheden en belanghebbenden snel zien wat mag in de fysieke leefomgeving en kan gecheckt worden of zij een vergunning nodig hebben of een melding moeten doen voor activiteiten die zij uitvoeren in de buitenwereld. Via het Omgevingsloket kunnen vergunningen of meldingen worden ingediend. Dit digitale stelsel moet gekoppeld worden aan de ICT structuur van gemeente Oosterhout.

  • 3.

    In het 4e kwartaal van 2018 is gestart met een aanbesteding voor de inkoop van een vergunning- toezicht en handhaving ICT systeem.

  • 4.

    Nieuwe wet- en regelgeving

    Als gevolg van onder andere de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen, is er meer dan voorheen tijd, aandacht en mogelijk financiële middelen nodig voor het op peil houden van het kennisniveau van medewerkers, voor het veranderen van werkprocedures en voor het leren en inrichten van nieuwe ICT voorzieningen.

7. Strategie en uitvoering

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de doelen en prioriteiten uit hoofdstuk 6 worden gerealiseerd. Hiertoe wordt een aantal strategieën ingezet. Deze uitvoeringsstrategieën zijn gebaseerd op landelijke strategieën (voor gedogen en sanctioneren) en zijn aangevuld met regionale afspraken en gemeentelijke werkwijzen. In onderstaand figuur staan de door Oosterhout gehanteerde uitvoeringsstrategieën weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Figuur: De samenhang tussen de strategieën

Vergunningverlening

In het omgevingsrecht wordt onder vergunningverlening verstaan het beoordelen en toetsen van aanvragen aan geldende wet- en regelgeving. Uiteindelijk moet dit resulteren in een kwalitatief goed besluit, eventueel onder voorwaarden en met voorschriften, binnen de hiervoor geldende proceduretijd. Belangrijk is dat men zich hierbij realiseert dat het vaak gaat om het toetsen aan landelijke wetgeving, dat wil zeggen dat afwijken lang niet altijd mogelijk is.

Toezicht

Toezicht is het uitvoeren van controles en het naar aanleiding van klachten of meldingen verzamelen van informatie, ten einde te beoordelen of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen in wet en/of regelgeving. Van toezicht kan een preventieve werking uitgaan: het resultaat van toezicht kan zijn dat voorschriften, zonder inzet van verdere handhavingsmiddelen, worden nageleefd.

Toezicht omvat een breed scala aan activiteiten, zoals bijvoorbeeld ook in een voorlichtende, meedenkende en adviserende rol. Op deze wijze kan al in een vroeg stadium worden voorkomen dat een strijdige situatie ontstaat. Door middel van aansporing, overreding of een waarschuwing kan worden bereikt dat de voorschriften alsnog worden nageleefd. De bestuurlijke opdracht is om vooral in gesprek te gaan en geen ‘bonnen’ te schrijven.

Indien desondanks het gewenste effect niet bereikt wordt gaan we over tot handhaving.

Handhaving

Op het moment dat geconstateerd wordt dat niet aan de wet- en regelgeving wordt voldaan, zal hierop door ons ingegrepen worden met als doel de overtreding te beëindigen, het eventuele nadelige effect ongedaan te maken dan wel te beperken en om herhaling te voorkomen. De manier waarop dit gebeurt, is afhankelijk van de ernst van de overtreding en kan variëren van een eerste waarschuwing eventueel gecombineerd met voorlichting tot in het uiterste geval het stilleggen van een bedrijf en eventueel het ontruimen van een pand. Welke afwegingen wij hierin maken en welke instrumenten wij hiertoe inzetten wordt verder uitgewerkt in paragraaf 7.4.

Efficiënte, heldere en transparantere uitvoering van taken

Vergunningverlening, toezicht en handhaving vindt zoveel mogelijk gestandaardiseerd plaats. Dit betekent dat er gebruik gemaakt wordt van protocollen, werkprocessen en instructies. Op die manier dient een uniforme werkwijze gegarandeerd te worden. Vergelijkbare situaties worden zoveel mogelijk op gelijke wijze afgehandeld: willekeur en rechtsongelijkheid worden voorkomen en het proces is voorspelbaar. Nog niet voor alle procedures zijn protocollen of werkprocessen beschreven. Als gevolg van nieuwe ontwikkelingen op ICT gebied en actualisatie van beleidsonderwerpen is ons doel op te gaan stellen.

Integraal werken

Door het integrale karakter van dit beleidsplan wordt benadrukt dat uitvoering van taken op het gebied van VTH niet per deelaspect plaats vindt, maar dat alle van belang zijnde aspecten worden meegewogen. Zo nodig wordt bijvoorbeeld bij toezicht en handhaving ook op basis van verschillende wet- en regelgeving samen opgetreden. Vergunningverleners, toezichthouders en juristen werken zoveel mogelijk samen met interne en externe partners, zoals de omgevingsdienst, de brandweer en politie.

7.2 Preventiestrategie

In hoeverre gestelde normen ook daadwerkelijk worden nageleefd wordt bepaald door een groot complex aan factoren. De primaire taak van een handhavingsorganisatie is om naleving van de gestelde regels te bewerkstelligen. Het verbeteren van het naleefgedrag kan beïnvloed worden door de inzet van preventieve instrumenten, zoals voorlichting en communicatie, eenduidige regels (in bijvoorbeeld bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening) en een juiste balans tussen vergunningvrij (wenselijk vanuit lastenverlichting) en vergunningsplichtig (wenselijk omdat dit duidelijkheid verschaft in wat wel en niet mag).

Door vooraf te investeren in inzicht en duidelijkheid van regels, kunnen we een deel van de overtredingen door onze burgers en bedrijven voorkomen. Het betreft vooral overtredingen die door goedwillende en onbewuste overtreders worden gemaakt. Deze preventiestrategie richt zich op het vergroten van de bewustwording bij burgers en bedrijven. Voorlichting levert een bijdrage aan het creëren van draagvlak en het stimuleren van gewenst of verplicht gedrag.

Voorlichting en communicatie

De gemeente Oosterhout probeert in eerste instantie via voorlichting en communicatie (bv. via social media) te bereiken dat overtredingen die kunnen ontstaan uit een gebrek aan informatie en kennis worden voorkomen. Burgers en bedrijven worden geïnformeerd door de gemeente over verandering van wet- en regelgeving, indieningsvereisten, mogelijkheden voor aanvragen, et cetera.

Voorlichting vindt plaats door:

  • -

    informatieverstrekking over beleid, wetgeving, indieningsvereisten op onze website;

  • -

    verwijzing naar websites van (landelijke) overheden met actuele informatie over wetgeving, indieningsmogelijkheden (omgevingsloket online) op onze website;

  • -

    vooroverleg over indieningsvereisten, kansrijkheid van plannen en mogelijkheden voor indiening van aanvragen (in fasen, in delen of integraal);

  • -

    bespreken van (toetsings-)resultaten na indiening van een concept aanvraag (met uitzondering van bouwactiviteiten);

  • -

    bij weigering of het buiten behandeling laten, wordt de aanvrager vóór bekendmaking geïnformeerd over het besluit en de overwegingen;

  • -

    informatieverstrekking tijdens controles.

Met betrekking tot bouwactiviteiten kan een informeel principeverzoek ingediend worden of via het Omgevingsloket Online (OLO) een formeel vooroverlegplan. Het eindresultaat van een principeverzoek betreft een ambtelijke indicatie van de haalbaarheid van een initiatief op bepaalde maatgevende facetten zoals ruimtelijke inpassing, milieu, welstand, monumenten, flora en fauna. De aanvrager kan zijn initiatief zo nodig aanpassen en verder uitwerken en loopt zodoende in het formele vergunningentraject niet meer tegen onverwachte obstakels aan. Tevens kan de gemeente in het voortraject adviseren over de wijze van de vergunningaanvraag (gefaseerd, deelactiviteiten). Voor een vooroverlegplan via OLO worden leges geheven en worden verrekend met de uiteindelijk voor de verleende vergunning te betalen bouwleges.

7.3 Vergunningenstrategie

7.3.1 Algemeen

De gemeente is verantwoordelijk voor het tijdig afgegeven van kwalitatief goede vergunningen. De initiatiefnemers van vergunningaanvragen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het (tijdig) indienen van een complete aanvraag. Ook zijn initiatiefnemers zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak en acceptatie van de voorgenomen plannen bij belanghebbenden zoals buren. Met ingang van de Omgevingswet wordt hiervoor de werkwijze van de ‘omgevingsdialoog geïntroduceerd. De gemeente heeft begrip voor de wensen van de initiatiefnemer. Omgekeerd verwacht de gemeente ook begrip van de aanvrager indien een initiatief niet vergunbaar is. Van burgers en bedrijven mag worden verwacht dat zij zelf verantwoordelijkheid nemen om problemen op te lossen, bijvoorbeeld door overleg met de omgeving of de gemeente. Oplossingen die in gezamenlijkheid worden gevonden hebben de voorkeur boven oplossingen die van bovenaf worden opgelegd vanwege het grotere draagvlak dat hierdoor ontstaat.

De gemeente houdt zich bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. We bekijken bij gemeentelijke beleidsvrijheid voortdurend naar nut en noodzaak ten aanzien van het aanvraagproces en de vergunningsvoorwaarden. Overbodige toetsingskaders, procedure stappen en indieningsvereisten worden geschrapt indien deze niet noodzakelijk zijn voor een objectieve toets van de aanvraag. Echter, niet vergeten mag worden dat de gemeente een belangrijke taak heeft om het algemeen belang te bewaken. Dat kan uiteraard op gespannen voet staan met de belangen van een individuele aanvrager van een vergunning of ontheffing.

De gemeente heeft de taak om de verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines te coördineren. De komst van de Wabo heeft er toe geleid dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt gewerkt met casemanagement. Bij elke aanvraag wordt een behandelend ambtenaar toegewezen. De klant beschikt hierdoor over één vast aanspreekpunt. De behandelend ambtenaar krijgt vanuit de betrokken disciplines adviezen aangereikt en ziet toe op het integrale karakter van de omgevingsvergunning. Deze werkwijze zal onder de Omgevingswet worden voortgezet.

De behandelend medewerker beoordeelt of collegiaal overleg nodig is, o.a. om andere benodigde disciplines te laten beoordelen of een toetsing noodzakelijk is. In het gedigitaliseerde werkproces zijn ook de contactmomenten met externe en interne adviseurs opgenomen. Afhankelijk van de aangevraagde activiteit vindt samenwerking plaats met diverse interne en externe adviseurs.

In principe worden vergunningen voor onbepaalde tijd verleend. Bij te verlenen tijdelijke vergunningen wordt bepaald tot wanneer die vergunning geldt. Voor situaties, waarbij vergunning gevraagd wordt voor een jaarlijks terugkerende activiteit voor een beperkte periode per jaar, wordt er naar gestreefd deze vergunning voor meerdere jaren te verlenen. Wanneer sprake is van een zogenaamde schaarse vergunning moet worden afgewogen voor hoe lang de vergunning in redelijkheid kan worden verleend. Daar waar sprake is van mogelijke risico’s op onveilige situaties zal moeten worden bezien of en onder welke voorwaarden er eventueel voor meerdere jaren een vergunning kan worden verleend.

De Wet Bibob geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken. Als er een reëel risico aanwezig is dat de vergunning of subsidie wordt gebruikt voor criminele activiteiten, kan de gemeente de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning of subsidie intrekken. Oosterhout heeft Bibob-beleid vastgesteld en past dit toe. Zie ook paragraaf 3.4.

Op grond van de wet- en regelgeving kunnen bij vergunningprocedures zienswijze(n) worden ingediend, bezwaar worden gemaakt of beroep worden ingesteld. Net als voor vergunningen, toezicht en handhaving, geldt dat wij bij bezwaar en beroep streven naar een adequaat juridisch niveau, conform de Algemene wet bestuursrecht, binnen de gestelde termijnen.

Bij bezwaar tegen vergunningen zal altijd eerst geprobeerd worden om via overleg (mediation) tot een oplossing te komen. Komen we niet tot een oplossing of hebben partijen aangegeven geen behoefte te hebben aan overleg, dan zal de zaak worden behandeld in de bezwaarschriftencommissie van de gemeente. Bij handhavingszaken zal tot aan het opleggen van een sanctiemaatregel geprobeerd worden via overleg een overtreding ongedaan te laten maken. Dit kan bij de constatering door de toezichthouder of gedurende het sanctietraject plaatsvinden. Ervaringen op het gebied van vergunningen, handhaving en toezicht leren dat het inzetten van mediationvaardigheden zinvol is.

Goede communicatie met de klant is minstens zo belangrijk als de tijdigheid van een beslissing. Hiermee kunnen geschillen en conflicten juist worden voorkomen. Het bespaart tijd, kosten en administratieve lasten. Het leidt vaak tot een win-win situatie.

7.3.2 Bouw

Basiswerkwijze

Ons hoofdproces voor het besluiten op een vergunningaanvraag en het beoordelen van een melding volgt de wettelijke reguliere of uitgebreide procedure zoals vastgelegd in de Awb en de Wabo. Een samenvatting van het Wabo-werkproces is als volgt:

  • 1.

    Registeren aanvraag in het registratiesysteem Key2 vergunningen gebeurt automatisch zodra een aanvraag in het omgevingsloket is ingediend;

  • 2.

    Sturen ontvangstbevestiging;

  • 3.

    Behandelend ambtenaar omgevingsvergunning bepaalt:

    • a.

      bevoegd gezag;

    • b.

      te voeren procedure (regulier of uitgebreid);

    • c.

      meervoudige of enkelvoudige aanvraag;

    • d.

      publiceren aanvragen en (concept)beschikkingen;

  • En bewaakt overzicht over lopende procedures en de voortgang.

  • 4.

    De behandelend ambtenaar is verantwoordelijk voor het afhandelen van de aanvraag:

    • a.

      toets volledigheid en ontvankelijkheid;

    • b.

      (vak)inhoudelijke toets aan alle relevante beoordelingskaders;

    • c.

      uitzetten bij interne- en externe adviseurs;

    • d.

      bewaken van de termijn;

    • e.

      aanspreekpunt voor de aanvrager en informeren aanvrager;

    • f.

      opstellen (concept)beschikking;

    • g.

      publicatie van ontwerp-beschikkingen bij de uitgebreide procedure;

    • h.

      archiveren beschikking met bescheiden in Corsa of in de nabije toekomst in het zaaksysteem.

Vergunningaanvragen worden digitaal behandeld. Alle correspondentie wordt per post aan de aanvrager en de eventueel gemachtigde verzonden. Afhankelijk van het zwaartepunt van de aanvraag wordt bepaald welke medewerker de aanvraag behandelt. De basiswerkwijze voor het verlenen van een omgevingsvergunning is vastgelegd in Key2 vergunningen, waarbij de processtappen worden doorlopen. Correspondentie, beschikkingen, adviezen en vergunningvoorschriften zijn gestandaardiseerd voor de toestemmingen die onder de Wabo vallen.

De afhandelingstermijn voor de aanvragen maakt het noodzakelijk om snel na ontvangst van de aanvraag te onderzoeken of alle vereiste stukken zijn ingediend. Dit is de toets op ontvankelijkheid. Een goede en inhoudelijk juiste beoordeling van aanvragen is alleen dan mogelijk, wanneer de vereiste stukken aanwezig zijn. Zijn niet de vereiste stukken ingediend, dan is de aanvraag niet ontvankelijk, maar krijgt de aanvrager nog wel de gelegenheid de vereiste stukken alsnog in te dienen. De indieningsvereisten voor aanvragen zijn landelijk geüniformeerd en toegeschreven op de verschillende categorieën van activiteiten. Aan de hand van het landelijk voorgeschreven aanvraagformulier voor de omgevingsvergunning is relatief eenvoudig te bepalen of alle stukken bij de aanvraag zijn ingediend. De marges voor het toestaan van uitzonderingen zijn gering. Het consequent toetsen van een aanvraag op ontvankelijkheid voorkomt dat in het vervolg van het proces de toetsing niet (geheel) kan worden uitgevoerd. In het kader van de termijnbewaking is de ontvankelijkheidstoets dus een belangrijk onderdeel.

De gemeente Oosterhout verricht een volledige ontvankelijkheidstoets bij alle aanvragen voor een omgevingsvergunning. Als richtlijn geldt dat binnen een termijn van twee weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk om aanvullende gegevens wordt verzocht. De aanvraag wordt buiten behandeling gelaten, als de gevraagde stukken niet, niet op tijd of niet volledig worden aangeleverd. Tegen dit besluit om de aanvraag buiten behandeling te laten, kan de aanvrager bezwaar indienen.

Het nemen van een besluit op een aanvraag kan éénmalig worden verdaagd voor maximaal 6 weken. Dit moet worden gemotiveerd en schriftelijk bekend worden gemaakt bij de aanvrager. Het besluit tot verlenging van de beslistermijn wordt gepubliceerd. Reden om een aanvraag te verlengen kan zijn dat er meer tijd nodig is om tot een correcte beoordeling van bijvoorbeeld een bouwplan te komen, doordat er interne- of externe adviseurs geraadpleegd moeten worden.

Vormen van vergunningverlening

De volgende vormen van vergunningverlening worden onderscheiden:

  • -

    Reguliere procedure7 (8 weken, eenmalig te verdagen met 6 weken, betreft een fatale termijn8)

  • -

    Uitgebreide procedure9 (6 maanden, eenmalig te verdagen met 6 weken, betreft een termijn van orde10)

  • -

    Gefaseerde aanvraag (verschillende termijncombinaties mogelijk)

  • -

    Aanvraag van deelactiviteiten (langste termijn van ieder van de deelactiviteiten)

  • -

    Opleggen van maatwerkvoorschriften (milieu) of nadere voorwaarden (brandveilig gebruik).

Indien een aanvraag in fasen of deelactiviteiten wordt aangevraagd, worden de bovenstaande stappen bij iedere fase/deelactiviteit doorlopen.

Initiatiefnemers van vergunde werken die een jaar na het onherroepelijk worden van het besluit niet zijn gestart, kunnen van ons in principe een verzoek tot intrekking ontvangen. Daarmee proberen we te voorkomen dat activiteiten gerealiseerd worden volgens verouderde normen in wetgeving. Voorafgaand aan een eventuele intrekking dient de vergunninghouder hierover te worden gehoord. Indien een vergunning wordt ingetrokken kan de aanvrager aanspraak maken op een gedeeltelijke restitutie van leges. Tegen het besluit tot intrekking kan bezwaar worden gemaakt.

Beoordelingskader bouwen

Voor de activiteiten bouw geldt dat de gemeentelijke toets (de zogenaamde preventieve toets) gekarakteriseerd wordt als een ‘aannemelijkheidstoets’: een vergunning voor de activiteit bouwen wordt alleen verleend als voldoende aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de technische voorschriften. Hiermee stelt de wetgever duidelijk dat de gemeente bij het toetsen van de bouwaanvraag niet de verantwoordelijkheid overneemt van de vergunninghouder of de bouwpartij.

De toetsingsstrategie zorgt voor (bouw)aanvragen voor een uniforme manier van toetsen. Ongeacht wie de behandelend medewerker is, vindt hierdoor een eenduidige toetsing plaats.

Aanvragen voor vergunningsplichtige bouwwerken toetsen we, na uitvoering van de ontvankelijkheidstoets achtereenvolgens aan de volgende onderdelen, indien van toepassing:

  • a.

    toetsing aan bestemmingsplan

  • b.

    toetsing aan gemeentelijke Bouwverordening

  • c.

    toetsing aan welstandseisen

  • d.

    bouwtechnische toetsing (Bouwbesluit 2012)

Ad a. Toetsing aan bestemmingsplan

Activiteiten die niet door het Rijk vergunningvrij zijn gemaakt, moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het gehele grondgebied van de gemeente Oosterhout is belegd met actuele bestemmingsplannen. Er zijn in Oosterhout geen beheersverordeningen vastgesteld. Ter voorbereiding op de Omgevingswet worden nu de bestemmingsplannen gedigitaliseerd en voorzien van eenzelfde set regels, die vastgelegd worden in het Handboek digitale Bestemmingsplannen. Dit laatste zorgt bij burgers en plantoetsers voor meer gebruiksgemak.

Indien een aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, wordt de aanvraag (ook principe-verzoeken of verzoeken om informatie) voorgelegd aan een (wekelijks gehouden) intern multidisciplinair ambtelijk overleg. Indien een afwijking van het bestemmingsplan wenselijk is (onder het aangeven van de argumenten waarom, waaronder een toetsing aan een goede ruimtelijke ordening), wordt één van onderstaande procedures ingezet:

  • 1.

    Binnenplanse afwijking (omgevingsvergunning) op basis van de regels opgenomen in het bestemmingsplan. Betreft een reguliere procedure op basis van de Wabo.

  • 2.

    Binnenplanse wijziging (wijzigingsplan) op basis van de regels opgenomen in het bestemmingsplan. Betreft een uitgebreide procedure op basis van de Wro.

  • 3.

    Buitenplanse afwijking (omgevingsvergunning) op basis van de kruimelgevallenregeling zoals wettelijk bepaald in het Besluit omgevingsrecht. Betreft een reguliere procedure op basis van de Wabo.

  • 4.

    Buitenplanse afwijking (omgevingsvergunning) op basis van de Wabo, ook wel bekend als projectbesluit. Betreft een uitgebreide procedure op basis van de Wabo.

  • 5.

    Bestemmingsplanherziening (postzegelplan) op basis van de Wro. Betreft een uitgebreide procedure op basis van de Wro.

Indien er verschillende procedures voor handen zijn, zal gebruik worden gemaakt van de lichtste procedure (de reguliere procedure). Het verlenen van medewerking met de uitgebreide procedure vindt plaats, indien er dusdanige belangen in het geding zijn, dat het voeren van een reguliere procedure geen recht doet aan deze belangen. Indien bij de toepassing van de afwijking medewerking kan worden verleend via een Wro-procedure, wordt het initiatief overgedragen aan de werkeenheid Ruimtelijke Ordening. Deze begeleidt het te voeren planologisch proces. Indien medewerking kan worden verleend via een Wabo-procedure, dan zorgt de unit V&H voor de verdere afhandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Oosterhout streeft er naar dat de bestemmingsplannen een zeer actueel kader bieden en dat er dientengevolge zo min mogelijk toepassing wordt gegeven aan buitenplanse afwijkingen. Indien er voor een bepaalde activiteit een buitenplanse afwijkingsprocedure gevolgd wordt, wordt nagegaan of dit een omissie is het bestemmingsplan, en zo ja hoe dit kan worden verwerkt in het Handboek Digitale Bestemmingsplannen. De gewijzigde regeling zal daarmee successievelijk, via de actualisaties, onderdeel uitmaken van de bestemmingsplannen. Totdat de regeling is opgenomen in alle bestemmingsplannen, dient het Handboek digitale Bestemmingsplannen als een beleidskader voor de toepassing van de kruimelgevallenregeling. In sommige gevallen is er aanvullend een specifieke beleidsregeling van toepassing, die concreet de toetsingsvoorwaarden omvat voor het afwijken van een bestemmingsplan. Bijvoorbeeld de regeling voor niet-zelfstandige bewoning (regeling voor kamerverhuur en huisvesting van arbeidsmigranten) en de regels voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf. In het kader van de preventiestrategie (zie paragraaf 7.2) wordt bij het opstellen van bestemmingsplanregels continu gekeken naar de balans tussen vergunningsplichtig en vergunningvrij (c.q. balans tussen “duidelijkheid wat wel en niet mag” versus “lastenverlichting”), en het draagvlak voor en de eenduidigheid van de gestelde regels. Door periodieke opname van deze nieuwe inzichten in het Handboek Digitale Bestemmingsplannen zullen nieuwe bestemmingsplannen de laatste inzichten in wijze van regelen bevatten.

Ad b. Toetsing aan gemeentelijke bouwverordening

Bij de beoordeling van bouwplannen vormt de gemeentelijke bouwverordening op een aantal onderdelen nu nog een toetsingskader.

Ad c. Toetsing aan welstandseisen

Met ingang van 1 oktober 2015 zijn in bijna heel Oosterhout de welstandsregels en de welstandstoetsing afgeschaft. Dit betekent dat aanvragen voor een omgevingsvergunning in de welstandsvrije gebieden niet langer getoetst worden aan welstandscriteria. In de beschermde stads- en dorpsgezichten, bij rijks- en gemeentelijke monumenten en in de nieuwbouwwijk de Contreie blijven de welstandsregels van kracht.

Aanvragen voor omgevingsvergunningen in welstandsvrije gebieden kunnen wel achteraf aan de excessenregeling getoetst worden. Dit kan gebeuren als mensen in de omgeving een bouwplan niet acceptabel vinden en geconstateerd wordt dat er sprake is van een exces.

Voor de toetsing en advisering aan de welstandsregels worden aanvragen voorgelegd aan de Monumentencommissie, geleverd door de Stichting Dorp, Stad en Land.

Ad d. Toetsing aan bouwbesluit

De wetgever heeft de technische voorschriften in het Bouwbesluit 2012 niet naar zwaarte gedifferentieerd. Het is praktisch onmogelijk om alle geldende voorschriften even uitputtend te toetsen. Hiervoor ontbreken de (financiële) middelen en capaciteit. Bovendien vraagt niet elk bouwwerk om deze controle. Voor de technische toetsing van aanvragen voor de omgevingsvergunning bouwen is het daarom noodzakelijk dat er een lokaal kader is, waarin de gemeente Oosterhout aannemelijk maakt dat aan de regelgeving wordt voldaan.

In het Bouwbesluit zijn voorschriften gegeven voor het bouwen van woningen en woongebouwen, woonwagens en standplaatsen, niet tot bewoning bestemde gebouwen en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. Het bouwbesluit maakt vervolgens onderscheid tussen twaalf verschillende gebruiksfuncties. De voorschriften voor de verschillende bouwwerken zijn verdeeld in vier thema’s, te weten: veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid. De voorschriften kunnen wat betreft zwaarte per gebruiksfunctie verschillen. Bovendien hanteert het Bouwbesluit verschillende niveaus met betrekking tot deze voorschriften. Bij verandering van zowel het gebruik als de technische staat van een bouwwerk zijn de voorschriften voor nieuwbouw uitgangspunt. Indien sprake is van een ondergeschikte verbouwing kan vrijstelling voor een lager niveau worden gegeven met als ondergrens het bestaande niveau als beschreven in het Bouwbesluit.

Aan de hand van de vier thema’s zijn hieronder een aantal aspecten benoemd waarop toetsing door de gemeente Oosterhout plaatsvindt, te weten:

  • 1.

    Voorschriften uit het oogpunt van veiligheid:

    • constructieve veiligheid

    • gebruiksveiligheid,

    • brandveiligheid en

    • sociale veiligheid

  • 2.

    Voorschriften op het gebied van gezondheid richten zich op bescherming tegen:

    • geluid/vocht

    • waterafvoer

    • ventilatie

    • beperking invloed schadelijke stoffen / dieren

    • watervoorziening

    • daglicht

  • 3.

    Voorschriften die vanwege bruikbaarheid worden gesteld houden verband met

    • toegankelijkheid

    • ruimten

    • opstelplaatsen

  • 4.

    Voorschriften op het gebied van energiezuinigheid richten zich op het terugdringen van het gebruik van gas en elektriciteit en houden, in zijn algemeenheid, verband met:

    • energiezuinigheid (beoordelen EPC-berekeningen)

Bij de technische eisen waaraan bouwwerken moeten voldoen, wordt onderscheid gemaakt naar soort bouwwerk. Het Bouwbesluit hanteert hiervoor een functionele indeling die redelijk technisch van opzet is. Om de toetsing ook voor minder ingewijden in het vakgebied inzichtelijk te gaan maken, gaan we de volgende gebruikelijke toegankelijke indeling hanteren:

  • publieksfuncties > € 100.000,- (verbouw, uitbreiding en nieuwbouw);

  • publieksfuncties < € 100.000,- (verbouw en uitbreiding);

  • bedrijfsfuncties > € 100.000,- (verbouw, uitbreiding en nieuwbouw);

  • bedrijfsfuncties < € 100.000,- (verbouw en uitbreiding);

  • woningen nieuwbouw (particulier en projectmatig);

  • woningen verbouw en uitbreiding (particulier en projectmatig);

  • bouwwerken geen gebouw zijnde;

  • tijdelijke bouwwerken.

Deze indeling vormt het vertrekpunt om vervolgens per type bouwwerk de intensiteit of zwaarte van toetsing te bepalen. Deze intensiteit of zwaarte van de toets wordt weergegeven in zogenaamde toetsniveaus. Namelijk een 100%-toets kost circa tien keer zoveel tijd en past niet binnen een verantwoorde bedrijfsvoering. Daarbij komt dat de ontwerpende en uitvoerende bouw in Nederland van een dermate niveau zijn en zijn de belangen van opdrachtgevers, afnemers en verzekeraars zo evident dat een behoorlijk niveau ook zonder enige vorm van toetsing en toezicht wordt gerealiseerd. Er moeten en kunnen dus keuzes gemaakt worden in de toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit.

Toetsingsniveaus

Voor de toetsing aan het bouwbesluit van iedere aanvraag met een bouwactiviteit maken we gebruik van de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit (LTB 2012). Deze werkt met vier niveaus van toetsing. Per type bouwwerk is afhankelijk van het risico bepaald op welk niveau ieder van de aspecten getoetst wordt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zogenaamde toets niveaus. Deze toets niveaus beschrijven de diepgang die de beoordeling van bouwplannen aan de verschillende thema’s van het Bouwbesluit moet hebben. Bij de keuze en omschrijving van de toets niveaus is aangesloten bij de definities zoals die in het landelijk project Collectieve Kwaliteitsnormering Bouwvergunningen (CKB) zijn omschreven. Doelstelling daarbij is om de toetsingskwaliteit van aanvragen te waarborgen. Onder toetsingskwaliteit wordt verstaan: het afspreken van een minimaal toets niveau waaraan wordt getoetst en waardoor inzicht wordt verschaft in wat is getoetst. Het hierbij afgesproken collectieve minimum toets niveau wordt gezien als een verantwoord niveau van toetsing.

Er zijn vier toets niveaus waarbij de diepgang van de controle oploopt van niveau 1 naar niveau 4, te weten: uitgangspunten (sneltoets), globaal (visueel), gemiddeld (representatief) en grondig (integraal). Er is voor gekozen om de toets niveaus redelijk algemeen te beschrijven en niet voor elk individueel voorschrift van het Bouwbesluit te definiëren wat onder het toets niveau moet worden verstaan. Door middel van verbetering van de werkafspraken en gestandaardiseerde werkprocessen wordt bevorderd dat de hantering van de toets niveaus door de verschillende bouwplantoetsers steeds meer op uniforme wijze wordt toegepast.

In bijlage 5 is de toetsingsmatrix opgenomen.

Beoordelingskader slopen

Voor slopen geldt bij karakteristieke objecten (bij monumenten, bij gebieden met archeologische verwachting en volgens het bestemmingsplan) een vergunningplicht. Deze worden door de gemeente Oosterhout beoordeeld en verleend. Voor overige objecten kan er afhankelijk van de hoeveelheid sloopafval en of er asbest aanwezig is een meldingsplicht gelden. De sloopmelding wordt op diverse thema’s uitvoerig beoordeeld door de OMWB. De testresultaten worden vertaald naar nadere voorwaarden in de vergunning of aan de melding.

Beoordelingskader brandveiligheid

Het toetsen van meldingen en aanvragen omgevingsvergunning voor gebouwen in relatie tot brandveiligheid gebeurt op basis van een 100% toets. De brandweer checkt integraal of de juiste gegevens zijn aangeleverd en geeft hierop een advies aan de gemeente. Als de melding of aanvraag voldoet dan wordt deze verder in behandeling genomen door de gemeente Oosterhout. Aanvragen om vergunning en meldingen voor het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk en het gebruik hiervan worden door Oosterhout ter beoordeling voorgelegd aan de brandweer. Het betreft hierbij die initiatieven die een zekere mate van risico voor gebruikers en omgeving met zich meebrengen. Basis hiervoor vormen de gebouwgroep-categorieën als bedoeld in het basistakenpakket Risicobeheersing.

Beoordelingskader monumenten

De omgevingsvergunning voor monumenten (wijziging) vergt bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed. Naast de gebruikelijke beoordeling van de aanvraag via de Monumentencommissie (Stichting Dorp, Stad en Land), ligt het voor de hand dat bij de toetsing van aanvragen voor een vergunning voor monumenten wordt aangesloten bij de toetsingsstrategie voor omgevingsvergunningen activiteit bouwen. Immers, voor vrijwel alle veranderingen aan een monument is ook een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist. Door de intensiteit van toetsing en toezicht te vergroten als het een monument betreft kan een afdoende waarborg tegen vernietiging van monumentale waarden worden verkregen.

Beoordelingskader aanleg, kap, reclame en inritten

Voor het realiseren van activiteiten die als wettelijke basis in de APV zijn geregeld, vindt toetsing primair plaats op basis van de bepalingen in de APV. Naast deze publiekrechtelijke toetsing, worden vaak ook privaatrechtelijke afspraken gemaakt als de activiteiten plaatsvinden op publieke gronden (bijvoorbeeld bij de aanleg van inritten). Afstemming vindt plaats met de wegbeheerders. Binnen onze gemeente zijn dit de gemeente zelf, het Waterschap of de provincie.

In de APV is opgenomen in welke gevallen voor het kappen/vellen van bomen een vergunning nodig is. In aanvulling hierop zijn ook beeldbepalende bomen in enkele bestemmingsplannen aangewezen.

Voor de beoordeling van aanvragen voor de activiteit ‘aanleg’ wordt 100% getoetst aan de bepalingen in het bestemmingsplan.

7.3.3 Milieu

Beoordelingskader milieu

Voor de activiteit milieu is het bedrijf primair verantwoordelijk voor een milieuverantwoorde bedrijfsvoering, binnen de kaders die hiervoor door de overheid zijn gesteld. De werkzaamheden rondom vergunningverlening milieu hebben betrekking op het beoordelen van aanvragen ingevolge de Wabo voor activiteiten die van invloed zijn op het milieu en het beoordelen van meldingen ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer.

De OMWB is gemandateerd om voor de gemeente deze aanvragen in behandeling te nemen. De indieningsvereisten zijn voor een vergunning vastgelegd in hoofdstuk 4 van de regeling omgevingsrecht, maar de beoordeling van de aanvraag en de vertaling in vergunningvoorschriften kent een bepaalde mate van vrijheid. Dit komt omdat de milieutoets betrekking heeft op een grote variëteit aan bedrijfsactiviteiten, waarbij ook de locatie en aard en omvang van de bedrijvigheid een belangrijke rol speelt. Voor een bedrijf dat is gevestigd op een industrieterrein worden doorgaans andere milieueisen gesteld dan aan een bedrijf dat is gevestigd in een woonwijk. Daarnaast kenmerkt de milieuregelgeving zich door een grote diversiteit en hoeveelheid (pseudo-)wetgeving. Deze laatste is vastgelegd in de bijlage van de Regeling omgevingsrecht.

Naast de landelijke regelgeving moet ook rekening worden gehouden met provinciale en gemeentelijke regelgeving, de verordeningen. Vanwege het verschil in werkwijze gelden voor het behandelen van vergunningaanvragen en meldingen afzonderlijke beoordelingskaders.

Het beoordelingskader voor vergunningsplichtige activiteiten bestaat uit:

  • -

    Actuele milieuwet- en regelgeving, inclusief provinciale en gemeentelijke verordeningen (zoals geurverordening);

  • -

    Standaarden: er wordt gewerkt met standaarden voor bijvoorbeeld vergunningvoorschriften, consideransen, brieven en overige documenten;

  • -

    Aandachtspunten besluitvorming: in de besluitvorming wordt deugdelijk gemotiveerd op welke wijze invulling is gegeven aan de beoordelingsvrijheid en benoemd welke regelgeving bij de besluitvorming is betrokken. Ook wordt gemotiveerd op welke wijze eventueel ingebrachte adviezen en/of bedenkingen bij de beschikking zijn betrokken;

  • -

    Aanpassen vergunning: de gemeente heeft de bevoegdheid en soms ook de plicht om vergunningen te actualiseren, te reviseren (integraal te herzien) en in te trekken.

Het beoordelingskader voor meldingsplichtige activiteiten bestaat uit het Activiteitenbesluit met eventueel een Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM). Een OBM kan alleen worden verleend of worden geweigerd. Daarnaast kan het voorkomen dat voor een vergunningsplichtige inrichting ook een OBM nodig is. Elk type OBM heeft een eigen toetsingskader.

In de gemeente Oosterhout is de beleidsvisie Externe veiligheid vastgesteld. Externe veiligheid heeft te maken met de opslag, het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen. Deze stoffen zijn vaak onmisbaar voor de industrie en in ons dagelijks leven. Hoewel de kans op ongelukken met gevaarlijke stoffen klein is, kunnen de gevolgen groot zijn. Het is dus van groot belang om risico’s waar mogelijk te voorkomen en waar aanwezig zo goed mogelijk te beheersen. Een belangrijke voorzorgsmaatregel is het rekening houden met “externe veiligheid‟ bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen. Met name door het creëren van een ruimtelijke scheiding tussen risicobronnen en kwetsbare objecten als woningen en scholen.

Beoordelingskader bodem, bouwstoffen en grondstromen

De provincie Brabant is binnen onze gemeente bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming. De uitvoering van deze taken ligt echter bij de OMWB. Met de invoering van de Omgevingswet zullen veel van deze taken bij de gemeente komen te liggen. Warme overdracht tussen provincie en gemeente gaat nog plaatsvinden. Dan wordt ook duidelijk welke taken dit gaat betreffen en kan hieraan nadere invulling aan worden gegeven.

Bij aanvragen omgevingsvergunningen is in sommige gevallen advies vanuit bodem van toepassing (bouwwerken met bestemming verblijven van mensen). De doelstelling is het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond. Bij sprake van een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’ dient een procedure bij het bevoegd gezag doorlopen worden (OMWB). De omgevingsvergunning kan eventueel verleend worden met een ‘uitgestelde inwerkingtreding’. Na een positieve beschikking van het bevoegd gezag treedt de vergunning in werking.

Binnen gemeente Oosterhout is sprake van een tweetal grondwaterwinningen ten behoeve van drinkwater. Deze worden beschermd door middel van grondwaterbeschermingsgebieden (25-jaarzones). Bij aanvragen omgevingsvergunning wordt getoetst aan bijvoorbeeld uitlogende bouwmaterialen, graafwerkzaamheden dieper dan 3 meter, etc.

Voor het aanleggen van (gesloten) bodemenergiesystemen geldt een meldplicht (OLO). De gemeente is het bevoegd gezag voor systemen met een capaciteit van minder dan 70kW. Het toezicht en handhaving wordt door de OMWB uitgevoerd.

Tijdens het beheer van de leefomgeving is regelmatig grondverzet noodzakelijk. Dit is ook omschreven in de LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte).

Aandachtspunten bij grondverzet zijn:

  • -

    Het werken in verontreinigde grond

    Het is van groot belang te weten wat de kwaliteit van de bodem is om blootstelling aan verontreinigde grond te voorkomen en om de juiste voorzorgsmaatregelen te kunnen treffen. Hiervoor wordt verwezen naar de CROW 400, ‘Werken in of met verontreinigde bodem – Richtlijn voor veilig, zorgvuldig en risico gestuurd werken’.

  • -

    Hergebruik van grond

    Bij grondverzet is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Het Besluit Bodemkwaliteit is een onderdeel van de Wet bodembescherming (in de toekomst onderdeel van de Omgevingswet).

    In de bodembeheernota is het beleid voor het (opnieuw) toepassen van grond en baggerspecie in de regio nader uitgewerkt. De bodembeheernota is op 19 oktober 2010 in de gemeente Oosterhout in werking getreden voor een periode van 10 jaar.

    In veel gevallen moeten toepassingen van grond en baggerspecie worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (https://www.meldpuntbodemkwaliteit.nl/Voorportaal.aspx). Wanneer en hoe de melding gedaan moet worden is geregeld in het Besluit bodemkwaliteit. De OMWB beoordeelt de meldingen op juistheid en volledigheid. De OMWB voert daarnaast veldcontroles uit en handhaaft op het Besluit Bodemkwaliteit onderdeel van de werkzaamheden van de OMWB.

    De bodemkwaliteitskaart vormt de basis voor het vastleggen van de kwaliteitseisen die gelden op de locatie van toepassing. In sommige gevallen kan de bodemkwaliteitskaart ook gebruikt worden als milieuhygiënische verklaring.

    De regionale bodemkwaliteitskaart is op 16 februari 2012 vastgesteld en wordt geactualiseerd. De verwachting is dat de nieuwe regionale bodemkwaliteitskaart geen veranderingen brengt ten opzichte van de huidige kaart. De bodembeheernota, de bodemfunctiekaart en de bodemkwaliteitskaart zijn te raadplegen via internet: https://gisportal.anteagroup.nl/Html5/BKKMiddenWestBrabant/Mobiel

  • -

    Transport van grond

    Grond zal uiteindelijk óf worden hergebruikt óf worden afgevoerd. Vrijkomende grond is per definitie afval, een afvalstof. Het transport van afval moet gemeld worden bij het LMA: Landelijk Meldpunt Afvalstoffen conform het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Voor transport is een begeleidingsbrief noodzakelijk van het LMA. Dat geldt ook voor schone grond en licht verontreinigde grond. De opdrachtgever kan zelf de melding doen, of dit uitbesteden aan een adviseur, aannemer of vervoerder.

Beoordelingskader Wet natuurbescherming

Dit betekent dat vanuit de Wabo het bevoegde gezag beoordeelt of ook natuuronderdelen (bijv. flora en fauna, natuurbeschermingsgebied) moeten worden aangevraagd en of de gegevens hiervoor ontvankelijk zijn. De natuuronderdelen in de Wabo procedure worden getoetst door de provincie. Indien vergunbaar, geeft de provincie een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af aan de gemeente. We nemen de resultaten van deze toetsing (verklaring van geen bedenkingen) over in onze beschikking. Een initiatiefnemer kan er voor kiezen om voorafgaand aan de Wabo aanvraag een losse Wnb-aanvraag in te dienen. Een losse Wnb-procedure wordt ingediend en afgehandeld door de provincie.

7.3.4 Algemene plaatselijke verordening en Bijzondere Wetten

In de APV is de gemeentelijke regelgeving op het gebied van leefbaarheid en openbare orde opgenomen. Het gaat met name om onderwerpen en activiteiten die in de openbare ruimte plaatsvinden zoals bijvoorbeeld exploitatievergunningen, (grote) evenementen en parkeren. De APV wordt door de gemeenteraad vastgesteld en is grotendeels gebaseerd op de modelverordening van de VNG, waarbij opgemerkt dat de APV van Oosterhout sterk gedereguleerd is. Oosterhout gaat uit van ‘meer mogelijk maken met minder regels’ en het uitgangspunt dat de APV een slagvaardig bestuurlijk instrument moet zijn. Afhankelijk van het onderwerp is het college of de burgemeester het bevoegd gezag.

In de APV heeft de gemeente de mogelijkheid om aan activiteiten die in de leefomgeving plaatsvinden extra regels te binden. Voor een aantal activiteiten eist de APV expliciet dat vooraf een vergunning wordt aangevraagd. Voor andere activiteiten dient een ontheffing te worden aangevraagd en bij weerandere kan volstaan worden met een melding.

Beoordelingskader Drank- en Horecawet – exploitatievergunning

De burgemeester is het bevoegd gezag als het gaat om het verstrekken van vergunningen op grond van de Drank- en Horecawet (DHW) en op grond van de APV voor de exploitatievergunning (Artikel 2.28).

De Drank- en Horecawet vereist dat ieder bedrijf of iedere (para-commerciële) instelling die alcoholhoudende dranken schenkt en / of verkoopt voor gebruik ter plaatse hiervoor een vergunning heeft. Voor slijterijen, waar alcohol verkocht wordt met een promillage van meer 15% voor gebruik elders dan ter plaatse geldt eveneens een vergunningplicht. Horecabedrijven en slijterijen mogen niet in werking zijn zonder vergunning.

Aanvragers van een DHW-vergunning worden altijd in persoon uitgenodigd om hun aanvraag toe te lichten. Bovendien is dit een gelegenheid om toe te lichten welke stukken op grond van de wet of het Bibob-beleid aangeleverd moeten worden bij de aanvraag en de aanvrager te wijzen op andere regelgeving op grond waarvan wellicht ook een vergunning aangevraagd moet worden. Dit kan bijvoorbeeld een exploitatievergunning zijn, een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer of een vergunning in verband met de aanwezigheid van een speelautomaat. Bij wijziging van een bestaande vergunning wordt de aanvraag alleen getoetst aan het onderdeel dat gewijzigd wordt.

De Drank- en Horecawet bepaalt uitputtend welke bijlagen bij de aanvraag om vergunning gevoegd moeten worden. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften aan de vergunning verbonden. De inrichting wordt, voordat deze in gebruik wordt genomen, altijd gecontroleerd op de inrichtingseisen door een bouwtoezichthouder. Bovendien worden politie en brandweer altijd om advies gevraagd.

Daarnaast worden er ook ontheffingen verleend, bijvoorbeeld in verband met het tijdelijk verstrekken van alcohol. Dit gaat vaak samen met evenementen. Het toetsingskader voor aanvragen op grond van de DHW ligt vast in de wet.

In de APV zijn in aanvulling op de DHW bijzondere bepalingen opgenomen voor paracommerciële rechtspersonen, het verstrekken van sterke drank en happy hours.

Beoordelingskader evenementen

Het spreekt voor zich dat risicovolle evenementen, of evenementen die (grote) overlast veroorzaken voor de omgeving of die veiligheidsrisico’s met zich meebrengen, vergunningsplichtig zijn. Op die manier kan preventief het risico en de overlast voor de omgeving op een acceptabel niveau gebracht worden.

We onderscheiden drie categorieën evenementen, te weten meldingen, vergunningsplichtige evenementen categorie A, B en C. Deze indeling wordt landelijk veel gebruikt. De categorie is bepalend voor de indieningstermijn voor een aanvraag, de aanvraagprocedure, afhandeling van de vergunningaanvraag en beleidsregels die van toepassing zijn. De burgemeester kan nadere regels stellen voor het verlenen van een vergunning.

Meldingsplichtige evenementen

Voor kleine evenementen kan volgens de APV (art. 2:25, lid 3 en 4) volstaan worden met een melding, mits aan alle voorwaarden, zoals opgenomen in de APV wordt voldaan.

De melder ontvangt een bericht van de acceptatie van zijn melding met daarbij eventuele aanvullende voorschriften en/of aandachtspunten bij het organiseren van het evenement.

De A-evenementen hebben een beperkte impact op de directe omgeving en zijn alleen vergunningsplichtig. Deze aanvragen worden door de gemeente getoetst op diverse elementen waarvoor een ontheffing of ander besluit nodig is. Dit kan bijvoorbeeld een verkeersbesluit zijn of een ontheffing in het kader van de Drank- en Horecawet. De aanvrager ontvangt een evenementenvergunning met daarbij aanvullende voorschriften en/of aandachtspunten bij het organiseren van het evenement.

De B-evenementen hebben een grotere impact op de directe omgeving en C-evenementen nog meer en zijn om die reden vergunningsplichtig. Zowel B als C evenementen kennen bovendien een hoog risico voor wat betreft veiligheid en openbare orde. Standaard wordt een vooroverleg gepland met de organisator om alle aspecten van het evenement met elkaar door te nemen. Vaak zijn ook hulpdiensten zoals politie, brandweer en GHOR bij dit overleg betrokken. Aanvragen worden standaard getoetst op volledigheid, veiligheid en of er overlast beperkende maatregelen worden getroffen. Indien er constructies zoals tribunes of tenten geplaatst worden, dan wordt advies gevraagd aan de experts van bouwen (vergunningverlening en handhaving) ten aanzien van brandveiligheid en constructieve veiligheid.

Overig APV-vergunningen, -ontheffingen en -meldingen

Alle overige vergunningen, ontheffingen en meldingen die op basis van de APV worden aangevraagd worden in principe getoetst aan de geldende regels. Zo nodig wordt bij collega’s en externe partijen om advies gevraagd. De diepgang van die toetsing hangt af van de prioriteit die hieraan is toegekend.

Overige gemeentelijke regelgeving

Aanvragen voor alle overige gemeentelijke regelgeving wordt altijd volledig getoetst. Het gaat hier bijvoorbeeld om (markt)standplaatsvergunningen en vergunningen voor de aanwezigheid van kansspelautomaten.

7.4 Toezichtstrategie

7.4.1. Algemeen

Op grond van het Bor moet het bestuursorgaan inzicht geven in de wijze waarop het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving wordt uitgeoefend. In Oosterhout vindt toezicht in een vorm en intensiteit plaats welke leidt tot een adequate naleving van wet en regelgeving.

Toezicht in Oosterhout vindt plaats op basis van:

  • -

    het jaarlijks uitvoeringsprogramma VTH

  • -

    aangevraagde vergunningen en ontvangen meldingen

  • -

    specifieke thema’s of projecten (bijv. aanpak recreatieterreinen of vuurwerk)

  • -

    ontvangen klachten, handhavingsverzoeken en calamiteiten

  • -

    waarnemingen in het vrije veld: oog en oor

Vormen van toezicht in Oosterhout kunnen zijn:

  • -

    administratief toezicht (bijvoorbeeld vergunningvrij bouwen in relatie tot BAG)

  • -

    structurele (routinematige) controles: periodiek toezicht op vergunningen en meldingen

  • -

    ad hoc toezicht vanwege bijzondere omstandigheden

  • -

    thematische of branche controles. Deze worden geformuleerd in het UVP

  • -

    gebiedsgerichte controles, bijvoorbeeld op bedrijfsterreinen of in het buitengebied

  • -

    hercontroles. De hercontrole bevat toezicht op één of enkele aspecten en vindt plaats aan de hand van een brief die is verzonden naar aanleiding van de vorige controle of op basis van een controlerapport.

Bij het houden van toezicht is een prioriteitstelling noodzakelijk. De basis hiervoor is de risicoanalyse zoals deze in bijlage 2 is opgenomen (risico-gestuurd toezicht). Daarnaast snijden wij de mate van intensiviteit van het toezicht toe op wat we tijdens het toezicht aantreffen. Particulieren en bedrijven met een goedwillende houding vragen een andere intensiteit dan particulieren en bedrijven met een “moet kunnen” attitude. Ook zijn er particulieren en bedrijven die calculerend gedrag vertonen of in het uiterste geval zelfs crimineel gedrag.

De bevindingen bij de periodieke (her)controles, quick scans, thema- of branchecontroles kunnen aanleiding geven tot het inzetten van andere vormen van toezicht zoals:

  • -

    Ketentoezicht, waarbij de toezichthouder een hele keten onderzoekt van bijvoorbeeld de producent van een bepaalde grondstof tot aan de producent van het eindproduct.

  • -

    Integrale onderzoeken, waarbij alle voorschriften uit de vergunning of van toepassing zijnde regelingen worden gecontroleerd.

  • -

    Diepte-onderzoeken, waarbij slechts op een gedeelte van de vergunning wordt gecontroleerd, omdat uit bijvoorbeeld een probleemanalyse is gebleken dat daar de meeste risico’s zitten (bijvoorbeeld brandveiligheid bij zorginstellingen).

  • -

    Administratieve controle, waarbij de administratieve organisatie en interne beheersing van bedrijven in relatie tot bepaalde voorschriften in de vergunning of de van toepassing zijnde regelgeving wordt beoordeeld.

  • -

    Systeemgericht toezicht, waarbij het toezicht is gericht op het functioneren van de systemen, processen en methoden die de ondernemer heeft om de naleving van wettelijke eisen te borgen en niet gericht is op de feitelijke naleving zelf.

De controles kunnen aangekondigd uitgevoerd worden of onaangekondigd, afhankelijk van de aard van de controle en wat we met de controle willen bereiken.

De controles worden door de toezichthouder, eventueel samen met toezichthouders vanuit andere disciplines, voorbereid. Onderdeel daarvan is het kennisnemen van de bevindingen van vorige controles. Alle bevindingen worden digitaal vastgelegd in de controleverslagen. De bevindingen worden ook ter beschikking gesteld aan de gecontroleerde. Als er naar aanleiding van een bevinding een hersteltermijn wordt gegeven, dan is dit een realistische hersteltermijn en vindt de hercontrole, al dan niet ter plaatse, te allen tijde direct na afloop van de hersteltermijn plaats.

7.4.2 Thema’s en samenwerking

Veiligheid

  • -

    De aanpak van georganiseerde criminaliteit vraagt om een stevige aanpak van zowel de gemeente als het OM, de belastingdienst en de politie. Het effectief bestrijden vraagt veel meer dan alleen een strafrechtelijke invalshoek. Een integrale aanpak dus, vanuit strafrecht, fiscaalrecht en bestuursrecht met als doel het verstoren van criminele handel, vitale elementen, logistieke processen en gelegenheidsstructuren. In Oosterhout worden als onderdeel van deze aanpak integrale multidisciplinaire controles gepland en uitgevoerd in de samenwerkingsverbanden BIT en carrousel, zoals beschreven in paragraaf 3.4.

  • -

    Doelstelling van een RIEC is de deelnemende gemeenten te ondersteunen en te faciliteren bij een bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Informatie wordt eenvoudiger uitgewisseld en samenwerking wordt makkelijker. Het RIEC biedt de mogelijkheid om vanuit verschillende vakdisciplines (straf-, bestuurs- en fiscaalrecht) de georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Binnen het RIEC werken gemeenten samen met de politie, het OM, de Douane, de Koninklijke Marechaussee, de belastingdienst, zoals de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD)11, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst – Economische controledienst (FIOD-ECD)12, VROM en de provincie Noord-Brabant. Hiertoe is een convenant Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) opgesteld.

  • -

    Convenant hennepteelt Zeeland - West-Brabant 2013: de convenantpartners onderkennen de dreigingen die met de illegale hennepteelt gepaard gaan en komen overeen de bedrijfsmatige teelt van cannabis (hennep) producten via een integrale aanpak te voorkomen en te bestrijden en gevaarlijke situaties onmiddellijk te beëindigen. De convenantpartners zijn de 39 gemeenten binnen de eenheid Zeeland - West-Brabant; de Politie Zeeland - West-Brabant het Openbaar Ministerie Zeeland - West-Brabant, woningcorporaties en overige verhuurders, gevestigd - dan wel actor -binnen de eenheid Zeeland - West-Brabant; Delta Netwerkbedrijf B.V.(DNWB) en Enexis B.V., Brabant Water, het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen en de Sociale Verzekeringsbank. Het convenant wordt geëvalueerd en geactualiseerd, maar de samenwerking wordt in ieder geval voortgezet.

  • -

    Driehoeksoverleg: We onderscheiden drie soorten driehoeksoverleg waar afgestemd wordt dan wel afspraken worden gemaakt over de inzet van de politie i.r.t. strafrechtelijk en bestuursrechtelijk optreden in het kader van de openbare orde en veiligheid.

    • Op het niveau van het basisteam is er een periodiek gepland teamdriehoek (TDO) tussen de burgemeesters van de 6 gemeenten binnen het basisteamgebied (Oosterhout, Drimmelen, Geertruidenberg Aalburg, Werkendam en Woudrichem), de (gebieds)officier van justitie en de teamchef van politie. Op basis van de veiligheidsproblematiek binnen een basisteam worden in gezamenlijkheid de prioriteiten en de in te zetten capaciteit door de politie bepaald. Daarnaast zorgen bestuur, OM en politie voor de realisatie van de regionale veiligheidsthema's, landelijke prioriteiten en eventuele lokale prioriteiten, als die zich in het basisteam voordoen. In het TDO wordt de voortgang van geprioriteerde thema’s / onderwerpen bewaakt.

    • Daarnaast is er het zgn. Right to call ofwel het Lokale driehoeksoverleg. Hier gaat het om zeer speciale lokale zaken waarbij een afstemming dan wel beslissing nodig is van het OM, de burgemeester van Oosterhout en de politie.

    • Tot slot kennen we ook een districtelijk driehoeksoverleg (DDO). Hier worden op districtelijk niveau (11 gemeenten, OM en districtsleiding Politie) bovenlokale (gemeenschappelijke) vraagstukken opgepakt. Zo worden daar bv zaken rondom het BIT besproken en besloten.

Bouw

Net als bij het toetsen van bouwplannen in de vergunning fase het geval is, geldt ook hier dat tijdens de bouw- of realisatiefase keuzes moeten worden gemaakt wat en hoe dit wordt gecontroleerd. Voor deze fase hebben we het toezichtprotocol uitgewerkt. Het landelijke toezichtprotocol (LTP) van de Vereniging BWT Nederland heeft als basis gediend voor het gemeentelijk protocol.

Uiteraard wordt op die onderdelen waaraan een bouwplan intensiever wordt getoetst ook intensiever toezicht gehouden. De categorieën van bouwwerken zijn onderverdeeld aan de hand van de bouwsommen. De bouwsommen hangen immers samen met de omvang van een bouwwerk.

Onder de Wabo kan vaker zonder omgevingsvergunning worden gebouwd, zowel particulier als zakelijk. Echter, bij vergunningvrij is men wel aan regels gebonden. Deze regels omvatten vooral maximale oppervlakten en maximale afmetingen. In ieder geval gelden altijd de regels uit de Woningwet, het Bouwbesluit (onder meer voor veiligheid en gezondheid), de Bouwverordening en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek.

Het toezicht op de realisatie van bouwwerken vormt voor het team bouwtoezicht de grootste taak. Daarnaast is uit de prioriteitenmatrix gebleken dat ook toezicht bij bestaande gebouwen aandacht verdiend. Het gaat dan met name om gebouwen waar veel (kwetsbare) mensen verblijven.

De voorschriften, die tijdens sloopwerkzaamheden moeten worden nageleefd, en waar toezicht op moet worden gehouden zijn:

  • -

    de wijze van slopen

  • -

    de veiligheid van het sloopterrein en de directe omgeving

  • -

    het omgaan, verwerken en afvoeren van diverse soorten vrijkomend sloopafval, waaronder asbest

Het toezicht slopen wordt sinds april 2016 uitgevoerd door de OMWB en vindt plaats volgens het landelijke (risicogerichte) toezichtprotocol voor sloopwerken met en zonder asbest.

Nadat een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw en monumenten is afgegeven, zullen de monument specifieke aspecten worden meegenomen in de reguliere bouwinspecties, tenzij in een specifieke zaak extra toezicht nodig is kan de monumentencommissie worden ingeschakeld. Het toezicht blijft voor bouwtoezicht beperkt van omvang.

Toezicht gebruik – Brandveiligheid

Voor wat betreft het toezicht Wabo gebruik was voorheen in veel gemeenten het uitgangspunt dat alle gebruiksvergunningplichtige en gebruiksmeldingplichtige objecten periodiek werden gecontroleerd. De frequentie van toezicht was gebaseerd op een bepaalde risico-indeling, meestal conform of vergelijkbaar met het Preventie activiteitenplan (Prevap). Deze manier van prioritering en uitvoering van het toezicht sluit niet meer aan bij de huidige beleving van risicobeheersing, omdat er te weinig differentiatie was in de manier van toezicht houden in relatie tot het brandrisico. Hiermee bedoelen we dat ook standaard ingezet werd op controles van objecten met een beperkt brandrisico. Deze controles kenmerken zich door een één op één benadering, waarbij de risicobeheerser controleert en meedeelt of aan de voorschriften wordt voldaan. In de visie risicobeheersing 2.0 van de Brandweer Midden- en West-Brabant (BMWB) kan het brandveiligheidsdoel bij dergelijke objecten op een andere meer effectieve manier bereikt worden, die meer gericht is op het bewustmaken van de eigen verantwoordelijkheid op gebied van brandveiligheid. Dit betekent steeds meer doelgroep benadering en beantwoorden van vragen die leven.

In deze systematiek is daarom een ondergrens opgenomen voor één op één toezicht bij de verschillende gebouwfuncties. Bij de objecten boven die ondergrens wordt daarnaast onderscheid gemaakt in diepgang van de controles, afhankelijk van de grootte van de risico’s.

Indeling gebouwgroepen:

Gebouwgroep BvB

Ondergrens

Gebruiksfunctie Bouwbesluit

Gebouwgroep 1:

Zelfredzaam

Utiliteit

>50 personen

>150 personen

Andere bijeenkomstfunctie

Andere gezondheidszorgfunctie

Industriefunctie

Kantoorfunctie

Onderwijsfunctie

Sportfunctie

Winkelfunctie

Overige gebruiksfunctie

Bouwwerk geen gebouw zijnde

Gebouwgroep 2:

Zelfredzaam

Slapen

Utiliteit

>10 personen

Logiesfunctie

Gebouwgroep 3:

Niet-zelfredzaam

Slapen

Utiliteit

>10 personen

Woonfunctie voor 24-uurs zorg*

Bijeenkomstfunctie voor kinderopvang (jonger dan 4 jaar)

Celfunctie

Gezondheidszorgfunctie met bedgebied

Gebouwgroep 4:

Zelfredzaam

Woongebouwen

Woningen

Kamerverhuur

Wonen met zorg

Woonfunctie voor kamergewijze verhuur

Andere woonfunctie

Restrisico’s incidentbestrijding

Nvt

(Dit betreft gebouwen met een verhoogd restrisico t.a.v. incidentbestrijding.)

Maatschappelijk belang

Nvt

(Gebouwen die niet in bovenstaande gebouwgroepen vallen, maar waar vanuit lokaal maatschappelijk belang wel toezicht gewenst is.)

Voor de achtergrond en definities van de gebruikte termen in deze tabel wordt verwezen naar de IFV-uitgave Basis voor Brandveiligheid dan wel het Bouwbesluit 2012.

Risicogericht toezicht en bestuurlijke prioriteiten

De afgelopen jaren heeft BMWB er voor gekozen om toezicht daar te plegen waar de fysieke veiligheidsrisico’s het hoogst zijn. Het doel daarbij is bewustzijn van (brand)veiligheid te realiseren bij object eigenaren en gebruikers. Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft binnen het Bestuurlijk Toezichtprogramma 2015-2018 (BTP) een aantal prioriteiten benoemd:

  • 1.

    Zorginstellingen

  • 2.

    BRZO+ (Dit zijn bedrijven die vallen onder het ‘Besluit risico’s zware ongevallen’ en zijn dus risicovolle bedrijven.

  • 3.

    Brandveilig Leven / Toolbox

  • 4.

    Nachtrecreatie (kampeerterreinen)

Jaarlijks betekent het dat BMWB zich in het toezicht op brandveiligheid richt op de objecten met de hoogste risico’s en de prioriteiten zoals het Algemeen Bestuur ze heeft benoemd. De te bezoeken objecten worden verder in overleg met gemeente Oosterhout vastgesteld en in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma opgenomen.

Tijdens het toezicht wordt er in dit kader met name gecontroleerd op:

  • -

    de aanwezigheid van een vergunning brandveilig gebruik/melding Bouwbesluit

  • -

    de voorschriften van een vergunning brandveilig gebruik/melding Bouwbesluit

  • -

    de aanwezigheid van vereiste documenten, logboeken en certificaten

  • -

    transparant- en noodverlichting

  • -

    het blokkeren, afsluiten en niet functioneren van vluchtroutes, nooduitgangen, blusmiddelen, rookbrandscheidingen en ontruimings-, brandmeld-, rookafvoer- en warmteafvoerinstallaties

Daarnaast vinden er met name binnen de prioriteit Brandveilig Leven / Toolbox veel preventieve- en bewustwordings- activiteiten plaats.

Op dit moment wordt er vorm en inhoud gegeven aan de actualisatie van het meerjarenbeleidsplan 2019-2023 van de Veiligheidsregio. Naar verwachting wordt deze begin 2019 ter consultatie en besluitvorming voorgelegd aan het AB en gemeenten. Na vaststelling van dit meerjarenbeleidsplan 2019-2023 wordt bezien welke effecten dit geeft op de werkwijzen.

Toezicht aanleg, kap, reclame en inritten

Voor de activiteiten aanleg, reclame aanbrengen en kappen van bomen beperken wij ons tot het toezicht op basis van klachten en meldingen. In dit kader gaan wij uit van de eigen verantwoordelijkheid van de uitvoerder van de werkzaamheden. De inritvergunningen worden gecontroleerd door de opzichter civiel van de gemeente.

Milieuvergunning / activiteitenbesluit

Wanneer de vergunning (milieu) is verleend of de melding Activiteitenbesluit wordt geaccepteerd, worden de controles door de OMWB ingepland en uitgevoerd.

Structureel vindt overleg plaats met de OMWB (voor de milieu- en bodemtaken) en de veiligheidsregio (voor de brandveiligheidstaken). Toezichtprogramma’s worden zoveel mogelijk afgestemd. Op basis van het integrale handhavingsbeleid kiezen we ervoor de periodieke (milieu)controles tijdens de gebruiksfase zo veel mogelijk integraal uit te voeren. De bevindingen worden, afhankelijk van het dossier, afgestemd met OMWB, Politie, Vreemdelingenpolitie, Belastingdienst, Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, Waterschap, de douane, Koninklijke marechaussee, Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit of Algemene Inspectiedienst (extern).

Samen sterk in Brabant – Convenant Groene Handhaving Noord-Brabant

Het buitengebied is uniek, waardevol en kwetsbaar. Daarom is het belangrijk om het in de huidige staat te behouden. Voor veel gemeenten, zo ook voor Oosterhout geldt dat we geen boa’s domein 2 in dienst hebben. Daarom is gestart met “Samen Sterk in Brabant” (SSiB). Een samenwerking van de Omgevingsdiensten Brabant Noord, Zuidoost-Brabant en Midden- en West-Brabant, de Provincie Noord-Brabant, alle Brabantse gemeenten, waterschappen, Openbaar ministerie, politie en terreinbeheerders, met als doel een schoner en veiliger buitengebied in de gehele Provincie Noord-Brabant. Als gevolg van de handhavingsafspraken heeft de OMWB de opdracht handhavend op te treden in het buitengebied. Om vervolgens mogelijk te maken dat er op elkaars grondgebied en over gemeentegrenzen heen kan worden opgetreden en ook juridische kan worden opgetreden, is het convenant Groene handhaving Noord-Brabant opgesteld en ondertekent in 2017 en een gezamenlijk interventie-arrangement wildcrossen opgesteld en ondertekent.

De focus ligt op de aanpak van stroperij, wild crossen en (drugs)afvaldumpingen. Maar overtredingen als het verwaarlozen van dieren en illegale hennepteelt worden ook opgespoord. Hiertoe is een handhavingsteam 24 uur per dag en zeven dagen per week op pad in het buitengebied.

Evenementen

Het toezicht op bepalingen uit de APV, of naar aanleiding van verleende vergunningen en/of ontheffingen op grond van de APV, wordt uitgevoerd door de boa’s en de regiopool. De APV-vergunningverleners zetten alle verleende vergunningen en ontheffingen digitaal door naar de boa’s zodat zij op de hoogte zijn. Verder speelt de samenwerking met politie en andere hulpdiensten een rol als het gaat om bijvoorbeeld verkeersbesluiten of besluiten die invloed kunnen hebben op het verkeer.

De omvang van het evenement bepaalt welke vorm en intensiteit van toezicht wordt ingezet. Bij de kleinschalige en evenementen vindt toezicht plaats op basis van klachten en meldingen. Bij de grootschalige evenementen vindt afhankelijk van de risico’s en duur van het evenement een of meerdere fysieke controlemomenten plaats. De intensiteit en diepgang van de controles bij de grote evenementen wordt voorafgaand aan het evenement bepaalt.

Drank en Horecawet

Op 16 december 2013 zijn de colleges van de elf gemeenten binnen politiedistrict De Baronie en daarbij ook Gilze Rijen, een regionale samenwerking aangegaan ten aanzien van toezicht DHW (horecapool). Het aangaan van deze samenwerking op basis van een convenant maakt het mogelijk dat toezichthouders van deelnemende gemeenten toezichtstaken kunnen verrichten op elkaars grondgebied. Naast het ondervangen van de kwetsbaarheid, wordt hiermee ook een eenduidigere wijze van toezicht en handhaving nagestreefd binnen de regio. Door de gezamenlijke aanwijzing van toezichthouders beschikt Oosterhout samen met de andere gemeenten over dertig bevoegde toezichthouders. Deze toezichthouders controleren twaalf keer op jaarbasis in Oosterhout. Een van de taken van de horecapool is het uitvoeren van controles op het verkrijgen van alcohol door 18-minners en het verstrekken van alcohol aan 18-minners. Hiervoor worden mystery-shoppers (jongeren) ingezet. Bij overtredingen maakt de DHW-toezichthouder een boeterapport op. Daarnaast vinden er controles plaats door onze eigen DHW controleurs op zaken die in de DHW bepaald zijn.

Op grond van de prioriteitenmatrix, door zogenaamde hotspots te onderscheiden en aanvullende acties die in het preventie en handhavingsplan alcohol, wordt jaarlijks een actieplan en controlelijst opgesteld met te bezoeken alcohol verstrekpunten. Hotspots zijn plaatsen waarvan bekend is dat jongeren er proberen alcohol te kopen of er veel komen of waarvan bekend is dat het naleefgedrag slecht is. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt het aantal controles en de soort controle opgenomen.

Samenwerking en taakverdeling politie en boa

Met betrekking tot de taakverdeling bestaat de algemene regel dat, indien het de naleving betreft van gemeentelijke regelgeving, dat dan de boa’s verantwoordelijk zijn.

In het UVP wordt voor de boa’s een planning van activiteiten gemaakt, gebaseerd op de prioritering uit de risicoanalyse en de gestelde doelen.

De politie houdt toezicht op de openbare orde en veiligheid binnen de gemeente. In de praktijk is het zo dat men intensief en regelmatig contact heeft, zowel individueel als in structurele afstemmingsoverleggen. Daarnaast staan de boa’s in direct contact met de meldkamer van de politie voor meldingen en eventuele calamiteiten. Politie, met name de wijkagenten en de boa’s hebben twee wekelijks clusteroverleg, waarin zaken met elkaar gedeeld worden. De lijntjes met de wijkagenten zijn kort en steeds meer gaat wanneer een bepaalde casus speelt een wijkagent samen met een boa op pad.

Een ander gedeelte van de samenwerking tussen onze gemeente en de politie heeft betrekking op de uitgeschreven proces verbalen in het kader van de geconstateerde overtredingen in het kader van de APV en de Wet Mulder. De boa’s sturen alle proces verbalen naar het Centraal justitieel incassobureau (CJIB).

Voor het opsporen en bestrijden van (middel)zware milieucriminaliteit is binnen de politie Midden- en West Brabant een RMT (Regionaal Milieu Team) werkzaam. Het RMT en de taakaccent-houders van de politie verrichten enerzijds zelfstandig opsporingsactiviteiten en geven anderzijds een strafrechtelijk vervolg aan constateringen van onze toezichthouders. In de werkwijze worden de afspraken gevolgd zoals deze zijn vastgelegd in de Landelijke Handhavingsstrategie.

Klachten en meldingen

Klachten en meldingen kunnen per telefoon, schriftelijk, per e-mail of via de website van de gemeente binnenkomen. Bij een verzoek van een burger of bedrijf wordt contact opgenomen. Wij zullen hier te allen tijde passend op reageren. Daarbij wordt rekening gehouden met de urgentie, de impact van het geconstateerde en de in dit plan gestelde prioriteiten. In goed onderling overleg wordt gezocht naar een snelle en informele oplossing van het probleem. Als dit niet mogelijk blijkt, dan wordt bij een herhaalde constatering een definitieve afweging gemaakt en schriftelijk gecommuniceerd.

Bij anonieme verzoeken wordt de impact ingeschat. Afhankelijk van deze inschatting wordt eventueel verdere actie ondernomen. Het streven is om de klager binnen twee werkdagen op de hoogte te stellen dat de klacht is ontvangen en te informeren over het vervolg.

Bij horeca gerelateerde overtredingen wordt veelal direct gereageerd. Door in een vroeg stadium in overleg te gaan met een ondernemer, worden ieders verwachtingen duidelijk en mogelijke toekomstige problemen voorkomen.

Meldingen over de openbare ruimte, bijvoorbeeld over kapotte verlichting in de straat, zwerfafval, verstopte riolering of losse tegels kunnen gericht worden aan het Meldpunt Openbare Ruimte. Dit kan via de website van Oosterhout13 en kan 24 uur per dag via het formulier Melding Openbare ruimte. Ook via de app MijnGemeente kunnen meldingen over de openbare ruimte worden doorgegeven. Meldingen worden in principe binnen tien werkdagen afgehandeld. Lukt dit niet, dan wordt contact opgenomen met de melder.

Voor milieucalamiteiten (bijvoorbeeld een brand waarbij asbest vrijkomt) is de OMWB voor alle milieu activiteiten oproepbaar. De ondersteuning vindt plaats door middel van het verlenen van kennis, toezicht (monsteropnames, meedenken bij oplossingen) en materiaal (zoals meetapparatuur). Hierbij geldt een 24-uurs bereik- en beschikbaarheid. Bij dit soort spoedmeldingen kan er een telefonische melding worden gedaan via het nummer 073-6812821.

Als het niet om spoed gaat, maar wel om overlast van geur, geluid, trillingen of stof van bedrijven in de buurt, bodem-, lucht- of waterverontreiniging of een afvaldumping buiten de bebouwde kom, dan kan er via een onlineformulier een melding gedaan worden bij de MilieuKlachtenCentrale14.

Een extra instrument dat de gemeente, voor vooralsnog een jaar (2019), gaat gebruiken is Meld Misdaad Anoniem (MMA). Hierdoor wordt het voor de burger eenvoudiger om anoniem meldingen te doen over verdachte omstandigheden. De gemeente gaat de informatie van deze meldingen gebruiken in haar aanpak van openbare orde en veiligheid. Zij kan hierdoor haar burgers ook gerichter gaan informeren. Voorbeelden van meldingen zijn: diefstal, drugs, geweld, milieuzaken, onverantwoord verkeersgedrag, woninginbraken of vermoeden van heling. Na een jaar vindt een evaluatie plaats.

7.4.3 Bijzondere vormen van toezicht

Buurtbemiddeling

Buurtbemiddeling helpt inwoners van Oosterhout om ‘buren’-ruzies op te lossen. Het doel van buurtbemiddeling is om de communicatie tussen medebuurtbewoners op gang te brengen en hen te ondersteunen in het maken van afspraken om overlast in de toekomst te voorkomen.

De buurtbemiddelaars zijn opgeleid en hebben veel ervaring met het bemiddelen in conflictsituaties. Betrokkenen moeten wel bereid zijn om samen tot een oplossing te komen. Bij de aanpak van buurtbemiddeling blijven politie en justitie buiten beeld.

Buurtpreventie

Buurtpreventie in Oosterhout is ontstaan op initiatief van buurtbewoners. Een team buurtbewoners zorgt samen voor het vormen en in standhouden van een veilige en leefbare woonomgeving. Doordat buurtbewoners onveilige situaties melden aan politie of gemeente krijgen inbrekers en vernielers nog maar weinig kans om hun slag te slaan in de buurt.

Een buurtpreventieteam, werkt nauw samen met elkaar, de gemeente (onder andere met de buurt coördinatoren en de boa’s) en de politie. Buurtpreventieteams bepalen zelf op welke manier zij hun buurt veilig en leefbaar maken en houden. Iedere buurt is anders en heeft een eigen aanpak nodig. een aantal buurtpreventieteams hebben een gestructureerd overleg waarbij de boa aansluit.

Sinds 2017 is BuurtPreventie Oosterhout (BPO) actief. BPO is het overkoepelend orgaan van alle buurtpreventiegroepen in de Gemeente Oosterhout. BPO stimuleert, faciliteert en motiveert buurtpreventiegroepen in de gemeente Oosterhout. Dit doen ze door middel van kennisdeling, georganiseerd overleg met de partners en het organiseren van verschillende evenementen. Samen met BPO gaan we bekijken hoe de al bestaande samenwerking nog verder versterkt kan worden. Een eerste oriënterend gesprek heeft hierover plaatsgevonden met BPO.

7.5 Handhavings- en sanctiestrategie

Indien preventieve maatregelen of toezicht niet leidt tot beëindiging van de overtreding is de gemeente in beginsel verplicht om hier tegen op te treden. Professionele handhaving kenmerkt zich onder andere door een consequente uitvoering. Handhaving kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. Voor het laatste zijn de mogelijkheden beperkt: naast de politie kunnen alleen de boa’s strafrechtelijk optreden. Als zij dat doen, handelen zij echter niet in naam van het college van B&W maar doen zij dat namens het Openbaar Ministerie. Strafrechtelijk optreden zal, als het om andere werkvelden gaat dan de APV en de Wegenverkeerswet, veelal in samenwerking met externe partners als de politie moeten plaatsvinden.

7.5.1 Bestuursrechtelijke maatregelen

Bestuursrechtelijk handhaven is primair gericht op het doen opheffen dan wel voorkomen van de overtreding. De instrumenten van het bestuursrechtelijk optreden zijn vooral toegesneden op het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van de overtreding en op het herstel van de situatie. Kortom op het wegnemen van de overlast of aantasting en het alsnog aanbrengen van voorzieningen. Indien controle en aanschrijving niet resulteren in het gewenste effect zijnde het opheffen van de overtreding, zal een bestuursrechtelijke handhavingsbeschikking moeten worden genomen. Bij het toepassen van een instrument dient voorop te staan dat sprake is van het meest geëigende middel.

Daarbij is de keuze:

  • a.

    het opleggen van een last onder dwangsom

  • b.

    het opleggen van een last onder bestuursdwang

  • c.

    intrekken begunstigde beschikking

7.5.2 Strafrechtelijke maatregelen / bestuurlijke boete

De instrumenten van het strafrecht zijn vooral toegesneden op het straffen van de overtreder en op het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel. De boa van de gemeente en de politie kunnen al dan niet in overleg met het Openbaar Ministerie (OM) een proces-verbaal opmaken. Vervolgens kan het OM stappen ondernemen (bijvoorbeeld bevelen/vorderen van een voorlopige maatregel en/of het vorderen van een passende eis ter zitting) om de situatie te doen ophouden.

Bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties sluiten elkaar niet uit.

Een gemeente kan sinds 2009 gebruikmaken van het instrument ‘bestuurlijke boete’.

De gemeente Oosterhout maakt momenteel nog geen gebruik van dit instrument voor VTH.

Indien de gemeente de bestuurlijke boete gaat toepassen dan vloeien de ontvangsten uit de boeten naar de gemeentekas. Daar staat tegenover dat de gemeente dan zelf zorg moet dragen voor onder meer het innen van de boete en de bezwaar- en beroepsprocedure. Indien de inzet van dit middel gewenst is, moet onderzocht worden of de gemeente beschikt over de capaciteit, zowel kwantitatief als kwalitatief, om de bestuurlijke boete in te voeren. Dit onderwerp is als doel om uit te zoeken opgenomen in paragraaf 6.2.

In april 2014 is de Landelijke handhavingsstrategie versie 1.7 (LHS) verschenen. Dit is een instrument voor alle overheden om eenduidig te interveniëren naar aanleiding van tijdens het toezicht gedane bevinden. Deze strategie is breder toepasbaar dan alleen voor het omgevingsrecht. Het college van Oosterhout heeft deze LHS bij de vaststelling van het Beleidsplan Fysieke Leefomgeving 2015-2018 vastgesteld.

Belangrijke uitgangspunten van de Landelijke handhavingsstrategie, die wij onderstrepen zijn:

  • -

    Afgestemd en effectief bestuurs- en/of strafrechtelijk handelen.

  • -

    Uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven met passende interventies en vergelijkbare keuzes in vergelijkbare situaties.

De strategie werkt op basis van een vijf stappenplan, waarin de afstemming met betrokken bestuursorganen en een goede dossiervorming zijn geborgd:

  • 1.

    Positionering bevinding in de interventiematrix

  • 2.

    Bepalen verzwarende aspecten

  • 3.

    Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is

  • 4.

    Optreden met de interventiematrix

  • 5.

    Vastlegging

Wij handhaven om onze beleidsdoelstellingen te realiseren en om onze geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en integriteit te bevestigen. Zoals in onze visie aangegeven hoort bij het geven van vertrouwen ook dat degene die de regels niet naleven in alle gevallen ter verantwoording worden geroepen. Dit is ook onze expliciete taak als bevoegd gezag. Dit willen wij op een objectieve en transparante wijze doen en de LHS is daartoe een goed instrument. Om die reden conformeren wij ons aan de in bijlage 6 opgenomen LHS. Ten aanzien van de toepassing van deze strategie willen wij benadrukken dat wij alle stappen die in het handhavingstraject worden gezet vastleggen en aan de gecontroleerde bekendmaken. Wij geven invullingen aan onze verantwoordelijkheid door realistische termijnen te stellen en deze te allen tijde te handhaven teneinde de fysieke leefomgeving te beschermen.

Handhavings- en sanctiestrategieën die reeds door ons zijn vastgesteld en in lijn zijn met de LHS, maar een specifiek taakveld beslaan, blijven naast de LHS bestaan en worden onverminderd door ons gevolgd. Het gaat dan om het Alcohol- en horecasanctiebeleid Oosterhout (januari 2014), zoals opgenomen in bijlage 7.

Verzoek om handhaving

Burgers en bedrijven kunnen een verzoek tot handhaving aan de gemeente richten. De gemeente moet, binnen de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn, op een dergelijk verzoek reageren. Dit impliceert niet dat dan ook altijd tot handhaving moet worden overgegaan. Tegen de beslissing van de gemeente op een handhavingsverzoek staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.

7.6 Gedogen

Er kunnen omstandigheden zijn die er toe leiden dat wij bij een overtreding tijdelijk afzien van handhaven. Het kan dan gaan om een situatie waarin sprake is van overmacht, er sprake is van een overgangssituatie of als het onmogelijk of zeer onwenselijk is om te handhaven. In dat geval nemen wij daarover een expliciet besluit door middel van een gedoogbeschikking. Om een gelijk speelveld te borgen gaan wij zeer terughoudend om met gedogen. Als wij wel gedogen, doen wij dat voor een zo kort mogelijke periode. In feite geven wij de overtreder dus een hersteltermijn. Binnen die termijn zoekt de overtreder naar mogelijkheden om de overtreding te beëindigen. Wij kunnen hier ondersteuning bij bieden.

Indien vooruitlopend op besluitvorming rond vergunningverlening wordt gedoogd, is een ontvankelijke vergunningaanvraag ingediend

Bestuursrechtelijk gedogen sluit eventuele strafvervolging door het OM niet uit.

Wanneer blijkt dat de voorwaarden die zijn opgenomen in de gedoogbeschikking niet worden nageleefd, dan moet deze worden ingetrokken en dient er handhavend te worden opgetreden om de overtreding te beëindigen.

Zicht op legalisatie

Bij een geconstateerde overtreding wordt allereerst getoetst of legalisatie van de overtreding mogelijk is. Als dit mogelijk is, dan is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Een voorwaarde hiervoor is wel dat legalisatie van de overtreding binnen een overzienbare termijn gerealiseerd moet kunnen worden. Wat een overzienbare termijn is hangt af van de situatie en wordt door ons bij toepassing daarvan goed gemotiveerd.

Indien er concreet zicht is op legalisatie van een overtreding, kan overwogen worden om van handhavend optreden af te zien. Er kunnen echter ook maatregelen nodig zijn om de overtreding voor zolang als deze nog niet gelegaliseerd is te beëindigen en de gevolgen weg te nemen of ten minste te beperken. Afhankelijk van de situatie en het risico bij voortduren van de overtredingen, wordt een afweging gemaakt en al dan niet overgegaan tot handhavend optreden. Bij het toepassen van de interventiematrix uit de LHS is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid.

7.7 Optreden tegen eigen organisatie

Handhaving van een vergunning of een wettelijke norm is voor een andere overheid of met een ander onderdeel van de eigen overheid niet anders dan anders. Ook daar geldt: “afspraak is afspraak”. Nog meer dan bij bedrijven of particulieren geldt de sfeer van algemeen normbesef en de geloofwaardigheid van de normerende overheid.

Als binnen onze organisatie overtredingen worden geconstateerd, vindt hierover overleg plaats met de betrokken collega’s en wordt de afdelingsmanager van de afdeling die verantwoordelijk is voor de overtreding en de afdelingsmanager die verantwoordelijk is voor de unit handhaving op de hoogte gesteld. Gezamenlijk wordt een stappenplan met een, gezien onze voorbeeldfunctie, zo kort mogelijk tijdspad uitgezet om de overtreding te legaliseren dan wel te beëindigen. In dit stappenplan wordt ook meegenomen op welke manier herhaling wordt voorkomen. Als er geen stappenplan kan worden overeengekomen of de overtredende afdeling komt de afspraken uit het stappenplan niet na, dan wordt de situatie voorgelegd aan de directie en in uiterste gevallen aan ons college. In dat geval nemen wij een bindend besluit ten aanzien van het stappenplan, dat wordt uitgevoerd door de betrokken afdelingen.

8. Organisatie en middelen

Voor het uitvoeren van strategieën en het bereiken van doelen, zijn personele capaciteit en financiële middelen nodig. Die capaciteit en middelen zijn geborgd in de begroting.

Het Rijk heeft in artikel 7.5 van het Bor eisen gesteld aan de borging van personele capaciteit en financiële middelen.

8.1 Gemeentelijke organisatie

Het college is op het gebied van de Wabo het bevoegde bestuursorgaan voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het college is bestuurlijk verantwoordelijk voor het gevoerde beleid en de uitvoering van taken. In sommige gevallen (Drank- en Horecawet, enkele bepalingen in de APV) is de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan. Hij zorgt er als coördinerend bestuurder ook voor dat daar waar nodig op bestuurlijk niveau afstemming plaatsvindt. Het management en de beleidsmedewerkers hebben regelmatig overleg met bestuurders om beleidsmatige en lopende zaken te bespreken.

De formatieplaatsen die binnen de organisatie betrokken zijn bij de uitvoering van de VTH-taken zijn grotendeels werkzaam op de afdeling Informatie- en Servicecentrum (ISC).

De afdeling ISC biedt directe dienstverlening aan individuele klanten en draagt zorg voor de beleidsontwikkeling, de werkvoorbereiding, de werkuitvoering en de evaluatie gericht op het gebied van:

  • -

    1e lijn klantcontact;

  • -

    Burgerzaken;

  • -

    Wet op de lijkbezorging;

  • -

    Wet Maatschappelijke Ondersteuning (individuele verstrekkingen);

  • -

    De Sociale Zekerheidswetten;

  • -

    De Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • -

    Vergunningaanvragen en meldingen in het kader van het brede omgevingsrecht; en

  • -

    Toezicht en handhaving van de bepalingen uit het brede omgevingsrecht en de APV/bijzondere wetten

Vergunningverlening en toezicht & handhaving is ondergebracht bij de unit Vergunningen & Handhaving en de uitvoering is zo veel mogelijk gescheiden. Dit is wettelijk bepaald, omdat het ongewenst is dat een vergunningverlener zijn of haar eigen vergunning zou kunnen controleren. Het bovenstaande houdt niet in dat deze taken op afstand van elkaar moet worden gezet. Sterker nog de onderlinge uitwisseling van informatie is onmisbaar om het functioneren van de organisatie te optimaliseren. Zo zijn de toezichthouders de oren en ogen van de handhavers, leveren de handhavers feedback aan de vergunningverleners en worden de handhavers op het gebied van specifieke regelgeving ondersteund door de vergunningverleners.

In bijlage 9 is het organogram van de gemeentelijke organisatie opgenomen.

ISC - Unit Vergunningen & Handhaving

In de Unit Vergunningen & Handhaving werken vergunningverleners, medewerkers bouwtoezicht en boa’s samen. De unit wordt ondersteund door de Unit Procesondersteuning, waar de beleidsmedewerker vergunningen, toezicht en handhaving werkzaam is en een kwaliteitsmedewerker. Bij de Unit Procesondersteuning zijn ook beleidsmedewerkers van veiligheid werkzaam wat ook een nauwe en natuurlijke samenwerking tot gevolg heeft.

De vergunningverleners van de Unit Vergunningen & Handhaving voeren de Wabo-taken uit en taken in het kader van de Bijzondere wetten in de APV, zoals de uitvoering van de Drank- en Horecawet, de Wet op de Kansspelen, het standplaatsenbeleid, het evenementenbeleid en de Bibob toetsing.

De medewerkers bouwtoezicht hebben naast het Wabo bouwtoezicht ook een rol in de werkzaamheden in het kader van carrouselacties, BIT acties en bij de uitvoering van het Damocles beleid. Ook zijn de medewerkers betrokken bij projecten als ‘vervuilde woningen’ en ‘recreatieterreinen’.

De groep boa’s (6 vaste krachten en 3 inhuurkrachten) heeft een coördinator / coach. Alle boa’s zijn aangewezen als toezichthouder en zijn verantwoordelijk voor toezicht in de openbare ruimte voor taken die voortkomen uit de APV en aanverwante vergunningverlening en beleidsterreinen en landelijke wetgeving. De inzet van de boa´s is op maandag overdag, dinsdag tot en met zaterdag tot 21.00 uur en op zondag wanneer inzet bij een evenement noodzakelijk is.

Iedere boa heeft een taakaccent, maar is multifunctioneel inzetbaar.

Taakaccenten betreffen onder andere deelnemer aan Carrousel- acties, studie begeleider voor studenten van de opleiding Vitalis, werkzaamheden in het kader van de Drank- en Horecawet, optreden als marktmeester, ondermijning en taakaccent op jeugd als jeugd boa.

Naast de taakaccenten zijn de boa’s verantwoordelijk voor een aangewezen wijk in de gemeente, de bedrijventerreinen en het buitengebied.

De boa’s werken nauw samen met onder andere de politie (wijkagenten, dieren politie), Thuisvester (huismeesters, woonconsulenten) en buurtpreventieteams.

De functie van marktmeester is komen te vervallen en de taak is ondergebracht, als taakaccent, bij de boa’s.

Stadsontwikkeling – Unit Beleid en Strategie

Werkzaamheden in het kader van parkeerbeleid en parkeerontheffingen worden uitgevoerd door afdeling Stadsontwikkeling (StO).

Bij deze afdeling werken tevens vak deskundigen op het gebied van milieu, duurzaamheid en externe veiligheid voor taken die niet bij de OMWB zijn belegd en het betreft met name adviestaken.

Samenleving & Stadsbeheer (S&S)

De afdeling Samenleving en Stadsbeheer draagt in het kader van het VTH domein zorg voor de beleidsontwikkeling, de werkvoorbereiding, de advisering en de evaluatie gericht op het gebied van onder andere de kinderopvang, gezondheidszorg (bijvoorbeeld het preventie- en handhavingsplan), buurt- en wijkbeheer, beheer openbare ruimte en afvalverwijdering.

Bedrijfsvoering – Juridische zaken (JZ)

De juristen hebben een primaire taak in het afhandelen van bezwaar en beroepszaken als het gaat om het domein VTH. In de praktijk ondersteunen de medewerkers van JZ de vergunningverleners, medewerkers bouwtoezicht en de boa’s, zowel door advisering als door het voeren van bestuursrechtelijke handhavingsprocedures. Brieven of besluiten als gevolg van taken van de boa’s worden vak door de medewerkers van JZ geschreven.

Interne overlegstructuur

Binnen de Unit Vergunningen & Handhaving vinden unitbrede overleggen plaats en overleggen binnen de verschillende teams. Ook is er iedere twee weken een kwaliteitsoverleg waaraan de unitleider, de senioren bouwen, milieu en APV, de kwaliteitsmedewerker en de beleidsmedewerker deelnemen. Daarnaast zijn er ook afdeling overstijgende overleggen, waaronder het wekelijkse Initiatieven Sturings Overleg (ISO). In dit overleg worden plannen, die afwijken van het bestemmingsplan, vraagstukken over vergunningvrij bouwen, de legaliseringsvraag bij handhavingszaken, nieuw ingediende initiatieven en andere ruimtelijk relevante zaken, besproken. De plantoetsers en handhavers treden in overleg met de disciplines ruimtelijke ordening en stedenbouw over de verdere afhandeling van de voorliggende zaken. Daarnaast vindt op ad hoc basis, naar aanleiding van voorliggende initiatieven, overleg plaats tussen de afdelingen ISC, StO en SenS. De lijnen tussen de afdelingen zijn hierbij kort.

Gemiddeld is er een driewekelijks afstemming met de bestuurlijke portefeuillehouders in de vorm van een portefeuillehouders overleg, waaraan de betreffende portefeuillehouder, eventuele betrokken andere portefeuillehouders, de betreffende directeur, de afdelingsmanager, de unitleider en de beleidsmedewerker deelnemen. Daar waar noodzakelijk vindt er tussentijds overleg plaats.

8.2 Kwaliteitsborging

8.2.1 Interne controle

Doelstelling van de interne controle is het geven van advies en een oordeel over de kwaliteit van het proces omgevingsvergunningen. Procesbeschrijvingen dienen door de proceseigenaren vastgelegd en beheerd te worden in het programma Engage. Het proces omgevingsvergunningen is vastgelegd in Engage en bestaat uit twee stromen: Vergunningen & Flitsvergunningen. Vanuit de procesbeschrijving in Engage en de gesprekken met de adviseur planning & control en de kwaliteitsadviseur zijn binnen het proces omgevingsvergunningen beheersingsmaatregelen geïdentificeerd. Zie onderstaande tabel.

Interne beheersingsmaatregelen

Activiteit

Interne beheersingsmaatregelen

Keycontrols Accountant

Vergunningen

Registreren omgevingsvergunning en toetsen op volledigheid (ontvankelijkheidstoets)

Na de aanvraag van een omgevingsvergunning vindt er een ontvankelijkheidstoetsing plaats door de verantwoordelijke behandelaar. Hierbij wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid.

Toetsen omgevingsvergunning aan kaders wet- en regelgeving (inhoudelijke toets)

Na beoordeling van de ontvankelijkheid vindt er een inhoudelijke toetsing plaats door de verantwoordelijke behandelaar. Hierbij wordt op financieel, inhoudelijk en procedureel vlak getoetst of de omgevingsvergunning kan worden toegekend.

Afgeven legesbrief

Ondertekening van de legesbrief door de vergunningverlener (gemandateerde).

Toezicht (alleen bij reguliere vergunningen)

Visuele en fysiek toezicht door team Handhaving in Oosterhout. Daarnaast is sprake van een publicatieplicht voor afgegeven omgevingsvergunningen. Burgers kunnen een melding maken van niet aangevraagde omgevingsvergunningen.

Innen omgevingsvergunning

Via proces invordering (financiële administratie). Niet in scope bij controle proces omgevingsvergunningen.

Overige

Proces overkoepelende beheersingsmaatregel

Binnen het proces is sprake van controle technische functiescheiding tussen de registrerende / uitvoerende, controlerende en beschikkende rollen.

Proces overkoepelende beheersingsmaatregel

De kwaliteitsadviseur (VH) voert elk kwartaal deelwaarnemingen (5) uit op de verleende omgevingsvergunningen.

Proces overkoepelende beheersingsmaatregel

Per kwartaal wordt een aansluiting gemaakt tussen de primaire registratie (Key2vergunningen) en de financiële administratie (Decade) door Senior medewerker financiële administratie i.s.m. de senior medewerker VH - Bouw.

Proces overkoepelende beheersingsmaatregel

Maandelijkse beoordeling op juiste boeking, vergelijking met voorgaand jaar en vergelijking met de begroting door de adviseur P&C.

Proces overkoepelende beheersingsmaatregel

Bij het opstellen van de jaarrekening beoordeelt de adviseur P&C de balanspositie aan de hand van achterliggende brondocumentatie.

Proces overkoepelende beheersingsmaatregel

1 x per jaar worden luchtfoto’s gemaakt. Handhaving beoordeelt deze luchtfoto’s en bespreekt verschillen met voorgaande luchtfoto’s met het team omgevingsvergunningen. Bij onverklaarbare verschillen wordt toezicht uitgevoerd door handhaving.

Application control – Key2vergunningen

Koppeling van vastgestelde tarieven.

Toebedeling aparte rollen en bevoegdheden in het systeem.

Het aantal uit te voeren gegevensgerichte werkzaamheden is bepaald op basis van de geïdentificeerde risico’s en tabel inzake minimaal aantal uit te voeren waarnemingen.

Werkzaamheden per interne beheersingsmaatregel gegevensgerichte werkzaamheden

Activiteit

Interne beheersingsmaatregelen

Gegevensgerichte werkzaamheden

#

Vergunningen

Registreren omgevingsvergunning en toetsen op volledigheid (ontvankelijkheidstoets).

Na de aanvraag van een omgevingsvergunning vindt er een ontvankelijkheidstoetsing plaats door de verantwoordelijke behandelaar. Hierbij wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid.

o Maak een selectie van 12 waarnemingen (4 waarnemingen reeds al bij organisatiegerichte werkzaamheden geselecteerd) verspreid over het jaar uit de dump Key2vergunningen.

o Stel voor de geselecteerde waarnemingen vast dat de aanvraag volledig is ingediend.

o Stel voor de geselecteerde waarnemingen vast dat de ontvankelijkheidstoets door een behandelaar is uitgevoerd.

12

Toetsen omgevingsvergunning aan kaders wet- en regelgeving (inhoudelijke toets).

Na beoordeling van de ontvankelijkheid vindt er een inhoudelijke toetsing plaats door de verantwoordelijke behandelaar. Hierbij wordt op financieel, inhoudelijk en procedureel vlak getoetst of de omgevingsvergunning kan worden toegekend.

o Stel voor de geselecteerde waarnemingen vast dat de aanvraag inhoudelijk in overeenstemming is en voldoet aan de legesverordening

o Stel voor de geselecteerde waarnemingen vast dat de inhoudelijk toets door de behandelaar is uitgevoerd

12

Afgeven legesbrief

Ondertekening van de legesbrief door de vergunningverlener (gemandateerde).

o Stel voor de geselecteerde waarnemingen vast dat het besluit is getekend door de gemandateerde.

12

Toezicht (alleen bij reguliere vergunningen)

Visuele en fysieke toezicht door team Handhaving in Oosterhout. Daarnaast is sprake van een publicatieplicht voor afgegeven omgevingsvergunningen. Burgers kunnen een melding maken van niet aangevraagde omgevingsvergunningen.

o Stel voor de geselecteerde waarnemingen vast of toezicht door team Handhaving heeft plaatsgevonden.

o Stel voor de geselecteerde waarnemingen vast dat de vergunning is gepubliceerd en dat eventuele bezwaren zijn opgepakt.

12

8.2.2 Kwaliteitscriteria 2.1

De kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (de VTH taken) door gemeenten, provincies en omgevingsdiensten in het Omgevingsrecht te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen. Deze kwaliteitscriteria zijn in brede samenwerking door de bevoegde gezagen ontwikkeld.

Het voldoen aan de criteria zorgt ervoor dat het bevoegd gezag in staat is om de gewenste kwaliteit en continuïteit te leveren aan burgers, bedrijven en instellingen en zorgt ervoor dat overheden onderling kwaliteit leveren en geeft duidelijkheid over welke kwaliteit we als opdrachtgevers mogen verwachten.

De gemeenteraad heeft als gevolg van de wetgeving met betrekking tot deze kwaliteitscriteria 2.1, de ‘Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Oosterhout’ vastgesteld, welke vanaf 5 april 2017 van kracht is. Deze verordening regelt de kwaliteit van de in opdracht van burgemeester en wethouders door de omgevingsdienst uitgevoerde vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) binnen het omgevingsrecht. Ten aanzien van de overige Wabo-taken die door of in opdracht van burgemeester en wethouders worden uitgevoerd hebben burgemeester en wethouders een zorgplicht voor een goede kwaliteit van de uitvoering.

Het kwaliteitsniveau van de uitvoering van de taken wordt jaarlijks door burgemeester en wethouders bepaald en geborgd in het ‘Uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving Fysieke Leefomgeving’ (UVP). Zie ook hoofdstuk 2.

Inhoud van de kwaliteitscriteria

De kwaliteitscriteria hebben betrekking op de organisatie en op de medewerkers.

Het gaat over:

  • -

    Proces (denk aan beschrijving werkprocessen, toetsingscriteria, handhavingsbeleid etc.)

  • -

    Inhoud en prioriteiten (denk aan vaststellen van doelen en prioriteiten)

  • -

    Kritieke massa: deskundigheid en continuïteit

Deskundigheid

  • -

    Opleiding: de minimale basisopleiding en een indicatie van de aard en de omvang van de benodigde aanvullende opleidingen waarmee de kennis is te verkrijgen.

  • -

    Werkervaring: het minimale aantal jaren relevante werkervaring die men nodig heeft om de taak zelfstandig uit te kunnen voeren.

  • -

    Aanvullende kennis: de minimaal benodigde basiskennis en diepgaande kennis voor de zelfstandige uitvoering van de taak, in aanvulling op de opleidingen.

Continuïteit

  • -

    Frequentie: de minimale frequentie per jaar waarmee een taak zelfstandig moet worden uitgevoerd om de deskundigheid te behouden.

  • -

    Aantal: het minimale aantal medewerkers met de omschreven deskundigheid en frequentie waarover de organisatie moet kunnen beschikken om de noodzakelijke deskundigheid te kunnen borgen.

  • -

    Borging: de omgeving waar deze activiteiten uitgevoerd moeten worden (binnen de overheid of uitbesteed) en de mogelijkheden die er zijn om in te huren.

In het volgende overzicht is aangegeven of en in welke mate we voldoen aan het kwaliteitscriterium kritieke massa. Daar waar we constateren kwetsbaar te zijn, lossen we dat op door ofwel bijscholing ofwel expertise in te huren. Wat brandveiligheid betreft biedt de brandweer ons haar expertise en voor de constructieve veiligheid huren we expertise in. In het geval van toezicht op groene wetten zijn we kwetsbaar om de reden dat we in Oosterhout niet twee medewerkers, zoals de criteria dat voorschrijven in dienst hebben, maar één medewerker. Deze medewerker kan wel de beoogde kwaliteit leveren en zo voldoen we wel aan de zorgplicht. Ditzelfde geldt voor bouwakoestiek en cultuurhistorie.

afbeelding binnen de regeling

8.2.3 Capaciteit en financiële middelen

Op grond van de landelijke en lokale ontwikkelingen, onze gestelde prioriteiten en doelen en de omgevingsanalyse kan een inschatting gemaakt worden van wat er op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving de komende beleidsperiode enerzijds op ons af komt en anderzijds waar wij proactief op in willen zetten.

De te verwachten werklast wordt jaarlijks op basis van een actualisatie van de omgevingsanalyse en de evaluatie van het voorgaande jaar in aantallen en te besteden uren concreet gemaakt in het UVP. Daarbij worden ook uren gereserveerd om adequaat te kunnen reageren op meldingen en om in te springen op ontwikkelingen die direct aandacht behoeven.

Vervolgens wordt bepaald welke capaciteit benodigd is om onze taken adequaat en dienstverlenend uit te voeren, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteitseisen van de wet VTH.

De benodigde financiële middelen voor het realiseren van de doelen en acties uit dit beleidsplan, welke jaarlijks worden geconcretiseerd in het UVP, worden in de begroting geborgd. Bij de begroting worden de benodigde budgetten, na besluitvorming door de gemeenteraad, voor de uitvoering beschikbaar gesteld. Op de benutting van de budgetten wordt gerapporteerd bij de twee concernrapportages die en aan het college en aan de gemeenteraad worden aangeboden ter besluitvorming.

Wanneer blijkt dat er onvoldoende financiële en personele beschikbare middelen beschikbaar zijn, wordt onderzocht of er aanvullende middelen beschikbaar zijn, dan wel wordt het UVP aangepast.

In de meerjarenbegroting 2019-2022 is voor de inzet op bouwen en APV (vergunningverlening, bouwtoezicht en handhaving door boa’s) € 1.509.661,- geraamd voor 22,39 fte plus 1 fte voor de kwaliteitsondersteuning. In totaal zijn er 6 boa’s in vaste dienst.

Daarnaast wordt 3 fte ingevuld door inhuurkrachten voor (parkeer)handhaving bekostigd uit de exploitatie van het parkeren. Dit betreft een budget van € 176.400.

(1fte staat voor 1315 productie-uren).

De kwaliteitsmedewerker biedt kwaliteitsondersteuning en heeft de volgende taken:

  • -

    Het ontwikkelen van kwaliteit op dienstverlening, relevante wet- en regelgeving en het signaleren van ontwikkelingen op deze terreinen.

  • -

    Adviseren van de afdeling, het management en het bestuur over de kwaliteit.

  • -

    Kwaliteitscontroles en reviews uitvoeren en procesverbeteringen doorvoeren.

  • -

    Het leveren van input voor de planning & controlcyclus.

Daarnaast is budget beschikbaar voor een beleidsmedewerker VTH die beleidsondersteuning biedt voor 0,89 fte en de volgende taken heeft:

  • -

    Het ontwikkelen van beleid voor het brede terrein van VTH, relevante wet- en regelgeving en het signaleren van ontwikkelingen op deze terreinen.

  • -

    Adviseren van de afdeling, het management en het bestuur over vakinhoudelijke ontwikkelingen.

  • -

    Het leveren van input voor de planning & controlcyclus.

  • -

    Het evalueren van beleid

  • -

    Participeren binnen ketenontwikkeling en regionale samenwerking.

Voor milieu geldt dat de uitvoering is belegd bij de OMWB. De OMWB draagt op grond van het door ons opgestelde jaarlijkse werkprogramma en bijbehorend budget zorg voor voldoende capaciteit om de werkzaamheden uit te voeren.

Voor de OMWB is tot en met 2022 jaarlijks € 929.226 geraamd. Deze kosten worden deels gedekt uit leges voor vergunningverlening bouwen en APV en uit naheffingen.

8.2.4 Monitoring

Om te kunnen beoordelen of de beleidsdoelstellingen en de geplande werkzaamheden uit het UVP gehaald en uitgevoerd zijn, is het belangrijk dat de activiteiten geregistreerd worden. Monitoring is het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid slaagt en of de gestelde doel- en taakstellingen behaald zijn of gaan worden. Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Deze gegeven moeten periodiek opvraagbaar zijn voor zowel managementdoeleinden (voortgang van de uitvoering) als voor periodieke verantwoording naar het college en de gemeenteraad.

Deze managementinformatie (dashboard) is in ontwikkeling, steeds meer gegevens vanuit de diverse ICT systemen worden ontsloten door Cognos. In paragraaf 3.4.6 is uiteengezet met welke ICT systemen er gewerkt wordt.

De OMWB stelt ieder jaar een jaarverslag op dat ter vaststelling naar het college wordt gestuurd en samen met het UVP ter kennisname verstuurd wordt aan de gemeenteraad.

Naast registratie van de werkzaamheden, zien we de resultaten van onze inspanningen tevens terug in diverse gemeentelijke enquêtes. Wat betreft de prioriteiten en doelen gaan we in het UVP na wat we bereikt hebben in het afgelopen jaar.

Bijlage 1: Afkortingen/begrippenlijst

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

APV

Algemene plaatselijke verordening

AVG

Algemene verordening gegevensbescherming

AWB

Algemene Wet Bestuursrecht

BAG

Basisregistratie Adressen en Gebouwen

Bgbop

Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

BGT

Basisregistratie Grootschalige Topografie

Bibob

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

BIT

Baronie Interventie Team

Boa

Buitengewoon opsporingsambtenaar

Bor

Besluit omgevingsrecht

BPO

Buurt Preventie Oosterhout

BRZO

Besluit Risico Zware Ongevallen

BRZO+ bedrijven

Bedrijven die risicovolle activiteiten hebben maar net niet onder de criteria van het BRZO vallen

BTP

Bestuurlijk Toezichtprogramma

BW

Bijzondere Wetten

BZV

Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

CJIB

Centraal justitieel incassobureau

CKB

Collectieve Kwaliteitsnormering Bouwvergunningen

DDO

Districtelijke driehoek overleg

DHW

Drank- en horecawet

District Baronie

Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert.

EED

Europese Energie-Efficiency Richtlijn

FIOD-ECD

Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst – Economische controledienst

GHOR

Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio

GGD

Gewestelijke Gezondheidsdienst

LHS

Landelijke Handhavingsstrategie

LTP

Landelijke toezichtprotocol

MER

Besluit milieueffectrapportage

MJPIV

Meerjarenplan Integrale Veiligheid

MOR

Ministeriële regeling Omgevingsrecht

OBM

Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets

OLO

Omgevingsloket Online

OMWB

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

Prevap

Preventieactiviteitenplan

RIEC

Regionale Informatie en Expertise Centrum

SenS

Samenleving en Stadsbeheer

SIOD

Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

SSiB

Samen Sterk In het Buitengebied

StO

Stadsontwikkeling

UVP

Uitvoeringsprogramma Fysieke Leefomgeving, Vergunningen, Toezicht en Handhaving

VRMWB

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

VTH

Vergunningen, Toezicht en Handhaving

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wko

Wet kinderopvang

Wnb

Wet natuurbescherming

Wrp

wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

Bijlage 2: Risicoanalyse gemeentelijke taken

Uitleg risicoanalyse:

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3: Risicoanalyse VTH Milieu – OMWB

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4: Wijk en Buurtindeling Oosterhout

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5: Toetsingsmatrix bouwen

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 6: Landelijke handhavingsstrategie

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 7: Alcohol- en sanctiebeleid 2014 en bijbehorende sanctietabel

(vanaf 6-2-2014 van kracht)

Voorwoord

Voor u ligt het Alcohol- en Horecasanctiebeleid van de Gemeente Oosterhout. Dit beleid beschrijft de aanpak van overtredingen bij (met name) alcoholverstrekkers en is gebaseerd op het Brabants Alcohol- en Horecasanctiebeleid dat is opgesteld door de Brabantse werkgroep Drank- en Horecawet. Dit beleid is op provinciaal niveau afgestemd met organisaties als de KHN en de politie.

Hierdoor ontstaat op provinciaal niveau zo veel mogelijk een uniforme aanpak van overtredingen bij alcoholverstrekkers. Een uniforme aanpak heeft verschillende voordelen:

  • Het draagt bij aan het tot stand brengen van een provinciaal level playing field voor alcoholverstrekkers.

  • Het verschaft duidelijkheid over wat de bovenlokale handhavingspartners (politie en openbaar ministerie) van de gemeenten in Noord-Brabant mogen verwachten.

  • Het verschaft duidelijkheid over wat de alcoholverstrekkers (en hun belangenbehartigers) van de gemeenten in Noord-Brabant mogen verwachten.

  • Het draagt bij aan het voorkomen van een ‘waterbedeffect’ waarbij alcoholverstrekkers die zich niet aan de regels wensen te houden zich verplaatsen naar een andere gemeente (binnen de regio) omdat overtredingen daar niet of minder streng wordt gesanctioneerd.

  • Het draagt bij aan een betere handhaving en het terugdringen van zogenaamd ‘free rider’ gedrag.

Het Alcohol- en Horecasanctiebeleid van de Gemeente Oosterhout is op hoofdlijnen gelijk aan het Brabants Alcohol- en Horecasanctiebeleid.

Kader

De Brabantse handhavingsstrategie ‘Zó handhaven wij in Brabant’ vormt het algemene kader waarbinnen, ook voor wat betreft de Drank- en Horecawet, kan worden gesanctioneerd. Dit beleid is dan ook een nadere uitwerking van de Brabantse Handhavingsstrategie voor wat betreft het sanctioneren van overtredingen bij alcoholverstrekkers.

Alcohol- en Horecasanctiebeleid Gemeente Oosterhout

In dit beleid worden sanctiemaatregelen beschreven voor de meest voorkomende overtredingen bij alcoholverstrekkers. Het betreft hier voorkeurssancties die in het algemeen direct kunnen worden toegepast. In de bijlage is een sanctietabel opgenomen. Dit is expliciet in een bijlage gedaan, omdat dan het beleid niet hoeft te worden gewijzigd als er aanpassingen nodig zijn in de tabel, bijvoorbeeld als de hoogte van de bestuurlijke boetes wordt aangepast.

1. Inleiding

1.1 Uitgangspunten handhavend optreden

Bij constatering van overtredingen van wet- en regelgeving wordt als algemeen uitgangspunt gesteld, dat er in beginsel altijd tegen overtredingen wordt opgetreden. Dit uiteraard voor zover de wettelijke bevoegdheden en de prioriteitenstelling van de handhavingpartners dit toelaten. Er heeft voor zover mogelijk beleidsafstemming plaats gevonden binnen de gemeenten van het politiedistrict de Baronie.

Daarnaast worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Bij de opzet is uitgegaan van de “Brabantse Handhavingsstrategie”, zoals die is vastgesteld in het kader van de regionale handhavingsamenwerking. Die strategie loopt als een rode draad door het gehele beleid heen.

  • Dit beleid is bedoeld om overtredingen op te heffen en herhaling te voorkomen. Het is ook bedoeld om risicovolle situaties op te heffen.

  • Bij het beoordelen van een overtreding en het bepalen van de juiste sanctie wordt rekening gehouden met:

    • de mogelijke gevolgen van die overtreding, en;

    • de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan, en;

    • de houding en het gedrag van de overtreder, en;

    • de voorgeschiedenis, en;

    • het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. Dit wil zeggen dat de sanctie moet worden toegepast die het minst ingrijpend is en het beste past om het gestelde doel te bereiken. Dit betekent dat bij een overtreding niet standaard één bepaalde interventie mogelijk is. De toezichthouder moet in elke specifieke situatie bepalen welke sanctie de beste is. Daarbij wordt corrigerend opgetreden en eventueel ook sanctionerend.

  • Als de toezichthouder een overtreding constateert, past hij het handhavingstappenplan (zie tabel 1 op pagina 4) toe. Als van het stappenplan wordt afgeweken, moet die afwijking gemotiveerd worden.

1.2 Basis handhaven

De wettelijke bevoegdheid tot het doen naleven van wetten en regels is gelegen in artikel 125 van de Gemeentewet en in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name in de artikelen 5:21 en 5:32. In enkele bijzondere gevallen is de handhavingbevoegdheid geregeld in de desbetreffende bijzondere wet. Verder zijn in de artikelen 172 t/m 178 van de Gemeentewet diverse bevoegdheden toegekend aan de burgemeester in het kader van handhaving van de openbare orde, het toezicht op openbare gelegenheden, ordeverstoring vanuit woningen, ongeregeldheden e.d.

1.3 Sanctiemaatregelen

De Awb en andere wetten (waaronder de Drank- en Horecawet) geven aan welke sancties het bevoegde gezag kan inzetten tegen het voorkomen of voortduren van overtredingen. Deze zijn:

  • Opleggen van een last onder bestuursdwang, waarbij door feitelijk handelen de overtreding door of namens gemeente ongedaan wordt gemaakt (artikel 125 van de Gemeentewet en titel 5.3 van de Awb). Hieronder valt ook het sluiten en verzegelen van gebouwen en terreinen. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder.

  • Opleggen van een last onder dwangsom, waarbij onder dreiging van het invorderen van een geldbedrag de overtreding ongedaan moet worden gemaakt en/of voortduring en herhaling moet worden voorkomen; de last kan ook preventief worden opgelegd (artikel 5:7 van de Awb).

  • Intrekken van de vergunning ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en/of de Drank- en Horecawet.

  • Schorsen van de Drank- en Horecavergunning (artikel 32 van de Drank- en Horecawet);

  • Sluiting van de inrichting ingevolge de APV, artikel 174 van de Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet.

  • Ontzeggen van de toegang tot een ruimte indien in strijd met de Drank- en Horecawet alcoholhoudende drank wordt verstrekt (artikel 36 van de Drank- en Horecawet).

  • Opleggen van een bestuurlijke boete (artikel 44a Drank- en Horecawet).

  • Tijdelijk stilleggen van de alcoholverkoop in de detailhandel (three strikes out op grond van artikel 19a Drank- en Horecawet).

Daarnaast kan op basis van artikel 1 van de Wet economische delicten en artikel 45 van de Drank- en Horecawet (strafbaarstelling jongeren < 18 jaar) strafrechtelijk worden opgetreden door boa’s, politie en OM.

1.4 Sanctiestrategie

Binnen de regionale handhavingsamenwerking is een sanctiestrategie voor het omgevingsrecht opgesteld, de zogenaamde “Brabantse handhavingsstrategie”. Deze strategie is overigens – en zeker als wijze van aanpak c.q. stappenplan – goed bruikbaar voor overtredingen van overige wetgeving, waaronder de Drank- en Horecawet. De strategie deelt overtredingen grofweg op in drie categorieën, met elk hun eigen aanpak. De categorieën zijn van zwaar naar licht:

  • Categorie 0 (spoedeisend):

    Bij Categorie 0-overtredingen gaat het om urgente, ernstige zaken die direct dan wel binnen de kortst mogelijke termijn dienen te worden beëindigd. Er is sprake van acuut gevaar voor de gezondheid of veiligheid. Er is snelheid vereist om tot beëindiging van de overtreding te komen.

  • Categorie 1:

    Categorie 1-overtredingen zijn ernstige overtredingen maar er is geen sprake van een acute (gevaarlijke)situatie. Een overtreding kan ook als categorie 1 worden aangemerkt als er verzwarende omstandigheden met betrekking tot de overtreder aan de orde zijn.

  • Categorie 2:

    Categorie 2-overtredingen zijn de overige overtredingen. Deze overtredingen zijn minder ernstig/van minder dringende aard, bijvoorbeeld administratieve vereisten, signaleringen en gedragingen.

Tabel 1

Overtreding

Acties

Categorie 0

Last onder bestuursdwang of spoedbestuursdwang15

Categorie 1

1. Vooraankondiging sanctie met termijn voor zienswijze.

2. Zienswijze verwerken en sanctiebeschikking opstellen en verzenden (last onder bestuursdwang of dwangsom dan wel bestuurlijke boete).

3. a. Indien niet tijdig hersteld; invorderen dwangsom of uitvoeren bestuursdwang; dan wel

b. invorderen bestuurlijke boete.

Categorie 2

1. Vooraanschrijving met voornemen tot handhaving met hersteltermijn en termijn voor zienswijze16.

2. Indien overtreding niet tijdig ongedaan gemaakt of herhaald; zienswijze verwerken en sanctiebeschikking opstellen en verzenden (last onder bestuursdwang of dwangsom dan wel bestuurlijke boete).

3. a. Indien niet tijdig hersteld; invorderen dwangsom of uitvoeren bestuursdwang; dan wel

b. invorderen bestuurlijke boete.

Spoedeisende bestuursdwang

Spoedeisende bestuursdwang in de vorm van sluiting van een horecabedrijf (door de burgemeester) kan bijvoorbeeld geschieden wanneer:

  • Daar door misdrijf verkregen voorwerpen zijn verworven, voorhanden zijn of worden overgedragen dan wel zijn bewaard of verborgen.

  • Daar wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning dan wel verlof is verleend.

  • Zich daar andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van die ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.

  • Daar is gehandeld in strijd met het bepaalde in de Opiumwet.

Het spoedeisend optreden zal in deze gevallen veelal niet plaatsvinden op grond van de Drank- en Horecawet maar bijvoorbeeld op grond van artikel 2:30 van de APV, artikel 174 van de Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet.

1.5 Uitvoeringstrategie

Als uitgangspunt geldt: “Wie A zegt, moet ook B zeggen”! Zodoende zal een eenmaal opgestart handhavingtraject ook moeten worden afgerond. Het handhavend optreden door gemeente, politie en het Openbaar Ministerie (OM) moet immers effectief en geloofwaardig zijn. Anders wordt het sanctiebeleid een papieren tijger en zal het naleefgedrag afnemen. Elke overtreding dient dus in beginsel te leiden tot handhavend optreden. Uiteraard indien en voor zover de partners daartoe bevoegd zijn en voor zover hun prioriteitenstelling daarmee strookt.

De opgelegde bestuurs- en strafrechtelijke maatregelen dienen daadwerkelijk ten uitvoer te worden gelegd17. Dit betekent het daadwerkelijk invorderen van opgelegde bestuurlijke boeten en verbeurde dwangsommen18 en het effectueren van de bestuursdwang. Indien er proces-verbaal is opgemaakt, dient dit bij voorkeur te leiden tot een strafrechtelijke vervolging.

1.6 Bepalen zwaarte sanctie

De hoogte van de dwangsom dient proportioneel te zijn (in redelijke verhouding te staan) tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Voor het bepalen van de dwangsom kunnen bijvoorbeeld de kosten voor het ongedaan maken van de overtreding(en) als uitgangspunt worden genomen. De daardoor verkregen hoogte van de dwangsom mag in het kader van de beoogde werking worden verhoogd met een “toeslag”, bijvoorbeeld van 25%. De dwangsom mag immers niet worden gezien als een afkoopsom. Om die reden en om de beoogde werking van de dwangsomoplegging veilig te stellen, mag de dwangsom hoger zijn dan het bedrag voor het ongedaan maken van de overtreding.

Het opleggen van sancties is geen doel op zich. Sancties zijn in eerste instantie bedoeld als pressiemiddel om de overtredingen ongedaan te maken. Ook gaat er van het hebben van sanctiemiddelen een preventieve werking uit. Blijft een ondernemer of burger echter volharden in zijn overtreding, dan wordt de sanctie ook daadwerkelijk toegepast of uitgevoerd.

Ook bij het inzetten van een last onder bestuursdwang dient de zwaarte van de dwangmaatregel in proportie te staan tot de aard, de gevaarzetting en de urgentie van de overtreding. Als de maatregel is gericht op een tijdelijke sluiting van een bedrijf, dan dient zowel de sluiting zelf, als de duur van de sluiting in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van de overtreding.

In specifieke situaties kan er worden afgeweken van de in deze beleidsnota voorgestelde sancties en termijnen. Hierbij is artikel 4:84 Awb van belang. Het bestuursorgaan handelt namelijk overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Het afwijken van de beleidsregels moet in het besluit worden gemotiveerd.

1.7 Uitwisseling informatie/gegevens

Bij het gezamenlijk handhavend optreden worden desgevraagd (binnen de kaders die de privacy wetgeving daarvoor biedt) de relevante gegevens uitgewisseld tussen gemeenten onderling en tussen gemeente en politie, indien en voor zover deze noodzakelijk zijn voor een adequaat bestuurs- en/of strafrechtelijk optreden. Voor persoonlijke en gevoelige gegevens geldt uiteraard een geheimhoudingplicht. Deze data dienen vertrouwelijk te worden behandeld.

2. Sanctietabel Oosterhouts alcohol- en horecasanctiebeleid

Dit beleid is uitgewerkt in een sanctietabel die als bijlage bij het beleid is opgenomen. Voor zover noodzakelijk geacht is hieronder een aantal begrippen uit de sanctietabel verder uitgewerkt.

2.1. Begrip ‘recidive’

Bij recidive is aansluiting gezocht bij de eerder genoemde Brabantse Handhavingsstrategie. Wanneer een alcoholverstrekker of alcoholgebruiker een overtreding begaat en daarvoor een sanctiebeschikking krijgt, wordt dezelfde overtreding van de dezelfde overtreder binnen 2 jaar na de 1e sanctiebeschikking beschouwd als recidive.

Voor zover de periode van 2 jaar verstrijkt zonder overtreding door de alcoholverstrekker (exploitant) of alcoholgebruiker, vervalt deze termijn en wordt bij een nadien gepleegde overtreding in beginsel weer gestart met de eerste stap in de sanctiestrategie in de oorspronkelijke sanctiecategorie.

2.2. Begrip ‘overtreder’

Als een overtreding vaker heeft plaatsgevonden, maar de overtreder vanwege juridische constructies verschillend is, is in formele zin geen sprake van recidive. Als kan worden aangetoond dat de overtreder dezelfde natuurlijke persoon betreft dan dient de overtreding te worden aangemerkt als recidive. In de sanctiebeschikking dient dit expliciet te worden verantwoord.

2.3 Scope

Dit beleid beperkt zich tot overtredingen en de daartegen te treffen aanbevolen sancties bij horeca- en alcoholgerelateerde zaken. Er wordt per overtreding voor een bepaald sanctiemiddel gekozen. Als de gekozen sanctie niet effectief blijkt te zijn, ligt het evenwel voor de hand te kiezen voor een ander (effectief) sanctiemiddel.

2.4 Wet- en regelgeving

In de sanctietabel zijn alleen de direct horeca- en alcoholgerelateerde overtredingen op grond van de Drank- en Horecawet, de Algemene Plaatselijke Verordening en de Wet op de kansspelen uitgewerkt.

2.5 Dwangsom

Bij het sanctiemiddel ‘dwangsom’ zijn de hoogtes van de dwangsommen vermeld die opgelegd kunnen worden. Bij deze bedragen is de hoogte van de bestuurlijke boete als uitgangspunt genomen. Het maximum van de dwangsom is gesteld op drie keer de opgelegde dwangsom.

2.6 Bestuurlijke boete

De bestuurlijke boete is in een aparte kolom opgenomen. Er dient rekening gehouden te worden met verhoging van de genoemde bestuurlijke boetebedragen in verband met recidive (zie hiervoor het Besluit Bestuurlijke boete Drank- en Horecawet).

3. Concreet zicht op legalisatie

De ondernemer wordt de kans geboden om een vergunning aan te vragen en/of de aanvraagprocedure af te wachten (legalisatie) (gedurende deze procedure is het bedrijf dus open) onder voorwaarde dat:

  • het geldende bestemmingsplan horeca toestaat op dat perceel;

  • er geen (andere) wettelijke belemmeringen (o.a. antecedenten; sociale hygiëne) bestaan;

  • er geen aanleiding is om aan te nemen dat er sprake zal zijn van verstoringen van de openbare orde en veiligheid waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als de exploitatie doorgaat;

  • er geen sprake is van een onderneming op een nieuwe locatie;

  • er naar het oordeel van burgemeester en wethouders concreet geen aanleiding is te veronderstellen dat niet handhavend optreden leidt tot verstoringen van concurrentieverhoudingen, een ongewenste precedentwerking of schadeclaims;

  • de ondernemer kan aantonen dat hij juridisch en feitelijk over de onderneming kan beschikken;

  • er sprake is van een ongewijzigde voortzetting van de aard van de exploitatie;

  • voor het over te nemen bedrijf een rechtsgeldige Drank- en Horecavergunning is verleend;

  • een ontvankelijke vergunningaanvraag - voor zover nog niet ingediend - binnen de gestelde termijn van 14 dagen wordt ingediend en een in deze aanvraag opgenomen leidinggevende tijdens de openingsuren van het bedrijf steeds aanwezig is;

  • de onderneming staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • er geen BIBOB-tip van het Openbaar Ministerie is ontvangen.

Bij de vooraankondiging wordt daarom - voor zover al niet in het bezit van de ondernemer c.q. al aangevraagd - tevens een set aanvraagformulieren meegezonden. De termijn voor het indienen van de aanvraag en/of zienswijzen bedraagt 14 dagen.

4. Nieuwe wijzigingen DHW per 1 januari 2014

De DHW wijzigt per 1 januari 2014 opnieuw. Een belangrijke wijziging is de verhoging van de leeftijdsgrens van zestien naar achttien jaar. Een andere wijziging is dat gemeenten elke vier jaar een preventie- en handhavingsplan alcohol moeten vaststellen (voor het eerst uiterlijk op 1 juli 2014), gelijktijdig met de vaststelling van een nota gemeentelijke gezondheidsbeleid (artikel 13 Wet publieke gezondheidsbeleid). Dit plan moet naast de hoofdzaken uit het beleid met betrekking tot preventie van alcoholgebruik onder vooral jongeren, ook beschrijven op welke manier er invulling wordt gegeven aan de handhavingstaken die op grond van de Drank- en Horecawet zijn verkregen.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 8: Artikel 13b handhavingsmatrix

Voor de volledige tekst verwijzen we naar:

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Oosterhout/CVDR332846/CVDR332846_2.html

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 9: Organogram gemeentelijke organisatie

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

De basistaken zijn de milieutaken van gemeenten met een bovenlokale dimensie die op regionaal niveau uitgevoerd moeten worden, taken die zeer complex zijn en provinciale milieutaken. Deze zijn vastgelegd in het Basistakenpakket voor Regionale uitvoeringsdiensten. Het basistakenpakket is bij het Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (verbetering vth) (Stb. 2017, 193) wettelijk in het Besluit omgevingsrecht verankerd.

Noot
2

Is een Europese richtlijn waarin de drempel is vastgesteld van de hoeveelheden gevaarlijke stoffen waarboven een bedrijf onderworpen is aan de voorschriften inzake de preventie van zware ongevallen en de beperking van de gevolgen daarvan voor mens en milieu.

Noot
3

Dit zijn in grote lijnen het afwikkelen van de aanvragen totaalsloop, het administratief afhandelen van de meldingen van het verwijderen van asbestdaken, het inventariseren van alle asbestdaken in de gemeente Oosterhout, het uitvoeren van audits in het kader van de EED – richtlijn, Incidenteel advisering op bodem – milieu en ruimtelijke ordening, geluidmetingen bij grote evenementen en uitvoeren van projecten, zoals het project ‘intensief toezicht veehouderijen’.

Noot
4

Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert.

Noot
5

Bevi: Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Het bevoegd gezag moet rekening houden met veiligheidsafstanden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven en beperkt het aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf.

Noot
6

IIPC: Integrated Pollution Prevention and Control, Europese richtlijn.

Het regelt dat er strengere richtlijnen en eisen gesteld kunnen worden, wanneer het aantal dieren boven een bepaald aantal uit komt.

Noot
7

Reguliere procedure; college beslist binnen 8 weken op een verzoek, welke eenmalig met 6 weken is te verdagen. Tegen het besluit kan gedurende 6 weken bezwaar worden ingediend bij het college. Een beslissing op bezwaar door het college, staat gedurende 6 weken open voor beroep bij de rechtbank. Een uitspraak van de rechtbank staat vervolgens gedurende 6 weken open voor hoger beroep bij de Raad van State

Noot
8

Na overschrijding van deze termijn is de vergunning van rechtswege verleend.

Noot
9

Uitgebreide procedure; college beslist binnen 6 maanden op een verzoek. Hiertoe wordt een ontwerp van het besluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarna het college een definitief besluit neemt. Een beslissing van het college, staat gedurende 6 weken open voor beroep bij de rechtbank. Een uitspraak van de rechtbank staat vervolgens gedurende 6 weken open voor hoger beroep bij de Raad van State. Indien het een uitgebreide procedure betreft die gebaseerd is op de Wro (wijzigingsplan of herziening bestemmingsplan) dan wordt beroep bij de rechtbank overgeslagen en is er direct hoger beroep mogelijk bij de Raad van State.

Noot
10

Na overschrijding van deze termijn is de vergunning niet van rechtswege verleend.

Noot
11

De SIOD is een onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met als doel de strafrechtelijke handhaving van de wet- en regelgeving op het terrein van werk en inkomen.

Noot
12

De FIOD-ECD is een onderdeel van de belastingdienst, met als doel de strafrechtelijke handhaving van onder andere faillissementsfraude, witwassen, economische delicten zoals verboden prijsafspraken of fraude met tarieven.

Noot
15

Overtreding in categorie 0 impliceert de aanwezigheid van gevaar voor de gezondheid of veiligheid. Dit is een contra-indicatie voor het opleggen van een bestuurlijke boete. Zie artikel 44a lid 3 DHW.

Noot
16

De lengte van de termijn wordt bepaald aan de hand van het soort overtredingen en de termijn waarbinnen deze overtredingen redelijkerwijs kunnen worden verholpen.

Noot
17

Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, zoals overmacht en niet-voorzienbare zaken. Op basis van het opportuniteitsbeginsel zal het Openbaar Ministerie vanuit haar wettelijke bevoegdheid beslissen over strafrechtelijke vervolging.

Noot
18

Denk aan de fatale invorderingstermijn van een jaar (art. 5:35 Awb).