Regeling vervallen per 01-01-2019

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 19-09-2019 t/m 31-12-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning

Sinds de Kanteling van de Wmo 2007 is steeds meer aangestuurd op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. De Wmo 2015 gaat nog meer uit van een eigen verantwoordelijkheid van burgers voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven. Daarnaast mag van burgers worden verwacht dat zij elkaar naar vermogen bijstaan. Burgers die zelf dan wel samen met personen in hun naaste omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, moeten een beroep kunnen doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning. Tevens dient ondersteuning van personen met een beperking, chronisch psychisch of psychosociaal probleem erop gericht te zijn dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven.

Wanneer een burger in aanmerking wenst te komen voor ondersteuning op grond van de Wmo, zal allereerst beoordeeld worden of de persoon met een hulpvraag behoort tot de doelgroep van de Wmo. De begrippen onvoldoende zelfredzaam en onvoldoende in staat tot participatie zijn in de Verordening maatschappelijke ondersteuning en deze beleidsregels dan ook uitgewerkt tot meer concrete resultaatsvelden en afwegingskaders. Deze twee documenten vormen, samen met het OWO-document ‘Visie op de 3 decentralisaties’ en de ‘basisovereenkomst en deelovereenkomst Wmo 2015 en Jeugdwet’ de basis voor beleid.

Resultaatsvelden

De volgende resultaatsvelden worden onderscheiden:

  • Het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden;

  • Het zich kunnen verplaatsen in en om de woning;

  • Het kunnen wonen in een geschikt huis;

  • Het zich lokaal kunnen verplaatsen;

  • Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • Het hebben van contacten met medemensen en deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten;

  • Begeleiding (individueel of in een groep), voor de inhoud wordt verwezen naar de basis- en deelovereenkomst lokale inkoop Wmo en Jeugd;

  • Beschermd wonen en opvang, voor de inhoud wordt verwezen naar de beleidsregels van de gemeente Leeuwarden

  • Kortdurend verblijf.

De beleidsregels geven een soort afwegingskader per Wmo taak weer. Dit om enige uitvoeringsrichtlijnen mee te geven en inzichtelijk te maken hoe de gemeente tot een geschikte ondersteuningsvorm komt. Om te bepalen wie in aanmerking komt voor ondersteuning – om te voorkomen dat ondersteuning onbegrensd toegankelijk is – zijn afwegingskaders van belang. Dit zijn slechts ondersteunende kaders; van belang is dat tijdens het gesprek met de inwoner en de professional (en eventuele begeleider/cliëntondersteuner) een maatwerkoplossing wordt gevonden. Dat kan ook buiten de hier geschetste kaders. Bij het resultaatveld ‘begeleiding’ wordt tussen medewerkers gebiedsteam intern en extern zoveel mogelijk integraal gewerkt.

Algemeen afwegingskader

Een inwoner is primair zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leven en daarmee zijn eigen zelfredzaamheid en participatie, evenals het beroep dat gedaan kan worden op familie en zijn sociale netwerk. De inwoner wordt gestimuleerd zelf de regie te voeren en eigen mogelijkheden te benutten, ongeachte eventuele beperkingen en gebruik te maken van de mogelijkheden in eigen omgeving.

Niemand wordt uitgesloten, een ieder kan zich melden met een hulpvraag. Er dient een balans te zijn tussen eigen kracht, sociaal netwerk en de verantwoordelijkheid van de gemeente om een passende bijdrage te realiseren aan een situatie om zolang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven.

Eerst wordt een beroep gedaan op de eigen mogelijkheden van de inwoner, het sociale netwerk en de algemene/algemeen gebruikelijke voorzieningen voordat de gemeente voorziet in een algemene en/of maatwerkvoorziening. Professionals zijn er om de zelfredzaamheid en participatie te bevorderen en om zelf hulp te bieden.

Ook wordt beoordeeld of er sprake is van gebruikelijke hulp. Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht huishoudelijk werk, boodschappen doen, over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d.. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken door elkaar lopen. Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Vanaf 18 jaar wordt iedereen verondersteld een meerpersoonshuishouden te kunnen draaien. Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende zeven dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel voor geïndiceerd worden.

De gemeente gaat er van uit dat de inwoner zich maximaal inspant. Soms betekent dit dat de

inwoner stappen zet die niet zijn eerste keus zijn. De gemeente kan van de inwoner vragen om

mee te werken aan voorgestelde oplossingen en bereidheid om deze in ieder geval te proberen.

Afwijken kan alleen als dit onderbouwd en gemotiveerd kan worden. Elke situatie vraagt echter een individuele afweging voor een meest passende oplossing gebaseerd op de persoonlijke situatie.

Samenvattend:

Zelf als dat kan

Met ondersteuning netwerk indien mogelijk

Algemene voorziening als dat nodig is

Maatwerkvoorziening als het moet

Hoofdstuk 1 – Melding, onderzoek en aanvraag

In de verordening is het aanvraagproces vastgelegd. In de volgende situaties hoeft geen aanvraag ingediend te worden.

Bij kortdurende hulp bij het huishouden

Als er een melding/aanvraag rechtstreeks via het transferpunt komt met het verzoek tot kortdurende inzet van huishoudelijke hulp. Er wordt wel een besluit aan belanghebbende gezonden en de eigen bijdrage is van toepassing.

Hospice

Bij opname in een hospice gelden afwijkende, provinciale afspraken. De noodzaak staat vast en standaard wordt 5 uur huishoudelijke hulp 2 per week ingezet. (schriftelijke) aanmelding door de aanbieder die in het betreffende hospice verantwoordelijk is voor de ondersteuning, is afdoende voor een toekenning van de voorziening. Er wordt wel een besluit aan belanghebbende of nabestaanden gezonden en de eigen bijdrage is van toepassing.

Cliëntondersteuning

Op grond van artikel 2.3.2 lid 3 van de wet moet het college vóór het onderzoek de cliënt en zijn mantelzorger wijzen op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Hoofdstuk 2 – Pgb en sociaal netwerk

De mogelijkheid bestaat om via het sociale netwerk ondersteuning in te kopen met een Pgb. Tot het sociale netwerk worden gerekend de personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Met dat laatste worden personen bedoeld met wie de cliënt regelmatig contacten onderhoudt, zoals mantelzorgers, buren, (mede)leden van een vereniging etc.

Uitgangspunt bij uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning door het sociale netwerk is dat er toegewerkt wordt naar een niveau waarin de persoon met hulpvraag voldoende zelfredzaam is en voldoende kan participeren. Dat wil zeggen dat de persoon mee kan doen aan de samenleving. Indien het sociale netwerk hiertoe kan ondersteunen, kan het college overwegen hiervoor een Pgb te verstrekken.

De wetgever is van mening geweest dat inzet van het sociaal netwerk waardevol is, en zij acht het wenselijk dat beloning daarvan met een persoonsgebonden budget beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Het dient hierbij wel te gaan om bovengebruikelijke vormen van ondersteuning. Het college verstrekt geen Pgb voor ondersteuning welke echtgenoten, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten elkaar naar algemeen aanvaarde opvattingen in alle redelijkheid geven.

  • De inzet van ondersteuning door een persoon/personen uit het sociale netwerk dient te leiden tot betere en effectievere ondersteuning dan de inzet van ondersteuning door een professional.

  • De zorg die de persoon uit het sociale netwerk verricht valt niet onder de gebruikelijke hulp die van de persoon verwacht wordt. Er dient sprake te zijn van bovengebruikelijke hulp.

  • Indien de beperkingen door middel van gebruikmaking van andere ondersteuningsvormen, bijvoorbeeld algemeen gebruikelijke- of algemene voorzieningen doen verminderen of wegnemen en hiermee dus een gewenst niveau van zelfredzaamheid of participatie bereikt kan worden, wordt van de persoon met beperkingen verwacht hiervan gebruik te maken. Dit betekent dat het college in deze situaties geen Pgb zal verstrekken voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk.

Het kan voorkomen dat een persoon met beperkingen reeds lange tijd gewend is om ondersteund te worden door personen uit zijn sociale netwerk. Dit doet echter niet af aan bovenstaande. Vanuit de Wmo wordt maatschappelijke ondersteuning geboden, indien voorliggende oplossingen niet passend gebleken zijn. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat voorliggende oplossingen die door de cliënt als niet wenselijk beschouwd worden, niet per definitie betekenen dat deze niet tot een gewenst resultaat leiden. Hier dient een objectieve beoordeling aan ten grondslag te liggen.

Hoofdstuk 3 – Het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden

Overname van de huishoudelijke taken en organisatie

  • Het gaat om alle activiteiten teneinde het huis, exclusief de tuin, maar inclusief de berging, schoon te houden.

  • Naast het algemene afwegingskader kan gedacht worden aan de situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen ondersteuning nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen.

Het doen van de boodschappen

  • Onder dit resultaat worden gerekend de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn en zo nodig de bereiding van maaltijden.

  • Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn deze boodschappen te doen, of dat inwoners gebruik kunnen maken van algemene voorzieningen zoals boodschappen bezorgservice of maaltijdenservice.

  • Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal in de week boodschappen doen.

De was verzorging

  • De inhoud van het resultaat schone en doelmatige kleding bestaat uit het wassen en drogen daarvan en eventueel licht verstelwerk, zoals het vastzetten van een naadje of het aanzetten van een knoop.

  • Wat betreft het strijken van kleding worden geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.

Hoofdstuk 4 – Het zich kunnen verplaatsen in en om de woning

  • Bij het zich verplaatsen in en om de woning gaat het om verplaatsingen die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om belanghebbenden die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel.

  • Rolstoelen voor het zogenaamde ‘incidentele’ gebruik, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders, bij het winkelen of bij uitstapjes, te gebruiken, vallen niet onder dit te bereiken resultaat, maar onder hoofdstuk 6. Deze rolstoelen zullen dan ook ter beschikking kunnen komen via een algemene voorziening in de vorm van een rolstoelpool of een voorliggende voorziening in de vorm van een leenrolstoel via de Zorgverzekeringswet..

  • Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, kan via een medisch en/of ergotherapeutisch advies door het college een programma van eisen worden opgesteld.

Hoofdstuk 5 – Het kunnen wonen in een geschikt huis

  • Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de voorzienbare ontwikkeling van die beperkingen.

  • Het college beoordeelt of het resultaat ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Indien verhuizen niet kan leiden tot het te bereiken resultaat dan wordt bekeken of het plaatsen van een losse woonunit de goedkoopst adequate oplossing is. Het plaatsen van een woonunit heeft de voorkeur boven het aanpassen van een woning of het realiseren van een aanbouw, als deze voorziening sneller te realiseren is als een aanpassing of een aanbouw of als de losse woonunit herverstrekbaar is. De kosten van het verwijderen van een unit worden bij de vergelijking meegerekend.

  • Bij de woningsanering gaat het om het ondersteunen ten aanzien van beperkingen als gevolg van allergene factoren die hun oorzaak vinden in de aard van de in of aan de woonruimte gebruikte materialen. Bij de vraag voor een woningsanering zal er eerst beoordeeld moeten worden of het voor de aanvrager mogelijk is om zelf de woning te saneren uit eigen middelen.

  • Er wordt geen voorziening toegekend voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen. Deze afwijzingsgrond is bedoeld voor situaties waarin gebruikte materialen voor problemen zorgen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de toepassing van asbest en spaanplaat of het voorkomen van vocht en tocht in de woning.

  • Een woonvoorziening wordt niet verstrekt aan de volgende woonruimten: hotels/pensions, trekkerswoonwagens, toer- en stacaravans, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, gehuurde kamers, specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden en mantelzorgwoningen.

  • Voor mantelzorgwoning(en) geldt ook dat uitgegaan wordt van de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het kunnen beschikken over een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Uitgangspunt is dat de uitgaven die de verzorgde(n) had(den) voor de situatie van de mantelzorg in de mantelzorgwoning, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Denk aan huur, kosten nuts, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen. Het college kan adviseren en ondersteunen als het gaat om vergunningen op het gebied van ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 6 – Het zich lokaal kunnen verplaatsen

  • Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient volgens jurisprudentie een afstand van 1500 - 2000 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Indien daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen. Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere (verstrekte) voorziening zoals een scootmobiel, meegenomen worden hetgeen invloed kan hebben op het aantal kilometers.

  • Indien collectief vervoer niet mogelijk of niet beschikbaar is, kan het college een individuele voorziening in de vorm van een voorziening in natura of een pgb verstrekken.

  • Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.

  • Alleen wanneer de belanghebbende vanuit medische overwegingen niet in staat is om zonder begeleiding gebruik te maken van het collectief vervoer kan een indicatie voor (kosteloze) begeleiding worden afgegeven. Het college beoordeelt of er tijdens de rit daadwerkelijksprake kan zijn van uit te voeren medische handelingen. Alleen op deze grond kan een indicatie voor medische begeleiding tijdens het collectief vervoer verstrekt worden. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een ondersteuningsbehoefte tijdens het vervoer zelf en niet op de plaats van bestemming. Wanneer betrokkene een indicatie voor begeleiding heeft dient er ook altijd een begeleider mee te reizen.

  • Om het resultaat te bereiken kan een persoon met beperkingen voor een aanpassing van een auto in aanmerking komen indien deze persoon aantoonbare beperkingen heeft met het gebruik en/of het bereiken van het openbaar vervoer, het gebruik van een algemene of individuele vervoersvoorziening geen adequate oplossing biedt of niet beschikbaar is en het gebruik van een collectieve vervoersvoorziening niet mogelijk is.

Hoofdstuk 7 - Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • Het college beoordeelt de mogelijkheden van ouderschapsverlof en/of zorgverlof. En de vraag of er een huisgenoot is die verondersteld kan worden zorg voor kinderen over te nemen.

  • Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden.

  • Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen als het gaat om het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

Hoofdstuk 8 – Het hebben van contacten met medemensen en deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

  • De rolstoel die slechts voor incidenteel wordt gebruikt, voor uitstapjes bijvoorbeeld, valt niet onder de Wmo. Dit rolstoelgebruik wordt hier vermeld, omdat de rolstoel het mede mogelijk maakt om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten. Deze rolstoel kan als algemene voorziening verstrekt, in de vorm van een rolstoelpool. Met andere woorden: indien iemand zich buiten de woning niet kan verplaatsen zonder rolstoel dan valt diegene onder dit resultaat. Daarnaast is de huurrolstoel via het uitleenpunt van hulpmiddelen een voorliggende voorziening.

  • Bij een aanvraag voor een sportvoorziening in het kader van de Wmo moet er sprake zijn van een voorziening voor deelname aan sportieve activiteiten in het maatschappelijk leven. De sportvoorziening moet gezien worden als een manier om de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met beperkingen te bevorderen. Voor deze voorziening is een eigen bijdrage van toepassing. Het college zal zich bij elke vraag voor een sportvoorziening een oordeel moeten vormen of de gevraagde sportvoorziening hieraan daadwerkelijk een bijdrage kan leveren.

  • Het college heeft geen resultaatsplicht voor topsportvoorzieningen. Belanghebbenden die speciale sportvoorzieningen nodig hebben om sport op topniveau te bedrijven, dienen uit eigen middelen, fondsenwerving of door middel van sponsoring de financiën bijeen te brengen. Dit laat onverlet dat een topsporter eventueel wel in aanmerking kan komen voor een "normale" sportvoorziening, die voldoende geschikt is om sport te kunnen beoefenen op een lager niveau.

Hoofdstuk 9 - Mantelzorg

  • Bij het beoordelen of een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter ontlasting van de mantelzorger (respijtvoorziening), zal, tijdens het gesprek, het gehele cliëntsysteem (inclusief dat van de mantelzorger) bekeken moeten worden. Er zal daarbij aandacht zijn voor de belasting en belastbaarheid van de mantelzorger. Uitgangpunt is dat de beperkingen van de belanghebbende (en dus niet de mantelzorger) zo adequaat mogelijk gecompenseerd worden (al dan niet door een voorziening vanuit de Wmo). Hierbij zal worden gekeken naar oplossingen voor de korte en langere termijn.

  • Bij mantelzorgers kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. Er kan hulp bij het huishouden worden ingezet in het huis van de mantelzorger. Deze maatwerkvoorziening kan worden toegekend indien de mantelzorger vanwege het verstrekken van de mantelzorg aantoonbaar niet toe komt aan het schoonmaken van zijn eigen huis en hierdoor overbelast raakt. Eerst wordt overwogen of de beperkingen van de belanghebbende (en dus niet de mantelzorger) op een andere wijze opgeheven kunnen worden.

  • Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen als het gaat om het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. Mantelzorg speelt hierin vaak een centrale rol. Door het wegvallen van de mantelzorg kan een gezinssysteem uit elkaar vallen. Een goede afweging en maatwerk zijn in deze gezinssituaties noodzakelijk om tot het arrangement te komen dat leidt tot een adequate ondersteuning van de gezinssituatie.

Bij een aanvraag voor een mantelzorgwoning gaat het college uit van de eigen verantwoordelijkheid voor het hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst, of het zodanig aanpassen van een deel van de bestaande woning dat deze deels door de zorgbehoevende kan worden bewoond, bijvoorbeeld de verbouwing van een inpandige garage.

Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden.

  • In geval van dreigende overbelasting kan een maatwerkvoorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet, als het een Pgb betreft, door de mantelzorger worden ingevuld. Het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting. Ook hier gaat het om een afgeleid recht. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins.

  • Met de positie van mantelzorgers kan voorts rekening worden gehouden bij het bepalen van de voorziening die noodzakelijk is om de belanghebbende lokaal te verplaatsen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, er een ondersteunende motorvoorziening verschaft kan worden. Ook kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger mee wordt vervoerd (vanwege de noodzaak tijdens het vervoer in te moeten grijpen) zodat het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider gratis plaats vindt.

Ondertekening

Bijlage 1: Lijst met algemene voorzieningen (niet limitatief)

Aanhangers

Airconditioning

Antislipvloer

Auto

Autovoorzieningen :

  • -

    Achterbank, neer- of inklapbaar

  • -

    Achterruitverwarming

  • -

    Airconditioning

  • -

    Automatische transmissie

  • -

    Bekleding van stoelen, (kunst)stoffen

  • -

    Blinderingfolie

  • -

    Buitenspiegel, verstelbaar van binnenuit

  • -

    Buitenspiegel verwarmd

  • -

    Cruisecontrol

  • -

    Derde of vijfde deur t.b.v. vervoer rolstoel

  • -

    Driepuntsgordels

  • -

    Glas, warmtewerend

  • -

    Handgrepen zitplaats naast bestuurder

  • -

    Hoedenplank, uitneembaar

  • -

    Hoofdsteunen

  • -

    Lendesteunen voorstoel, verstelbaar

  • -

    Portierruiten, elektrisch bedienbaar

  • -

    Rembekrachtiging, reguliere

  • -

    Ruitensproeier achter, elektr. bedienbaar

  • -

    Ruitenwisser achter, elektr. bedienbaar

  • -

    Ruitenwisser, interval

  • -

    Stuurbekrachtiging

    (Tenzij standaardvoorziening niet

    voldoet. Per geval te beoordelen)

  • -

    Stuurwiel, verstelbaar

  • -

    Trekhaak

  • -

    Voorstoel, verstel- /draaibaar

  • -

    Voorstoel, verwarmd

Autowassen

Bakfiets

Boodschappendienst

Centrale verwarming

Crèche

Dakgoot reinigen

Dakkapel

Deuropener voor garagedeuren, automatisch

Douche

Douchekop op glijstang

Fiets, aankoppel (voor kinderen)

Fiets, elektrische (Spartamet)

Fiets, met hulpmotor

Fiets, lage instap indien hoogte instap > 20cm.

Fiets, met trapondersteuning

Fietskarretje voor kinderen (ook achter scootmobiel, met ontheffing wegbeheerder)

Gastouder

Handgreep, eenvoudige, niet speciaal voor gehandicapten bedoeld

Hondenuitlaatdienst

Huurverhoging door c.v.

Kinderopvang

Kookplaat, keramisch en inductie

Kosten APK

Kosten halen rijbewijs

Ligfiets

Luchtbevochtiger en -ontvochtiger

Maaltijdservice

Mengkraan, eengreeps/hendel

Mengkraan, thermostatisch

Ondersteuning, financieel-administratief

Personenalarmering

Raamopener, dmv stangen of elektrisch

Ramenwassen buiten

Regenkleding

Tandem (ook met hulpmotor) m.u.v. bepaalde gevallen bv. personen met een beperkte visus

Telefooncirkel (alarmering)

Telefoonkosten (abonnement) evt. via SoZa

Toilet, hang

Toilet, verhoogd, verlaagd of verstelbaar

Toiletverhoger

Trapleuning, extra of tweede

Vaatwasmachine

Verhuiskosten, bij een algemeen gebruikelijke verhuizing (gezien leeftijd en/of gezinssituatie)

Wasdroger

Wasmachine

Waterbed

Zonnewering, elektrisch bediende

Zonnescherm/-screen (mits in normale hoeveelheden)

Bijlage 2: Normtijden Hulp bij het huishouden

Deze normtijden zijn gebaseerd op de protocollen die het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voorheen hanteerde.

Bij de hulp bij het huishouden worden vier categorieën onderscheiden zoals ook vermeld in bijlage 3 van de deelovereenkomst Maatwerkvoorziening Wmo 2015 en Jeugdhulp OWO:

HH1

Hulp bij het Huishouden - alle voorkomende werkzaamheden in het huishouden waarbij de cliënt nog zelf de regie heeft en dus aan kan geven welke zaken gedaan moeten worden:

  • schoonmaken van het huis, licht en zwaar;

  • wassen, drogen, vouwen en strijken;

  • opruimen van de kamers;

  • bedden opmaken, afhalen en verschonen;

  • opruimen huishoudelijke afval;

  • indien nodig het doen van boodschappen;

  • actief meedenken met de klant t.b.v. verbetering van de hulp aan de klant;

  • actief signaleren of deze vorm van hulp bij het huishouden nog voldoet en contact hierover met de contactpersoon van de eigen organisatie.

HH2

Hulp bij het Huishouden - alle voorkomende werkzaamheden in het huishouden in verband met (tijdelijke) beperkingen:

  • huishoudelijke werkzaamheden (zie onder HH1);

  • dagelijkse organisatie van het huishouden;

  • gebruikelijke verzorging (helpen met zelfverzorging) voor inwonende kinderen (in relatie tot gebruikelijke zorg);

  • indien nodig bereiden van maaltijden;

  • indien nodig wegbrengen en halen van kinderen naar en van school;

  • actief signaleren van veranderingen in de gezondheids- en sociale situatie;

  • adviseren en/of verwijzen – zo mogelijk activeren;

  • actief handelen naar aanleiding van signalen

HH3

Hulp bij het Huishouden- alle voorkomende werkzaamheden in het huishouden waarbij de cliënt geen of weinig eigen regie meer heeft door beperkingen (bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, fysieke of psychische belemmeringen of een combinatie van problemen).

“regie wordt tijdelijk overgenomen door de huishoudelijke hulp”

  • huishoudelijke werkzaamheden (zie onder HH1);

  • organisatie van het huishouden (zie onder HH2);

  • zorg afstemmen met andere hulpverleners;

  • opstellen of bijstellen van een zorgplan;

  • lichte vorm van psychosociale ondersteuning door een assistent o.l.v. een professional

HH4

De meest eenvoudige hulp (schoonmaakwerk) waarbij de huishoudelijke werkzaamheden

deels of volledig worden overgenomen door een thuiszorgmedewerker, die als zelfstandig

ondernemer werkt (Alfahulp).

Voor toelichting werkzaamheden zie HH1.

De genoemde werkzaamheden betreffen een indicatie en geen limitatieve opsomming.

Normtijden (maximale tijden)

Licht huishoudelijk werk, kamers opruimen.

Hieronder vallen de volgende activiteiten:

Afwassen, vaatwasmachine in- en uitruimen, opruimen, stof afnemen, bedden opmaken en wekelijkse beurt van het interieur.

Bij kinderen onder de 12 jaar, bij allergie (alleen als het gaat om een gesaneerde woning), bij ernstige beperkingen in armen en handen die leidt tot extra rommel, kan meer tijd worden toegekend. Dit geldt alleen voor de kamers die in gebruik zijn en uitgaande van een woning niveau sociale woningbouw. Extra toegekende tijd in principe maximaal drie maal per week 20-30 minuten.

Activiteiten

periode

tijd (maximaal)

Licht huishoudelijk werk, eenpersoonshuishouden

per week

60 minuten

Licht huishoudelijk werk, meerpersoonshuishouden

per week

90 minuten

Zwaar huishoudelijk werk.

Hieronder vallen: stofzuigen, schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken, bedden verschonen, opruimen huishoudelijk afval.

In grote woningen met een hoge bezettingsgraad, bij een hoge vervuilingsgraad (door de situatie, niet door verwaarlozing) bij COPD-problematiek in een gesaneerde woning, bij aanwezigheid van jonge kinderen kunnen extra uren, afhankelijk van de situatie, worden toegekend. Verzorging huisdieren valt binnen de normtijden en hiervoor wordt geen extra tijd geïndiceerd.

Activiteiten

periode

tijd (maximaal)

Zwaar huishoudelijk werk

Eenpersoonshuishouden, gelijkvloerse woning

per week

90 minuten

Zwaar huishoudelijk werk

Eenpersoonshuishouden, eengezinswoning

per week

180 minuten

Zwaar huishoudelijk werk Meerpersoonshuishouden

per week

180 minuten

Verzorging kleding/linnengoed.

Hier wordt onder gerekend: sorteren en wassen van kleding met behulp van een wasmachine, centrifugeren, ophangen en afhalen of was drogen in droger, vouwen, strijken en opbergen.

Extra tijd: bij kinderen onder de 16 jaar 30 minuten per week extra, bij bedlegerige personen 30 minuten per week extra, bij extra wassen door overmatige transpiratie, incontinentie, of speekselverlies 30 minuten per week extra. Bij huishoudens met kleine kinderen kan tot maximaal drie maal per week wassen worden toegekend, in andere situaties wordt uitgegaan van één maal per week.

Activiteiten

periode

tijd (maximaal)

Wasverzorging, eenpersoonshuishouden

per week

60 minuten

Wasverzorging, meerpersoonshuishouden

per week

90 minuten

Boodschappen doen.

Hieronder vallen het samenstellen van een boodschappenlijst en het inkopen en opbergen van de boodschappen. Dit kan een maal per week worden gedaan. Als het gaat om meer dan 4 personen of als er kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig zijn, kan twee maal per week boodschappen worden toegekend. Indien de afstand tot de winkels groot is, kan 30 minuten extra worden toegekend. Eigen keuzen, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop aangeboden wordt, zodat extra gereisd moet worden, of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, worden in principe niet gehonoreerd. Alleen medisch noodzakelijke afwijkingen kunnen gehonoreerd worden.

Activiteiten

periode

tijd (maximaal)

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

per week

60 minuten

Maaltijdverzorging: broodmaaltijd, warme maaltijd.

Hieronder vallen wat betreft de broodmaaltijd: broodmaaltijd klaarzetten, tafel dekken en afruimen, koffie/thee zetten en afwassen, met de machine of handmatig.

Wat betreft de warme maaltijd vallen hieronder: eten bereiden (voorbereiden en koken) tafel dekken en afruimen, afwassen en opruimen plus opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad.

Zijn er kinderen jonger dan 12 jaar in het gezin dan kan per keer 20 minuten extra worden toegekend. Per dag kan het dus gaan om twee broodmaaltijden en een warme maaltijd.

Activiteiten

periode

tijd (maximaal)

Broodmaaltijd bereiden

per maaltijd

15 minuten

Warme maaltijd bereiden

per maaltijd

30 minuten

Dagelijkse organisatie van het huishouden.

Dit zijn administratieve werkzaamheden, organiseren, plannen en beheren van middelen in het kader van het voeren van een huishouding.

Extra tijd kan worden gegeven bij communicatieproblemen, kinderen onder de 16 jaar of andere tijdvragende huisgenoten, of psychosociale of andere problematiek bij meerdere huisgenoten.

Activiteiten

periode

tijd (maximaal)

Dagelijkse organisatie van het huishouden

per week

30 minuten

Anderen in huis helpen met verzorging.

Hiertoe worden gerekend opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden.

Het gaat hierbij om een ouder die tijdelijk niet in staat is de ouderrol op zich te nemen.

Activiteiten zijn: wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, maaltijd voorbereiden, sfeer scheppen, spelen, opvoedingsactiviteiten.

Meer of minder kan worden geïndiceerd afhankelijk van het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, de gezondheidssituatie, het functioneren van kinderen/huisgenoten, aanwezigheid gedragsproblematiek, samenvallende activiteiten. De maximale ondersteuningsperiode is 3 maanden.

Activiteiten

periode

tijd (maximaal)

Anderen in huis helpen met zelfverzorging

per week

40 uur

Hulp bij ontregelde huishouding in verband met psychische stoornissen.

Hieronder vallen coördinerende taken als doelen formuleren met betrekking tot huishouding, helpen handhaven/verkrijgen van structuur in het huishouden, helpen verkrijgen/handhaven van zelfredzaamheid m.b.t. budget, begeleiden ouders bij opvoeding en begeleiding van kinderen (beperkt en in combinatie met andere ondersteuning zoals AWBZ-zorg en Jeugdzorg).

Activiteiten

periode

tijd (maximaal)

Kortdurende psychosociale hulp en observatie

per week

30 minuten

Advies, instructie, voorlichting (AIV) gericht op het huishouden.

Hieronder vallen instructie geven in het omgaan met hulpmiddelen, instructie licht huishoudelijk werk, instructie textielverzorging, instructie boodschappen doen, instructie koken. Maximale periode is 6 weken. Bij communicatieproblemen kan meer tijd of langer worden geïndiceerd.

Activiteiten

periode

tijd (maximaal)

Advies, instructie, voorlichting

per week

90 minuten

Bijlage 3: aanbouw/uitbreiding van een zelfstandige woning

Aantal m2 waarvoor ten hoogste een voorziening kan worden verstrekt, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

Soort vertrek

aantal m2 waarvoor ten

hoogste een voorziening

wordt verstrekt

in geval van aanbouw van een

vertrek

 
 

aantal m2 waarvoor ten

hoogste een voorziening

wordt verstrekt

ingeval van uitbreiding

van een reeds aanwezig vertrek

 

 

 

 

 

 

 

Woonkamer

 

30

 
 

6

Keuken

10

 
 

4

 

Eenpers.slp.kr

 

10

 
 

4

Tweepers.slp.kr

18

 
 

4

 

Toiletruimte

 

2

 
 

1

Badkamer

 
 
 
 
 

- wastafelruimte

2

 
 

1

 

- doucheruimte

3

 
 

2

 

Entree/gang/hal

5

 
 

2

 

Berging

6

 
 

4

 

Bij sommige (Wmo)voorzieningen is meer ruimte nodig om de voorzieningen goed te kunnen gebruiken. Hiervoor kan een financiële tegemoetkoming per m2 worden verstrekt, aangegeven per voorziening:

verrijdbare douchebrancard + 2 m2

tillift + 1,5 m2

tafel/bureau (voor slaap/studeerkamer) + 2 m2

brancard/tillift + 1 m2

1b. Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor voorziening in aanmerking komt bedraagt 20m2.