Regeling vervallen per 01-08-2020

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf houdende regels omtrent subsidie peuterspeelgroepen (Subsidieregeling peuterspeelgroepen schooljaar 2019 – 2020)

Geldend van 02-11-2019 t/m 31-07-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf houdende regels omtrent subsidie peuterspeelgroepen (Subsidieregeling peuterspeelgroepen schooljaar 2019 – 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf,

gelet op artikel 3, van de Algemene subsidieverordening gemeente Ooststellingwerf 2018,

Besluit:

Vast te stellen de

Subsidieregeling peuterspeelgroepen 2019 - 2020

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder: de in het LRKP geregistreerde aanbieder van gesubsidieerde peuterspeelgroepen in 2016 in de gemeente Ooststellingwerf.

  • b.

    doelgroeppeuter: een peuter van tweeëneenhalf tot vier jaar die voldoet aan de wegingscriteria primair onderwijs 1 of die niet aan de weging voldoet maar wel extra zorg behoeft. Deze zorgbehoefte wordt bepaald op basis van indicering door:

    • -

      het consultatiebureau bij de reguliere screeningsmomenten.

    • -

      de Stapmedewerkers.

    • -

      de toetsing van alle driejarigen die een peuterspeelgroep of kinderdagverblijf bezoeken.

  • Ook in latere leeftijdsfasen kunnen ontwikkelingsachterstanden worden geconstateerd.

  • De pedagogische medewerkers van de kinderopvang en de peuterspeelgroepen zijn dan ook mogelijke signaleerders en verwijzers naar het VVE-aanbod. Dit geldt ook voor logopedisten.

  • c.

    kinderopvangtoeslag: de toeslag die tweeverdienende ouders en alleenstaande éénverdieners, studerende ouders en ouders die een re-integratietraject volgen kunnen aanvragen bij de Belastingdienst voor kinderopvang dan wel peuterspeelgroepen.

  • d.

    LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) waarin aanbieders kinderopvang en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp).

  • e.

    ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een peuter als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt.

  • f.

    ouderbijdrage: de inkomensafhankelijke bijdrage die door ouders betaald wordt aan de aanbieder.

  • g.

    peuter: in de gemeente Ooststellingwerf ingeschreven kind van twee tot vier jaar.

  • h.

    peuterspeelgroep: het aanbod voor peuters door de aanbieder van peuterspeelgroepen. Het aanbod omvat maximaal twee dagdelen met een minimale dagdeellengte van drie uur, gedurende maximaal 40 weken per kalenderjaar 2 .

  • i.

    subsidie peuterspeelgroepen: de subsidie die het college op basis van deze subsidieregeling beschikbaar stelt voor de peuterspeelgroepen (exclusief de inkomensafhankelijke ouderbijdrage) en die aan de aanbieder uitbetaald wordt.

  • j.

    VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie, gericht op het verminderen van onderwijsachterstanden van doelgroeppeuters.

  • k.

    inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar. 

Artikel 2. Voorwaarden voor de Subsidie peuterspeelgroepen

Een ouder komt, via de aanbieder, in aanmerking voor de Subsidie peuterspeelgroepen als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De peuter bezoekt in principe minimaal twee dagdelen (in totaal minimaal zesenhalf uur) per week de peuterspeelgroep. Hiervan kan afgeweken worden tijdens een gewenningsperiode of als de peuter ook nog andere kinderopvang bezoekt.

  • 2.

    De ouder heeft een overeenkomst met een aanbieder die voldoet aan de kwaliteitseisen van de gemeente Ooststellingwerf zoals beschreven in Artikel 11.

  • Onder een overeenkomst met een aanbieder wordt verstaan een door de ouder ondertekende overeenkomst waarin tenminste aangegeven is:

    • a.

      De startdatum van de peuterspeelgroep.

    • b.

      Het aantal dagdelen waarop gebruik wordt gemaakt van de peuterspeelgroep.

    • c.

      Het LRKP nummer van de aanbieder.

    • d.

      Het Burgerservicenummer (BSN) van de peuter.

    • e.

      Het BSN van de ouder(s).

  • Een overeenkomst waarin de bovengenoemde gegevens niet vermeld zijn, wordt niet gezien als een overeenkomst in de zin van deze subsidieregeling.

  • 3.

    De ouder komt niet in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag.

  • Deze voorwaarde geldt niet voor het extra dagdeel voor doelgroeppeuters, zoals omschreven in artikel 3.

  • 4.

    De ouder heeft een inkomensverklaring overlegd aan de aanbieder van de peuterspeelgroepen.

  • Een ouder die zelfstandig ondernemer is overlegt, in plaats van een inkomensverklaring 3 , een kopie van de meest recente definitieve aanslag inkomstenbelasting van het betreffende belastingjaar.

  • Een ouder die een uitkering ontvangt, overlegt een recent afschrift van de uitkeringsinstantie.

Artikel 3. Extra dagdeel voor doelgroeppeuters

Een doelgroeppeuter die minimaal twee dagdelen per week gebruik maakt van een peuterspeelgroep komt in aanmerking voor één extra dagdeel peuterspeelgroep per week.

Het college betaalt aan de aanbieder de kostprijs voor dit extra dagdeel op de wijze zoals omschreven in artikel 9.

Artikel 4. Procedurebepalingen voor de verstrekking van de subsidie peuterspeelgroepen

  • 1. Het college betaalt de Subsidie peuterspeelgroepen rechtstreeks aan de aanbieder. De aanbieder int de inkomensafhankelijke ouderbijdrage bij de ouder.

  • 2. Een ouder waarvan de peuter tussen 1 januari en 30 juni geplaatst wordt, overlegt de laatst beschikbare Inkomensverklaring (twee jaar oud) aan de aanbieder. De ouder waarvan de peuter tussen 1 juli en 31 december geplaatst wordt, overlegt de inkomensverklaring van het voorgaande jaar.

  • 3. In september van ieder jaar worden de inkomens getoetst en moeten de ouders de inkomensverklaring van het voorgaande jaar inleveren.

  • 4. Indien een ouder die ondernemer is (hieronder mede begrepen een zzp-er) niet de meest recente aanslag inkomstenbelasting kan of wil overleggen, moet hij door middel van een bewijs van de Kamer van Koophandel aantonen startend ondernemer te zijn. Hij wordt dan in de laagste categorie ingeschaald. Indien geen sprake is van een startende onderneming, kan de ondernemer ingeschaald worden in de middelste inkomenscategorie, waarbij het recht op herziening is voorbehouden.

  • 5. Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat de ouder in aanmerking komt voor de kinderopvangtoeslag, dan vervalt het recht op de Subsidie peuterspeelgroepen na drie maanden nadat het recht op kinderopvangtoeslag is ingegaan. De ouder is verplicht dit te melden aan de aanbieder.

  • 6. Als het inkomen van een ouder in het lopende jaar zodanig wijzigt dat er sprake is van een lager inkomen, dan kan een her-inschaling aangevraagd worden bij de aanbieder. De inkomensgegevens kunnen in dat geval overlegd worden op basis van de meest recente loonstroken of, indien er sprake is van uitkering(en), de meest recente uitkeringsbeschikking(en).

  • 7. Indien sprake is van inkomenswijziging door werkloosheid, kunnen tweeverdienende ouders nog gedurende een half jaar aanspraak maken op de kinderopvangtoeslag. Nadat deze termijn verstreken is, kunnen zij in aanmerking komen voor de Subsidie peuterspeelgroepen.

  • 8. De Subsidie peuterspeelgroepen wordt stopgezet op de dag dat de peuter vier jaar wordt of als een tussentijdse wijziging, zoals omschreven in Artikel 5, daartoe aanleiding geeft.

  • 9. Indien de aanbieder aangeeft dat een ouder die gebruik maakt van de Subsidie peuterspeelgroepen voor de derde keer op rij of drie keer binnen een half jaar de ouderbijdrage niet betaalt aan de aanbieder, dan vervalt het recht op deze Subsidie.

  • 10. Een ouder die geen inkomensverklaring of andere relevante documenten wil overleggen komt niet in aanmerking voor de Subsidie peuterspeelgroepen.

Artikel 5. Meldingsplicht en tussentijdse wijzigingen

  • 1. Na aanvang van het recht op kinderopvangtoeslag vervalt het recht op de Subsidie peuterspeelgroepen. De ouder moet de aanvang van het recht op kinderopvangtoeslag onverwijld melden bij de aanbieder. Indien bij de jaarlijkse inkomenstoets blijkt dat toch recht op kinderopvangtoeslag bestaat en deze wijziging niet is doorgegeven, dan vordert het college de Subsidie peuterspeelgroepen terug vanaf de vierde maand nadat het recht op kinderopvangtoeslag is ingegaan.

  • 2. Wanneer de verlaging van het inkomen zodanig is dat de ouder in een lagere inkomenscategorie van de adviestabel ouderbijdrage valt, kan een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan op basis van de meest recente loongegevens, loonstrook, uitkeringsbeschikking of op basis van de meest recente inkomensverklaring.

  • 3. Een wijziging in het inkomen van de ouder die geen gevolgen heeft voor de hoogte van de ouderbijdrage hoeft niet te worden doorgegeven.

Artikel 6. Berekening van de Subsidie peuterspeelgroepen: verdeelcriteria en regels

  • 1. De berekening van de Subsidie peuterspeelgroepen vindt plaats op basis van het volledig ingevulde aanmeldingsformulier met daarin opgenomen de voorwaarden zoals omschreven in Artikel 2.

  • 2. De Subsidie peuterspeelgroepen voor de twee reguliere dagdelen wordt met een maximum van 7 uren per week en met een maximum van 40 weken per kalenderjaar verleend.

  • 3. In afwijking van Artikel 6, lid 2, wordt Subsidie peuterspeelgroepen verleend voor de Pilotperiode van 1 augustus 2019 tot en met 31 juli 2020, voor twee reguliere dagen met een maximum van 11 uur, alleen voor Peuterspeelgroep ‘Nijntje’ te Oosterwolde.

  • 4. De berekening van de ouderbijdrage vindt plaats op basis van de Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van de VNG 4 .

  • 5. In september van ieder jaar vindt een toetsing plaats van het niet-recht op kinderopvangtoeslag en wordt de inschaling op basis van de inkomensverklaring (van het voorgaande jaar) vastgesteld. Of ingeval van ondernemers op basis van de meest recente aanslag inkomstenbelasting. 

Artikel 7. Subsidie peuterspeelgroepen via uitbetaling aan aanbieder

  • 1. De Subsidie peuterspeelgroepen is gelijk aan het verschil inkomensafhankelijke ouderbijdrage en maximum uurtarief op basis van de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk en wordt rechtstreeks uitbetaald aan de aanbieder.

  • 2. De Subsidie peuterspeelgroepen wordt op basis van een voorschot aan de aanbieder uitbetaald in de eerste maand van elk kwartaal.

  • 3. Het voorschot wordt enerzijds bepaald op basis van het aantal gerealiseerde plaatsen peuterspeelgroepen van voorgaand jaar, anderzijds op basis van het maandtarief dat is vastgesteld in de zin van Artikel 6, lid 3 verminderd met de gemiddelde ouderbijdrage per maand.

  • 4. Bij de vaststelling van de Subsidie peuterspeelgroepen vindt de verrekening plaats op basis van de registratie van het werkelijk gebruik per peuter per maand/per jaar en de vastgestelde ouderbijdrage per peuter.

Artikel 8. Subsidiëring koptarief voor alle ouders aan de aanbieder

  • 1. Het college betaalt het zogenoemde koptarief uit aan de aanbieder. Het koptarief is het verschil tussen vastgestelde kostprijs per uur en het maximum uurtarief Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk VNG. Dit geldt voor ouders die gebruik maken van de Subsidie peuterspeelgroepen én voor ouders die gebruik maken van de kinderopvangtoeslag.

  • 2. De aanbieder dient daarvoor een registratie bij te houden zoals omschreven in artikel 12.

  • 3. Het koptarief voor het schooljaar 2019 – 2020 is vastgesteld op € 0,40 per uur.

Artikel 9. Subsidiëring extra dagdeel doelgroeppeuter

  • 1. Voor elke geplaatste doelgroeppeuter vanaf tweeënhalf jaar ontvangt de aanbieder subsidie voor één extra dagdeel per week, mits de aanbieder kan aantonen (overeenkomst) dat de peuter ook gebruik maakt van het basisaanbod van twee dagdelen (in totaal drie dagdelen).

  • 2. In afwijking van Artikel 9, lid 1, ontvangt de aanbieder subsidie voor één extra dag per week voor een Pilotperiode van 1 augustus 2019 tot en met 31 juli 2020, alleen voor Peuterspeelgroep ‘Nijntje’ te Oosterwolde, mits de aanbieder kan aantonen (overeenkomst) dat de peuter ook gebruik maakt van het basisaanbod van twee dagen (in totaal drie dagen).

  • 3. Het aantal gerealiseerde doelgroepplaatsen per schooljaar wordt vastgesteld aan de hand van een evaluatieformulier dat de aanbieder voor 1 november moet inleveren volgend op het af te rekenen schooljaar. Hierbij worden gegevens aangeleverd waaruit blijkt dat de plaatsing en inzet daadwerkelijk is gerealiseerd.

  • 4. De Subsidie voor het extra dagdeel per doelgroeppeuter per schooljaar wordt verrekend naar rato van het aantal maanden dat een doelgroeppeuter geplaatst is op de peuterspeelgroep.

Artikel 10. Gemeentelijke financiële bijdrage VVE

  • 1. Als de aanbieder voldoet aan de vereisten van de artikelen 11 en 12 en de omvang van het aanbod is zodanig dat de ouder van een doelgroeppeuter aan de minimum uren-eis van tien uur voor VVE kan voldoen, komt de aanbieder in aanmerking voor een gemeentelijke financiële bijdrage van € 1.000,- per gerealiseerde doelgroepplaats per schooljaar. Deze bijdrage betreft de bijdrage voor het schooljaar 2019 - 2020 en wordt jaarlijks geïndexeerd.

  • 2. Het aantal gerealiseerde doelgroepplaatsen per schooljaar wordt vastgesteld aan de hand van een evaluatieformulier dat de aanbieder voor 1 november volgend op het af te rekenen schooljaar moet inleveren. Hierbij worden gegevens aangeleverd waaruit blijkt dat de plaatsing en inzet daadwerkelijk is gerealiseerd.

  • 3. De gemeentelijke financiële bijdrage van € 1.000,- per doelgroeppeuter per schooljaar wordt per unieke doelgroeppeuter verleend. 

Artikel 11. Kwaliteitseisen aan aanbieders

  • 1. De aanbieder moet voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      Registratie in het LRKP.

    • b.

      Er wordt gewerkt met een kind-volg-systeem.

    • c.

      Er wordt gewerkt met een gecertificeerd VVE-programma dat als theoretisch goed onderbouwd programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi).

    • d.

      Er vindt een overdracht van de peuter naar de basisschool plaats, gebruikmakend van het voorgeschreven overdrachtsformulier. Hiervoor wordt schriftelijk toestemming gevraagd aan de ouders. Wanneer het een doelgroeppeuter betreft, vindt een zogenoemde ‘warme overdracht’ plaats.

    • e.

      De kwaliteit van de VVE op de locatie wordt door de Inspectie voor het Onderwijs in overwegende mate positief beoordeeld. Door de Inspectie aangegeven verbeterpunten worden door de aanbieder aantoonbaar opgepakt.

    • f.

      De aanbieder houdt zich aan de vereisten van artikel 12.

Artikel 12. Dossiervorming en controle

  • 1. Omdat de Subsidie peuterspeelgroepen rechtstreeks aan de aanbieder uitbetaald wordt, moet de aanbieder de volgende informatie vastleggen:

    • a)

      Totaal aantal peuters per peuterspeelgroep per maand onderverdeeld in:

      • 1.

        Aantal peuters dat een beroep doet op de Subsidie peuterspeelgroepen.

      • 2.

        Aantal peuters dat gebruik maakt van de Kinderopvangtoeslag.

      • 3.

        Aantal peuters dat gebruik maakt van een extra dagdeel VVE.

    • b)

      De gegevens onder a) vertaald in uren maal uurprijs, minus de ouderbijdrage.

    • c)

      De gegevens onder a) en b) worden uitgesplitst in basissubsidie, koptarief en VVE-subsidie.

  • 2. De gegevens, genoemd in het voorgaande lid, ontvangt het college in de eerste maand volgend op elk kwartaal van de aanbieder. Hierbij wordt gerekend met een gemiddeld aantal weken per kwartaal van 10 weken (40 weken per jaar).In deze kwartaaloverzichten wordt uitgegaan van een gemiddelde ouderbijdrage. Bij de jaarafrekening worden de werkelijke ontvangen ouderbijdragen opgegeven.

  • 3. Per peuter wordt een dossier aangelegd waarin de volgende documenten verzameld zijn door de aanbieder:

    • a)

      Aanvraag van ouders Subsidie peuterspeelgroepen of aanvraag overeenkomst Kinderopvangtoeslag.

    • b)

      Overeenkomst peuterspeelgroep waarin de ingangsdatum, het aantal uren per maand en de ouderbijdrage per maand zijn opgenomen.

    • c)

      Inkomensverklaringen van de ouder(s) of overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling heeft plaatsgevonden.

    • d)

      Documenten die overlegd zijn naar aanleiding van jaarlijkse toetsing.

    • e)

      Documenten naar aanleiding van een aanvraag tot wijziging van de ouderbijdrage.

    • f)

      De indicatiestelling van de peuter (gewichtenregeling, JGZ, Stap, logopedie of toetsgegevens).

    • g)

      De bevestiging van de opzegging op datum.

  • 4. Periodiek kan een controle uitgevoerd worden door de (gemeentelijke) accountant. Daarbij zal de accountant een aantal dossiers toetsen op voorgeschreven inhoud, juistheid van gegevens en op het correct uitvoeren van de toetsing niet-recht op kinderopvangtoeslag en de inschaling in de Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van de VNG, zoals beschreven in de procedurebepalingen in artikel 4. 

Artikel 13. Hardheidsclausule

In gevallen waarin de toepassing van deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van deze regeling.

Artikel 14. Citeertitel en Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuterspeelgroepen schooljaar 2019 - 2020.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op 1 augustus 2019.

  • 3. De Subsidieregeling peuterspeelgroepen schooljaar 2018 - 2019 wordt op 1 augustus 2019 ingetrokken.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 25 juni 2019 (agendapunt 6, dossiernummer 1.743).

Het college van burgemeester en wethouders,

Jeroen van Delden

Secretaris

Harry Oosterman

burgemeester


Noot
1

Het gewicht wordt bepaald door het opleidingsniveau van de ouders

Noot
2

Aangenomen wordt dat de peuter in de schoolvakanties geen gebruik maakt van de peuterspeelgroep. Daarom worden de schoolvakanties niet meegerekend.

Noot
3

De inkomensverklaring kan gratis worden aangevraagd bij de Belastingdienst. De inkomensverklaring bevat de volgende gegevens:

a. Naam en adres.

b. Naam- en adresgegevens van de Belastingdienst.

c. Het jaar waarover de inkomensverklaring wordt afgegeven.

d. Inkomensgegevens.

Noot
4

Deze is gebaseerd op het maximum uurtarief van de kinderopvangtoeslag zoals bepaald door de Belastingdienst en bevat 7 inkomensschalen