Regeling vervallen per 01-12-2016

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2012

Geldend van 01-01-2014 t/m 30-11-2016

Intitulé

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2012

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2012

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2012 1

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 7

Artikel 1:1

Begripsbepalingen 7

Artikel 1:2

Beslistermijn 7

Artikel 1:3

Indiening aanvraag 7

Artikel 1:3 a

Aanvraag vergunning of ontheffing, melding 7

Artikel 1:4

Voorschriften en beperkingen 8

Artikel 1:5

Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 8

Artikel 1:6

Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 8

Artikel 1:7

Termijnen 8

Artikel 1:8

Weigeringsgronden 8

Hoofdstuk 2 Openbare orde 9

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden 9

Artikel 2:1

Samenscholing en ongeregeldheden 9

Artikel 2:1 a

Verblijfsontzegging 9

Artikel 2:1 b

Gebruik metaaldetector 9

Afdeling 2 Betoging 9

Artikel 2:2

Optochten 9

Artikel 2:3

Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 10

Artikel 2:4

Afwijking termijn 10

Artikel 2:5

Te verstrekken gegevens 10

Afdeling 3Verspreiden van gedrukte stukken 10

Artikel 2:6

Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 10

Afdeling 4Vertoningen e.d. op de weg 10

Artikel 2:7

Feest, muziek en wedstrijd e.d. 10

Artikel 2:8

Dienstverlening 11

Artikel 2:9

Straatartiest e.d. 11

Afdeling 5Bruikbaarheid en aanzien van de weg 11

Artikel 2:10 A

Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op, boven of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg 11

Artikel 2:10 B

Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen 11

Artikel 2:10 C

Vrij te stellen categorieën 12

Artikel 2:11

(Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 12

Artikel 2:12

Maken, veranderen van een uitweg 12

Afdeling 6Veiligheid op de weg 13

Artikel 2:13

Veroorzaken van gladheid 13

Artikel 2:14

Winkelwagentjes 13

Artikel 2:15

Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp 13

Artikel 2:16

Openen straatkolken e.d. 13

Artikel 2:17

Kelderingangen e.d. 13

Artikel 2:18

Rookverbod in bossen en natuurterreinen 13

Artikel 2:19

Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp 13

Artikel 2:20

Vallende voorwerpen 14

Artikel 2:20 a

Gevaarlijke voorwerpen 14

Artikel 2:21

Voorzieningen voor verkeer en verlichting 14

Artikel 2:22

Objecten onder hoogspanningslijn 14

Artikel 2:23

Veiligheid op het ijs 14

Afdeling 7Evenementen 15

Artikel 2:24

Begripsbepaling 15

Artikel 2:25

Evenement 15

Artikel 2:26

Ordeverstoring 16

Afdeling 8Toezicht op openbare inrichtingen 16

Artikel 2:27

Begripsbepalingen 16

Artikel 2:28

Exploitatie openbare inrichting 16

Artikel 2:29

Sluitingstijd 17

Artikel 2:30

Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 17

Artikel 2:31

Verboden gedragingen 17

Artikel 2:32

Handel binnen openbare inrichtingen 18

Artikel 2:33

Het college als bevoegd bestuursorgaan 18

Artikel 2:34

Het college als bevoegd bestuursorgaan 188Afdeling 8aBijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet

Artikel 2:34a Begripsbepaling

18

Artikel 2:34b Schenktijden paracommerciele rechtspersonen

18

Artikel 2:34c Bijeenkomsten bij paracommerciele rechtspersonen

19

Artikel 2:34d Prijsacties horeca

19

Artikel 2:34e Prijsacties detailhandel

19

Artikel 2:34f Overgangsrecht van deze afdeling

19

Afdeling 9Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf 19

Artikel 2:35

Begripsbepaling 19

Artikel 2:36

Kennisgeving exploitatie 19

Artikel 2:37

Nachtregister 20

Artikel 2:38

Verschaffing gegevens nachtregister 20

Afdeling 10Toezicht op speelgelegenheden 20

Artikel 2:39

Speelgelegenheden 20

Artikel 2:40

Kansspelautomaten 20

Afdeling 11Maatregelen tegen overlast en baldadigheid 21

Artikel 2:41

Betreden gesloten woning of lokaal 21

Artikel 2:42

Plakken en kladden 21

Artikel 2:43

Vervoer plakgereedschap e.d. 21

Artikel 2:44

Vervoer inbrekerswerktuigen 22

Artikel 2:45

Betreden van plantsoenen e.d. 22

Artikel 2:46

Rijden over bermen e.d. 22

Artikel 2:47

Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 22

Artikel 2:48

Verboden drankgebruik 22

Artikel 2:49

Verboden gedrag bij of in gebouwen 22

Artikel 2:50

Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten 22

Artikel 2:51

Neerzetten van fietsen e.d. 23

Artikel 2:52

Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. 23

Artikel 2:53

Bespieden van personen 23

Artikel 2:54

Bewakingsapparatuur 23

Artikel 2:55

Nodeloos alarmeren 24

Artikel 2:56

Alarminstallaties 24

Artikel 2:57

Loslopende honden 24

Artikel 2:58

Verontreiniging door honden en paarden 24

Artikel 2:59

Gevaarlijke honden 24

Artikel 2:60

Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 25

Artikel 2:61

Wilde dieren 25

Artikel 2:62

Loslopend vee 25

Artikel 2:63

Duiven 26

Artikel 2:64

Bijen 26

Artikel 2:65

Bedelarij 26

Afdeling 12Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen 26

Artikel 2:66

Begripsbepaling 26

Artikel 2:67

Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister 26

Artikel 2:68

Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht 27

Artikel 2:69

Vervreemding van door opkoop verkregen goederen 27

Artikel 2:70

Handel in horecabedrijven 27

Afdeling 13Vuurwerk 27

Artikel 2:71

Begripsbepalingen 27

Artikel 2:72

Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen. 27

Artikel 2:73

Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 28

Afdeling 14Drugsoverlast 28

Artikel 2:74

Drugshandel op straat 28

Afdeling 15Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen 28

Artikel 2:75

Bestuurlijke ophouding 28

Artikel 2:76

Veiligheidsrisicogebieden 28

Artikel 2:77

Cameratoezicht op openbare plaatsen 29

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. 29

Afdeling 1Begripsbepalingen 29

Artikel 3:1

Begripsbepalingen 29

Artikel 3:2

Bevoegd bestuursorgaan 30

Artikel 3:3

Nadere regels 30

Afdeling 2Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke 30

Artikel 3:4

Seksinrichtingen 30

Artikel 3:5

Gedragseisen exploitant en beheerder 30

Artikel 3:6

Sluitingstijden 31

Artikel 3:7

Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 31

Artikel 3:8

Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 32

Artikel 3:9

Straatprostitutie 32

Artikel 3:10

Sekswinkels 32

Artikel 3:11

Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke 32

Afdeling 3Beslissingstermijn: weigeringsgronden 33

Artikel 3:12

Beslissingstermijn 33

Artikel 3:13

Weigeringsgronden 33

Afdeling 4Beëindiging exploitatie; wijziging beheer 33

Artikel 3:14

Beëindiging exploitatie 33

Artikel 3:15

Wijziging beheer 34

Afdeling 5Overgangsbepaling 34

Artikel 3:16

Overgangsbepaling 34

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente 34

Afdeling 1Geluidhinder en verlichting 34

Artikel 4:1

Begripsbepalingen 34

Artikel 4:2

Aanwijzing collectieve festiviteiten 34

Artikel 4:3

Kennisgeving incidentele festiviteiten 35

Artikel 4:4

Verboden incidentele festiviteiten 36

Artikel 4:5

Onversterkte muziek 36

Artikel 4:6

Overige geluidhinder 37

Artikel 4:6 A

Mosquito 37

Afdeling 2Bodem-, weg- en milieuverontreiniging 37

Artikel 4:7

Straatvegen 37

Artikel 4:8

Natuurlijke behoefte doen 37

Artikel 4:9

Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen 37

Artikel 4:9 a

Voorkomen van de verspreiding van moeilijk te bestrijden planten 38

Afdeling 3Het bewaren van houtopstanden 38

Artikel 4:10

Begripsbepalingen 38

Artikel 4:11

Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden 38

Artikel 4:12

Vergunning van rechtswege 39

Afdeling 4Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast 39

Artikel 4:13

Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 39

Artikel 4:14

Stankoverlast door gebruik van meststoffen 39

Artikel 4:15

Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 39

Artikel 4:16

Vergunningsplicht lichtreclame 39

Afdeling 5Kamperen buiten kampeerterreinen 40

Artikel 4:17

Begripsbepaling 40

Artikel 4:18

Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 40

Artikel 4:19

Aanwijzing kampeerplaatsen 40

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente 40

Afdeling 1Parkeerexcessen 40

Artikel 5:1

Begripsbepalingen 40

Artikel 5:2

Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 40

Artikel 5:3

Te koop aanbieden van voertuigen 41

Artikel 5:4

Defecte voertuigen 41

Artikel 5:5

Voertuigwrakken 41

Artikel 5:6

Kampeermiddelen e.a. 41

Artikel 5:7

Parkeren van reclamevoertuigen 42

Artikel 5:8

Parkeren van grote voertuigen 42

Artikel 5:9

Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen 42

Artikel 5:10

Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen 42

Artikel 5:11

Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 42

Artikel 5:12

Overlast van fiets of bromfiets 43

Afdeling 2Collecteren 43

Artikel 5:13

Inzameling van geld of goederen 43

Afdeling 3Venten 43

Artikel 5:14

Begripsbepaling 43

Artikel 5:15

Ventverbod 44

Artikel 5:16

Vrijheid van meningsuiting 44

Afdeling 4Standplaatsen 44

Artikel 5:17

Begripsbepaling 44

Artikel 5:18

Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 44

Artikel 5:19

Toestemming rechthebbende 45

Artikel 5:20

Afbakeningsbepalingen 45

Artikel 5:21

Aanhoudingsplicht 45

Afdeling 5Snuffelmarkten 45

Artikel 5:22

Begripsbepaling 45

Artikel 5:23

Organiseren van een snuffelmarkt 45

Afdeling 6Openbaar water 46

Artikel 5:24

Voorwerpen op, in of boven openbaar water 46

Artikel 5:25

Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 46

Artikel 5:26

Aanwijzingen ligplaats 46

Artikel 5:27

Verbod innemen ligplaats 47

Artikel 5:28

Beschadigen van waterstaatswerken 47

Artikel 5:29

Reddingsmiddelen 47

Artikel 5:30

Veiligheid op het water 47

Artikel 5:31

Overlast aan vaartuigen 47

Afdeling 7Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden 47

Artikel 5:32

Crossterreinen 47

Artikel 5:33

Beperking verkeer in natuurgebieden, parken, plantsoenen e.d. 48

Afdeling 8Verbod vuur te stoken 49

Artikel 5:34

Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 49

Artikel 5:34 a

Verbod carbid schieten 49

Afdeling 9Verstrooiing van as 50

Artikel 5:35

Begripsbepaling 50

Artikel 5:36

Verboden plaatsen 50

Artikel 5:37

Hinder of overlast 50

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen 50

Artikel 6:1

Strafbepaling 50

Artikel 6:2

Toezichthouders 51

Artikel 6:3

Binnentreden woningen 52

Artikel 6:4

Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 52

Artikel 6:5

Overgangsbepaling 52

Artikel 6:6

Citeertitel 52

Bijlage 1: Waardevolle bomenlijst gemeente Opmeer 54

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;

  • ·

    b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 ;

  • ·

    c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • ·

    d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet;

  • ·

    e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • ·

    f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Opmeer;

  • ·

    g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet ;

  • ·

    h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • ·

    i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht .

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • · 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, tenzij sprake is van een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, lid 2. Indien sprake is van een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, lid 2 beslist het bevoegde bestuursorgaan binnen 3 maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • · 2. Het bestuursorgaan kan de in lid 1 genoemde termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • · 3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 of artikel 4:11.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • · 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan achtweken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • · 2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verdaagd tot ten hoogste zesmaanden.

Artikel 1:3 a Aanvraag vergunning of ontheffing, melding

Het bevoegde bestuursorgaan kan nadere regels stellen omtrent de inhoud, de inrichting, de uitvoering, de vorm, het aantal en de wijze van indiening van een aanvraag om vergunning of ontheffing of het doen van een melding.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • · 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • · 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • ·

    a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • ·

    b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • ·

    c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • ·

    d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • ·

    e. indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

  • ·

    a. de openbare orde;

  • ·

    b. de openbare veiligheid;

  • ·

    c. de volksgezondheid;

  • ·

    d. de bescherming van het milieu

Hoofdstuk 2 Openbare orde

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • · 1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden, of in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de openbare orde te verstoren.

  • · 2. Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of hij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • · 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • · 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • · 5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties .

Artikel 2:1 a Verblijfsontzegging

  • 1. De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde of veiligheid, een verbod

    opleggen aan degene die de openbare orde of veiligheid heeft verstoord om zich gedurende

    een in dat verbod genoemd tijdvak te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen. Dit

    verbod geldt gedurende de in de bekendmaking van het verbod genoemde periode die ten

    hoogste twaalf weken kan bedragen.

  • 2. De burgemeester gaat niet over tot aanwijzing van gebieden waarvoor een

    verblijfsontzegging kan gelden, of tot omschrijving van overtredingen die tot een

    verblijfsontzegging kunnen leiden, dan na overleg met de Officier van Justitie, bedoeld in

    artikel 14 van de Politiewet 1993.

Artikel 2:1 b Gebruik metaaldetector

[gereserveerd]

Afdeling 2 Betoging

Artikel 2:2 Optochten

[gereserveerd]

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • · 1. Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 120 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • · 2. De kennisgeving bevat:

    • o

      a. naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • o

      b. het doel van de betoging;

    • o

      c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • o

      d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • o

      e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • o

      f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • · 3. Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • · 4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.

  • · 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

Artikel 2:4 Afwijking termijn

(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens

(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)

Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

  • · 1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

  • · 2. Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • · 3. Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

  • · 4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.

[gereserveerd]

Artikel 2:8 Dienstverlening

[gereserveerd]

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.

  • · 1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

  • · 2. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • · 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10 A Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op, boven of aan de wegin strijd met de publieke functie van de weg

  • · 1. Het is verboden, zonder voorafgaande vergunning van het college, de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • · 2. Een vergunning, bedoeld in het eerste lid, kan worden geweigerd:

    • o

      a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • o

      b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

    • o

      c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken.

  • · 3. Op de vergunning, bedoeld in het eerste lid, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:10 B Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen

  • · 1. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:

    • o

      a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24, voor de locatie waar het evenement plaatsvindt;

    • o

      b. terrassen als bedoeld in artikel 2:28, vijfde lid;

    • o

      c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18.

  • · 2. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt tevens niet voor voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard:

    • o

      a. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement;

    • o

      b. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder a, van het vorige artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet;

    • o

      c. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder b, van het vorige artikel geldt niet voor bouwwerken;

    • o

      d. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, van het vorige artikel geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 2:10 C Vrij te stellen categorieën

Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10 A niet geldt.

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • · 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • · 2. De vergunning wordt verleend

  • · a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

  • · b. door het college in de overige gevallen.

  • · 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.

  • · 4. Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

  • · 5. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

  • · 1. Het is verboden zonder voorafgaande melding een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:

    • o

      a. indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;

    • o

      b. indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

  • · 2. Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:

    • o

      a. indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • o

      b. indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • o

      c. indien het openhaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • o

      d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • · 3. Het college kan het maken of veranderen van de uitweg ten behoeve van een woonperceel verbieden, indien deze breder wordt dan 3,5 meter.

  • · 4. De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

  • · 5. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement.

Afdeling 6 Veiligheid op de weg

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid

[gereserveerd]

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

  • · 1. Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt is verplicht deze a. te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en b. terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.

  • · 2. Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten.

  • · 3. Het in het eerste lid onder b bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.

  • · 1. Kelderingangen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.

  • · 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht .

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

[gereserveerd]

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

  • · 1. Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.

  • · 2. Het verbod geldt niet voor prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen die op grotere afstand dan 0,25 meter uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.

  • · 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • · 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.

Artikel 2:20 a Gevaarlijke voorwerpen

  • · 1. Het is verboden op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen en daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, openlijk bij zich te dragen.

  • · 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens die behoren tot de categorie I, II, II en IV van de Wet wapens en munitie en voor zover door het bij zich dragen van de voorwerpen, bedoeld in het eerste lid, de openbare orde of veiligheid niet in gevaar brengen.

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • · 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • · 2. Het bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht .

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

[gereserveerd]

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

  • · 1. Het is verboden:

    • o

      a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;

    • o

      b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.

  • · 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale vaarwegenverordening.

Afdeling 7 Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • · 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • o

      a. bioscoopvoorstellingen;

    • o

      b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

    • o

      c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen ;

    • o

      d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • o

      e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • o

      f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening;

    • o

      g. muziekvoorstellingen, cabaretvoorstellingen, toneelvoorstellingen, dierententoonstellingen, exposities, spelactiviteiten en lezingen gehouden in horeca inrichtingen (artikel 3 Drank – en Horecawet), openbare gebouwen en in kerkgebouwen.

  • · 2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    • o

      a. een herdenkingsplechtigheid;

    • o

      b. een braderie;

    • o

      c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    • o

      d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • o

      e. een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement).

Artikel 2:25 Evenement

  • · 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • · 2. a. Geen vergunning maar een melding is vereist voor een optocht of een wandel- of fietstocht waarvoor geen wegen worden afgesloten, een regulier sport- en spelevenement van een sportvereniging of stichting op een reguliere sportaccommodatie, een open dag of een Nieuwjaarsreceptie van een bedrijf of instelling op het eigen bedrijfsperceel.

  • · b. geen vergunning maar een melding is vereist voor andere dan onder a genoemde evenementen, indien aan alle hierna genoemde voorwaarden wordt voldaan:

  • - Het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 250 personen; - het evenement op één dag wordt gehouden; - het evenement op één locatie wordt gehouden; - het evenement plaatsvindt op maandag tot en met donderdag tussen 07:00 en 23:00, vrijdag en zaterdag tussen 07:00 en 24:00 en zondag tussen 07:00 en 23:00; - naast een tent slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 50m2 per object, met een maximum van 4 objecten per evenement; - het gebruiksoppervlak van een tent niet groter is dan 125 m2 en er maximaal 75 personen in de tent aanwezig zijn; - er een organisator is; - de organisator van een evenement, uiterlijk 21 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

  • · 2a.De burgemeester kan procedureregels en algemene voorschriften vaststellen die van toepassing zijn voor het houden van evenementen.

  • · 3. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • · 4. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • · 5. De organisator c.q. vergunningaanvrager van door de burgemeester aan te wijzen categorieën vergunningplichtige vechtsportevenementen, -wedstrijden of –gala’s, is niet van slecht levensgedrag.

  • · 6. De burgemeester weigert de vergunning als de organisator c.q. vergunningaanvrager van het evenement als bedoeld in lid 5 van slecht levensgedrag is.

  • · 7. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • ·

    a. openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;

  • ·

    b. terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • · 1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • · 2. De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • · 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • · 4. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in

    • o

      a. een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • o

      b. een zorginstelling;

    • o

      c. een museum; of

    • o

      d. een bedrijfskantine of – restaurant.

  • · 5. Het verbod, genoemd in het eerste lid, geldt niet voor delen van de gemeente of bepaalde sectoren die zijn aangewezen door de burgemeester.

  • · 6. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing op de vergunning als bedoeld in het eerste lid en op de vrijstelling bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • · 1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met zondag tussen 00.00 uur en 06.00 uur (sluitingstijd).

  • · 2. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

  • · 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

  • · 4. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • · 5. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing in die situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

  • · 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • · 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • · 2. Het eerste lid is niet van toepassing in die situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting

  • ·

    a. de orde te verstoren;

  • ·

    b. zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens het eerste lid;

  • ·

    c. op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van de zitplaatsen die aanwezig zijn op het terras.

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

  • · 1. In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • · 2. De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

[gereserveerd]

Afdeling 8a Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet

Artikel 2:34a begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de begrippen: paracommerciele rechtspersoon, alcoholhoudende drank, sterke drank, inrichting, horecalokaliteit, terras en slijtersbedrijf verstaan hetgeen de Drank- en Horecawet daaronder verstaat.

Artikel 2:34b schenktijden paracommerciële rechtspersonen

  • 1. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op:

  • a. maandag tot en met vrijdag van 14.00 uur tot maximaal 00.00 uur;

  • b. zaterdag, zondag en feestdagen van 12.00 uur tot maximaal 00.00 uur.

  • 2. Als er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid verenigings- en wedstrijdactiviteiten plaatsvinden geldt, binnen de in lid 1 genoemde tijdvakken, de beperking dat het verstrekken van alcoholhoudende drank uitsluitend is toegestaan gedurende de periode die begint 1 uur voor aanvang van de eerste activiteiten en die eindigt 2 uur na beëindiging van de laatste activiteiten die past binnen de statutaire doelomschrijving van de paracommerciële rechtspersoon.

  • 3. Het is paracommerciële rechtspersonen verboden sterke drank te verstrekken.

  • 4. De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in lid 1 genoemde schenktijden, voor de paracommerciële rechtspersoon, die beschikt over een ontheffing van de sluitingstijd op grond van artikel 2:29 van de Algemene Plaatselijke Verordening Opmeer 2012. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 5. De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen van het in lid 3 gestelde verbod. Aan de ontheffing kan de burgemeester voorschriften en beperkingen verbinden. In de afweging houdt de burgemeester rekening met de doelgroep waar de rechtspersoon zich op richt.

Artikel 2:34c bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen

Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Artikel 2:34d prijsacties horeca

Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

Artikel 2:34e prijsacties detailhandel

Ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken aan te bieden voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van één week of korter lager is dan 70% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.

Artikel 2:34f overgangsrecht

van deze afdeling

  • 1.

    Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze afdeling vervallen voor paracommerciële inrichtingen:

  • a.

    de voorschriften en beperkingen die tot dat tijdstip op grond van eerdere gemeentelijke verordeningen krachtens de wet zijn gesteld;

  • b.

    de ontheffingen die tot dat tijdstip door het bevoegd gezag zijn verleend;

  • c.

    de tot dat tijdstip gehanteerde schenktijden.

  • 2.

    Voorschriften en beperkingen die tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze afdeling op grond van eerdere gemeentelijke verordeningen krachtens de wet zijn gesteld aan vergunningen van andere dan in het eerste lid bedoelde inrichtingen, blijven van kracht.

  • 3.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om ontheffing of vergunning op grond van de Drank- en Horecaverordening Opmeer 2009 is ingediend, waarop nog niet is beslist, wordt daarop beslist met toepassing van deze verordening.

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

Artikel 2:37 Nachtregister

De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.

Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • · 1. In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • · 2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

    • o

      a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

    • o

      b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen; en

    • o

      c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.

  • · 3. De burgemeester weigert de vergunning:

    • o

      a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

    • o

      b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • · 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:40 Kansspelautomaten

  • · 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • o

      a. Wet: de Wet op de kansspelen ;

    • o

      b. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet;

    • o

      c. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;

    • o

      d. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.

  • · 2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal 2 kansspelautomaten toegestaan.

  • · 3. In laagdrempelige inrichtingen zijn 2 behendigheidsautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.

Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

  • · 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • · 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • · 3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • · 1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • · 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    • o

      a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    • o

      b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • · 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • · 4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • · 5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor bet aanbrengen van handelsreclame.

  • · 6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • · 7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.

  • · 1. Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap.

  • · 2. Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • · 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • · 2. Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

1.Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden. 2. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

  • · 1. Het is verboden met voertuigen die niet voorzien zijn van rubberbanden te rijden over de berm, de glooiing of de zijkant van een weg, tenzij dit door de omstandigheden redelijkerwijs wordt vereist.

  • · 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

[opgenomen in artikel 2:50]

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

[opgenomen in artikel 2:50]

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • · 1. Het is verboden:

    • o

      a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

    • o

      b. zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • · 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten en openbare plaatsen

1.Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in

of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar

vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek

toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan

waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats:

  • a.

    te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare

    toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet

    bestemd straatmeubilair;

  • b.

    zich op te houden op een wijze die aan gebruikers of aan bewoners van nabij de openbare plaats

    gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel

424, 426 bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

4.Het is verboden in voor het publiek toegankelijke ruimte of op een openbare plaats, die deel

uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of

aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 5.

    Het bepaalde in het vierde lid geldt niet voor:

  • a.

    een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en

    Horecawet ;

  • b.

    de plaats niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt

    krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:

  • ·

    a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;

  • ·

    b. daardoor die ingang versperd wordt.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

Artikel 2:53 Bespieden van personen

  • · 1. Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te bespieden.

  • · 2. Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindende persoon te bespieden.

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur

[gereserveerd]

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren

[gereserveerd]

Artikel 2:56 Alarminstallaties

[gereserveerd]

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • · 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • ·

      a. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    • ·

      b. binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd.

  • · 2. Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • · 3. De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    • ·

      a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • ·

      b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden

  • · 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:45 is de eigenaar of houder van een hond of een paard verplicht ervoor te zorgen dat die hond of dat paard zich niet van uitwerpselen ontdoet op een openbare plaats.

  • · 2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid, onder b niet geldt.

  • · 3. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

  • · 4. De eigenaar of houder van een aangespannen paard is verplicht om binnen de bebouwde kom zijn span te hebben voorzien van een zak voor het opvangen en verzameld houden van de uitwerpselen van dit paard.

  • · 5. De eigenaar of houder van een hond is verplicht om binnen de bebouwde kom materiaal bij zich te hebben, benodigd voor het opruimen van de uitwerpselen van zijn of haar hond.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • · 1. Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • · 2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • · 3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die: a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen; b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • · 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • · 1. Het is verboden in of nabij woningen dieren te houden, op een dusdanige wijze dat dit voor de omgeving en/of omwonenden hinderlijk of schadelijk is.

  • · 2. Het is verboden om buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer door het college aangewezen plaatsen, ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid, daarbij aangeduide dieren:

    • o

      a. aanwezig te hebben, of

    • o

      b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of

    • o

      c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

  • · 3. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven.

  • · 4. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

  • · 5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:61 Wilde dieren

[gereserveerd]

Artikel 2:62 Loslopend vee

De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.

Artikel 2:63 Duiven

  • · 1. De rechthebbende op duiven is verplicht ervoor te zorgen dat die duiven niet kunnen uitvliegen tussen 8.00 uur en 18.00 uur in een door het college te bepalen tijdvak dat ligt tussen 1 maart en 1 juni.

  • · 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gesteld gebod.

  • · 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale ophokverordening Noord-Holland.

Artikel 2:64 Bijen

  • · 1. Het is verboden bijen te houden:

    • o

      a. binnen een afstand van dertig meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;

    • o

      b. binnen een afstand van dertig meter van de weg.

  • · 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.

  • · 3. Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.

  • · 4. Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement Noord-Holland.

  • · 5. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • · 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere raken.

Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht .

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • · 1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:

    • o

      a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • o

      b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • o

      c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

    • o

      d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

    • o

      e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • · 2. De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

  • · 3. Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar af een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • ·

    a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

    • o

      1° dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

    • o

      2° van een verandering van de onder a, sub l°, bedoelde adressen;

    • o

      3° als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

    • o

      4° dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

  • ·

    b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

  • ·

    c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • ·

    d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

[gereserveerd]

Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven

Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8 (Toezicht op openbare inrichtingen) onder artikel 2:32 (Handel binnen openbare inrichtingen).

Afdeling 13 Vuurwerk

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen.

1.Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college. 2. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • · 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • · 2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • · 3. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht .

Afdeling 14 Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154 a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de volgende artikelen groepsgewijs niet naleven:

Hoofdstuk 2

2:16

2:26

2:1

2:19

2:47

2:2

2:20 a

2:48

2:10 A

2:23

2:49

2:11

2:25

2:50

2:73

Hoofdstuk 5

5:34

5:34 a

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151 b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

  • · 1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151 c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • · 2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere openbare plaatsen: (door de gemeenteraad aan te wijzen)

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.

Afdeling 1 Begripsbepalingen

Artikel 3:1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • ·

    a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • ·

    b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • ·

    c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • ·

    d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • ·

    e. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • ·

    f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • ·

    g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • ·

    h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    • o

      1. de exploitant;

    • o

      2. de beheerder;

    • o

      3. de prostituee;

    • o

      4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    • o

      5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

    • o

      6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet , de burgemeester.

Artikel 3:3 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke

Artikel 3:4 Seksinrichtingen

  • · 1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • · 2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • o

      a. de persoonsgegevens van de exploitant;

    • o

      b. de persoonsgegevens van de beheerder; en

    • o

      c. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

  • · 3. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • · 1. De exploitant en de beheerder:

    • o

      a. staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    • o

      b. is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • o

      c. heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • · 2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:

    • o

      a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • o

      b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaςao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • o

      c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • §

        - bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet , de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

      • §

        - de artikelen 137 c tot en met 137 g, 140, 240 b, 242 tot en met 249, 252, 250 a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417 bis, 426, 429 quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • §

        - de artikelen 8 en 162, derde lid , alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • §

        - de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

      • §

        - de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      • §

        - de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • · 3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    • o

      a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    • o

      b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • · 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • o

      a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • o

      b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • · 5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel 3:6 Sluitingstijden

  • · 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

    • o

      a. op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 en 07.00 uur;

    • o

      b. op zaterdag en zondag tussen 02.00 en 07.00 uur.

  • · 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

  • · 3. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn.

  • · 4. Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

  • · 1. Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • o

      a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

    • o

      b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • · 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit bekend overeenkomstig artikel

  • · 3:42 Algemene wet bestuursrecht .

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • · 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

  • · 2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

    • o

      a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en

    • o

      b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 3:9 Straatprostitutie

  • · 1. Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:

    • o

      a. op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;

    • o

      b. gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.

  • · 2. Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • · 3. Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • · 4. De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid hij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.

  • · 5. De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • · 6. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3:10 Sekswinkels

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.

Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

  • · 1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

    • o

      a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

    • o

      b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • · 2. Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet .

Afdeling 3 Beslissingstermijn: weigeringsgronden

Artikel 3:12 Beslissingstermijn

  • · 1. Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • · 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3:13 Weigeringsgronden

  • · 1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

    • o

      a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

    • o

      b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; of

    • o

      c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273 f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

  • · 2. Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:

    • o

      a. het voorkomen of beperken van overlast;

    • o

      b. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • o

      c. de veiligheid van personen of goederen;

    • o

      d. de verkeersvrijheid of -veiligheid;

    • o

      e. de gezondheid of zedelijkheid; of

    • o

      f. de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

  • · 1. De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • · 2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:15 Wijziging beheer

  • · 1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • · 2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

  • · 3. In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

Afdeling 5 Overgangsbepaling

Artikel 3:16 Overgangsbepaling

[gereserveerd]

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • ·

    a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

  • ·

    b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit ;

  • ·

    c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • ·

    d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • ·

    e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • ·

    f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;

  • ·

    g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;

  • ·

    h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • · 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • · 2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • · 3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer van de volgende delen van de gemeente: Spanbroek, Opmeer, Hoogwoud, De Weere en Aartswoud.

  • · 4. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • · 5. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • · 6. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT, veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

  • · 7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • · 8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 02.00 uur, dan wel het tijdstip, zoals is opgenomen in de vergunningvoorschriften op grond van artikel 2:29, lid 2, te worden beëindigd.

  • · 9. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • · 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • · 2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • · 3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • · 4. De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • · 5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • · 6. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT, veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 65 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

  • · 7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • · 8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 02.00 uur, dan wel het tijdstip, zoals is opgenomen in de vergunningvoorschriften op grond van artikel 2:29, lid 2, beëindigd.

  • · 9. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

  • · 10. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten

[gereserveerd]

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

·1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

  • o

    a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

  • o

    b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

  • o

    c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;

  • o

    d. bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

  • o

    e. Tabel e

7.00-19.00 uur

19.00-23.00 uur

23.00-7.00 uur

LAr.LT op de gevel van gevoelige gebouwen

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

LAr.LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

  • ·

    2. Voor de duur van 6 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

  • ·

    3. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.

  • ·

    4. Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • · 1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • · 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • · 3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Noord-Holland.

  • · 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 4:6 A Mosquito

  • · 1. In dit artikel wordt onder een mosquito verstaan: een apparaat dat een slechts voor jongeren hoorbare, hinderlijke hoge pieptoon produceert, met als doel groepen jongeren weg te houden van plaatsen waar zij overlast veroorzaken.

  • · 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 4:6 kan de burgemeester in het belang van de openbare orde besluiten op een openbare plaats een mosquito aan te brengen bij gebleken ernstige overlast door jongeren op die plaats.

  • · 3. De aanwezigheid van een mosquito wordt duidelijk kenbaar gemaakt op de plaats waar deze is aangebracht.

  • · 4. Een mosquito is alleen in werking op die tijdstippen dat overlast redelijkerwijs valt te verwachten.

  • · 5. Een mosquito wordt aangebracht voor een periode van ten hoogste 6 maanden. De burgemeester kan die periode telkens met een periode van ten hoogste 6 maanden verlengen.

Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 Straatvegen

Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.

Artikel 4:9 a Voorkomen van de verspreiding van moeilijk te bestrijden planten

De eigenaren, pachters, gebruikers en beheerders van en de rechthebbenden en toezichthouders op de binnen de gemeente gelegen gronden zijn verplicht de zich op die gronden bevindende akkermelkdistels, akkerdistels en brandnetels, voordat deze gaan bloeien, te bestrijden.

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4:10 Begripsbepalingen

  • · 1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • o

      a. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

    • o

      b. hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • · 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • · 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de lijsten vermeld op Bijlage 1 (Bomenlijst).

  • · 2. De vergunning kan worden geweigerd op grond van:

    • o

      a. de hoge leeftijd van de houtopstand;

    • o

      b. de verschijningsvorm van de houtopstand;

    • o

      c. de cultuur- en/of natuurhistorische waarde van de houtopstand;

    • o

      d. de ecologische en/of natuurwaarde van de houtopstand;

    • o

      e. de dendrologische waarde/zeldzaamheid van de houtopstand;

    • o

      f. de waardevolle beplantingsvorm en/of structuur van de houtopstand;

    • o

      g. de beeldbepalende waarde van de houtopstand.

  • · 3. De burgemeester kan toestemming geven tot noodkap: het direct vellen of doen vellen van houtopstanden, al of niet deel uitmakend van de onder lid 1 genoemde Bomenlijst, indien er sprake is van acute gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang en er geen andere mogelijkheden zijn om deze weg te nemen.

  • · 4. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

  • · 5. Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • o

      a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • o

      b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

    • o

      c. of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • · 6. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter, voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.

  • · 7. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege

[gereserveerd]

Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

  • · 1. Het is, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden op door het college aangewezen plaatsen, die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg zijn gelegen, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • o

      a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • o

      b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • o

      c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of

    • o

      d. mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • · 2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

  • · 3. Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

  • · 4. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien krachtens de Wet ruimtelijke ordening of door of krachtens de Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland.

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen

[gereserveerd]

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame

[gereserveerd]

Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • · 1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

  • · 2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

  • · 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

  • · 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8. kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van natuur en landschap.

  • · 5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen

  • · 1. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4:18, eerste lid niet geldt.

  • · 2. Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:18, vierde lid.

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Afdeling 1 Parkeerexcessen

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a.voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen; b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990).

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

  • · 1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

    • o

      a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;

    • o

      b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • · 2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

    • o

      a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

    • o

      b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

  • · 3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • o

      a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

    • o

      b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • · 4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

  • · 1. Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • · 2. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

  • · 3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

  • · 1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

  • · 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

  • · 1. Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie of anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

    • o

      a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben;

    • o

      b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • · 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

  • · 3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

  • · 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen

  • · 1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

  • · 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • · 3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  • · 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter op de weg te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • · 2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • · 3. Het verbod in het eerste lid en het tweede lid is niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • · 4. Het verbod in het eerste lid en het tweede lid is voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • · 5. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

  • · 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen

  • · 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

  • · 2. Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

[gereserveerd]

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • · 1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • · 2. Dit verbod is niet van toepassing:

    • o

      a. op de weg;

    • o

      b. op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;

    • o

      c. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • · 3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • · 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

Het is verboden door het college op de weg gelegen aangewezen plaatsen, waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

Afdeling 2 Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2.

    Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het werven van donateursbij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor:

a . een inzameling die in besloten kring gehouden wordt;

  • b.

    instellingen die zijn vermeld op en collecteren volgens het landelijke collecterooster van het

    Centraal Bureau Fondsenwerving;

  • c.

    in Opmeer gevestigde verenigingen en stichtingen, die krachtens statuten en activiteiten een

    doel nastreven dat van algemeen (gemeenschaps)belang is en die geld of goederen inzamelen in

    de vrije periodes van het voornoemd collecterooster; en indien wordt voldaan aan elk van de

volgende voorwaarden:

  • 1.de inzamelaars moeten zich tijdens de inzameling kunnen legitimeren;

  • 2.

    het collecteren is alleen toegestaan met een huis-aan-huiscollecte op maandag t/m zaterdag tussen 09.00 en 20.00 uur en zonder intekenlijsten.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

indien de aanvrager van de vergunning niet als bonafide is aan te merken.

Afdeling 3 Venten

Artikel 5:14 Begripsbepaling

  • 1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

  • 2. Onder venten wordt niet verstaan:

  • · a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet

  • · b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;

  • · c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

Artikel 5:15 Ventverbod

  • · 1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid,de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • · 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 18.00 en 09.30 uur.

  • · 3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting

  • · 1. Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet .

  • · 2. Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door het venten te verbieden:

    • o

      a. op door het college aangewezen openbare plaatsen, of

    • o

      b. voor bepaalde dagen en uren.

  • · 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.

  • · 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 4 Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepaling

  • · 1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te knop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • · 2. Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • o

      a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet ;

    • o

      b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • · 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • · 2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • · 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • o

      a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • o

      b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

  • · 1. Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken . of het Provinciaal wegenreglement.

  • · 2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht

[gereserveerd]

Afdeling 5 Snuffelmarkten

Artikel 5:22 Begripsbepaling

  • · 1. In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

  • · 2. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

    • o

      a. een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • o

      b. een evenement als bedoeld in artikel 2:24;

    • o

      c. een vaste plaats

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

  • · 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • · 2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet .

  • · 3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • · 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 6 Openbaar water

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • · 1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • · 2. Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.

  • · 3. De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

  • · 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaart-politiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverorde-ning Noord-Holland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening, de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen

  • · 1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • · 2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

    • o

      a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • o

      b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • · 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijks-waterstaatswerken, de woonschepenverordening Noord-Holland, het provinciale Ligplaatsenbesluit Noord-Holland, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Holland ofde Provinciale landschapsverordening Noord-Holland, de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats

  • · 1. Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • · 2. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

  • · 3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de woonschepenverordening Noord-Holland, het provinciale Ligplaatsenbesluit Noord-Holland of de Provinciale landschapsverordening Noord-Holland, de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

  • · 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • · 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaats-werken of de Provinciale vaarwegenverordening, de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 5:30 Veiligheid op het water

  • · 1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

  • · 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Holland.

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen

  • · 1. Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • · 2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:32 Crossterreinen

  • · 1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • · 2. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

    • o

      a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • o

      b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • o

      c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • · 3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren .

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden, parken, plantsoenen e.d.

  • · 1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 , een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.

  • · 2. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:

    • o

      a. in het belang van het voorkomen van overlast;

    • o

      b. in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

    • o

      c. in het belang van de veiligheid van het publiek.

  • · 3. Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:

    • o

      a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;

    • o

      b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • o

      c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    • o

      d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • o

      e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

  • · 4. Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:

    • o

      a. op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;

    • o

      b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.

  • · 5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • · 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Afdeling 8 Verbod vuur te stoken

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • · 1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • · 2. Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

    • o

      a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • o

      b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

    • o

      c. vuur voor koken, bakken en braden.

  • · 3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

  • · 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • · 5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

Artikel 5:34 a Verbod carbid schieten

  • · 1. Het is verboden:

    • o

      a. acetyleengas (C2H2) afkomstig van een reactie tussen carbid (calciumcarbide, chemische formule CaC2) en water; of;

    • o

      b. waterstof (H2) afkomstig van een reactie tussen natronloog (natriumhydroxide, chemische formule NaOH) en water; of

    • o

      c. gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen; of

    • o

      d. al dan niet vernevelde vloeistoffen of stoffen met vergelijkbare eigenschappen; in een al dan niet afgesloten vat, bus, fles of dergelijk voorwerp op explosieve wijze te verbranden of te bewerken op zodanige wijze dat daardoor gevaar, schade of hinder voor de omgeving kan worden veroorzaakt.

  • · 2. Het is verboden carbid op of aan de openbare weg of op een voor publiek toegankelijke plaats voorhanden te hebben.

  • · 3. Het is verboden carbid af te leveren en ter aflevering voorhanden te hebben, wetende of vermoedende dat daarmee een gebruik wordt gemaakt als omschreven in lid 1.

  • · 4. Het bepaalde in de leden 2 en 3 geldt niet voor degene die aannemelijk maakt dat het carbid niet gebezigd wordt of bestemd is voor handelingen die ingevolge het bepaalde in lid 1 verboden zijn.

  • · 5. Het is verboden carbid op of aan de openbare weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats achter te laten of voorhanden te hebben op een zodanige wijze dat derden onbedoeld met die stof in contact kunnen komen.

  • · 6. Het verbod als bedoeld in lid 1 onder b, c en d is niet van toepassing op het normale gebruik van wettelijk toegestane verbrandingsmotoren.

  • · 7. Dit artikel is niet van toepassing voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek

  • · van Strafrecht van toepassing is.

Afdeling 9 Verstrooiing van as

Artikel 5:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

  • · 1. Incidentele asverstrooiing is verboden op:

    • o

      a. verharde delen van de weg;

    • o

      b. de openbare gedeelten van de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

    • o

      c. schoolpleinen

    • o

      d. terreinen rond bejaardentehuizen.

  • · 2. Het college kan voor een bepaalde termijn verbieden dat op andere plaatsen dan die genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.

  • · 3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorg draagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de openbare gedeelten van de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

  • · 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:37 Hinder of overlast

Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Strafbepaling

·1. Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie:

Hoofdstuk 2

2:39 lid 2

4:8

2:1 lid 1,2,3

2:41 lid 1,2

4:9

2:3

2:42 lid 1,2,5,7

4:9 a

Hoofdstuk 2

2:43 lid 1

4:11

2:6 lid 1

2:44 lid 1

4:13 lid 1,2

2:9 lid 1

2:45 lid 1

Hoofdstuk 5

2:10 A lid 1

2:46 lid 1

5:12

2:11 lid 1

2:62

5:13 lid 1

2:12 lid 1

2:63 lid 1

5:15 lid 1,2

2:13

2:64 lid 1

5:18 lid 1

2:14 lid 1,2

2:67 lid 1

5:23 lid 1

2:15

2:69

5:24

2:16

2:72 lid 1

5:25 lid 1

2:17 lid 1

2:73 lid 1,2

5:26 lid 2

2:18

2:74

5:27

2:19 lid 1

Hoofdstuk 3

5:28 lid 1

2:20

3:4 lid 1

5:29

2:20 a lid 1

3:5

5:30 lid 1

2:21 lid 1

3:6 lid 1,2,3

5:31

2:22

3:7

5:32 lid 1

2:23 lid 1

3:8

5:34 lid 1

2:25 lid 1

3:9

5:34 a

2:26

3:10

5:36

2:28 lid 1

3:11

5:37

2:29 lid 2

Hoofdstuk 4

2:31

4:3

2:32 lid 2

4:4

2:37

4:6

2:38

4:7

·2. Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie:

Hoofdstuk 2

2:60 lid 1,2,3

5:6 lid 1

2:36

Hoofdstuk 3

5:7 lid 1

2:47 lid 1

3:15

5:8 lid 1,2

2:48 lid 1

Hoofdstuk 4

5:9 lid 1

2:49

4:14

5:10

2:50

4:15

5:11 lid 1

2:51

4:16

5:33 lid 1

2:52

Hoofdstuk 5

2:53

5:2 lid 3

2:57 lid 1

5:3 lid 1

2:58 lid 1,4,5

5:4

2:59 lid 1,4

5:5 lid 1

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • · 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de ambtenaren van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht en Milieu, van de afdeling Groen, van de afdeling Algemene Zaken en Ruimtelijke Ordening en de afdeling Civiele Techniek en Woningbouw.

  • · 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen Bijzonder Opsporingsambtenaar.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • · 1. De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2007 wordt ingetrokken

  • · 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Opmeer,
Opmeer, 5 juli 2012
de griffier,
M.C.G.M. de Vree – Bekker
de voorzitter,
G.J.A.M. Nijpels

Bijlage 1: Waardevolle bomenlijst

Formuliernr

Adres

Plaats

Gem/Part

Soort

Waarde

Omschrijving

100

A.C. de Graafweg

Spanbroek

Gemeentelijk

Populus canadensis

84

Waardevolle houtopstand

89

Akkerwinde

Opmeer

Gemeentelijk

Acer saccharinum

69

Waardevolle houtopstand

45

Albrecht van Beierenstr

Hoogwoud

Gemeentelijk

Platanus x hispanica

85

Monumentale houtopstand

1

Braakweg 4

Aartswoud

Particulier

Fraxinus excelsior

89

Monumentale houtopstand

90

Breestraat 2

Opmeer

Particulier

Fraxinus excelsior 'Pendula'

72

Waardevolle houtopstand

46

Burg Heymansstraat

Hoogwoud

Gemeentelijk

Salix alba

68

Waardevolle houtopstand

47

Burg Hoogenboomlaan

Hoogwoud

Gemeentelijk

Tilia europaea

68

Waardevolle houtopstand

48

Burg Hoogenboomlaan

Hoogwoud

Gemeentelijk

Aesculus hippocastanum

92

Monumentale houtopstand

162

Burg Hoogenboomlaan

Hoogwoud

Gemeentelijk

Salix sepulcralis 'Chrysocoma'

64

Potentieel waardevolle houtopstand

49

Burg Hoogenboomlaan 13

Hoogwoud

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

88

Monumentale houtopstand

50

Burg Hoogenboomlaan 15

Hoogwoud

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

96

Monumentale houtopstand

51

Burg Hoogenboomlaan 33

Hoogwoud

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

112

Monumentale houtopstand

52

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Quercus robur

80

Waardevolle houtopstand

53

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Quercus robur

80

Waardevolle houtopstand

54

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Salix alba

69

Waardevolle houtopstand

55

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Populus canadensis

69

Waardevolle houtopstand

163

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Salix alba

61

Potentieel waardevolle houtopstand

47

Burg Hoogenboomlaan

Hoogwoud

Gemeentelijk

Tilia europaea

68

Waardevolle houtopstand

48

Burg Hoogenboomlaan

Hoogwoud

Gemeentelijk

Aesculus hippocastanum

92

Monumentale houtopstand

162

Burg Hoogenboomlaan

Hoogwoud

Gemeentelijk

Salix sepulcralis 'Chrysocoma'

64

Potentieel waardevolle houtopstand

49

Burg Hoogenboomlaan 13

Hoogwoud

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

88

Monumentale houtopstand

50

Burg Hoogenboomlaan 15

Hoogwoud

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

96

Monumentale houtopstand

51

Burg Hoogenboomlaan 33

Hoogwoud

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

112

Monumentale houtopstand

52

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Quercus robur

80

Waardevolle houtopstand

53

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Quercus robur

80

Waardevolle houtopstand

54

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Salix alba

69

Waardevolle houtopstand

55

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Populus canadensis

69

Waardevolle houtopstand

163

De Weijver

Hoogwoud

Gemeentelijk

Salix alba

61

Potentieel waardevolle houtopstand

157

De Weijver, Park

Hoogwoud

Gemeentelijk

Quercus robur

64

Waardevolle houtopstand

34

Driestedenweg 1

De Weere

Particulier

Taxus baccata

116

Monumentale houtopstand

35

Driestedenweg 1

De Weere

Particulier

Aesculus hippocastanum

96

Monumentale houtopstand

36

Driestedenweg 1

De Weere

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

104

Monumentale houtopstand

19

Driestedenweg 2

De Weere

Particulier

Tilia europaea

80

Waardevolle houtopstand

13

Driestedenweg 9

De Weere

Particulier

Tilia europaea

76

Waardevolle houtopstand

20

Driestedenweg 52

De Weere

Particulier

Tilia europaea

76

Waardevolle houtopstand

12

Driestedenweg 74

De Weere

Particulier

Tilia europaea

92

Monumentale houtopstand

21

Driestedenweg 76

De Weere

Particulier

Tilia europaea

76

Waardevolle houtopstand

160

Driestedenweg 91

De Weere

Particulier

Tilia europaea

60

Potentieel waardevolle houtopstand

22

Driestedenweg 94

De Weere

Particulier

Juglans regia

104

Monumentale houtopstand

24

Driestedenweg 94

De Weere

Particulier

Tilia europaea

92

Monumentale houtopstand

23

Driestedenweg 96

De Weere

Particulier

Tilia europaea

92

Monumentale houtopstand

14

Driestedenweg 116

De Weere

Particulier

Platanus x hispanica

104

Monumentale houtopstand

15

Driestedenweg 117

De Weere

Particulier

Tilia europaea

92

Monumentale houtopstand

16

Driestedenweg 122

De Weere

Particulier

Tilia europaea

84

Waardevolle houtopstand

17

Driestedenweg 137

De Weere

Particulier

Tilia europaea

76

Waardevolle houtopstand

18

Driestedenweg 137

De Weere

Particulier

Tilia europaea

84

Waardevolle houtopstand

44

Gouwe 5

Gouwe

Particulier

Pyrus communis Saint Rémy

72

Waardevolle houtopstand

38

Gouwe 28

Gouwe

Particulier

Tilia europaea

92

Monumentale houtopstand

39

Gouwe 30

Gouwe

Particulier

Taxus baccata

80

Waardevolle houtopstand

161

Gouwe 33

Gouwe

Particulier

Pyrus

64

Potentieel waardevolle houtopstand

40

Gouwe 38

Gouwe

Particulier

Aesculus hippocastanum

88

Monumentale houtopstand

41

Gouwe 42

Gouwe

Particulier

Tilia europaea

84

Waardevolle houtopstand

42

Gouwe 44

Gouwe

Particulier

Tilia europaea

68

Waardevolle houtopstand

43

Gouwe 47

Gouwe

Particulier

Juglans regia

72

Waardevolle houtopstand

56

Graaf Willemstraat

Hoogwoud

Gemeentelijk

Tilia europaea

72

Waardevolle houtopstand

62

Herenweg 2

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

88

Monumentale houtopstand

58

Herenweg 7

Hoogwoud

Particulier

Juglans regia

80

Waardevolle houtopstand

59

Herenweg 7

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

100

Monumentale houtopstand

60

Herenweg 7

Hoogwoud

Particulier

Fraxinus excelsior 'Pendula'

84

Waardevolle houtopstand

63

Herenweg 36

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

88

Monumentale houtopstand

164

Herenweg 37

Hoogwoud

Particulier

Juglans regia

64

Potentieel waardevolle houtopstand

64

Herenweg 40

Hoogwoud

Gemeentelijk

Acer platanoides 'Drummondii'

76

Waardevolle houtopstand

65

Herenweg 46

Hoogwoud

Particulier

Fagus sylvatica

92

Monumentale houtopstand

66

Herenweg 49

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

72

Waardevolle houtopstand

57

Herenweg 58

Hoogwoud

Gemeentelijk

Tilia europaea

76

Waardevolle houtopstand

67

Herenweg 68

Hoogwoud

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

84

Waardevolle houtopstand

68

Herenweg 68

Hoogwoud

Particulier

Acer pseudoplatanus

68

Waardevolle houtopstand

69

Herenweg 68

Hoogwoud

Particulier

Platanus x hispanica

68

Waardevolle houtopstand

70

Herenweg 69

Hoogwoud

Particulier

Pinus nigra

72

Waardevolle houtopstand

165

Herenweg 68

Hoogwoud

Particulier

Taxus baccata

56

Potentieel waardevolle houtopstand

166

Herenweg 68

Hoogwoud

Particulier

Salix sepulcralis 'Chrysocoma'

56

Potentieel waardevolle houtopstand

71

Herenweg 77

Hoogwoud

Particulier

Fraxinus excelsior 'Pendula'

92

Monumentale houtopstand

72

Herenweg 77

Hoogwoud

Particulier

Ginkgo biloba

88

Monumentale houtopstand

73

Herenweg 81

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

72

Waardevolle houtopstand

74

Herenweg 87

Hoogwoud

Particulier

Aesculus hippocastanum

80

Waardevolle houtopstand

75

Herenweg 90

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

88

Monumentale houtopstand

76

Herenweg 98

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

96

Monumentale houtopstand

61

Herenweg 104

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

96

Monumentale houtopstand

171

Kaag 11 B

Spanbroek

Particulier

Salix sepulcralis 'Chrysocoma'

56

Potentieel waardevolle houtopstand

172

Kaag 17

Spanbroek

Particulier

Pyrus

52

Potentieel waardevolle houtopstand

107

Kaag 7

Spanbroek

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

72

Waardevolle houtopstand

156

Koetenburg

Aartswoud

Gemeentelijk

Tilia europaea

53

Waardevolle houtopstand

81

Koningspade 5

Hoogwoud

Particulier

Acer pseudoplatanus

80

Waardevolle houtopstand

82

Koningspade 5

Hoogwoud

Particulier

Aesculus carnea

76

Waardevolle houtopstand

77

Koningspade 16

Hoogwoud

Particulier

Fraxinus excelsior

93

Monumentale houtopstand

78

Koningspade 17

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

88

Monumentale houtopstand

167

Koningspade 23

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

60

Potentieel waardevolle houtopstand

79

Koningspade 26

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

80

Waardevolle houtopstand

80

Koningspade 31

Hoogwoud

Particulier

Ulmus x hollandica

81

Waardevolle houtopstand

91

Lage Hoek

Opmeer

Waterschap

Salix alba

81

Waardevolle houtopstand

92

Lage Hoek 1

Opmeer

Waterschap

Populus canadensis

97

Monumentale houtopstand

169

Lage Hoek 1

Opmeer

Particulier

Fraxinus excelsior

64

Potentieel waardevolle houtopstand

83

Langereis 18

Hoogwoud

Particulier

Aesculus hippocastanum 'Baumannii'

84

Waardevolle houtopstand

84

Langereis 19

Hoogwoud

Particulier

Salix alba

69

Waardevolle houtopstand

93

Langereis 6

Opmeer

Particulier

Fraxinus excelsior

68

Waardevolle houtopstand

85

Lindelaan

Hoogwoud

Gemeentelijk

Tilia europaea 'Euchlora'

68

Waardevolle houtopstand

168

L.H. van Catzstraat 9

Hoogwoud

Particulier

Metasequoia glyptostroboides

61

Potentieel waardevolle houtopstand

94

Marsstraat

Opmeer

Gemeentelijk

Acer saccharinum

88

Monumentale houtopstand

95

Marsstraat 2

Opmeer

Gemeentelijk

Platanus x hispanica

76

Waardevolle houtopstand

96

Middelweg 26

Opmeer

Gemeentelijk

Fagus sylvatica

72

Waardevolle houtopstand

97

Middelweg 26

Opmeer

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

92

Monumentale houtopstand

86

Molenstraat

Hoogwoud

Gemeentelijk

Fraxinus excelsior

80

Waardevolle houtopstand

25

Ooster Boekelweg 11

De Weere

Particulier

Acer pseudoplatanus

68

Waardevolle houtopstand

26

Ooster Boekelweg 19

De Weere

Particulier

Fraxinus excelsior

81

Waardevolle houtopstand

27

Ooster Boekelweg 23

De Weere

Particulier

Fraxinus excelsior

93

Monumentale houtopstand

28

Ooster Boekelweg 25

De Weere

Particulier

Acer pseudoplatanus

88

Monumentale houtopstand

29

Ooster Boekelweg 25A

De Weere

Particulier

Acer pseudoplatanus

88

Monumentale houtopstand

30

Ooster Boekelweg 60

De Weere

Particulier

Fraxinus excelsior

81

Waardevolle houtopstand

31

Ooster Boekelweg 64

De Weere

Particulier

Fagus sylvatica

104

Monumentale houtopstand

98

Paardenmarkt

Opmeer

Gemeentelijk

Salix sepulcralis 'Chrysocoma'

68

Waardevolle houtopstand

99

Pade 16

Opmeer

Particulier

Ulmus x hollandica

80

Waardevolle houtopstand

148

Pade 25

Opmeer

Particulier

Salix alba

65

Waardevolle houtopstand

87

Radboudstraat 1

Hoogwoud

Particulier

Aesculus hippocastanum 'Baumannii'

112

Monumentale houtopstand

2

Schoolstraat

Aartswoud

Gemeentelijk

Salix alba

81

Waardevolle houtopstand

3

Schoolstraat

Aartswoud

Gemeentelijk

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

108

Monumentale houtopstand

4

Schoolstraat 16 A

Aartswoud

Particulier

Fraxinus excelsior

80

Waardevolle houtopstand

5

Schoolstraat 16 A

Aartswoud

Particulier

Fagus sylvatica

88

Monumentale houtopstand

6

Schoolstraat 30

Aartswoud

Particulier

Fraxinus excelsior

72

Waardevolle houtopstand

158

Schoolstraat 31

Aartswoud

Particulier

Tilia europaea

57

Potentieel waardevolle houtopstand

7

Schoolstraat 33

Aartswoud

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

80

Waardevolle houtopstand

8

Schoolstraat 43

Aartswoud

Particulier

Fagus sylvatica

80

Waardevolle houtopstand

9

Schoolstraat 47

Aartswoud

Particulier

Taxus baccata

100

Monumentale houtopstand

159

Schoolstraat 57

Aartswoud

Particulier

Acer pseudoplatanus

57

Potentieel waardevolle houtopstand

108

Spanbroekerweg

Spanbroek

Gemeentelijk

Aesculus hippocastanum

92

Monumentale houtopstand

109

Spanbroekerweg 25

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

64

Potentieel waardevolle houtopstand

110

Spanbroekerweg 47

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

111

Spanbroekerweg 51

Spanbroek

Particulier

Aesculus hippocastanum

80

Waardevolle houtopstand

112

Spanbroekerweg 60

Spanbroek

Particulier

Acer pseudoplatanus

72

Waardevolle houtopstand

113

Spanbroekerweg 95

Spanbroek

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

112

Monumentale houtopstand

114

Spanbroekerweg 120

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

115

Spanbroekerweg 125

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

76

Waardevolle houtopstand

116

Spanbroekerweg 130

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

117

Spanbroekerweg 132

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

118

Spanbroekerweg 133

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

119

Spanbroekerweg 135

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

120

Spanbroekerweg 139

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

121

Spanbroekerweg 139a

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

122

Spanbroekerweg 140

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

123

Spanbroekerweg 147

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

124

Spanbroekerweg 150

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

125

Spanbroekerweg 152

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

126

Spanbroekerweg 153

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

127

Spanbroekerweg 155

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

128

Spanbroekerweg 160

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

129

Spanbroekerweg 162

Spanbroek

Particulier

Ulmus x hollandica

88

Monumentale houtopstand

130

Spanbroekerweg 163

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

131

Spanbroekerweg 167

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

132

Spanbroekerweg 168

Spanbroek

Particulier

Salix sepulcralis 'Chrysocoma'

56

Potentieel waardevolle houtopstand

133

Spanbroekerweg 169

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

134

Spanbroekerweg 171

Spanbroek

Particulier

Quercus robur

80

Waardevolle houtopstand

135

Spanbroekerweg 171

Spanbroek

Particulier

Fagus sylvatica 'Atropunicea'

112

Monumentale houtopstand

136

Spanbroekerweg 171

Spanbroek

Particulier

Pterocarya fraxinifolia

84

Waardevolle houtopstand

137

Spanbroekerweg 171

Spanbroek

Particulier

Aesculus hippocastanum

64

Potentieel waardevolle houtopstand

147

Spanbroekerweg, t.o.171

Spanbroek

Particulier

Ailanthus altissima

59

Potentieel waardevolle houtopstand

138

Spanbroekerweg 173

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

139

Spanbroekerweg 177

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

140

Spanbroekerweg 179

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

141

Spanbroekerweg 184

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

142

Spanbroekerweg 185

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

143

Spanbroekerweg 187

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

144

Spanbroekerweg 192

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

145

Spanbroekerweg 194

Spanbroek

Particulier

Tilia europaea

58

Potentieel waardevolle houtopstand

146

Spanbroekerweg 220A

Spanbroek

Particulier

Fraxinus excelsior

108

Monumentale houtopstand

173

Toevlucht 11

Spanbroek

Particulier

Fagus sylvatica 'Pendula'

62

Potentieel waardevolle houtopstand

174

Toevlucht 7

Spanbroek

Particulier

Betula pendula

64

Potentieel waardevolle houtopstand

32

Tropweere 8

De Weere

Particulier

Tilia europaea

92

Monumentale houtopstand

33

Tropweere 9

De Weere

Particulier

Fagus sylvatica

104

Monumentale houtopstand

149

Van Balen Blankenstr

Spanbroek

Gemeentelijk

Tilia europaea

68

Waardevolle houtopstand

37

Vekenweg 20

De Weere

Particulier

Populus nigra 'Italica'

88

Monumentale houtopstand

150

Veldstralaan

Spanbroek

Gemeentelijk

Salix sepulcralis 'Chrysocoma'

80

Waardevolle houtopstand

152

Wadway 22

Wadway

Particulier

Tilia europaea

80

Waardevolle houtopstand

176

Wadway 30

Wadway

Particulier

Populus canadensis

64

Potentieel waardevolle houtopstand

88

Wester Boekelweg 5

Hoogwoud

Particulier

Tilia europaea

84

Waardevolle houtopstand

175

Wijde Klaver

Spanbroek

Gemeentelijk

Salix alba

54

Potentieel waardevolle houtopstand

151

Wuiver

Spanbroek

Gemeentelijk

Ulmus x hollandica

76

Waardevolle houtopstand

105

Zaagmolenweg 14

Spanbroek

Particulier

Salix alba

69

Waardevolle houtopstand

177

Zandwerven 2a

Zandwerven

Particulier

Ulmus cultivar

61

Potentieel waardevolle houtopstand

153

Zandwerven 40

Zandwerven

Particulier

Fraxinus excelsior

72

Waardevolle houtopstand

154

Zandwerven 40

Zandwerven

Particulier

Tilia europaea

72

Waardevolle houtopstand

155

Zandwerven 45

Zandwerven

Particulier

Populus canadensis

85

Monumentale houtopstand

178

Zandwerven 50

Zandwerven

Particulier

Tilia europaea

64

Potentieel waardevolle

houtopstand

104

Zomerdijk, voor huisnr 22

Spanbroek

Waterschap

Ulmus x hollandica

100

Monumentale houtopstand

10

Zuiderzeestraat 18

Aartswoud

Particulier

Platanus x hispanica

108

Monumentale houtopstand

11

Zuiderzeestraat 5

Aartswoud

Particulier

Fagus sylvatica

88

Monumentale houtopstand