Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer houdende Regeling maatwerkvoorziening vervoer Jeugd/WMO 2018

Geldend van 03-03-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer houdende Regeling maatwerkvoorziening vervoer Jeugd/WMO 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer,

gelet op het besluit van de raad van 21 december 2017 tot vaststelling van

  • de Verordening Jeugdhulp Opmeer 2018 en

  • de Verordening WMO 2018

overwegende dat het noodzakelijk is om nadere regels vast te stellen inzake het vervoer van en naar de locatie waar jeugdhulp en WMO hulp (dagbesteding) in de vorm van een individuele voorziening wordt geboden,

besluit vast te stellen de:

Regeling maatwerkvoorziening vervoer Jeugd/WMO 2018.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze voorziening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi.

  • b.

    Afstand: afstand tussen de woning en de locatie voor jeugdhulp in de vorm van een individuele voorziening of dagbesteding, gemeten langs de kortste voor de jeugdige/cliënt voldoende begaanbare en veilige weg.

  • c.

    Begeleider: ouder of persoon die wordt ingezet om de jeugdige/cliënt tijdens het vervoer te begeleiden.

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Opmeer.

  • e.

    Doelgroepenvervoer: door de gemeente ingekochte voorzieningen voor het vervoer van specifieke groepen cliënten zoals het leerlingenvervoer en regiotaxi.

  • f.

    Eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets dan wel van de ouder of persoon uit het sociale netwerk die het vervoer verzorgt .

  • g.

    Openbaar vervoer: voor en ieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, veerdienst of regiotaxi.

  • h.

    Ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

  • i.

    Vervoersvoorziening: Gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerskosten van de jeugdige/cliënt en zo nodig diens begeleider. Aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen.

  • j.

    Woning: plaats waar de jeugdige structureel en feitelijk verblijft.

Artikel 2 Maatwerkvoorziening vervoer

  • 1. Het college kan aan een jeugdige aan wie een individuele voorziening jeugdhulp is verstrekt, een vervoersvoorziening toekennen ten behoeve van het bezoek aan de betreffende locatie voor jeugdhulp.

  • 2. Het college kan een persoon aan wie een voorziening voor dagbesteding is verstrekt , een vervoersvoorziening toekennen ten behoeve van het bezoek aan de betreffende locatie voor dagbesteding.

  • 3. De vervoersvoorziening wordt toegekend indien en voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak (handicap en/of aandoeningen) of beperkingen in de zelfredzaamheid van de betrokkene.

Artikel 3 Toekenning van de maatwerkvoorziening vervoer

  • 1. Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze van de verstrekking, en de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

  • 2. Het college kan aan de toekenning van de vervoersvoorziening voorwaarden verbinden die verband houden met het doel en strekking daarvan.

Artikel 4 Voorwaarden aan de maatwerkvoorziening vervoer

  • 1. De aanvraag voor een vervoersvoorziening kan worden gedaan als betrokkene in aanmerking komt voor een individuele voorziening jeugdhulp/dagbesteding.

  • 2. Indien dit het geval is, dient te zijn vastgesteld dat er vervoer naar de locatie waar de jeugdhulp/dagbesteding geboden wordt, noodzakelijk is en dat:

    • a.

      een sociaal netwerk dat dit vervoer kan verzorgen ontbreekt en/of

    • b.

      het bezoeken van de voorziening leidt tot onredelijk hoge uitgaven voor vervoer.

  • 3. Een jeugdige/cliënt komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening indien de uitkomst van de volgende formule: (aantal maanden behandeling) x (aantal keren per week) x (aantal weken per maand) x (afstand enkele reis) x 0,25 = 250 of hoger.

  • 4. Indien er op een andere wijze een bekostiging van de vervoersvoorziening is, dan brengt het college dit bedrag in mindering op de toekenning of wijst het college het verzoek af.

  • 5. De voorziening is niet door de gemeente ingekocht inclusief vervoer of het vervoer kan niet alsnog bij de zorgaanbieder worden ingekocht.

  • 6. De jeugdige/cliënt kan niet gebruik maken van het aanwezige doelgroepenvervoer.

  • 7. Het college kan van het bepaalde in lid 5 en 6 afwijken.

Artikel 5 Passende maatwerkvoorziening vervoer

  • 8. Het college bepaalt welke vervoersvoorziening het meest passend is.

  • 9. De volgende vormen worden onderscheiden:

    • a.

      Een tegemoetkoming in de kosten per kilometer indien de ouders/personen uit het sociaal netwerk de jeugdige/cliënt zelf vervoeren of laten vervoeren, op basis van een vastgesteld tarief.

    • b.

      Een tegemoetkoming in de kosten van openbaar vervoer indien de jeugdige/cliënt zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken;

    • c.

      Een tegemoetkoming in de kosten van openbaar vervoer met begeleider indien kan worden aangetoond dat de jeugdige/cliënt niet in staat is om zelfstandig van openbaar vervoer gebruik te maken;

    • d.

      Een tegemoetkoming in de kosten van aangepast vervoer indien

      • i.

        de jeugdige/cliënt met gebruikmaking van openbaar vervoer naar de locatie voor jeugdhulp/dagbesteding en terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht.

      • ii.

        de jeugdige/cliënt, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van openbaar vervoer gebruik te maken.

      • iii.

        door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de jeugdige door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

Artikel 6 Hoogte van de vergoedingen

  • 1. De hoogte van de vergoeding wordt altijd berekend als de kilometervergoeding dan wel de werkelijke kosten van openbaar of aangepast vervoer minus de kosten van de eerste 250 kilometer.

  • 2. De kilometer vergoeding wordt bepaald met een bedrag per kilometer vast te stellen door het college.

  • 3. Het aantal te reizen kilometers wordt bepaald door middel van de ANWB routeplanner.

  • 4. Alleen het aantal kilometers waarbij de jeugdige of cliënt daadwerkelijk wordt vervoerd tellen mee voor de berekening.

  • 5. Indien van toepassing wordt de financiële bijdrage getoetst op de kosten voor de gemeente wanneer gebruik zou worden gemaakt van het aanwezige doelgroepenvervoer of het door de zorgaanbieder aangeboden vervoer. Indien de kosten van de financiële bijdrage hoger uitvallen dan deze kosten wordt de bijdrage naar beneden bijgesteld.

Artikel 7 Aanvragen en declareren

  • 1. De tegemoetkoming wordt aangevraagd bij het WIJkteam OpMEER;

  • 2. Indien de behandeling langer duurt dan een jaar kan de tegemoetkoming jaarlijks opnieuw worden aangevraagd;

  • 3. De declaraties voor de tegemoetkoming worden uiterlijk binnen drie maanden na het afronden van de behandeling ingediend.

Artikel 8 Doorgeven van wijzigingen

  • 1. De ouders/cliënten zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld schriftelijk mede te delen aan het college.

  • 2. Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe.

  • 3. Indien de ouders/cliënten niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders.

  • 4. Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders/cliënten worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventueel nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzonder gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze regeling indien toepassing gelet op het doel en strekking van deze regeling leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling maatwerkvoorziening vervoer jeugd/WMO 2018 treedt in werking 1 dag na de bekendmaking op www.officielebekendmakingen.nl.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Regeling maatwerkvoorziening vervoer Jeugdhulp/WMO 2018

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 februari 2018

Burgemeester

G.J.A.M. Nijpels

Secretaris

M.A.S. Winder

Toelichting

Algemeen

De Gemeente Opmeer krijgt regelmatig signalen van inwoners dat problemen ontstaan bij het vervoer van en naar een Jeugdhulp of WMO-voorziening. Het is om die reden belangrijk een regeling maatwerkvoorziening vervoer binnen de jeugdhulp en de Wmo te formuleren. Deze regeling bevat de nadere regels voor deze speciale vervoersvoorziening: de vormen die de voorziening kan hebben, de criteria om in aanmerking te komen voor de voorziening en de wijze van toekennen.

De jeugdhulp (zorg in natura) voor de inwoners van Opmeer is lokaal, regionaal en landelijk gecontracteerd. In sommige gevallen is de jeugdhulp gecontracteerd exclusief het vervoer. Ook in de PGB’s zijn vaak jeugdhulpaanbieders betrokken die niet voorzien in het vervoer. Overigens worden aanbieders ten alle tijden aangespoord om zelf wel vervoer aan te bieden, al dan niet in de vorm van Social Return On Investment.

Binnen de Wmo waren de vervoerskosten voor dagbesteding tot en met 2016 opgenomen in het tarief. Echter bleek dat niet alle aanbieders dit vervoer aanboden. Daarom is ervoor gekozen om met de aanbesteding van 2017 het dagbestedingstarief los te knippen van het vervoerscomponent. Dit sluit ook meer aan op de Wmo uitgangspunt dat gestuurd wordt op zelfredzaamheid: er wordt niet van vervoer door de vervoerder uitgegaan, er moet eerst gekeken worden of de cliënt zelfstandig kan reizen of met behulp van het sociale netwerk vervoer kan regelen. Wanneer dit niet mogelijk is, is het aan de aanbieder om vervoer aan te bieden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Spreekt voor zich.

Artikel 2 Maatwerkvoorziening vervoer

De Jeugdwet verplicht gemeenten om het vervoer van jeugdigen van en naar een voorziening van jeugdhulp te regelen. Artikel 2.3 van de Jeugdwet: “Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden”. Het staat de gemeente vrij om dit naar eigen inzicht te organiseren.

De WMO verplicht de gemeente om “maatwerkvoorzieningen te bieden ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie aan ingezetenen van de gemeente die daartoe op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk niet of onvoldoende in staat zijn” (Artikel 2.1.2). Zo’n maatwerkvoorziening kan dus ook een vervoersvoorziening zijn.

Artikel 3 Toekenning van de maatwerkvoorziening vervoer

In principe wordt bij de toewijzing van de voorziening voor jeugdhulp of dagbesteding direct gekeken naar de benodigde vervoersvoorziening en deze tegelijkertijd bepaald. Door gewijzigde omstandigheden van de jeugdige/cliënt kan het echter voorkomen dat de vervoersvoorziening moet worden aangepast of alsnog moet worden toegekend. In dat geval kan alsnog een (aangepaste) vervoersvoorziening worden vastgesteld.

Er kunnen ook onvoorziene omstandigheden zijn die leiden tot extra te stellen voorwaarden aan (de ouders van) de jeugdige/cliënt. Dit artikel stelt het college daartoe in de gelegenheid.

Artikel 4 Voorwaarden aan de maatwerkvoorziening vervoer

De maatwerkvoorziening vervoer voorziet in een tegemoetkoming in de kosten als een jeugdige of cliënt vervoer naar een Jeugdhulp of WMO- voorziening nodig heeft en de kosten van dit vervoer boven een bepaald drempelbedrag uitkomen. Uitganspunt is altijd de zelfredzaamheid van de betrokkene. Als een jeugdige of cliënt zelfstandig kan reizen of met behulp van ouders of iemand uit het sociale netwerk heeft dat altijd de voorkeur boven een aangepaste vervoersvoorziening. Uitgangspunt is ook dat als niet zelfstandig of met behulp van het sociale netwerk kan worden gereisd, gebruik gemaakt wordt van de voorzieningen die de betreffende zorgaanbieder voor het vervoer heeft.

Het al dan niet toekennen van een vervoersvoorziening is gerelateerd aan de afstand naar de voorziening en de frequentie van de bezoeken. Er is gebruik gemaakt van het rekenmodel dat zorgverzekeraars tot 2015 gebruikten om te bepalen of cliënten in aanmerking komen voor een vergoeding voor zittend ziekenvervoer. Als de uitkomst van de formule: (aantal maanden behandeling in totaal) x (aantal keren behandeling p/week) x (aantal weken behandeling p/maand) x (aantal km enkele reis) x 0,25 (= wegingsfactor) hoger is dan 250 komt de cliënt in aanmerking voor een voorziening.

In uitzonderlijke gevallen kan het college afwijken van de regel dat de jeugdige/cliënt, indien mogelijk, gebruik moet maken van het aanwezige openbaar of doelgroepenvervoer. In dat geval wordt de vergoeding naar beneden bijgesteld naar het niveau van de kosten van openbaar of doelgroepenvervoer.

Artikel 5 Passende maatwerkvoorziening vervoer

De zelfredzaamheid van de jeugdige/cliënt staat voorop. Indien een jeugdige/Wmo-cliënt zelfstandig wil en kan reizen heeft dat voorkeur.

Leidend is ook dat de cliënt de best passende ondersteuning krijgt. Vervoersproblemen mogen geen reden zijn om niet passende ondersteuning toe te wijzen. Voorkomen moet worden dat dat de jeugdige of cliënt als noodoplossing bij een aanbieder in de buurt terecht komt die wel vervoer regelt, maar eigenlijk niet de best passende ondersteuning biedt.

Artikel 6 Hoogte van de vergoedingen

Voor de hoogte van de vergoeding wordt ook gebruik gemaakt van de bij artikel 4 genoemde formule van de zorgverzekeraars. Dit leidt tot een drempelbedrag voor de eerste 250 kilometer die de cliënt zelf moet bekostigen.

De tegemoetkoming wordt verstrekt alleen voor het aantal kilometers dat de jeugdige/cliënt daadwerkelijk gebruik maakt van het vervoer, d.w.z. in de auto zit, en niet voor retourritten van de ouder of begeleider zonder de jeugdige/cliënt.

Cliënten die onvoldoende draagkrachtig zijn om het drempelbedrag te bekostigen kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand.

Het bedrag per kilometer voor de kilometervergoeding bij eigen vervoer wordt door het college vastgesteld.

Artikel 7 Doorgeven van wijzigingen

Spreekt voor zich.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Spreekt voor zich.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

Spreekt voor zich.