Regeling vervallen per 16-02-2023

Beleidsregels leerlingenvervoer Opsterland 2017

Geldend van 01-06-2017 t/m 15-02-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2017

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer Opsterland 2017

Beleidsregels leerlingenvervoer Opsterland 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;

gelet op de Verordening leerlingenvervoer Opsterland 2015, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van 29 juni 2015;

overwegende dat het college bij de uitvoering van de Verordening leerlingenvervoer de volgende uitgangspunten hanteert:

- de verantwoordelijkheid voor het van en naar school brengen van de kinderen is de primaire verantwoordelijkheid van de ouders. Het leerlingenvervoer is niet bedoeld om ouders te ontlasten van hun verantwoordelijkheid voor een goede schoolgang van hun kinderen;

- het leerlingenvervoer is een bekostiging dan wel een tegemoetkoming in de kosten van het vervoer tussen de structurele verblijfsplaats en school;

- de vorm van bekostiging van leerlingenvervoer sluit zoveel mogelijk aan op de individuele mogelijkheden en eventuele handicap van de leerling;

overwegende dat het college de zelfredzaamheid in het reizen van leerlingen wil vergroten en hij daarbij het volgende beleid hanteert:

- de gemeente Opsterland wil stimuleren dat leerlingen dichtbij huis naar school gaan. Om dit te stimuleren wordt bij de beoordeling van een aanvraag leerlingenvervoer slechts een vergoeding toegekend naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school. Dit kan ook een school zijn die in een ander samenwerkingsverband staat, omdat de school in het samenwerkingsverband niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is;

- de gemeente onderzoekt met ouders en scholen wat de leerling nodig heeft om zelfstandiger te kunnen reizen. Met als doel om helder te krijgen wat de mogelijkheden en onmogelijkheden van de leerling zijn op het gebied van zelfstandiger reizen, kan door de gemeente contact worden opgenomen met de school die de leerling bezoekt om informatie op te vragen. Ook kunnen ouders en leerling in dit kader worden uitgenodigd voor een vervoersgesprek. Ouders worden gestimuleerd en gemotiveerd om met hun kind te oefenen, hun kind te (laten) begeleiden bij het zelfstandig reizen. Daarnaast faciliteert en ondersteunt de gemeente zo nodig en zo mogelijk bij het leerproces, bijvoorbeeld door projecten als ‘Samen Reizen met…’, de digitale OV-coach en het bieden van informatie over het gebruik van het OV en de OV-chipkaart;

overwegende dat de gemeente Opsterland wil investeren in andere vervoersmodaliteiten. De gemeente ziet het verstrekken van een vergoeding voor aangepast vervoer niet als vanzelfsprekend. Door middel van gesprekken worden ouders gemotiveerd om hun kind op een meer zelfstandige wijze te laten reizen. Projecten als ‘Samen Reizen met.. en de digitale OV -coach kunnen hier ondersteunend in zijn.

De verordening biedt bovendien ruimte om een passende voorziening aan te bieden die goedkoper is dan de bekostiging van de vervoerskosten. Dit kan bijvoorbeeld een vergoeding zijn voor een driewielfiets, handbike, aankoppelfiets, tandem, elektrische rolstoel of een andere voorziening;

overwegende dat de gemeente Opsterland zoekt naar een maatwerkoplossing. Dit kan betekenen dat strikt formeel een leerling geen recht heeft op een vergoeding van het aangepaste vervoer, maar er omwille van gezinsomstandigheden, onzekerheden bij de leerling of nog onvoldoende vertrouwen om zelfstandig te reizen tijdelijk toch een vergoeding voor aangepast vervoer wordt verstrekt;

overwegende dat de gemeente het eigen initiatief van ouders wil stimuleren door van ouders te vragen om ook zelf bij te dragen in het vervoer van hun kind. Dit doen we in alle redelijkheid. We stimuleren o.a. het contact tussen ouders onderling;

besluit vast te stellen: Beleidsregels leerlingenvervoer Opsterland 2017.

Punt 1 Afstand van huisadres naar school (artikel 1, sub b)

  • 1.

    Voor de beoordeling van aanvragen voor leerlingenvervoer wordt de afstand bepaald van de woning van de leerling naar de school. De afstand tussen de woning en de school wordt bepaald met behulp van de ANWB routeplanner, met als instelling ‘auto’ en via de ‘kortste route’.

  • 2.

    Voor de beoordeling van een toekenning van een vergoeding in de vorm van een fietsvergoeding, wordt gewerkt met de ANWB routeplanner, met als instelling ‘fiets’ en via de ‘kortste route’.

    Punt 2 Onderwijs voor hoogbegaafden (artikel 1, sub o)

  • 1.

    Het onderwijs voor hoogbegaafden, veelal ondersteund door de Leonardo Stichting, wordt vrijwel altijd gegeven op reguliere basisscholen. Zij vallen daardoor onder de Wet op het Primair Onderwijs.

  • 2.

    De gemeente Opsterland ziet het onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen als regulier basisonderwijs. Bekostiging van leerlingenvervoer voor een hoogbegaafde leerling kan alleen plaatsvinden bij een cumulatie van problemen. Het is dan aan de ouders om te onderbouwen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en zij daarom aanspraak doen op een vergoeding op grond van de hardheidsclausule.

    Punt 3 Berekening enkele reistijd (artikel 1, sub m en artikelen 12 en 20, lid 1, sub a)

  • 1.

    Voor de enkele reistijd wordt uitgegaan van maximaal anderhalf uur. Dit is inclusief het traject van huis naar de bushalte, wachttijden bij busstations en de looptijd van de bushalte naar school.

  • 2.

    Voor de berekening van de enkele reistijd wordt uitgegaan van de reistijd voor het kind. Hierbij wordt niet gekeken naar de extra tijdsinvestering voor een eventuele begeleider.

    Punt 4 Halte openbaar vervoer ontbreekt (artikelen 12, lid1, sub b, 20, lid 1, sub b en 24)

    In een plattelandsgemeente zoals Opsterland kan het gebeuren dat openbaar vervoer op bepaalde plekken geheel ontbreekt of zo weinig frequent rijdt dat leerlingen daar geen gebruik van kunnen maken. Ook kan het voorkomen dat de afstand tussen huis en de bushalte meer dan twee kilometer bedraagt. In deze gevallen kunnen ouders van een leerling, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden, in aanme0rking komen voor aangepast leerlingenvervoer, tenzij de leerling in staat wordt geacht met de fiets naar school te gaan.

    Punt 5 Stagevervoer (artikel 1, sub p en artikel 3)

  • 1.

    Een stage kan deel uitmaken van het onderwijsprogramma van scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Wanneer de stage is opgenomen in de schoolgids is het stageadres aan te merken als ‘school’. Komt de leerling in aanmerking voor een vervoersvoorziening naar de school waar hij staat ingeschreven, dan bestaat er in beginsel ook aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres.

  • 2.

    Bij het zoeken van een stageplaats, moet het streven zijn, dat deze goed met het openbaar vervoer bereikbaar is voor de leerling.

    Punt 6 Medisch onderzoek (artikel 5, lid 4)

  • 1.

    Indien dit voor de beoordeling van een aanvraag wenselijk is, kunnen de vervoersmogelijkheden van de leerling op initiatief van de gemeente Opsterland medisch worden onderzocht door een externe deskundige of door het gebiedsteam Opsterland.

  • 2.

    Dit vervoersadvies wordt meegewogen bij de beoordeling van de aanvraag leerlingenvervoer.

    Punt 7 Vervoer naar overige adressen (artikelen 2 en 3)

  • 1.

    Er wordt in beginsel geen vergoeding toegekend voor het vervoer van leerlingen naar:

  • a.

    (para-)medische behandelaars of -instellingen;

  • b.

    logeerhuizen;

  • c.

    het kinderdagverblijf;

  • d.

    de voor en naschoolse opvang;

  • e.

    familieleden;

  • f.

    een gymnastieklokaal of zwembad;

  • g.

    schoolreisjes, sportdagen;

  • h.

    vakantieadressen.

  • 2.

    Leerlingenvervoer is slechts van woning naar school onder de reguliere schooltijden zoals in de schoolgids is vermeld.

    Punt 8 Berekening vergoedingen (artikel 1, sub s)

  • 1.

    Voor de afstand van de woning naar school gaat het college uit van de afstand zoals deze is bepaald in artikel 1 van de beleidsregels.

  • 2.

    De kilometervergoeding voor de fiets, brommer of scooter bedraagt € 0,09 per kilometer.

  • 3.

    De kilometervergoeding voor het eigen vervoer per auto bedraagt:

    Aantal kilometers per schooljaar: bedrag per kilometer:

    1 tot en met 5.000 € 0,24

    5.001 tot en met 10.000 € 0,18

    10.001 tot en met 20.000 € 0,14

    20.001 en meer € 0,12

  • 4.

    De kilometervergoeding voor het aangepast vervoer bedraagt bij collectief vervoer € 0,65 per beladen kilometer en bij individueel vervoer € 1,55 per beladen kilometer.

  • 5.

    De kosten van het openbaar vervoer worden vergoed op basis van de kosten van een Sterabonnement Noord Nederland.

  • 6.

    De vergoedingen genoemd in lid 2 en 3 worden per kwartaal uitbetaald op basis van een door de ouders ingediende declaratie. In overleg met de ouders kan gekozen worden voor een andere wijze van uitbetaling. Declaraties over het afgelopen schooljaar kunnen na dat schooljaar tot uiterlijk 1 oktober worden ingediend.

  • 7.

    De vergoedingen voor aangepast vervoer zoals genoemd in lid 4 worden maandelijks uitbetaald in de vorm van een voorschot. Aan het begin van de daarop volgende maand vindt een afrekening plaats op basis van de daadwerkelijk gereden beladen kilometers.

  • 8.

    De vergoeding genoemd in lid 5 wordt, afhankelijk van het type OV-abonnement (jaar- of maandabonnement), in één of meerdere termijnen vooraf uitbetaald.

    Punt 9 Aangepast vervoer (artikelen 12, lid 1, sub c, 20, lid 1, sub c en artikel 24)

  • 1.

    De Verordening leerlingenvervoer geeft criteria om voor een vergoeding van het aangepast vervoer in aanmerking te komen. Eén van de criteria is dat door de ouders kan worden aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is of tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

  • 2.

    Onder ernstige benadeling van het gezin verstaat het college in ieder geval een situatie waarbij:

    a. het een één oudergezin betreft waarin nog een kind jonger dan 9 jaar is, dat nog niet zelfstandig naar school kan gaan, waarbij de ouder werkt of een opleiding volgt, die moet leiden tot het vinden van werk aanpassing van de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. Dit wordt aangetoond door middel van een verklaring, net als het feit dat anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn;

    b. in een één oudergezin een kind aanwezig is, die door een medische aandoening extra zorg van de ouder nodig heeft en anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn. Dit wordt door een medische deskundige vastgesteld. De ouder overlegt hiervoor een medische verklaring, waar de medische aandoening en de extra zorg die dit vraagt van de ouder uit blijkt en indien nodig kan de gemeente een onafhankelijk medisch advies opvragen;

    c. door een medisch deskundige is vastgesteld dat er medische redenen zijn die (één van de) ouders belemmeren het kind te begeleiden en anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn.

  • 3.

    Naast de criteria, die hierboven staan vermeld om in aanmerking te kunnen komen voor een vergoeding van het aangepaste vervoer, kan per situatie bekeken worden, wat in redelijkheid van de ouder(s) kan worden verwacht.

    Punt 10 Handicap (artikelen 11, lid 1, sub b, 12, lid 1, sub d, 15 lid 4, 19 lid 1, 20, lid 1, sub d, 23 en 24)

  • 1.

    In sommige gevallen bepaalt de mate van de handicap en de aanwezige reisbeperkingen of er recht bestaat op een vervoersvoorziening leerlingenvervoer en zo ja in welke vorm de vergoeding wordt verstrekt. Er is onderscheid te maken in een structurele of een tijdelijke handicap. Het college vergoedt alleen de vervoerskosten van structureel gehandicapte kinderen. Hiertoe dient een medische onderbouwing aangeleverd te worden, opgesteld door bijvoorbeeld een arts/medisch specialist, (ortho)pedagoog, psycholoog of kinderpsychiater.

  • 2.

    Wanneer in de verordening gesproken wordt over een handicap, wordt daarmee altijd een structurele handicap bedoeld. Wanneer een leerling vanwege herstel of revalidatie langer dan 3 maanden afhankelijk is van rolstoel of krukken, kan er een beroep worden gedaan op het leerlingenvervoer. Het college kan een vervoersvoorziening toekennen voor de duur van het herstel of de revalidatie.

  • 3.

    Het college kent geen vervoersvoorziening toe om tijdelijke medische redenen korter dan drie maanden. Ouders zijn hier zelf verantwoordelijk voor. Zij kunnen hiervoor wellicht een beroep doen op de zorgverzekeraar.

    Punt 11 Wangedrag

  • 1.

    De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de leerling, tijdens het gebruik van een door de gemeente bekostigde vervoersvoorziening, berust bij de ouders.

  • 2.

    In situaties waarbij een leerling wangedrag vertoont tijdens het door de gemeente bekostigde vervoer, worden ouders hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

  • 3.

    Wanneer zo’n situatie zich voordoet kan onderzocht worden of hieraan een medische oorzaak ten grondslag ligt. Afhankelijk van het medische advies kan de vervoersvoorziening zo nodig worden aangepast.

  • 4.

    Wanneer blijkt dat een leerling door zijn wangedrag niet zelfstandig gebruik kan maken van een vervoersvoorziening, kan het college besluiten de vervoerskosten van een begeleider te bekostigen. Ouders zijn in dat geval in beginsel verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding voor de leerling.

  • 5.

    Wanneer de begeleiding niet geleverd wordt of het gedrag van de leerling niet verbetert, kan het college besluiten de vervoersvoorziening voor deze leerling te beëindigen, op te schorten of in te trekken.

  • 6.

    Over de noodzaak van begeleiding of de inzet van individueel vervoer voor de leerling kan het college zich laten adviseren door een externe deskundige of door het gebiedsteam Opsterland.

    Punt 12 Crisisplaatsing (artikel 1, sub u)

  • 1.

    Kinderen kunnen om verschillende redenen uit huis worden geplaatst. Onder crisisplaatsing verstaan we een plotselinge uithuisplaatsing van een kind in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis. Deze plaatsing is van tijdelijke aard en heeft tot doel om de leerling zo snel mogelijk (bij voorkeur binnen 6 weken) terug te plaatsen in het ouderlijk huis dan wel in een andere definitieve huisvesting onder te brengen.

  • 2.

    Als een leerling die gebruik maakt van het leerlingenvervoer via een crisisplaatsing tijdelijk naar een andere gemeente verhuist en hij blijft zijn oude school bezoeken, dan wordt het leerlingenvervoer door de nieuwe gemeente uitgevoerd, maar betaalt de gemeente Opsterland nog 6 weken dit vervoer. Als de leerling vóór de crisisplaatsing geen vergoeding ontving en naar dezelfde school blijft gaan, waardoor nu wel recht op vergoeding ontstaat, wordt het vervoer betaald door de nieuwe gemeente.

    Punt 13 Drempelbedrag (artikel 15, lid 1)

  • 1.

    Het drempelbedrag is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer tot de afstandsgrens. Voor leerlingen van het basisonderwijs wordt uitgegaan van de kosten van een 2 Sterabonnement Noord Nederland voor één jaar.

  • 2.

    Per gezin wordt maximaal voor 2 kinderen het in lid 1 genoemde drempelbedrag berekend.

  • 3.

    Het drempelbedrag is niet van toepassing als er sprake is van een handicap zoals beschreven onder punt 10.

    Punt 14 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels leerlingenvervoer Opsterland 2017”.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking op 1 juni 2017.

    Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 20 juni 2017.

    De gemeentesecretaris, De burgemeester,

    Koen van Veen Ellen van Selm