Besluit van het college van burgemeester en wethouders en van de burgemeester van de gemeente Oude IJsselstreek houdende regels omtrent de Wet Bibob Beleidslijn Bibob gemeente Oude IJsselstreek 2017

Geldend van 21-07-2017 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders en van de burgemeester van de gemeente Oude IJsselstreek houdende regels omtrent de Wet Bibob Beleidslijn Bibob gemeente Oude IJsselstreek 2017

Beleidslijn Bibob gemeente Oude IJsselstreek 2017

De Burgemeester en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek, ieder zover het hun bevoegdheid betreft;

Overwegende, dat de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Overwegende dat de werkingssfeer van de Wet Bibob met ingang van 1 juli 2013 is verruimd;

Gelet op

  • de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet;

  • artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

  • artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor het exploiteren van een seksinrichting en/of escortbedrijf;

  • artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor het exploiteren van een horecabedrijf (daaronder vallen onder andere ook de coffeeshops);

  • de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot gemeentelijke vergunningen (speelautomatenhallen);

  • artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot gemeentelijke vergunningen (evenementen);

  • de gemeentelijke subsidieregelingen.

    Besluiten vast te stellen de

    Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voor de gemeente Oude IJsselstreek 2017.

    Paragraaf 1: Algemeen

    Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      beschikking: een beschikking ter zake een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing, waarop de Wet toegepast kan worden en ter zake de inschrijving van een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een beschikking, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • d.

      Bibob-toets: zowel in eerste instantie eigen intern onderzoek (waaronder vragenlijsten), in tweede instantie de aanvraag voor aanvullende informatie bij het RIEC als tot slot de adviesaanvraag bij het LBB.

    • e.

      Bureau: Landelijk Bureau Bibob; Bureau Bibob: het Bureau Bevordering;

    • f.

      de Wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • g.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel verdere informatie bij het RIEC of een advies bij het Bureau aan te vragen;

    • h.

      Indicatorenlijst: lijst met risico-indicatoren die betreffende medewerkers gebruiken in de beoordeling van een aanvraag.

    • i.

      integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

    • j.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de Wet en waarop de Wet kan worden toegepast;

    • k.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Oude IJsselstreek;

    • l.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) is een regionaal samenwerkingsverband die de samenwerkende partners (waaronder gemeenten) ondersteunt in hun strijd tegen georganiseerde criminaliteit;

    • m.

      semioverheid: organisaties die ‘dicht tegen de overheid aan zitten’. Kenmerken van een semioverheidsorganisatie zijn: 1. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang; 2. een publieke financiering;

    • n.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • 1.

    het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

  • 2.

    huur of verhuur, pacht en verpachting en ingebruikname en –geving;;

  • 3.

    het verlenen van een gebruiksrecht; of

  • 4.

    de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

    Artikel 1.2 Standaard toetsing en uitzonderingen

    Naast de in de afzonderlijke artikelen aangeduide gevallen, gaat het bestuursorgaan bij de aanvraag van een beschikking ook over tot een Bibob-toets als er:

    • vanuit eigen informatie en/of

    • informatie verkregen van het Bureau en/of

    • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van

      de Wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

      De Bibob-toets wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • overheidsinstanties;

  • semi-overheidsinstanties.

  • toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van

    Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe

    verstrekte beschikking);

  • door het bestuursorgaan bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

    Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

    Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

    De toepassing van de Wet vindt door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaats:

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • a.

    artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (horecaexploitatievergunning, ook exploitatievergunning coffeeshop);

  • b.

    artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (seksinrichting, escortbedrijf);

  • c.

    artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelautomatenhal);

  • d.

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen (speelautomatenvergunning);

  • e.

    artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet.

    2. Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een

    beschikking in ieder geval plaats als er sprake is van risico-indicatoren:

  • a.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit). De toepassing blijft beperkt tot de aanvragen die vallen onder de risicocategorieën die zijn benoemd in bijlage 1.

  • b.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht. voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer).

  • c.

    De aanvraag als bedoel in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die Wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

    d. De aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening; (evenementenvergunning)

    De toepassing van de Bibob-toets wordt daarbij beperkt tot de bij afzonderlijk besluit van het bestuursorgaan aangewezen evenementenvergunningen.

    Artikel 2.2 Toepassing bij reeds verleende beschikkingenHet bestuursorgaan kan de Wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

    • 1.

      de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van een bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

    • 2.

      de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

    • 3.

      vanuit eigen informatie dan wel informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet;

    • 4.

      informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet;

    • 5.

      bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, verzoekt het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets;

    • 6.

      een melding wijziging vergunninghouder op grond van artikel 2.25 lid 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt ingediend.

      Artikel 2.2a Weigering volledig invullen vragenformulieren

      Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, worden allereerst de daartoe gestelde regels van de Awb toegepast. Bij volharding wordt de weigering beschouwd als een ernstige mate van gevaar als benoemd in artikel 4 jo 3 van de Wet Bibob. De verstrekte beschikking wordt als gevolg daarvan ingetrokken.

      Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

      Het bestuursorgaan past de Wet in beginsel toe met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregelingen. De Bibob-toets wordt daarbij in beginsel beperkt tot de gevallen, die:

    • vanuit eigen informatie en/of

    • informatie verkregen van het Bureau en/of

    • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van

      de Wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

      Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

      Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

      De rechtspersoon met een overheidstaak kan de Wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 2 onder f, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, stelt de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

      De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • hoge mate van financiële complexiteit;

  • behorende tot een als zodanig door het bestuursorgaan benoemde risicobranche;

  • behorende tot een als zodanig door het bestuursorgaan benoemd risicogebied;

  • hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • exceptioneel financieel risico voor het bestuursorgaan.

    Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

    Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

    De rechtspersoon met een overheidstaak voert het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de Wet, in beginsel alleen uit bij overheidsopdrachten op in de Wet geldende gebieden, en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Oude IJsselstreek, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen openbaar moeten worden aanbesteed.

    Het vastgestelde normbedrag voor openbare aanbestedingen bij werken en diensten en leveringen geldt conform het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid.

    Paragraaf 4: Uitvoering

    Artikel 4.1 Eigen onderzoek

    In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, dient de betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten worden toegevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn benoemd.

    In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor. Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet wordt gestart, wordt een aanvraag eerst beoordeeld conform de bepalingen van de Awb en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende beschikking.

    Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bestaat uit een aantal stappen:

    Stap 1 Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door de aanvrager/houder van de beschikking aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlage) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc.).

    Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Awb buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte beschikking.

    Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan het bestuursorgaan desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

    Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de beschikking weigeren of intrekken.

    Stap 2 Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • d.

    de officier van justitie het bestuursorgaan de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

    Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

    Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

    De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een beschikking te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

    Bij een ‘mindere mate van gevaar’ dat de (aangevraagde) beschikking wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de beschikking verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

    Paragraaf 5: Invoering

    Artikel 5.1 Invoeringsdatum Deze beleidslijn is vastgesteld door de Burgemeester op 3 juli 2017 en treedt in werking op 3 juli 2017. De beleidsregels voor de toepassing van de Wet Bibob van 2008 worden ingetrokken.

    Artikel 5.2 CiteertitelDe beleidslijn kan worden aangehaald als ‘Beleidslijn Bibob gemeente Oude IJsselstreek 2017’.

    Ondertekening Aldus besloten door de burgemeester op 3 juli 2017