Regeling vervallen per 01-01-2014

Regeling uitwegen

Geldend van 01-10-2010 t/m 31-12-2013

Intitulé

Regeling uitwegen

Algemene toelichting

1 Aanleiding

Voor u ligt de regeling uitwegen van de provincie Overijssel. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) in werking getreden. De bedoeling van deze wet is, dat burgers straks voor heel veel zaken bij het Omgevingsloket Online van de gemeente terecht kunnen. In de WABO is over uitwegen in artikel 2.2 het volgende geregeld: "Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning." In de Omgevingsverordening Overijssel 2009 is geregeld dat het verboden is om veranderingen aan de weg aan te brengen of om enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg.

Met de invoering van de Wabo worden Burgemeester en Wethouders in de meeste gevallen bevoegd gezag ten aanzien van provinciale uitwegen. Wel zijn zij verplicht aan de provincie advies te vragen en zij mogen slechts gemotiveerd van dit advies afwijken. Gedeputeerde Staten worden bevoegd gezag voor projecten die krachtens Algemene maatregel van bestuur van provinciaal belang worden geacht.

Voorheen lag het uitwegenbeleid niet in een regeling vast, maar werd het beleid geëffectueerd door consistente toepassing van interne afspraken in de ontheffingen. In de nieuwe regeling worden deze afspraken vastgelegd. Dit schept duidelijkheid voor de aanvragers en zorgt voor uniformiteit voor alle uitwegen langs provinciale wegen. 

2 Kaders

Volgens de Wegenwet moet de eigenaar van een weg het uitwegen daarop gedogen. De wegbeheerder mag zowel op grond van de wegenwet als de wegenverkeerswet wel nadere regels stellen voor uitwegen, zolang deze niet in strijd zijn met hogere wetgeving.

2.2 Beleid

2.2.1  Omgevingsverordening Overijssel 2009

De provincie Overijssel heeft voor haar wegen op 1 juli 2009 regels vastgesteld in hoofdstuk 5 van de Omgevingsverordening Overijssel 2009.

2.2.2 Omgevingsvisie Overijssel

In de Omgevingsvisie Overijssel (OvO) is vastgelegd dat de provincie de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in Overijssel wil bevorderen.

2.2.3 Duurzaam Veilig

De provincie streeft naar een duurzaam veilige inrichting van de wegen. Het nationale kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW) heeft in het kader van duurzaam veilig een richtlijn voor wegbeheerders met betrekking tot de essentiële herkenbaarheidskenmerken (EHK) en het Handboek wegontwerp uitgebracht.

Provinciale wegen zijn, ook volgens de regels van duurzaam veilig, ingedeeld in één van de volgende categorieën:

Stroomwegen (SW): bedoeld voor het verwerken van veel (doorgaand) verkeer met een continue, ongestoorde verkeersafwikkeling en een relatief hoge snelheid (100-120km/u);

Gebiedsontsluitingswegen (GOW): bedoeld voor het bereikbaar maken van wijken en gebieden en met kenmerken van enerzijds het stromen en anderzijds het uitwisselen; deze worden echter naar plaats gescheiden: stromen vindt plaats op de wegvakken en uitwisselen op de kruispunten;

Erftoegangswegen (ET): bedoeld voor het toegankelijk maken van erven en woningen en dergelijke.

Stroomwegen zijn aldus van een hogere categorie (orde) dan gebiedsontsluitingswegen en deze laatste zijn weer hoger dan erftoegangswegen.

In de richtlijnen van het CROW worden uitwegen bestempeld als potentiële conflictpunten. Een stijging van het aantal uitwegen betekent een stijging van het aantal conflictpunten en dus een stijging van de verstoring voor het ‘doorgaande' verkeer. Met name op SW en GOW zijn deze verstoringen ongewenst.

Een andere reden om uitwegen te bestempelen als potentiële conflictpunten is de waarneembaarheid ervan vanaf de weg. Omdat uitwegen niet altijd voldoende en/of tijdig waarneembaar zijn, kunnen uitwegen naast de doorstroming, ook de verkeersveiligheid aantasten. De aanwezigheid van uitwegen vraagt immers een bepaald attentie- en anticipatieniveau van weggebruikers. Beide zijn (mede) afhankelijk van de functie van de weg en de daarvoor geldende maximumsnelheden.

In navolging van het advies van Duurzaam Veilig hanteren wij de volgende uitgangspunten met betrekking tot de toelaatbaarheid van uitwegen:

a. uitwegen tussen percelen en een SW niet toestaan vanwege de hoge snelheden en afwikkelingskwaliteit;

b.  uitwegen tussen percelen en een GOW niet toestaan vanwege de relatief hoge snelheden en afwikkelingskwaliteit en bestaande uitwegen zo veel mogelijk opheffen. Percelen die aan een GOW zijn gelegen ontsluiten zo veel mogelijk op erftoegangswegen (ETW; parallelweg of andere weg van lagere orde). Indien dit niet mogelijk is, erfaansluitingen verleggen naar een min of meer parallelle route aan de ‘achterzijde' van het perceel of bundelen; en

c.  uitwegen tussen percelen en een ETW of een parallelweg toestaan, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt.

2.3 Richtlijnen

Het CROW heeft een richtlijn over uitwegen uitgebracht. De richtlijn bevat aanbevelingen voor de constructie en uitvoering van uitwegen . De provincie Overijssel heeft voornoemde aanbevelingen van het CROW op detailniveau uitgewerkt in de Standaard Tekening Uitwegen (STU).

De provincie onderscheidt vier standaard uitwegconstructies:

1. Woninguitweg;

2. Bedrijfsuitweg;

3. Landbouwuitweg;

4. Doorsteek.

De STU (zie bijlage I) beschrijft maatvoering, materiaalgebruik en constructie van de verschillende typen uitwegen.

inhoud

 Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1

  • 1. Uitwegen zijn permanente verbindingen tussen percelen en de openbare weg met als doel aanliggende percelen te ontsluiten.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling worden tot de uitweg ook de daarbij behorende doorsteken, dammen, duikers en verhardingen van de tussenberm gerekend.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op wegen in beheer bij de provincie Overijssel.

Artikel 3  Verbodsbepaling

  • Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid van de WABO is het op provinciale wegen verboden zonder omgevingsvergunning:

  • a. een uitweg aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen;

  • b. het gebruik van een uitweg te wijzigen.

Artikel 4 Omgevingsvergunning

  • 2

  • 1. Het bevoegd gezag ingevolge artikel 2.2 van de WABO kan een vergunning verlenen om een uitweg aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen, of om het gebruik van een uitweg te wijzigen;

  • 2. In aanvulling op artikel 2.8 van de WABO dient de aanvrager van een vergunning de volgende gegevens in te dienen:

    • a.

      betreft het de aanleg of wijziging van een uitweg;

    • b.

      de afmetingen van de uitweg, aangegeven op een situatietekening;

    • c.

      wegnummer en hectometrering.

  • 3. Burgemeester en Wethouders zenden de aanvraag per ommegaande naar Gedeputeerde Staten met het verzoek over de aanvraag aan hen advies uit te brengen.

  • 4. Gedeputeerde Staten adviseren binnen vier weken na ontvangst over de aanvraag.

  • 5. Een vergunning zal in beginsel worden verleend indien de aanvraag voldoet aan alle eisen in deze regeling en de uitweg bovendien wordt uitgevoerd zoals aangegeven op de bij deze regeling behorende standaardtekening uitwegen (bijlage I).

Artikel 5  Weigering

  • 3

  • 1. Op grond van artikel 2.18 van de WABO kan een omgevingsvergunning worden geweigerd indien er alternatieve ontsluitingsmogelijkheden of verkeerskundige bezwaren zijn, in elk geval indien:

    • a.

      ontsluiting mogelijk is op een weg van lagere orde;

    • b.

      zonder bezwaar gebruik kan worden gemaakt van een eventueel te verleggen of te wijzigen bestaande uitweg naar een weg;

    • c.

      het perceel al een uitweg heeft;

    • d.

      het voor het verkeer noodzakelijke uitzicht op en bij wegen of de veiligheid en de doorstroming van het verkeer op de weg in gevaar komt.

  • 2. Van de bepaling in het eerste lid onder a kan alleen worden afgeweken indien bij de aansluiting op de provinciale weg de doorstroming van het verkeer of de verkeersveiligheid naar het oordeel van de wegbeheerder verbetert.

Artikel 6  Aanleg

  • Ingevolge artikel 2.22, tweede lid van de WABO, worden in elk geval met betrekking tot de aanleg de volgende voorschriften in de vergunning opgenomen:

  • 1. De aanleg van de uitweg wordt door of in opdracht van de vergunninghouder verzorgd;

  • 2. De vergunninghouder is verplicht bij de aanleg van de uitweg de verkeersmaatregelen te treffen, zoals die zijn opgenomen in CROW-publicatie 96b;

  • 3. Wanneer een dam met eventueel een duiker en verharding van de tussenberm nodig is om een aansluiting tussen de openbare weg en het perceel te realiseren dan worden deze ook door of in opdracht van de vergunninghouder aangelegd;

  • 4. De kosten voor de aanleg van de uitweg en de eventuele dam en duiker komen geheel voor rekening van de vergunninghouder.

Artikel 7  Beheer en onderhoud

  • 4

  • 1. Ingevolge artikel 2.22, tweede lid van de WABO, wordt in elk geval als voorschriften in de vergunning opgenomen dat de kosten voor het beheer en onderhoud van de uitweg voor rekening komen van de vergunninghouder en dat de vergunninghouder verantwoordelijk is voor het correcte gebruik overeenkomstig de functie en het beheer en onderhoud van de uitweg en de daarbij behorende dam en duiker;

  • 2. Wanneer de provincie onderhoud pleegt aan de aanliggende weg dan draagt de provincie er op haar kosten zorg voor dat de aansluiting van de uitweg wordt hersteld of zonodig wordt aangepast.

Artikel 8  Overgangsbepaling

5

Uitwegen die zijn aangelegd vóórdat deze regeling in werking is getreden, zonder dat daarvoor door de provincie een ontheffing is verleend, worden geacht te zijn aangelegd met ontheffing, waarvoor de standaard-eisen en voorwaarden zoals opgenomen op de standaardtekening uitwegen (bijlage I) alsmede de algemene uitvoeringsbepalingen gelden.

Artikel 9  Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling uitwegen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2010.


Noot
1

[Toelichting: Om een uitweg aan te leggen is het vaak nodig om extra voorzieningen te treffen, zoals het maken van een dam of duiker of het verharden van de tussenberm. Deze zaken worden ook in de vergunning geregeld, want ze behoren tot de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. Daarom is in het tweede lid van artikel 1 nadrukkelijk bepaald dat alle bepalingen in de regeling ook van toepassing zijn op de extra maatregelen. Met name is dit van belang voor het beheer en onderhoud en de kosten van de voorzieningen.]

Noot
2

[Toelichting: Een aanvraag voor een omgevingsvergunning moet worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van de betrokken gemeente. Dit college is volgens het vierde lid verplicht  de aanvraag om advies voor te leggen aan Gedeputeerde Staten van de provincie.

Voor uitwegen die aan alle voorwaarden in de regeling en aan de standaardeisen voldoen zal in beginsel een vergunning worden verleend.

In het standaardformulier uitwegen zijn het materiaalgebruik, de maatvoering en de constructie uitgewerkt:

- Ter accentuering van het ondergeschikte karakter van het achterliggende gebied ten opzichte van de weg, alsmede vanwege het kenbaarheidsvereiste, schrijft de provincie het materiaalgebruik voor.

- Ter accentuering van het ondergeschikte karakter van het achterliggende gebied en ter bevordering van een veilige verkeersafwikkeling, wordt de maatvoering van de uitweg voorgeschreven.

- Omwille van de veiligheid schrijft de provincie de constructieopbouw van de uitweg voor.]

Noot
3

[Toelichting: Per perceel wordt één uitweg toegestaan. Een tweede uitweg kan alleen worden toegestaan wanneer de aanvrager aantoont dat op het te ontsluiten perceel geen keermogelijkheid kan worden gecreëerd en met de aanleg van een tweede uitweg de doorstroming van het verkeer of de verkeersveiligheid wordt gediend. Tijdelijke uitwegen worden alleen bij uitzondering toegestaan.]

Noot
4

[Toelichting: De vergunninghouder van een uitweg is verantwoordelijk voor het correcte gebruik overeenkomstig de functie en het beheer en onderhoud van de uitweg en de daarbij behorende dam en duiker, zodat de doorstroming en veiligheid op de provinciale weg gewaarborgd blijven. Alle kosten van het beheer en onderhoud van de uitweg zijn voor rekening van de vergunninghouder. Hiertoe behoort ook het dagelijks onderhoud zoals het herstel van verzakkingen, het aanvullen van de naast de uitweg uitgereden sporen in de berm en het onkruidvrij houden van de bestrating.

Er is één uitzondering op de onderhoudsplicht, en dat betreft het vrijhouden van de duiker. Immers worden verstoppingen van de duiker bijna altijd veroorzaakt door bagger of maaisel van de aanliggende sloot van de provincie. De provincie zal daarom bij haar onderhoud ook de duiker schoonmaken, tenzij duidelijk blijkt dat een verstopping door de constructie of het gebruik van de uitweg is veroorzaakt. Wanneer de provincie onderhoud pleegt aan de aanliggende weg dan draagt de provincie zorg dat de aansluiting wordt hersteld of zonodig wordt aangepast. De kosten daarvan komen op grond van het zogeheten "veroorzakersprincipe" ten laste van de provincie. Een omgevingsvergunning is volgens de WABO een zaaksgebonden beschikking. Dit houdt onder meer in dat bij vervreemding van een perceel de nieuwe eigenaar automatisch verantwoordelijk wordt voor het beheer en onderhoud van de uitweg.]

Noot
5

[Toelichting: Ontheffingen die zijn verleend voordat de WABO in werking is getreden worden op grond van artikel 1.4 van de Invoeringswet WABOP gelijkgesteld aan een omgevingsvergunning. UItwegen waarvoor geen ontheffing is verleend worden vanaf 1 oktober 2010 gelegaliseerd. ]