Regeling vervallen per 07-10-2008

Beleidsregels Faunabeheer Provincie Overijssel

Geldend van 05-02-2003 t/m 06-10-2008

Intitulé

Beleidsregels Faunabeheer Provincie Overijssel

1. Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Per 1 april 2002 zal de Flora- en faunawet in werking treden. Deze wet richt zich onder meer op de bescherming van planten en dieren in Nederland. Onder andere de Vogelwet 1936 en de Jachtwet, alsmede onderdelen van de bestaande Natuurbeschermingswet, zijn in de Flora- en faunawet opgenomen.

In de Flora- en faunawet is een aantal bevoegdheden bij de provincies gelegd. Het gaat hierbij met name om bevoegdheden op het gebied van:

  • de instelling van faunabeheereenheden en het goedkeuren van faunabeheerplannen;

  • vrijstellingen voor de grondgebruiker;-

  • ontheffingen;

  • ingrepen in populaties;

  • sluiten van de jacht onder bepaalde omstandigheden (inzake de jacht zelf heeft de provincie geen bevoegdheden);

  • weidevogelbescherming;

  • het aanwijzen van ‘beschermde leefomgeving’.

De bevoegdheden die aan Gedeputeerde Staten van de provincies zijn gegeven hebben voornamelijk betrekking op inheemse diersoorten.

In deze Nota Beleidsregels faunabeheer is het beleid van de provincie Overijssel inzake deze bevoegdheden geformuleerd. Voor ieder onderwerp zijn overwegingen opgenomen, en zijn beleidsregels geformuleerd.

1.2 Flora- en faunawet in vergelijking met vorige wetgeving

  • De Flora- en faunawet vervangt een aantal wetten: de Jachtwet, de Vogelwet 1936, de Wet bedreigde uitheemse diersoorten en hoofdstuk V van de Natuurbeschermingswet. Deze wetgeving wordt niet alleen vervangen door de Flora- en faunawet, maar er zijn ook verschillen tussen de nieuwe en de oude wetgeving.

  • De belangrijkste verschillen tussen de oude wetgeving en de Flora- en faunawet zijn:

  • De intrinsieke waarde van dieren

    De intrinsieke waarde van dieren

    Gelet op de considerans van de wet dient de intrinsieke waarde van dieren voortaan mede uitgangspunt te zijn bij de uitvoering van de wet. Dat betekent onder meer dat bij het nemen van maatregelen ook acht moet worden geslagen op het dierenwelzijn. Zo bestaat de wettelijke plicht te voorkomen dat dieren onnodig lijden bij het nemen van maatregelen. Rekening houden met de intrinsieke waarde van dieren kan ook betekenen dat als sprake is van twijfel over de noodzaak of de effectiviteit van afschot van dieren ter voorkoming van schade, vaker het voordeel van de twijfel aan de dieren wordt gegeven.

  • Meer soorten beschermd

    Meer soorten beschermd

    Een aantal zoogdiersoorten was onbeschermd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de mol en een aantal muizensoorten. In de Flora- en faunawet zijn deze wel beschermd (met uitzondering van de huismuis, de bruine rat en de zwarte rat).

  • Decentralisatie van bevoegdheden

    Decentralisatie van bevoegdheden

    Ontheffingen voor faunabeheer en bestrijding van schade aangericht door beschermde dieren, zullen ingevolge artikel 68 van de wet voortaan worden verleend door Gedeputeerde Staten van de provincies. Dit biedt de mogelijkheid meer rekening te houden met regionale omstandigheden.

  • Beschermde leefomgeving

    Beschermde leefomgeving

    Op grond van artikel 19 van de wet kunnen Gedeputeerde Staten plaatsen of objecten die van groot belang zijn voor het behoud van een beschermde dier- of plantensoort aanwijzen als beschermde leefomgeving. Het gaat hier bijvoorbeeld om bunkers of poelen die voor vleermuizen of amfibieën van belang zijn.

  • Beperking aantal bejaagbare soorten

    Beperking aantal bejaagbare soorten

    Vóór de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet mocht op zestien wildsoorten worden gejaagd. De Flora- en faunawet staat slechts de jacht op vijf soorten toe (Konijn, Haas, Fazant, Houtduif en Wilde eend). Op Patrijs, ook aangewezen als wildsoort, is de jacht gesloten zolang deze vermeld staat op de rode lijst. Gedeputeerde Staten van de provincies hebben geen bevoegdheden inzake de jacht gekregen, met uitzondering van de mogelijkheid de jacht onder bepaalde (weers)omstandigheden te sluiten.

  • Geen jacht in bepaalde natuurgebieden

    Geen jacht in bepaalde natuurgebieden

    In artikel 46 van de Flora- en faunawet is bepaald dat de jacht niet wordt geopend in gebieden die zijn aangewezen als beschermd natuurmonument in het kader van de Natuurbeschermingswet, gebieden die zijn aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangewezen als Wetland in het kader van de Wetlandovereenkomst.

2. Soortenbeleid

De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van inheemse diersoorten. Daartoe kent de Flora- en faunawet een groot aantal verbodsbepalingen ten aanzien van handelingen betreffende die beschermde soorten. Deze Nota Beleidsregels faunabeheer betreft met name de uitwerking van uitzonderingen op die verbodsbepalingen, voornamelijk ten behoeve van bestrijding en voorkoming van schade aan diverse belangen.

Naast deze manier van omgaan met beschermde planten en dieren zijn ook andere invalshoeken ten aanzien van natuur van toepassing.

De provincie Overijssel kent daartoe in de eerste plaats een gebiedenbeleid met een daarbij passend instrumentarium. Via het streekplan en financiële instrumenten wordt behoud en ontwikkeling van bepaalde typen natuurwaarden in gebieden gestimuleerd.

In de tweede plaats is beleid gericht op behoud en ontwikkeling van populaties van zeldzame of bedreigde soorten relevant. De provincies geven met het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de soortbeschermende organisaties gezamenlijk uitvoering aan het soortenbeleid. In het "Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004" is dit beschreven. Op 14 juni 2000 verklaarden LNV, IPO en de soortbeschermende organisaties:

- er naar te streven dat de uitvoering van het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004 waar relevant wordt verwerkt in de beoogde bestuursovereenkomst betreffende het sturingsmodel voor het landelijk gebied en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma.

- er naar te streven dat de overige activiteiten van rijk, provincies en soortbeschermende organisaties met betrekking tot het soortenbeleid worden uitgevoerd zoals beschreven in het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004.

Het soortenbeleid zal uitgewerkt worden middels een provinciale Nota soortenbeleid. De beleidsuitgangspunten die in deze nota worden geformuleerd, worden geconcretiseerd middels een uitvoeringsprogramma. De plannen volgens dit programma zal de provincie vervolgens (laten) uitvoeren.

3. Faunabeheereenheden

Flora- en faunawet: Artikelen 29, 69

Besluit faunabeheer: Artikelen 2, 4, 5, 6, 12

3.1 Toelichting

  • In de faunabeheereenheid zijn jachthouders vertegenwoordigd. Een jachthouder is degene die gerechtigd is tot het genot van de jacht. Dit zijn grondeigenaren, waaronder terreinbeherende (natuur)organisaties, en onder voorwaarden personen of instanties waaraan gronden met de jacht zijn verpacht of jacht is verhuurd. De Faunabeheereenheid heeft een belangrijke rol in het beheer van diersoorten, in het kader van het handhaven van een goede stand van diersoorten in hun gebieden en voorkoming en bestrijding van schade.

  • Gedeputeerde Staten kunnen samenwerkingsverbanden van jachthouders erkennen als faunabeheereenheid, ten behoeve van het beheer van diersoorten of bestrijding van schade aangericht door dieren.

  • Faunabeheereenheden dienen te voldoen aan de artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit faunabeheer. Dit houdt in:

  • - het samenwerkingsverband heeft als rechtsvorm vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of stichting;

  • - in de statuten worden de plichten opgenomen van de aangesloten jachthouders met betrekking tot de uitoefening van de aan de faunabeheereenheid verleende bevoegdheden;

  • - de gronden gelegen binnen het werkgebied waarop de in de faunabeheereenheid samenwerkende jachthouders zijn gerechtigd tot het genot van de jacht hebben een oppervlakte van tenminste 5000 hectare, of zoveel groter als nodig is voor een duurzaam en effectief beheer van diersoorten, vormen tenminste 75% van de totale oppervlakte van het werkgebied van het samenwerkingsverband, en zijn zo veel mogelijk aaneengesloten;

  • - de werkgebieden van verschillende faunabeheereenheden  kunnen elkaar niet overlappen.

3.2 Overwegingen

  • Ten tijde van de inwerkingtreding van deze nota loopt een proces tot oprichting van één faunabeheereenheid voor de provincie Overijssel, waarin alle relevante partijen zijn verenigd.

  • Eén faunabeheereenheid voor de gehele provincie heeft een aantal voordelen:

  • - het beheer van diersoorten kan duurzaam en effectief gevoerd worden, omdat dit beheer zich over een grote oppervlakte en daarmee een groot verspreidingsgebied van diersoorten uitstrekt;

  • - met één faunabeheereenheid is er voor de provincie één aanspreekpunt voor wat betreft het beheer van het merendeel van de relevante diersoorten, waardoor een effectieve afstemming tussen provinciaal beleid en uitvoering van het beheer mogelijk is.

3.3 Beleidsregels

  • - Erkenning van één faunabeheereenheid voor de provincie Overijssel, mits deze voldoet aan de wettelijke vereisten.

4. Faunabeheerplannen

Flora- en faunawet: Artikelen 30, 69

Besluit faunabeheer: Artikelen 8, 9, 10, 11, 12 

4.1 Toelichting 

Gedeputeerde Staten kunnen een faunabeheerplan eisen wanneer zij personen of categorieën van personen aanwijst die, op grond van artikel 67 van de Flora- en faunawet bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoorten of andere diersoorten of verwilderde dieren op door Gedeputeerde Staten aangewezen gronden beperkt. Voorts kunnen Gedeputeerde Staten een faunabeheerplan eisen wanneer zij ontheffingen afgeeft op grond van artikel 68 van de Flora- en faunawet. Deze twee onderwerpen, ingrepen in populaties en ontheffingen, worden behandeld in de twee betreffende hoofdstukken van deze nota.

Een faunabeheerplan dient aan een groot aantal voorwaarden te voldoen, die gesteld zijn in het Besluit faunabeheer, en is gericht op een planmatig en duurzaam beheer van diersoorten. De maximale geldigheidsduur van een faunabeheerplan is vijf jaar.

De voorwaarden betreffen onder meer de omvang en begrenzing van het gebied waarop het plan betrekking heeft, kwantitatieve gegevens met betrekking tot de populaties van de diersoorten waarop het plan betrekking heeft en een onderbouwing van de noodzaak voor duurzaam beheer van deze diersoorten, waaronder een onderbouwde verwachting van de geschade belangen als niet tot een dergelijk duurzaam beheer zou worden overgegaan. Hierbij dient de gewenste stand van de betrokken soorten worden aangegeven, alsmede een beschrijving van de handelingen die in de voorgaande vijf jaren zijn verricht om schade te voorkomen en de effectiviteit van die handelingen, en een beschrijving van de te nemen handelingen en de verwachte effectiviteit daarvan om schade te voorkomen. Voor Edelhert, Damhert, Ree en Wild zwijn dienen onder meer het voedselaanbod en migratiemogelijkheden te worden beschreven.

Faunabeheereenheden die beheer over diersoorten voeren op grond van artikel 67 (ingrepen in populaties) en 68 (ontheffingen) van de Flora- en faunawet, dienen jaarlijks verslag te doen aan Gedeputeerde Staten over de wijze van gebruik van de ontheffing(en) en de uitvoering van het faunabeheerplan.

4.2 Overwegingen

De wet stelt een groot aantal regels aan faunabeheerplannen. De provincie toetst het faunabeheerplan aan deze regels. Aanvullend zijn vijf aandachtspunten onderscheiden:

- de diersoorten die in het faunabeheerplan zijn opgenomen;

- de definities van 'geschade belangen';

- het beschikbaar zijn van gegevens over de voorgaande vijf jaren;

- preventieve maatregelen ter voorkoming van schade;

- de middelen die worden gebruikt bij het beheer en bij schadebestrijding.

Behandelde diersoorten

Eén van de doelstellingen van een faunabeheerplan is een duurzaam en effectief beheer van diersoorten. Dit houdt, andersom geredeneerd, ook in dat het beheer van diersoorten zoveel mogelijk op basis van een faunabeheerplan wordt uitgevoerd. De provincie gaat er van uit dat het faunabeheerplan alle relevante gegevens bevat benodigd voor een duurzaam beheer van diersoorten, en dat het verlenen van ontheffingen door de provincie grotendeels kan plaatsvinden op grond van het faunabeheerplan. De provincie verwacht daarom dat de faunabeheereenheid dié diersoorten, waarvoor verwacht kan worden dat ontheffing zal worden aangevraagd ten behoeve van beheer en/of schadebestrijding, opneemt in haar faunabeheerplan. Dit houdt opname van tenminste de volgende soorten in: Edelhert, Damhert, Wild zwijn, Ree, Vos, Haas, Fazant, Wilde eend, overzomerende gans, Knobbelzwaan, Roek,  Zwarte kraai en Ekster, eventueel aangevuld met andere soorten van de provinciale vrijstellingslijst waarvan geen schadereferentie voorhanden is, maar waarvan bij afwezigheid van schadebestrijding wel belangrijke schade te verwachten is.

Geschade belangen

Een ontheffing kan slechts verleend worden indien schade optreedt aan de belangen die in de wet genoemd zijn. In hoofdstuk 5 (ontheffingen) zijn definities van schade opgenomen, zoals die door de provincie Overijssel gehanteerd worden.

Kwantitatieve gegevens voorgaande vijf jaren

Voor een aantal diersoorten zijn in het verleden, vanwege het ontbreken van een wettelijke noodzaak daartoe, geen gegevens verzameld over de schade die zij aanbrengen of de handelingen die verricht zijn om die schade te voorkomen. Echter, het is vanuit diverse belangen niet aanvaardbaar schade te accepteren, omdat in het verleden geen schadereferentie is opgebouwd of een overzicht van de effectiviteit van verrichte handelingen niet is gemaakt (dit is in overeenstemming met lid h van artikel 10 van het Besluit Faunabeheer). Voor diersoorten waarvoor de gevraagde gegevens nu nog niet volledig zijn, dient voldoende aannemelijk gemaakt te worden dat schade te verwachten is en dat bepaalde handelingen noodzakelijk zijn.

In de toekomst zullen wel alle relevante gegevens bijgehouden moeten worden. Dit houdt in dat slechts in het eerste faunabeheerplan na inwerkingtreding van de Flora- en faunawet het ontbreken van gegevens toegestaan kan worden.

Preventieve maatregelen

Het doden van dieren is slechts toegestaan in geval er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is. Dit houdt in dat eerst preventieve maatregelen worden uitgevoerd. Slechts als deze niet tot het gewenste resultaat leiden, of indien vooraf duidelijk is dat het nemen van preventieve maatregelen niet effectief kan zijn of niet in verhouding staat tot het beoogde doel, kan gebruik worden gemaakt van ontheffingen. Gedeputeerde Staten wil een actieve bijdrage leveren aan het stimuleren en ontwikkelen van preventieve maatregelen waarmee het gebruik van het instrument ontheffing in de toekomst kan worden beperkt.

Middelen

In de wet zijn verschillende middelen aangewezen die gebruikt kunnen worden om dieren te vangen of te doden, bij schadebestrijding. Voor de provincie is een uitgangspunt bij het gebruik van middelen dat deze effectief zijn voor wat betreft het beoogde doel. Dit houdt in: de schade moet zo goed mogelijk voorkomen worden, onder de voorwaarde dat het aantal te vangen of te doden dieren zo beperkt mogelijk is.

4.3 Beleidsregels

- Het faunabeheerplan wordt door de provincie getoetst aan de wettelijke regels.

- Het faunabeheerplan moet alle diersoorten behandelen waarvan verwacht kan worden dat ontheffing wordt aangevraagd in verband met beheer en/of schadebestrijding. Dit betreft tenminste de volgende soorten: Edelhert, Damhert, Ree, Wild zwijn, Vos, Haas, Fazant, Wilde eend, overzomerende gans (periode 1 april tot 1november), Canadese gans, Knobbelzwaan, Zwarte kraai, Roek, eventueel aangevuld met andere soorten van de provinciale vrijstellingslijst.

- In het faunabeheerplan dient te worden uitgegaan van definities van schade zoals die in deze nota zijn beschreven.

- Diersoorten waarvoor de vereiste informatie niet voorhanden is kunnen wel opgenomen worden in het eerste faunabeheerplan na inwerkingtreding van de Flora- en faunawet, mits voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat beheer van deze diersoorten nodig is of dat het uitvoeren van verboden handelingen ten aanzien van deze diersoorten ter voorkoming van het schaden van de in de wet omschreven belangen, noodzakelijk is.

- In het faunabeheerplan dient omschreven te worden welke preventieve maatregelen worden genomen om schade te voorkomen, voordat gebruik kan worden gemaakt van ontheffingen om dieren te doden. De provincie zal een actieve bijdrage leveren aan het stimuleren en ontwikkelen van preventieve maatregelen waarmee het gebruik van het instrument ontheffing in de toekomst kan worden beperkt.

- In het faunabeheerplan moet per diersoort worden aangegeven welke middelen gebruikt zullen worden om dieren te vangen of te doden, waarbij de effectiviteit van deze middelen gemotiveerd wordt.

- De Faunabeheereenheid moet het gebruik van ontheffingen op basis van het Faunabeheerplan registreren, en daarbij de ontwikkeling van populaties van de betreffende diersoorten alsmede de effectiviteit van het gebruik van de ontheffingen monitoren. Dit moet jaarlijks aan Gedeputeerde Staten gerapporteerd worden.

5. Ontheffingen

Flora- en faunawet:    Artikelen 68, 69, 70, 72

Besluit Beheer en schadebestrijding: Artikelen 4, 5, 6, 8, 9, 10

5.1 Toelichting

Indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat kunnen Gedeputeerde Staten op grond van artikel 68, het faunafonds gehoord, ten aanzien van bepaalde beschermde inheemse diersoorten ontheffing verlenen van artikelen 9 tot en met 18 en 72, lid 5 van de Flora- en faunawet. Een dergelijke ontheffing geldt voor maximaal 5 jaren en wordt in principe alleen worden verleend aan een faunabeheereenheid, op basis van een goedgekeurd faunabeheerplan. Ontheffing mag enkel worden verleend:

a. in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid;

b. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;

c. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren;

d. ter voorkoming van schade aan flora en fauna of;

e. met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. In het Besluit beheer en schadebestrijding dieren worden in dat kader genoemd:

- voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast veroorzaakt door steenmarters aan gebouwen of zich daarin bevindende roerende zaken;

- voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt door vossen aan niet bedrijfsmatig gehouden vee;

- voorkoming en bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren behorende tot de diersoorten Edelhert, Damhert, Ree of Wild zwijn;

- voorkoming en bestrijding van schade door konijnen of vossen op sportvelden of industrieterreinen.

Indien, gelet op de soort dan wel de aard of omvang van de te verrichten handelingen ontbreekt, de noodzaak voor een planmatige aanpak ontbreekt kan de ontheffing ook aan anderen dan een faunabeheereenheid worden verleend. In dat geval is geen faunabeheerplan vereist. Te denken valt hierbij aan bestrijding van incidentele en lokale schade door een diersoort die niet in het faunabeheerplan is opgenomen.

Ook op terreinen die worden beheerd door een niet bij de faunabeheereenheid aangesloten terreinbeheerder en waarover zich de zorg van een faunabeheereenheid niet uitstrekt kan aan anderen dan de faunabeheereenheid een ontheffing worden verleend. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld vliegvelden.

Dieren die leven in een omheind gebied met een oppervlakte van minder dan 5000 hectare worden niet tot de wilde dieren, maar tot de gehouden dieren gerekend. Hiervoor is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) van toepassing.

Gedeputeerde Staten bepalen welke van de in het Besluit beheer en schadebestrijding dieren genoemde middelen worden toegestaan voor het vangen en doden van dieren.

5.2 Overwegingen

Gedeputeerde Staten kunnen ontheffingen verlenen voor het verstoren of doden van dieren, om een aantal bij wet bepaalde belangen te verdedigen of schade te voorkomen.

Ontheffingen zijn alleen mogelijk indien er geen andere bevredigende oplossing is, en er mag geen afbreuk worden gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de betreffende diersoorten. De mate waarin belangen geschaad worden, of waarin schade verwacht wordt, moet daarom van dusdanige omvang zijn dat het verantwoord is in te grijpen. Dit betekent dat een afweging nodig is met betrekking tot de situaties waarvoor ontheffingen worden afgegeven. Navolgend worden de in de wet genoemde belangen behandeld.

Volksgezondheid

Bij volksgezondheid moet gedacht worden aan de verspreiding van ziekten onder mensen, waarbij epidemische vormen optreden. Individuele gezondheidsgevallen gelden niet als ‘volksgezondheid’. Om schade aan volksgezondheid te onderbouwen is tenminste een verklaring van de GG&GD vereist.

Overlast door roeken bijvoorbeeld, dat weliswaar de gezondheidstoestand van individuele mensen kan beïnvloeden, geldt niet als inbreuk op de volksgezondheid (uitspraak rechtbank 's-Hertogenbosch). Analoog hieraan kan ook het verstuiken van een enkel door het trappen in een konijnenhol niet als inbreuk op de volksgezondheid worden gezien.

Gezien het feit dat rabiës bij vossen sinds enkele decennia al niet meer in Nederland is geconstateerd, en uit Overijssel in het geheel niet bekend is, is rabiës op dit moment niet relevant in het kader van volksgezondheid.

Verkeersveiligheid

Verkeersveiligheid kan in het geding komen wanneer grotere dieren wegen oversteken. Relevante soorten zijn Edelhert, Damhert, Wild zwijn en Ree. Van de eerstgenoemde drie soorten zijn op dit moment geen populaties in de provincie Overijssel aanwezig; wanneer exemplaren van deze soorten worden waargenomen zullen dit steeds rondtrekkende dieren betreffen. De incidentele meldingen van de laatste jaren zijn merendeels te herleiden tot ontsnapte (dam)herten of zwijnen. Het huidige rijksbeleid gaat uit van een nulstand voor deze soorten in de provincie Overijssel. De provincie sluit zich hierbij aan. Onder meer vanwege verkeersveiligheid kan ontheffing worden afgegeven voor afschot van deze dieren.

Voor wat betreft het Ree geldt dat met name een te grote populatiedruk (meer dieren dan waarvoor ruimte en voedsel aanwezig is) kan leiden tot meer migratiebewegingen, en dat in een dergelijke situatie sprake kan zijn van het ontstaan van verkeersonveilige situaties. In het faunabeheerplan zal berekend moeten worden, per regio, hoeveel reeën een gebied kan bevatten (draagkracht) en vanaf welke populatieomvang ingegrepen moet worden. Het gaat hierbij niet alleen om verkeersveiligheid, maar om een totaal duurzaam beheer  (welzijn) van de reeënpopulatie in Overijssel.

Veiligheid van het luchtverkeer

In Overijssel heeft dit betrekking op de vliegbasis Twente. Hier is tussenkomst van een faunabeheereenheid niet vereist. De vliegbasis kan zelf een plan indienen voor het beheer van fauna op het vliegveld, waarin de aanwezige soorten dieren, de bedreigingen voor het luchtverkeer en de noodzaak voor ontheffingen wordt beschreven. Hierbij geldt: in eerste instantie zoveel mogelijk voorkomen dat dieren een gevaar voor het luchtverkeer kunnen gaan vormen door verstoring etcetera, en aanvullend daarop mogelijkheden voor vangen of afschot. Afstemming met het beheer van diersoorten door de Faunabeheereenheid wordt hierbij aanbevolen.

Belangrijke schade aan gewassen, vee, bedrijfsmatige visserij en wateren

De schade door dieren die dreigt op te treden dient dusdanig groot te zijn dat bestrijding van deze schade door dieren te verstoren, te vangen of te doden aanvaardbaar is. De provincie hanteert daarvoor een drempel van € 115,-- per geval.

Voor de gewassen waarop schade wordt verwacht, dient in het faunabeheerplan aangegeven te worden welke schadebedragen verwacht kunnen worden. Door de aanvrager van een ontheffing dient de schade aannemelijk gemaakt te worden.

Schade aan flora en fauna

In het Faunabeheerplan zal voor mogelijke vormen van schade aan flora en fauna moeten worden aangegeven welke schade verwacht wordt of kan worden en welke preventieve maatregelen genomen worden. Het doden van dieren zal een uiterste middel moeten zijn om deze schade te voorkomen.

Algemene uitgangspunten hierbij zijn:

- de gewenste situatie moet concreet (toetsbaar) beschreven worden (welke gebieden, welke doelstellingen met betrekking tot flora en fauna worden bedreigd, etc.);

- de gewenste situatie moet reëel zijn en passen binnen een natuurlijke situatie (bijvoorbeeld: het kan niet zo zijn dat torenvalken moeten worden afgeschoten om populaties van muizen te vergroten, of sperwers te doden om populaties zangvogels te vergroten);

- er zijn geen andere bevredigende oplossingen tegen redelijke kosten dan het doden van beschermde dieren om de gewenste situatie te bereiken;

- het doden van beschermde dieren mag niet leiden tot een inbreuk op een gunstige staat van instandhouding van deze diersoorten.

Bij het beschrijven van mogelijke schade is het nodig deze schade te kwantificeren, en daarbij aannemelijk te maken dat deze schade zo groot is dat deze voorkomen moet worden. Neem hierbij als voorbeeld de weidevogels in gedachten: het is duidelijk dat een Vos eieren en kuikens van weidevogels eet. Wil er echter sprake zijn van schade, dan moet hiervan een negatieve invloed uitgaan op de populatieomvang van weidevogels: het vóórkomen van weidevogels in een gebied moet bedreigd worden door predatie door de Vos, om deze predatie als schade te kwalificeren. In het Faunabeheerplan moet dit gebiedsgericht uitgewerkt worden. Algemeen geldt, dat bij schade aan flora en fauna aannemelijk moet worden gemaakt dat kwetsbare populaties lokaal (mede) door een andere soort dreigen te verdwijnen. De provincie stelt zich op het standpunt dat Vos, Zwarte kraai en Ekster een merkbare invloed kunnen hebben op populaties van weidevogels en andere bodembroeders. In Noordwest-Overijssel en in de IJsseldelta neemt de weidevogelstand sterk af door de Vos (onder meer vastgesteld door onderzoek van de Vereniging Natuurmonumenten).

In beheersgebieden, nieuwe natuurgebieden met een weidevogeldoelstelling, gebied met Korhoenders en in een zone daar omheen met als uitgangspunt 5 km.. In deze gebieden is afschot van Vos, Zwarte kraai en Ekster mogelijk, omdat veel inzet wordt geleverd om weidevogels en Korhoen optimaal te behouden. In deze gebieden wil de provincie een faciliterend beleid voeren ten aanzien van behoud en ontwikkeling van populaties van kwetsbare diersoorten, eventueel ten koste van Vos, Zwarte kraai en Ekster.

Buiten de hiervoor genoemde gebieden is afschot van Vos, Zwarte kraai en/of Ekster mogelijk indien schade op de populatieomvang van weidevogelsoorten en/of andere soorten of vormen van schade aannemelijk wordt gemaakt, en dit tevens een gunstige staat van instandhouding van die kwetsbare soorten negatief beïnvloed. Het gaat dan vooral om invloed op Rode Lijstsoorten.

In het Besluit beheer en schadebestrijding dieren zijn vier andere belangen aangegeven waarbij ontheffing kan worden verleend voor het verstoren of doden van beschermde dieren. Voor twee van deze belangen zijn ontheffingen voor het doden van dieren onnodig:

- voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast door steenmarters in gebouwen: de provincie heeft hierbij het voornemen zich te beperken tot ontheffingen voor het wegvangen van dieren, in combinatie met preventieve maatregelen door de eigenaar of gebruiker van de gebouwen: eigenaren/gebruikers moeten schade/overlast zelf voorkomen (indien deze schade of overlast voor hen niet aanvaardbaar is). De provincie gaat er van uit dat bij het wegvangen van steenmarters sprake zal zijn van een planmatige aanpak, waarbij binnen het leefgebied van de betreffende dieren vervangende nestgelegenheden worden gecreëerd. Deze planmatige aanpak moet in samenspraak met of door de faunabeheereenheid (in het buitengebied) of de gemeente (voor binnen de bebouwde kom) worden vormgegeven;

- voorkoming en bestrijding van schade door vossen aan niet bedrijfsmatig gehouden vee (bijvoorbeeld sierpluimvee): hiervoor stelt de provincie zich op het standpunt dat schade in principe kan worden voorkomen door inzet van preventieve maatregelen: eigenaren moeten dergelijke schade zelf voorkomen.

De twee andere belangen, waarvoor de provincie wèl ontheffing wil geven voor het doden van dieren, betreffen:

- onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren behorende tot de diersoorten Edelhert, Damhert, Ree of Wild zwijn;

- in geval van schade op sportvelden of industrieterreinen door konijnen of vossen is het aanvaardbaar ontheffing te verlenen voor het doden van dieren, mits naar het oordeel van Gedeputeerde Staten aantoonbaar voldoende preventieve maatregelen zijn getroffen. Ook de schade moet hierbij duidelijk aantoonbaar zijn (het aanwezig zijn van konijnen op industrieterreinen is geen schade, er dient sprake te zijn van te verwachten aantasting van voor dat industrieterrein belangrijke waarden, zoals kabels en leidingen).

Te gebruiken middelen

In het Besluit beheer en schadebestrijding zijn de volgende middelen aangewezen waarmee dieren worden gevangen of gedood:

- geweren (artikel 7 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren geeft een uitgebreid overzicht van voorwaarden, waaraan voldaan moet worden);

- honden, niet zijnde lange honden;

- jachtvogels (slechtvalken en haviken);

- fretten;

- kastvallen;

- vangkooien;

- klemmen, niet zijnde pootklemmen;

- buidels;

- lokvogels, mits niet blind of verminkt;

- kunstmatige lichtbronnen, en

- middelen die krachtens de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 zijn toegelaten.

Bij het verlenen van ontheffingen is het van belang dat de toegepaste middelen het meest effectief zijn om de schade te bestrijden, waarbij zij zo weinig mogelijk invloed hebben op de populaties van de betrokken soorten. Veelal geldt dat gebruik maken van het geweer of van jachtvogels naast het directe effect (het doden van dieren die schade veroorzaken) ook een indirect effect heeft, namelijk het verjagen van dieren. In veel gevallen is dit het meest effectief: met het doden van een (relatief) gering aantal dieren treden verjagingseffecten op, waarbij de betrokken diersoort niet meer op het betreffende perceel komt. Dit blijkt ondermeer uit onderzoeken van het voormalige RIN aan ganzen, en is ook in uitspraken van de rechtbank onderschreven. Bij iedere ontheffingsaanvraag dient gemotiveerd te worden welk middel om welke reden gebruikt wordt; de provincie toetst dit aan de hiervoor vermelde voorwaarden. Voorts dient het gebruik van deze middelen uiteraard te voldoen aan de eisen die daartoe in de wet zijn gesteld.

5.3 Beleidsregels

- Een ontheffing wordt slechts verleend of mag slechts gebruikt worden indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende preventieve maatregelen zijn genomen om dreigende schade te voorkomen. De houder of aanvrager van een ontheffing dient dit inzichtelijk te maken. De door Gedeputeerde Staten vereiste inzet van preventieve maatregelen is afhankelijk van de omvang van de te verwachten schade; indien de relatie tussen maatregelen en schade disproportioneel is, is er geen sprake van een bevredigend alternatief en is inzet van het ontheffingeninstrument aan de orde.

- Een ontheffing wordt slechts verleend of mag slechts gebruikt worden indien dit geen afbreuk doet aan een gunstige staat van instandhouding van de betrokken diersoort(en).

- De te voorkómen dreigende schade moet voldoen aan de volgende uitgangspunten voor verlening van of gebruikmaking van een ontheffing:

- volksgezondheid: schade moet een epidemisch karakter hebben, of grote groepen van de bevolking betreffen; maatregelen zijn slechts van toepassing wanneer verspreiding van ziekten daadwerkelijk aan de orde is (dus niet preventief in die zin, dat dieren in potentie ziekten kunnen verspreiden, zonder dat er concrete aanwijzingen zijn dat een dergelijke verspreiding van ziekten op dat moment optreedt of kan optreden); om schade aan volksgezondheid te onderbouwen is tenminste een verklaring van de GG&GD vereist;

- openbare veiligheid: schade die het functioneren van noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen met een algemeen nut, zoals waterkeringen, bedreigd;

- vliegveiligheid: aannemelijk te maken door vliegbasis Twente, op basis van een beheersplan;

- belangrijke schade aan gewassen: minimaal € 115,-- per geval;

- belangrijke schade aan vee: predatie op landbouwdieren (bijv. schapen), waarbij het niet reëel is te veronderstellen dat dit voorkomen kan worden door preventieve maatregelen; of al dan geen sprake is van belangrijke schade zal van geval tot geval door Gedeputeerde Staten bepaald worden;

- belangrijke schade aan bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren: mogelijk door vraat ree en/of konijn voor wat betreft bossen, met een schade van minimaal € 115,-- per geval; mogelijke schade aan bedrijfsmatige visserij (zijnde mossel- en viskwekerijen) en wateren is op dit moment niet aan de orde;

- verkeersveiligheid: een ontheffing voor het doden van grotere diersoorten (Edelhert, Damhert, Wild zwijn en Ree) kan nodig zijn in verband met verkeersveiligheid;

- schade aan flora en fauna: te onderbouwen invloed op kwetsbare populaties van plant- en diersoorten, waarbij deze dreigen te verdwijnen; voorts kan populatiebeheer van Ree hiertoe gerekend worden: een ongecontroleerde groei van de populaties van deze soorten kan aanleiding geven tot schade aan flora (bijvoorbeeld bossen), wat ook voor andere diersoorten weer nadelig kan zijn;

- andere belangen: alleen in het geval van onnodig lijden van dieren behorende tot de diersoorten Edelhert, Damhert, Ree of Wild zwijn, en bij schade op sportvelden of industrieterreinen door konijnen of vossen, kan ontheffing worden verleend voor het doden van dieren, mits naar oordeel van Gedeputeerde Staten aantoonbaar voldoende preventieve maatregelen zijn getroffen of zijn te treffen. De kans op schade moet hierbij duidelijk aangetoond zijn (het aanwezig zijn van konijnen op industrieterreinen of sportvelden is geen schade, er dient sprake te zijn van te verwachten aantasting van belangrijke waarden, zoals kabels en leidingen).

- De provincie toetst bij de ontheffingsaanvraag de voorgestelde middelen voor het vangen of doden van dieren op effectiviteit, waarbij de provincie er van uitgaat dat in de ontheffingsaanvraag middelen worden genoemd die het meest effectief zijn en in geval van redenen van schadebestrijding de minste invloed hebben op een gunstige staat van instandhouding van de betrokken diersoort. Bij de toetsing door de provincie zal onder meer gebruik worden gemaakt van het Handboek Faunaschade van het Faunafonds.

- Gedeputeerde Staten zal zich nog beraden over hoe om te gaan met diersoorten uit beschermde gebieden die schade veroorzaken buiten die gebieden.

6. Vrijstellingen voor de grondgebruiker

Flora- en faunawet:   Artikelen 65, 72

Besluit beheer en schadebestrijding Artikelen 5, 6, 9, 10

6.1 Toelichting

In de Flora- en faunawet zijn beschermde inheemse soorten aangewezen die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in geheel Nederland of in delen van Nederland veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Voor de soorten die in geheel Nederland veelvuldig belangrijke schade aanrichten (mol, konijn en houtduif) verleent de Minister vrijstelling aan grondgebruikers voor uitvoering van verboden handelingen volgens de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet (verstoren van dieren, verstoren van nesten, doden van dieren). Voor de soorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten, kan via provinciale verordening vrijstelling aan grondgebruikers worden verleend voor verboden handelingen volgens de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Het gaat daarbij om belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. De soorten op deze lijst zijn Bosmuis, Brandgans, Ekster, Grauwe gans, Haas, Holenduif, Huismus, Kauw, Kleine rietgans, Knobbelzwaan, Kolgans, Meerkoet, Rietgans, Ringmus, Roek, Rotgans, Smient, Spreeuw, Veldmuis, Wilde eend en Zwarte kraai. (Een provinciale verordening dient te worden vastgesteld door Provinciale Staten). Voorwaarden die de Flora- en faunawet hierbij stelt zijn dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het uitvoeren van die verboden handelingen en dat uitvoering van deze handelingen geen afbreuk doet aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

6.2 Overwegingen

In de volgende tabel is de jaarlijkse schade aan landbouwgewassen, per soort van de provinciale vrijstellingslijst, aangegeven. Deze schadegegevens zijn ontleend aan overzichten van de Wildschadecommissie voor de provincie Overijssel. Jaarlijkse schade aan landbouw in de provincie Overijssel, per soort van de provinciale vrijstellingslijst (gebaseerd op overzichten van de Wildschadecommissie voor de provincie Overijssel, periode 1995-2000).

jaarlijkse schade aan landbouwgewassen

Soort

Schade per jaar in de provincie Overijssel

Bosmuis

Geen

Brandgans

Geen

Ekster

Geen

Grauwe gans

€ 40.000 – € 100.000, vaak in combinatie met andere soorten

Haas

Geen

Holenduif

Incidenteel, vaak in combinatie met andere soorten, jaarlijkse schade in gehele provincie minder dan € 1.000

Huismus

Geen

Kauw

Incidenteel, steeds in combinatie met andere soorten, jaarlijkse schade maximaal € 7.000 - € 10.000, de laatste jaren (1999 en 2000) minder dan € 1.000

Kleine rietgans

Geen

Knobbelzwaan

€ 7.000 – € 30.000, de meeste schade in combinatie met andere soorten

Kolgans

€ 50.000 – € 150.000, vaak in combinatie met andere soorten, schade geheel in de winterperiode

Meerkoet

Minder dan € 1.000

Rietgans

Sterk variërend, altijd in groepen met andere soorten; deze groepen veroorzaken schade variërend van (€ 7.000 – € 120.000), geheel in de winterperiode

Ringmus

Geen

Roek

€ 18.000 – €23.000, regelmatig in combinatie met andere kraaiachtigen

Rotgans

Geen

Smient

Minder dan € 4500,00 vaak in combinatie met andere soorten

Spreeuw

Geen

Veldmuis

Geen

Wilde eend

Minder dan € 1.000, in combinatie met ganzen soms schade van circa € 18.000

Zwarte kraai

€ 7.000 – € 15.000, steeds in combinatie met andere soorten (met name Roek); omdat in dergelijke groepen het aandeel van de Roek veelal het grootst is, zal dit ook de voornaamste veroorzaker van de schade zijn door deze groepen

Uit bovenstaand overzicht blijkt, dat enkele soorten voor aanzienlijke bedragen schade veroorzaken. Voorts zijn er soorten die zelf niet of nauwelijks schade veroorzaken, maar regelmatig voorkomen in schadeveroorzakende groepen dieren. In bijlage 2, met beleidsregels per soort, zijn de gewassen aangegeven waarop in Overijssel schade wordt veroorzaakt.

Op grond van bovenstaand overzicht zijn de volgende soorten van de provinciale vrijstellingslijst relevant als soorten die in de provincie Overijssel (aanzienlijke) schade veroorzaken: Grauwe gans, Knobbelzwaan, Kolgans en Roek. Ook de Rietgans veroorzaakt schade in Overijssel, maar uit de bestaande gegevens is de omvang hiervan niet eenduidig af te leiden (de schade waarbij rietganzen betrokken zijn treedt altijd op door groepen ganzen, waar de Rietgans deel van uitmaakt).

Voor schade veroorzaakt door Kolgans, Rietgans, Smient en Grauwe gans in de winterperiode (trekvogels) kan een beroep worden gedaan op het het Faunafonds. Dit zijn trekkende soorten waarvoor Nederland een internationale opvangplicht heeft; voor deze soorten wordt daarom geen vrijstelling gegeven.

De Meerkoet is zowel standvogels als wintergast. De schade door deze soort in Overijssel is echter dermate gering dat ook voor deze soort geen vrijstelling aan de orde is.

Schade door Ekster, Zwarte kraai en Kauw als apart onderscheiden soorten is niet direct aantoonbaar, maar dit kan enerzijds het gevolg zijn van succesvolle schadebestrijding waardoor schadereferentie niet aanwezig is, anderzijds ook doordat veelal sprake is van schade door groepen kraaiachtigen, waarin zowel Roek, Zwarte kraai als Kauw aanwezig zijn.

Schade veroorzaakt door de Grauwe gans en de Knobbelzwaan kan het gevolg zijn zowel van in de provincie broedende vogels als van overwinterende vogels.

Hierbij dient in gedachten te worden gehouden, dat schade door overwinterende Knobbelzwaan niet uitsluitend veroorzaakt wordt door in de provincie Overijssel broedende vogels, maar ook door dieren die in de provincie Overijssel overwinteren, en elders broeden. In de huidige situatie hebben in Overijssel tien personen vergunning. Deze regeling voldoet procedureel goed ter voorkoming/bestrijding van belangrijke schade.

Voor alle soorten van de provinciale vrijstellingslijst geldt, dat de provincie het verstoren van dieren door of namens de grondgebruiker wil toestaan.

Voor de dieren die relevant zijn in het kader van vrijstellingen voor het verstoren van nesten of het doden van dieren, is het volgende van toepassing.

Roek: de Roek is een algemene soort in Overijssel, maar is als koloniebroeder kwetsbaar voor verstoring.

Ekster: de Ekster is nog steeds een algemeen voorkomende soort, maar de populatie in Nederland is de laatste decennia sterk afgenomen; met name in Oost-Nederland is een sterke achteruitgang in bos en cultuurland opgetreden.

Zwarte kraai: de Zwarte kraai is een zeer algemene soort.

Kauw: de Kauw is een zeer algemene soort.

Grauwe gans: recent is sprake van ontwikkeling van een broedpopulatie van de Grauwe gans in Overijssel. Als nog in ontwikkeling zijnde populatie is deze kwetsbaar.

Canadese gans: de Canadese gans heeft zich in de afgelopen periode uitgebreid in delen van Overijssel.

Knobbelzwaan: de Knobbelzwaan is een algemene soort in delen van Overijssel.

6.3 Beleidsregels

- Voor alle diersoorten van de provinciale vrijstellingslijst geeft de provincie vrijstelling voor het verstoren van dieren.

- De provincie geeft geen vrijstelling voor het verstoren van nesten (eventueel verstoren van nesten is mogelijk via ontheffingen, op grond van een faunabeheerplan).

- Wat betreft het doden van dieren geldt het volgende:

- Roek: de provincie geeft onder voorwaarden vrijstelling voor het doden ter bestrijding van schade aan landbouwgewassen . Het verstoren van dieren tijdens de nestbouw is mogelijk via ontheffingen, op basis van een beheerplan. Wanneer het nesten binnen de bebouwde kom betreft is de gemeente hiervoor primair verantwoordelijk. Voor het verstoren van nesten, dus vanaf het moment van eileg, zal de provincie geen ontheffing verlenen. Het verstoren van nesten tijdens de nestbouw (via ontheffingen) kan nodig zijn in verband met het geconcentreerd houden van kolonies van de Roek.

- Zwarte kraai: het doden van dieren ter bestrijding van schade aan landbouwgewassen wordt via vrijstellingen toegestaan. Het doden van dieren of het verstoren van nesten wordt toegestaan in of nabij weidevogelgebieden en gebieden met Korhoen, middels het ontheffingeninstrument. 

- Ekster: het doden van dieren wordt in principe niet toegestaan, behalve in specifiek benoemde gebiedstypen waar populaties van kritische weidevogels of Korhoen bedreigd worden door eksters. Het verstoren van nesten wordt toegestaan in of nabij weidevogelgebieden. Zowel het doden van dieren als het verstoren van nesten is uitsluitend mogelijk middels het ontheffingeninstrument, hiervoor wordt geen algemene vrijstelling verleend.

- Kauw: het verstoren van nesten wordt niet via vrijstellingen toegestaan, omdat er geen directe relatie is tussen aanwezige nesten en optredende schade. Het doden van dieren ter bestrijding van schade aan landbouwgewassen wordt wel via vrijstellingen toegestaan.

- Grauwe gans: er wordt geen vrijstelling gegeven voor het verstoren van nesten of het doden van dieren. Eventueel ingrijpen in de overzomerende populatie in Overijssel (ook via het verstoren van nesten), ter voorkoming van schade, kan slechts plaatsvinden via ontheffingen op grond van een faunabeheerplan.

- Knobbelzwaan: er wordt geen vrijstelling gegeven voor het verstoren van nesten of het doden van dieren. De huidige situatie wordt voortgezet, met circa tien houders van ontheffing voor het doden van dieren en eventueel het verstoren van nesten in geval van schade.

- Het doden van dieren (Kauw, Zwarte kraai, Roek) via vrijstellingen, ter voorkoming of bestrijding van schade wordt slechts toegestaan onder de volgende voorwaarden: uitsluitend doden met het geweer (vanwege het verjagende effect van het gebruik van het geweer) door jachthouders op schriftelijk verzoek van de grondgebruiker, waar belangrijke schade aan gewassenoptreedt.

- Het doden van andere dieren is slechts mogelijk via ontheffingen, met een motivatie van de noodzaak hiertoe (zie hoofdstuk 5).

- Twee jaar na inwerkingtreding van de Flora- en faunawet  wordt een evaluatie gehouden van het gebruik van ontheffingen en vrijstellingen, in relatie tot mogelijke schade, en wordt de provinciale vrijstellingsverordening indien nodig herzien.

7. Ingrepen in populaties

Flora- en faunawet:   Artikelen 67, 72

Besluit beheer en schadebestrijding Artikelen 5, 9, 10

Regeling beheer en schadebestrijding dieren 

7.1 Toelichting 

Gedeputeerde Staten kunnen bepaalde personen of categorieën van personen de bevoegdheid geven om de stand van bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoorten of andere diersoorten of verwilderde dieren op door Gedeputeerde Staten aangewezen gronden te reguleren. Dit kunnen zij afhankelijk stellen van een faunabeheerplan.  

Een dergelijke bevoegdheid kan alleen worden verleend :

a. in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid;

b. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;

c. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen bedrijfsmatige visserij en wateren;

d. ter voorkoming van schade aan flora en fauna. 

De minister heeft daartoe de volgende soorten aangewezen: Beverrat, Canadese gans, Damhert, Edelhert, Grauwe gans, Knobbelzwaan, Konijn, Marterhonden, Muntjak, Muskusrat, Nijlgans, Ree, Rosse stekelstaart, Syberische grondeekhoorn, Verwilderde duif, Verwilderde kat, Verwilderde nerts, Wasbeer en Wild zwijn.

Voorts kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat één of meer van deze aangewezen personen tot alle aangewezen gronden toegang hebben, zonodig met behulp van de sterke arm.

Voorzover het een beschermde inheemse diersoort betreft kan een dergelijke bevoegdheid enkel worden verleend indien er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Gedeputeerde Staten kunnen een dergelijke bevoegdheid afhankelijk stellen van een faunabeheerplan. 

7.2 Overwegingen 

Edelhert, Damhert en Wild zwijn: deze diersoorten komen momenteel vrijwel niet in Overijssel voor. Slechts incidenteel worden individuen van deze soorten aangetroffen; vaak betreft het dan ontsnapte dieren. Voor deze diersoorten hanteert het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij momenteel een nulstand voor Overijssel. Het voorkomen van deze diersoorten kan leiden tot verkeersonveilige situaties en schade in de landbouw. De provincie Overijssel volgt het rijksbeleid voor Overijssel inzake deze drie soorten. De provincie zal daarom een nustand van deze soorten handhaven.

Ree: het Ree komt in grote aantallen voor in de provincie Overijssel. Om ziekte en verhongering te voorkomen moet de populatie van deze soort beheerd worden. Hierbij wordt gewerkt met draagkrachtmodellen: aan de hand van gegevens over begroeiing in het verspreidingsgebied van het Ree wordt de draagkracht van terreinen berekend, wat inhoudt dat vastgesteld wordt hoeveel reeën zich in een bepaald gebied duurzaam kunnen handhaven. Een groter aantal reeën dan een gebied kan herbergen kan leiden tot toename van migratiebewegingen, waardoor verkeersveiligheid lokaal in het geding kan komen. Hoge dichtheden kunnen ook leiden tot voedselstress. Indien ondanks het populatiebeheer tòch verkeersonveilige situaties ontstaan, is een specifieke ontheffing voor die situaties mogelijk.

Grauwe gans en Canadese gans: in Overijssel is sprake zich ontwikkelende broedpopulaties. Voorkomen moet worden dat overzomerende/broedende ganzen tot belangrijke schade aan landbouwgewassen leiden. Beheer van deze populaties, bijvoorbeeld beperking van de broedresultaten, is hierbij een mogelijk instrument.

Knobbelzwaan: knobbelzwanen kunnen leiden tot schade aan landbouwgewassen. Bestrijding van belangrijke schade moet mogelijk zijn.

Muskusrat en Beverrat: deze twee soorten kunnen leiden tot schade aan waterstaatkundige werken, waaronder dijken, en brengen daarmee de veiligheid in Overijssel in gevaar. Van deze twee soorten moeten de populaties zoveel mogelijk beperkt worden.

Konijn: deze soort is zeer algemeen en kan belangrijke schade veroorzaken, bijvoorbeeld aan gewassen, aan dijken, aan sportvelden en aan industrieterreinen. Ook buiten het jachtseizoen (het Konijn wordt tot het wild gerekend) moet het mogelijk zijn in te grijpen in populaties van het Konijn.

Marterhonden, Muntjak, Nijlgans, Rosse stekelstaart, Syberische grondeekhoorn en Wasbeer: dit zijn exoten, die niet beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet. Een opdracht tot ingrijpen in populaties van deze soorten is in Overijssel op dit moment niet vereist.

Voorkomen moet echter worden dat in de provincie Overijssel populaties van deze soorten tot ontwikkeling komen, ter voorkoming van het optreden van belangrijke schade of het schaden van belangen in de toekomst. Dit is mogelijk door jachtaktehouders te laten ingrijpen wanneer deze soorten aangetroffen worden.

Verwilderde duif: deze soort leidt lokaal, met name in de bebouwde kom, tot veel overlast en soms ook schade aan gebouwen. In het landelijk gebied kan deze soort belangrijke schade aan gewassen toedoen. Beheer van populaties van verwilderde duiven is daarom noodzakelijk.

Verwilderde kat en verwilderde nerts: voorkomen moet worden dat populaties van verwilderde katten of verwilderde nertsen ontstaan, vanwege schade aan flora en fauna. 

Eén soort, de Muskusrat, vormt een dermate belangrijke bedreiging voor de veiligheid, dat Gedeputeerde Staten, indien nodig, gebruik moeten kunnen maken van haar bevoegdheid om gronden aan te wijzen waarvoor door Gedeputeerde Staten aangewezen personen betredingsbevoegdheid hebben, eventueel onder afdwingen met behulp van de sterke arm van de wet. Voor de overige soorten is het mogelijk afdwingen van betredingsbevoegdheid momenteel niet noodzakelijk. 

7.3 Beleidsregels 

- Voor de Muskusrat wijst Gedeputeerde Staten personen aan die belast worden met het beheer van populaties van de Muskusrat, en die daarbij betredingsbevoegdheid krijgen cq. waarvoor betredingsbevoegdheid afdwingbaar wordt gesteld op gronden die door Gedeputeerde Staten daartoe worden aangewezen. Tevens worden jachthouders aangewezen om met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld in te grijpen in populaties van de Muskusrat..

- Voor het beheer van populaties van de Beverrat worden de personen aangewezen die ook zijn aangewezen voor het beheer van de Muskusrat. Tevens worden jachthouders aangewezen om met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld in te grijpen in populaties van de Beverrat.

- Het beheer van populaties van het Ree wordt uitgevoerd door jachthouders, op grond van het faunabeheerplan.

- Voor Edelhert, Damhert en Wild zwijn hanteert de provincie een nulstand. Voor het beheer worden de jachthouders aangewezen.

- Het beheer van populaties van Grauwe gans en Canadese gans wordt uitgevoerd door jachthouders op grond van het faunabeheerplan.

- Beheer van populaties van de Knobbelzwaan vindt in het kader van schadebestrijding plaats via ontheffingen door circa 10 personen, op grond van het faunabeheerplan.

- Voor het Konijn worden binnen de bebouwde kom gemeenten aangewezen en buiten de bebouwde kom jachthouders aangewezen om met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld in te grijpen in populaties.

- Voor exoten (Marterhonden, Nijlgans, Rosse stekelstaart, Syberische grondeekhoorn en Wasbeer) worden jachthouders aangewezen om met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld in te grijpen in populaties.

- Voor verwilderde duif worden gemeenten aangewezen voor gronden gelegen binnen de bebouwde kom en jachtehouders voor gronden gelegen buiten de bebouwde kom om met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld in te grijpen in populaties.

- Voor verwilderde katten en verwilderde nertsen worden jachthouders aangewezen om met gebruikmaking van het geweer en kastvallen  in hun jachtveld in te grijpen in populaties.

- Betredingsbevoegdheid, welke ook wettelijk afdwingbaar is, wordt nu alleen toegekend aan Overijsselse muskusrattenbestrijders, voor Muskusrat en Beverrat. Voor beheer van populaties van overige diersoorten wordt dit niet geregeld. De provincie houdt wel de mogelijkheid open om, indien nodig, voor (categorieën van) personen betredingsbevoegdheid af te dwingen, indien dit nodig is om schade te voorkomen indien dit veroorzaakt wordt door relevante diersoorten die zijn opgenomen in de Regeling beheer en schadebestrijding dieren. Het doden van dieren met het geweer is voorbehouden aan jachtaktehouders.

- De  provincie kan de volgende middelen toestaan bij het beheer van de hier behandelde diersoorten:

- Muskusrat en Beverrat: geweren, klemmen, fuiken, vangkooien.

- Edelhert, Damhert, Wild zwijn en Ree: geweren.

- Grauwe gans: geweren.

- Canadese gans: geweren.

- Konijn: geweren, fretten. Buidel.

- Exoten: geweren. Kastval.

- Verwilderde duiven: geweren, vangkooien.

- Verwilderde katten: geweren, kastval.

8. Sluiting van de jacht bij bijzondere weersomstandigheden

Flora- en faunawet Artikel 46 lid 5

8.1 Toelichting

Haas, Wilde eend, Fazant, Houtduif, Konijn en Patrijs zijn wildsoorten. Deze mogen binnen het door de minister aan te wijzen jachtseizoen worden bejaagd. De jacht wordt in ieder geval niet geopend in de periode van 1 februari tot 15 augustus. Op Patrijs is de jacht gesloten zolang deze soort op de Rode Lijst staat.

Volgens artikel 46 kunnen Gedeputeerde Staten, zolang bijzondere weersomstandigheden dat naar hun oordeel met het oog op de instandhouding van wild vergen, de jacht voor de hele provincie of een deel daarvan voor een bepaalde tijd sluiten.

8.2 Overwegingen

Onder de huidige Jachtwet hebben Gedeputeerde Staten reeds de bevoegdheid de jacht te sluiten indien de weersomstandigheden daar aanleiding toe geven. De provincie Overijssel hanteert hierbij een draaiboek, waarin de omstandigheden zijn aangegeven waarbij sluiting van de jacht aan de orde is, en waarin de dan te volgen procedure is opgenomen. Dit draaiboek voor sluiting van de jacht is tot stand gekomen in overleg met betrokken organisaties.

Het draaiboek houdt in dat de jacht wordt gesloten wanneeri n de provincie Overijssel 90% van het landelijk gebied langer dan 14 dagen met sneeuw is bedekt (sluiting jacht alle categorieën), wanneer 90% van het landelijk gebied langer dan 7 dagen met bevroren sneeuw of ijzel is bedekt (sluiting jacht alle categorieën) en wanneer 90% van de sloten, meren, kanalen en rivieren langer dan 7 dagen met ijs is bedekt (sluiting jacht op waterwild). Wanneer de conditie van het wild hier aanleiding toe geeft, kan van deze criteria worden afgeweken. Ook kunnen zich omstandigheden voordoen waarbij nadere besluitvorming over de sluiting van de jacht noodzakelijk is.

Het draaiboek is opgesteld voor een groter aantal diersoorten dan nu onder de Jachtwet valt.

Naast jacht (op wildsoorten) zal ook sprake zijn van vrijstellingen voor grondgebruikers en ontheffingen. De diersoorten die dit betreft zullen onder winterse omstandigheden ook kwetsbaar zijn. Het is daarom logisch bij bijzondere weersomstandigheden bij sluiting van de jacht ook de bevoegdheid gebruik te maken van vrijstellingen en ontheffingen op te schorten.

Onder winterse omstandigheden kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het noodzakelijk is toch dieren te vangen of te doden. Hierbij is te denken aan het niet meer functioneren van afrasteringen in geval van een dik sneeuwpakket. Voor dit soort situaties is maatwerk nodig en zullen daartoe speciale ontheffingen kunnen worden aangevraagd.

8.3 Beleidsregels

- Onder bijzondere weersomstandigheden zal de provincie de jacht sluiten, waarbij wordt uitgegaan van de criteria zoals die nu ook gelden.

- Bij sluiting van de jacht worden ook vrijstellingen en ontheffingen opgeschort. Hiertoe worden voorwaarden of voorschriften geformuleerd in respectievelijk de provinciale vrijstellingsverordening en in ontheffingen.

- Ontheffingen voor het vangen of doden van dieren tijdens sluiting van de jacht kunnen aangevraagd worden indien daartoe speciale redenen zijn. De provincie zal bij behandeling van deze aanvragen in het bijzonder in overweging nemen de moeilijke omstandigheden waarin dieren zich bevinden tijdens bijzondere weersomstandigheden, tevens rekening houdend met het feit dat het vangen of doden van bepaalde diersoorten ook tot verstoring van andere diersoorten kan leiden.

- Het draaiboek voor sluiting van de jacht bij bijzondere weersomstandigheden zal worden geactualiseerd naar aanleiding van inperking van het aantal bejaagbare soorten onder de Flora- en faunawet.

9. Kievitseieren zoeken en rapen

Flora- en faunawet Artikel 60

9.1 Toelichting

Ten behoeve van weidevogelbeheer kunnen Gedeputeerde Staten samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers erkennen. In de wet is hiervoor een aantal eisen gesteld. Een aantal eisen wordt nog nader vastgesteld via een ministeriële regeling, te weten de rechtsvorm van deze samenwerkingsverbanden en de minimale oppervlakte waarover de zorg van samenwerkingsverbanden zich dienen uit te strekken.

De provincie streeft hierbij naar een zo gering mogelijk aantal (één of twee) samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers in Overijssel, om een zo efficiënt mogelijke coördinatie mogelijk te maken.

De Minister stelt een periode vast waarbinnen kievitseieren geraapt mag worden; Gedeputeerde Staten kunnen deze periode beperken of het kievitseieren rapen in het geheel niet toestaan. 

9.2 Overwegingen

Door de stichting Landschap Overijssel is informatie op een rij gezet met betrekking tot de wens om te rapen. Hieruit blijkt dat in Overijssel zo’n 85% van de vrijwillige weidevogelbeschermers (die weidevogelnesten zoeken en beschermen) voor een verbod op rapen is, en dat zo’n 70% van de vrijwilligersgroepen aangesloten bij Landschap Overijssel voor een raapverbod is. De overigen zijn voor het geheel of beperkt openhouden van de mogelijkheden om kievitseieren te rapen. Ongeveer de helft van de bij Landschap Overijssel aangesloten vrijwilligersgroepen markeert nesten pas na 8 april, om te voorkomen dat de nestmarkeringen worden gebruikt door rapers van kievitseieren.

Argumenten om het zoeken en rapen van kievitseieren wel toe te staan zijn (argumenten aangedragen door de geraadpleegde organisaties):

- het is mogelijk het rapen van kievitseieren op landbouwgrond te combineren met de planning van landbouwkundige werkzaamheden, waarbij de kansen op het uitkomen van nesten het grootst zijn;

- kuikens die voortkomen uit vroeg gelegde nesten hebben een kleinere overlevingskans, omdat in de periode waarin zij moeten opgroeien de weersomstandigheden minder geschikt zijn (onvoldoende warme dagen voor een goede ontwikkeling);

- het verbieden van rapen leidt tot een verminderde belangstelling voor weidevogelbescherming, en het zijn juist de meest ervaren beschermers die dan afhaken (waarmee ook kennis verloren gaat die juist voor onervaren beschermers van belang is).

Een inhoudelijke discussie rondom het rapen van kievitseieren is al jaren gevoerd, maar heeft niet geleid tot een duidelijk resultaat waarbij het zoeken en rapen van kievitseieren op inhoudelijke gronden als gewenst moet worden gezien.

Het laatste argument is in ieder geval in de provincie Overijssel onjuist. Een groot deel van de weidevogelbeschermers in de provincie Overijssel is voor een verbod op het rapen van kievitseieren.

In het algemeen geldt dat weidevogelnesten verloren kunnen gaan door landbouwkundige werkzaamheden. Om dit te voorkomen zijn in de provincie Overijssel weidevogelbeschermers actief. Nesten worden opgespoord en gemarkeerd, zodat landbouwers bij hun werkzaamheden hier rekening mee kunnen houden. Tevens worden nesten (vooral van Kievit) soms over korte afstand (maximaal enkele meters) verplaatst om vernietiging te voorkomen. Door deze activiteiten wordt, met name buiten weidevogelreservaten etc. waar het beheer op weidevogels is aangepast, schade door landbouwkundige werkzaamheden aan weidevogels beperkt.

9.3 Beleidsregels

- De provincie streeft naar een zo gering mogelijk aantal samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers.

- Het zoeken en rapen van kievitseieren wordt niet toegestaan.

- De provincie wil het zoeken van nesten van weidevogels (dus niet alleen Kievit), ten behoeve van bescherming van deze weidevogels in landbouwgebieden waar geen specifiek weidevogelbeheer wordt gevoerd, zo veel mogelijk stimuleren. Het zoeken en beschermen van weidevogelnesten en -pullen vereist ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet; een dergelijke ontheffing kan door de Minister van LNV worden afgegeven.

10. Beschermde leefomgeving

Flora- en faunawet Artikelen 19, 20, 22, 24, 26, 27, 28

10.1 Toelichting 

Op grond van artikel 19 tot en met 28 van de Flora en Faunawet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om een plaats die van wezenlijke betekenis is als leefomgeving voor een beschermde inheemse plantensoort of beschermde inheemse diersoort ten behoeve van die soort aan te wijzen als beschermde leefomgeving. Dit kan niet binnen gebieden die krachtens de Natuurbeschermingswet als beschermd natuurmonument (of staatsmonument) zijn aangewezen of gebieden waarvan die aanwijzing in overweging is genomen.

Een besluit tot aanwijzing als beschermde leefomgeving bevat de kadastrale aanduiding van de betreffende percelen en een kaart waarop de plaats is aangeduid. In het besluit is aangegeven welke handelingen een aantasting kunnen betekenen voor de in dat besluit genoemde beschermde inheemse planten en dieren. Vrijstellingen op grond van artikel 65 voor de grondgebruiker op het verbod op doden, verwonden of vangen, opzettelijk verontrusten van beschermde inheemse diersoorten, het verstoren of vernielen van nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren en het zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren van beschermde inheemse diersoorten zijn niet van toepassing in een als beschermde leefomgeving aangewezen plek. 

Volgens het door het Ministerie van LNV opgestelde overzicht gaat het hierbij om bijvoorbeeld bunkers of poelen die voor vleermuizen of amfibieën van belang zijn. Tijdens de parlementaire behandeling zijn als voorbeelden genoemd: houtwallen, houtsingels, een solitaire boom of een groep van bomen, poelen, groeven en ruïnes, paaiplaatsen, optrekgebieden bij sluizen en stuwen voor vissoorten die onder de wet vallen. 

10.2 Overwegingen 

In de meeste gevallen zijn leefgebieden van beschermde soorten reeds voldoende beschermd op grond van de algemene verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet.

Voorts is de provincie van mening dat bescherming van leefgebieden van beschermde soorten in de eerste plaats via planologische instrumenten (streekplan en bestemmingsplan) dient plaats te vinden. Met name bestemmingsplannen, waarin zeer gedetailleerd bestemmingen worden vastgelegd, waarbij handelingen verboden of beperkt kunnen worden, zijn een geschikt instrument voor bescherming van leefgebieden. Enkele nadelen kleven echter ook aan bestemmingsplannen in het kader van bescherming van leefgebieden: bestemmingsplannen zijn niet altijd up-to-date voor wat betreft de aanwezigheid van belangrijke leefgebieden voor beschermde soorten.

Ook kan aanwijzing van beschermde leefgebieden leiden tot een vorm van dubbel-op bescherming, naast de directe bescherming door de wet zelf en het planologisch instrumentarium. 

10.3 Beleidsregels 

- De provincie gaat terughoudend om met aanwijzingen van beschermde leefgebieden.

- Aanwijzing van beschermde leefgebieden is beperkt tot leefgebieden van soorten die op een Rode Lijst vermeld staan, zijn opgenomen in de Vogelrichtlijn of in de Habitatrichtlijn.

- Aanwijzing van beschermde leefgebieden vindt uitsluitend plaats in situaties waar andere instrumenten niet voldoen.

- Het beleid met betrekking tot aanwijzingen van beschermde leefomgevingen wordt geëvalueerd wanneer voldoende ervaring hiermee is opgedaan.

11. Faunafonds

Flora- en faunawet Artikelen 67, 68, 83 t/m 100

Regeling Vaststelling beleidsregels schadetegemoetkoming Faunafonds

11.1 Toelichting

In de artikelen 83 tot en met 100 van de Flora en Faunawet worden de functies van het Faunafonds beschreven. Dat zijn:

a. het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten;

b. het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten;

c. Gedeputeerde Staten van de provincies van advies dienen over de uitvoering van taken, hen bij of krachtens deze wet opdragen en

d. Onze Minister van advies dienen over het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 65, eerste lid, en over het ontwerp van een ministeriële regeling als bedoeld in de artikelen 65, derde lid, en 67, eerste lid  van de Flora en Faunawet. 

In artikel 96 wordt ondermeer gesteld dat Gedeputeerde Staten een bijdrage verlenen aan het Faunafonds volgens de regels, gesteld bij algemene maatregel van bestuur. 

11.2 Overwegingen

In de wet is vastgelegd dat voor een aantal onderwerpen advies wordt gevraagd aan het Faunafonds alvorens tot vaststelling of goedkeuring daarvan te komen. Voorts kan het Faunafonds een tegemoetkoming verlenen voor schade door beschermde inheemse diersoorten aan bedrijfsmatig geteelde gewassen of bedrijfsmatig gehouden vee. Hierbij moet eerst al het mogelijke worden gedaan om schade te voorkomen, bijvoorbeeld door verjaging van dieren of door (uiteindelijk) afschot van dieren. Het Handboek faunaschade van het Faunafonds is hierbij richtinggevend.

11.3 Beleidsregels

- Het Faunafonds wordt om advies gevraagd ter goedkeuring of vaststelling van plannen e.d. wanneer de wet daarom vraagt. De provincie zal het advies van het Faunafonds volgen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn dat niet te doen.

12. Handhaving

Belangrijk bij de uitvoering van het faunabeheer is een adequate controle op:

  • het niet overtreden van de Flora- en faunawet;

  • het voldoen aan voorwaarden of voorschriften die door de provincie worden opgelegd bij vrijstellingen en ontheffingen.

Voor handhaving van de regels zijn verschillende partijen verantwoordelijk. Hierbij is te denken aan:

  • de Algemene Inspectiedienst (AID) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

  • de politie;

  • de provincie voor wat betreft naleving van regels die door de provincie worden opgelegd.

Handhaving kent hierbij twee invalshoeken:

  • bij het opstellen van regels, bijvoorbeeld in de vorm van voorwaarden aan ontheffingen, moet rekening worden gehouden met de controleerbaarheid van deze regels;

  • controlerende instanties moeten op de hoogte zijn van verleende ontheffingen e.d.;

  • er dient daadwerkelijke controle plaats te vinden.

De provincie wil handhaving realiseren door enerzijds informatievoorziening richting AID en politie optimaal vorm te geven, daarbij AID en politie de mogelijkheid gevend tot het reageren op bijvoorbeeld te verstrekken ontheffingen. Anderzijds zal de provincie, in overleg of in samenwerking met AID of politie, toezien op handhaving van regels die door de provincie worden gesteld. Hiervoor zal een programma worden ontwikkeld.

13. Evaluatie

Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet veranderen doelstelling en uitwerking van de wetgeving ten behoeve van het beheer van dieren. Meer waarde wordt gehecht aan de intrinsieke waarde van dieren, en in geval van schade door dieren moet in versterkte mate een afweging gemaakt worden tussen de aanvaardbaarheid van de schade en de aanvaardbaarheid van het verstoren of doden van dieren om deze schade te voorkomen. De provincies hebben daarbij een grotere rol gekregen. Een groot deel van het faunabeheer komt onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten van de provincies.

Het beleid ten aanzien van het faunabeheer, zoals vastgelegd in deze Nota beleidsregels faunabeheer, kan niet statisch zijn. De inzichten met betrekking tot benodigde maatregelen in het faunabeheer kunnen in de toekomst wijzigen. Dit kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld herintroductie van bepaalde soorten, ontwikkelingen in populatiegroottes van schadeveroorzakende soorten, gewijzigde inzichten met betrekking tot het aanvaardbaar zijn van bepaalde vormen van schade, etcetera.

Voor de toekomst houdt dit in, dat regelmatig evaluatie nodig is van de beleidsregels van de Nota beleidsregels faunabeheer. Deze evaluatie zal mede plaatsvinden op basis van activiteiten en ontwikkelingen in de provincie. Belangrijke input hierbij is de jaarlijkse rapportage van de Faunabeheereenheid over het gebruik van ontheffingen en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het Faunabeheerplan. Tevens is de registratie van gebruikmaking van vrijstellingen voor het doden van dieren relevant.

Bijlage 1. Beschermde soorten

Volgens de Flora- en faunawet, het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet

Beschermde inheemse plantensoorten zijn:

Aangebrande orchis, Aapjesorchis, Aardaker, Akkerklokje, Beenbreek, Bergklokje, Bergnachtorchis, Bijenorchis, Blaasvaren, Blauwe zeedistel, Bleek bosvogeltje, Bokkenorchis, Brede orchis, Brede wespenorchis, Breed klokje, Bruinrode wespenorchis, Daslook, Dennenorchis, Dotterbloem, Drijvende waterweegbree, Duitse gentiaan, Franjegentiaan, Geelgroene wespenorchis, Gele helmbloem, Gevlekte orchis, Gewone vogelmelk, Grasklokje, Groene nachtorchis, Groenknolorchis, Groensteel, Groot zeegras, Grote kaardebol, Grote keverorchis, Grote muggenorchis, Gulden sleutelbloem, Harlekijn, Herfstschroeforchis, Hondskruid, Honingorchis, Jeneverbes, Klein glaskruid, Kleine keverorchis, Kleine maagdenpalm, Kleine zonnedauw, Klokjesgentiaan, Kluwenklokje, Knikkende vogelmelk, Konings­varen, Koraalwortel, Kruipend moerasscherm, Kruisbladgentiaan, Lange ereprijs, Lange zonnedauw, Mannetjesorchis, Maretak, Moeraswespenorchis, Muurbloem, Parnassia, Pijlscheefkelk, Poppenorchis, Prachtklokje, Purperorchis, Rapunzelklokje, Rechte driehoeksvaren, Rietorchis, Ronde zonnedauw, Rood bosvogeltje, Ruig klokje, Schubvaren, Slanke gentiaan, Slanke sleutelbloem, Soldaatje, Spaanse ruiter, Steenanjer, Steenbreekvaren, Stengelloze sleutelbloem, Stengelomvattend havikskruid, Stijf hardgras, Tongvaren, Valkruid, Veenmosorchis, Veldgentiaan, Veldsalie, Vleeskleurige orchis, Vliegenorchis, Vogelnestje, Voorjaarsadonis, Wantsenorchis, Waterdrieblad, Welriekende nachtorchis, Weideklokje, Wilde gagel, Wilde herfsttijloos, Wilde kievitsbloem, Wilde marjolein, Wit bosvogeltje, Witte muggenorchis, Zinkviooltje, Zomerklokje, Zomerschroeforchis, Zwanebloem en Zwartsteel.

Beschermde inheemse diersoorten zijn:

alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren van de soorten Bunzing, Konijn en Varken, en met uitzondering van Zwarte rat, Bruine rat en Huismuis (Op 7 november 2001 is door het Ministerie van LNV een lijst gepubliceerd met alle beschermde inheemse soorten zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen).

alle van nature op het Europese grondgebied van de LidStaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels, met uitzondering van gedomesticeerde dieren van de soorten Grauwe gans, Europese kanarie, Rotsduif en Wilde eend. (Op 7 november 2001 is door het Ministerie van LNV een lijst gepubliceerd met alle beschermde inheemse soorten zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen).

alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen

(Op 7 november 2001 is door het Ministerie van LNV een lijst gepubliceerd met alle beschermde inheemse soorten zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen).

de volgende vissoorten: Steur, Gestippelde alver, Elrits, Bittervoorn, Kleine modderkruiper, Grote modderkruiper, Bermpje, Rivierprik, Beekprik, Houting, Rivierdonderpad en Meerval

(Op 7 november 2001 is door het Ministerie van LNV een lijst gepubliceerd met alle beschermde inheemse soorten zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen).

kreeftachtigen: Rivierkreeft

kevers: Vliegend hert, Brede geelrandwaterroofkever, Gestreepte waterroofkever, Heldenbok en Juchtleerkever

dagvlinders: Bruin dikkopje, Donker pimpernelblauwtje, Dwergblauwtje, Dwergdikkopje, Groot geaderd witje, Grote ijsvogelvlinder, Grote vuurvlinder, Heideblauwtje, Iepepage, Kalkgraslanddikkopje, Keizersmantel, Klaverblauwtje, Moerasparelmoervlinder, Pimpernelblauwtje, Purperstreepparelmoervlinder, Rode vuurvlinder, Rouwmantel, Tijmblauwtje, Tweekleurig hooibeestje, Vals heideblauwtje, Veenbesparelmoervlinder, Veenhooibeestje, Veldparelmoervlinder, Woudparelmoervlinder, Zilvervlek, Zilverstreephooibeestje

libellen: Bronslibel, Gaffellibel, Gevlekte witsnuitlibel, Groene glazenmaker, Noordse winterjuffer, Oostelijke witsnuitlibel, Rivierrombout, Sierlijke witsnuitlibel

mieren: Behaarde rode bosmier, Zwartrugbosmier, Kale rode bosmier, Stronkmier

slakken: Wijngaardslak

tweekleppigen: Bataafse stroommossel

Bijlage 2. Beleidsregels per diersoort

Beverrat

Beverrat

Myocastor coypus

Status in Noord-Nederland

Wordt incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Komt incidenteel voor in Overijssel

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Beverrat kan ernstige schade aanbrengen aan waterstaatkundige werken, met gevolgen voor de veiligheid, en aan gewassen. Ontwikkeling van populaties van de Beverrat in Overijssel moet daarom zoveel mogelijk beperkt worden. Dit houdt in dat personen die zijn aangewezen voor bestrijding van muskusratten, ook beverratten mogen doden en vangen. Voorts worden jachtaktehouders aangewezen om in hun jachtveld met gebruikmaking van het geweer in te grijpen in populaties.

Bosmuis

Bosmuis

Apodemus sylvaticus

Status in Nederland

Zeer algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Zeer algemeen voorkomend

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Dieren behorende tot deze soort mogen door grondgebruikers opzettelijk worden verstoord. Voor het verstoren van nesten of het doden van dieren is vooralsnog geen aanleiding.

Brandgans

Brandgans

Branta leucopsis

Status in Nederland

Vooral langs de kust en in mindere mate in het binnenland aanwezig als doortrekker en wintergast

Status in Overijssel

In Overijssel in lage aantallen aanwezig in het winterseizoen

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van brandganzen, om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden. Het doden van dieren wordt niet toegestaan. Het Faunafonds kan bij schade een tegemoetkoming verlenen.

Canadese gans

Canadese gans

Branta canadensis

Status in Nederland

Algemeen, in geringe aantallen

Status in Overijssel

Komt in geringe aantallen voor

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Ontheffing: Ingrijpen in populaties is mogelijk via ontheffing, op grond van het Faunabeheerplan.

Damhert

Damhert

Dama dama

Status in Nederland

In het verleden geïntroduceerd op de Veluwe. Veel damherten worden in gevangenschap gehouden, in hertenkampjes.

Status in Overijssel

Niet als vrijlevende populatie aanwezig

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Het Damhert kan een gevaar vormen voor de verkeersveilligheid. Tevens is schade aan landbouw mogelijk. Voor het Damhert geldt een nulstand in de provincie Overijssel. De provincie wijst de Faunabeheereenheid aan voor het doden van Damhert in mogelijk optredende situaties.

Edelhert

Edelhert

Cerphus elaphus

Status in Nederland

Zeldzame soort; beperkt tot enkele natuurgebieden

Status in Overijssel

Niet aanwezig in Overijssel

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Het Edelhert kan een gevaar vormen voor de verkeersveilligheid. Tevens is schade aan landbouw mogelijk. Voor het Edelhert geldt een nulstand in de provincie Overijssel. De provincie wijst jachthouders aan voor het doden van Edelhert in mogelijk optredende situaties.

Ekster

Ekster

Pica pica

Status in Nederland

Algemeen, maar de laatste decennia sterk achteruitgegaan in aantallen

Status in Overijssel

Algemeen, maar de laatste decennia sterk achteruitgegaan in aantallen

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend. Schade is mogelijk in fruitteelt en aan pas ingezaaid graan. Voorts kunnen eksters schade geven aan de fauna (met name weidevogels).

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van eksters, om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: Ontheffingen voor het verstoren of het doden van eksters zijn mogelijk in gebieden met korhoen en gebieden waar weidevogelbeheer door de provincie wordt gestimuleerd (beheersgebieden, nieuwe natuurgebieden met een weidevogeldoelstelling) en in een zone daar omheen met als uitgangspunt 5 kilometer. Ook buiten genoemde gebieden kan ontheffing worden verleend bij schade op de populatieomvang van kwetsbare  soorten (Rode Lijstsoorten)

Grauwe gans

Grauwe gans

Anser anser

Status in Nederland

Op enkele plaatsen in Nederland is sprake van ontwikkeling van broedpopulaties. Voorts komen grauwe ganzen overzomerend voor, ruiend in delen van de zomer, en als doortrekker en wintergast in grote aantallen

Status in Overijssel

In Overijssel is sprake van ontwikkeling van broedpopulaties. Voorts komen grauwe ganzen overzomerend voor, ruiend in delen van de zomer, en als doortrekker en wintergast in grote aantallen

Schadereferentie

Schade is bekend van grasland, wintertarwe, rogge, graszaad, nieuw grasland (door overzomerende grauwe ganzen) en rietstekken. De schade in de winterperiode treedt veelal op door groepen van grauwe ganzen en kolganzen met andere soorten watervogels (knobbelzwaan, smient).

Beleidsregels

Ontheffingen: Op grond van een goedgekeurd Faunabeheerplan kan de Faunabeheereenheid, indien dat vanuit schadebestrijding nodig is, ingrijpen in de broedpopulatie van Grauwe gans, in de periode 1 mei tot 1 oktober. Buiten die periode wordt het doden van grauwe ganzen niet toegestaan. In geval van schade kan een beroep op het Faunafonds worden gedaan.

Haas

Haas

Lepus europaeus

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van hazen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: De Haas is een wildsoort (bejaagbaar). Buiten het jachtseizoen kan lokaal mogelijk schade aan gewassen optreden door de Haas. Faunabeheereenheden kunnen ontheffing krijgen voor het doden van hazen om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden, op grond van een goedgekeurd Faunabeheerplan.

Huismus

Huismus

Passer domesticus

Status in Nederland

Algemeen voorkomend; de laatste decennia sterk achteruitgegaan in aantallen

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend; de laatste decennia sterk achteruitgegaan in aantallen

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van huismussen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: de Faunabeheereenheid kan een ontheffing krijgen, op grond van een Faunabeheerplan.

Kauw

Kauw

Corvus monedula

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Schade door kauwen treedt incidenteel op en is vaak gering qua schadeomvang. In combinatie met roeken kunnen kauwen wel belangrijke schade veroorzaken. Schade komt voor op maïs, zomergerst, wintergerst, zomertarwe, wintertarwe en spelt.

Ontheffingen: de Faunabeheereenheid kan een ontheffing krijgen, op grond van een Faunabeheerplan.

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren of doden van kauwen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Kleine rietgans

Kleine rietgans

Anser brachyrhynchus

Status in Nederland

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Status in Overijssel

Incidenteel, in zeer lage aantallen als doortrekker en wintergast

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van kleine rietganzen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden. Het doden van dieren wordt niet toegestaan. In geval van schade kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds.

Kolgans

Kolgans

Anser albifrons

Status in Nederland

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Status in Overijssel

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Schadereferentie

Schade is bekend van grasland, wintertarwe, zomertarwe, winterrogge, graszaad, italiaans raaigras. De schade in de winterperiode treedt veelal op door groepen van grauwe ganzen en kolganzen met andere soorten watervogels (knobbelzwaan, smient).

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van kolganzen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden. Het doden van dieren wordt niet toegestaan. In geval van schade kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds.

Knobbelzwaan

Knobbelzwaan

Cygnus olor

Status in Nederland

Algemene voorkomende broedvogel; voorts wintergast

Status in Overijssel

Algemene voorkomende broedvogel; voorts wintergast

Schadereferentie

Schade door knobbelzwanen is bekend op grasland, wintertarwe, zomertarwe, winterrogge en italiaans raaigras. Soms treedt schade op door groepen ganzen in gezelschap van knobbelzwanen.

Beleidsregels

Ontheffingen: De provincie verleent ontheffing, onder voorwaarden, aan circa 10 personen, die in geval van belangrijke schade dieren mogen verstoren of doden of eventueel nesten mogen verstoren.

Konijn

Konijn

Oryctolagus cuniculus

Status in Nederland

Zeer algemene soort

Status in Overijssel

Zeer algemene soort

Schadereferentie

Niet bekend

Beleidsregels

Het Konijn is een wildsoort, die in het daarvoor geopende seizoen bejaagd mag worden. Voorts is landelijk vrijstelling gegeven voor het verstoren en doden van konijnen en het verstoren van hun holen. Nadere provinciale beleidsregels zijn niet nodig.

Marterhond

Marterhond

Nyctereutes procyonoides

Status in Nederland

Exoot, wordt slechts incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Voorkomen niet bekend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Jachtaktehouders mogen gebruik maken van het geweer in hun jachtveld.

Meerkoet

Meerkoet

Fulica atra

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van meerkoeten, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: aan de Faunabeheereenheid kan een ontheffing worden verleend op grond van een Faunabeheerplan.

Nijlgans

Nijlgans

Alopochen aegyptiacus

Status in Nederland

Exoot, neemt in aantallen en verspreiding toe

Status in Overijssel

Toename in aantallen en verspreiding

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Jachtaktehouders mogen gebruik maken van het geweer in hun jachtveld.

Muntjak

Muntjak

Muntiacus reevesi

Status in Nederland

Exoot, wordt slechts incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Voorkomen niet bekend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Jachtaktehouders mogen gebruik maken van het geweer in hun jachtveld.

Muskusrat

Muskusrat

Status in Nederland

Exoot, verspreid in vrijwel alle lage delen van Nederland, in grote aantallen

Status in Overijssel

Komt in de lage delen van Overijssel in grote aantallen voor

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Muskusratten kunnen ernstige schade toebrengen aan waterstaatkundige werken, en vormen daarmee een groot gevaar voor de veiligheid. De provincie wijst daarom personen aan die belast worden met het bestrijden van muskusratten en daarbij ook toegang kunnen krijgen tot door de provincie daartoe aangewezen gronden. Voorts mogen jachtaktehouders gebruik maken van het geweer in hun jachtveld.

Ree

Ree

Capreolus capreolus

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ontheffingen: Beheer van de populaties van het Ree kan plaatsvinden door de Faunabeheereenheid, op grond van een goedgekeurd Faunabeheerplan. Ter voorkoming van voedselstrees en uit oogpunt van verkeersveilligheid kan ontheffing worden verleend. .

Rietgans

Rietgans

Status in Nederland

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Status in Overijssel

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Schadereferentie

Schade treedt veelal op door groepen ganzen en andere watervogels, waar rietganzen deel van uitmaken. Schade is bekend van grasland, winterrogge, zomertarwe en wintertarwe.

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van rietganzen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden. Het doden van dieren wordt niet toegestaan. In geval van schade kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds.

Ringmus

Ringmus

Passer montanus

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van ringmussen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Roek

Roek

Corvus frugilegus

Status in Nederland

Algemeen voorkomend in grote delen van Nederland; kwetsbaar door het broeden in kolonies

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend. kwetsbaar door het broeden in kolonies

Schadereferentie

Roeken veroorzaken belangrijke schade aan gewassen. Vaak treedt schade op door groepen die bestaan uit vooral roeken en kauwen, met soms ook zwarte kraaien. Schade is bekend van wintertarwe, zomertarwe, wintergerst, zomergerst, brouwgerst, winterroge, maïs, fruitteelt, boomkwekerijen, groenteteelt, (poot)aardappelen, spelt en bloementeelt.

Beleidsregels

Ontheffingen: Via ontheffingen kunnen nesten verstoord worden (vóórdat roeken starten met de eileg) om broedkolonies geconcen­treerd te houden. Tevens wordt aan grondgebruikers onder voorwaarden  vrijstelling verleend voor het verstoren en doden van roeken in geval van belangrijke schade aan gewassen

Rotgans

Rotgans

Branta bernicla

Status in Nederland

Vrijwel uitsluitend langs de kust aanwezig als doortrekker en wintergast

Status in Overijssel

In Overijssel dwaalgast in het winterseizoen

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van rotganzen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden. Het doden van dieren wordt niet toegestaan. In geval van schade kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds.

Rosse stekelstaart

Rosse stekelstaart

Oxyura jamaicensis

Status in Nederland

Exoot, wordt slechts incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Voorkomen niet bekend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Jachtaktehouders mogen gebruik maken van het geweer in hun jachtveld.

Smient

Smient

Anas penelope

Status in Nederland

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Status in Overijssel

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Schadereferentie

Er treedt jaarlijks geringe tot geen schade op door smienten. De optredende schade wordt vaak veroorzaakt door groepen watervogels van verschillende soorten, waar smienten deel van uitmaken. Schade is uitsluitend bekend van grasland.

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van smienten, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden. Het doden van dieren wordt niet toegestaan. In geval van schade kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds.

Spreeuw

Spreeuw

Sturnus vulgaris

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Belangrijke schade is mogelijk, bijvoorbeeld in fruitteelt en rietteelt (geen schadereferentie aanwezig)

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van spreeuwen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden. Ontheffingen: In geval van belangrijke schade kan de Faunabeheereenheid ontheffing krijgen ter voorkoming of bestrijding van die schade.

Syberische grondeekhoorn

Syberische grondeekhoorn

Tamias sibericus

Status in Nederland

Exoot, wordt incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Voorkomen niet bekend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Jachtaktehouders mogen gebruik maken van het geweer in hun jachtveld.

Verwilderde duif

Verwilderde duif

Columba livia forma domestica

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Met name in de bebouwde kom kunnen verwilderde duiven veel overlast veroorzaken en daarnaast schade toebrengen aan gebouwen. Gemeenten worden door de provincie aangewezen voor het bestrijden van deze overlast en schade, en mogen verwilderde duiven binnen de bebouwde kom vangen en doden.

Buiten de bebouwde kom worden jachthouders hiertoe aangewezen.

Verwilderde kat

Verwilderde kat

Felix catus

Status in Nederland

Veelvuldig aanwezig

Status in Overijssel

Veelvuldig aanwezig

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Verwilderde katten kunnen schade aanbrengen aan de fauna. Jachthouders zijn aangewezen als categorie van personen, met gebruikmaking van het geweer en vangkooien, in hun jachtveld.

Verwilderde nerts

Verwilderde nerts

Mustela vison

Status in Nederland

Regelmatig aanwezig

Status in Overijssel

Regelmatig aanwezig

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Verwilderde nertsen kunnen schade aanbrengen aan de inheemse fauna. Jachtaktehouders mogen gebruik maken van het geweer in hun jachtveld.

Vos

Vos

Vulpes vulpes

Status in Nederland

Algemeen voorkomende soort in grote delen van Nederland

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

In incidentele gevallen veroorzaakt de Vos schade aan vee. Voorts kan de Vos schade veroorzaken aan andere fauna, met name weidevogels en Korhoen. Ook kan schade aan andere kwetsbare soorten (Rode lijst) soorten  optreden.

Door het graven van holen kan de Vos in principe ook schade veroorzaken aan waterkeringen, op industrieterreinen of op sportvelden, hoewel dit in de praktijk vrijwel niet voorkomt.

Beleidsregels

Ontheffingen: Voor de Vos kan ontheffing worden verleend om bovenstaande schade te voorkomen. Voor schade aan Korhoen en weidevogels is ontheffing mogelijk in korhoengebieden, weidevogelgebieden ,nieuwe natuurgebieden en in een zone daaromheen met als uitgangspunt 5 kilometer. In geval van schade aan Rode Lijssoorten buiten genoemde gebieden kan eveneens ontheffing worden verleend.

Wasbeer

Wilde eend

Anas platyrhynchos

Wasbeer

Procyon lotor

Status in Nederland

Exoot, wordt incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Voorkomen niet bekend, de laatste jaren afnemend tot (vrijwel) niet meer voorkomend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Jachtaktehouders mogen gebruik maken van het geweer in hun jachtveld.

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Schade is bekend van vooral grasland en in geringe mate zomergerst.

Beleidsregels

Ontheffingen: Indien de Faunabeheereenheid hier aanleiding toe ziet, kan zij de Wilde eend opnemen in haar Faunabeheerplan. In dat geval kunnen jachthouders  ontheffing krijgen voor het doden van wilde eenden ter voorkoming of bestrijding van belangrijke schade aan gewassen.

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van wilde eenden, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Wild zwijn

Wild zwijn

Sus crofa

Status in Nederland

Zeldzame soort, beperkt tot enkele delen van het land (delen van Gelderland en Limburg).

Status in Overijssel

In de huidige situatie (2002) is in Overijssel geen populatie van het Wild zwijn aanwezig, aangetroffen dieren betreffen rondzwervende of ontsnapte dieren.

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Het Wild zwijn kan een gevaar vormen voor de verkeersveilligheid. Tevens is schade aan landbouw mogelijk. Voor het Wild zwijn geldt een nulstand in de provincie Overijssel. De provincie wijst jachthouders aan voor het doden van Wild zwijn in mogelijk optredende situaties..

Zwarte kraai

Zwarte kraai

Corvus corone corene

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Schade door zwarte kraaien wordt vooral veroorzaakt door zwarte kraaien die zich ophouden in groepen roeken en kauwen. Schade is bekend van wintertarwe, zomertarwe, spelt, wintergerst, zomergerst, brouwgerst, maïs en groenteteelt. Ook is schade in boomkwekerijen mogelijk.

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren en doden van zwarte kraaien, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: Ontheffing voor het verstoren van nesten en het doden van Zwarte kraai is mogelijk in korhoengebieden en in gebieden waar weidevogelbeheer door de provincie wordt gestimuleerd (beheersgebieden, nieuwe natuurgebieden met een weidevogeldoelstelling) en in een zone daaromheen met als uitgangspunt  5 kilometer. In geval van schade aan de populatieomvang van  kwetsbare soorten (Rode Lijstsoorten)  in andere gebieden kan eveneens ontheffing worden verleend.