Regeling vervallen per 01-10-2005

Verordening Stedelijke vernieuwing Overijssel 2005

Geldend van 01-01-2005 t/m 30-09-2005

Intitulé

Verordening Stedelijke vernieuwing Overijssel 2005

inhoud

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    wet: Wet ter stimulering van integrale stedelijke vernieuwing (Stb. 2000, nr 505);

  • b

    stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele verhoging van de kwaliteit van dat stedelijk gebied;

  • c

    investeringsbudget: subsidie aan gemeenten als bedoeld in artikel 5, derde lid van de wet er tegemoetkoming in de kosten van uitvoering van een ontwikkelingsprogramma of in de kosten van een stedelijke vernieuwingsactiviteit, als bedoeld in artikel 7, vierde lid van de wet;

  • d

    investeringstijdvak: tijdvak van vijf kalenderjaren, waarvoor investeringsbudget wordt verleend;

  • e

    ontwikkelingsprogramma: programma als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de wet;

  • f

    programmagemeente: gemeente als bedoeld in artikel 6, derde lid, tweede volzin van de wet;

  • g

    projectgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 7, vierde lid van de wet;

  • h

    project: één of meer activiteiten op het gebied van stedelijke vernieuwing;

  • i

    rijksverdeelsleutel: de wijze van berekening van het indicatieve bedrag van het investeringsbudget voor gemeenten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b van de wet;

  • j

    commissie: de commissie van advies voor de fysieke leefomgeving;

  • k

    kader Stedelijke Vernieuwing Overijssel: een besluit van Provinciale Staten van Overijssel waarbij het provinciale beleid ten aanzien van de stimulering van de integrale stedelijke vernieuwing wordt vastgesteld;

  • l

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van investeringsbudgetten op grond van deze verordening.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1. De in deze verordening neergelegde taken en bevoegdheden hebben slechts betrekking op stedelijke vernieuwing die gericht is op de fysieke leefomgeving.

  • 2. De Algemene Subsidieverordening Overijssel 1997 is niet van toepassing op de verstrekking van investeringsbudget.

Artikel 3 Bestemmingsreserve investeringsbudget stedelijke vernieuwing

  • 1. Er is een bestemmingsreserve ‘investeringsbudget stedelijke vernieuwing’, hierna te noemen de ‘reserve ISV’.

  • 2. Gedeputeerde Staten zijn belast met het beheer van de reserve ISV.

  • 3. Aan de reserve ISV worden toegevoegd in ieder geval de bijdragen van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als bedoeld in artikel 5, derde lid van de wet.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen overige voor stedelijke vernieuwing aangemerkte middelen aan de reserve ISV toevoegen.

  • 5. Niet bestede middelen blijven in de reserve ISV. Over de niet bestede middelen wordt jaarlijks per 31 december rente berekend en aan de reserve ISV toegevoegd.

Artikel 4 Verlening investeringsbudget

  • 1. Gedeputeerde Staten verlenen ten laste van de reserve ISV aan gemeenten als bedoeld in artikel 5, derde lid van de wet investeringsbudget ten behoeve van de uitvoering van het gemeentelijke beleid inzake stedelijke vernieuwing voorzover dit in overeenstemming met het Kader stedelijke vernieuwing Overijssel is.

  • 2. Gedeputeerde Staten verlenen aan gemeenten, die naar hun oordeel, gelet op aard en omvang van de stedelijke vernieuwingsopgave daarvoor in aanmerking komen, slechts investeringsbudget op basis van een door de gemeenteraad vastgesteld ontwikkelingsprogramma.

  • 3. Gedeputeerde Staten verlenen aan gemeenten met een geringe of eenzijdige stedelijke vernieuwingsopgave, die naar hun oordeel daarvoor in aanmerking komen, slechts investeringsbudget op basis van een aanvraag als bedoeld in artikel 7, vierde lid van de wet.

Artikel 5 Verdeling investeringsbudget programmagemeenten – vaststelling subsidieplafond

  • 1. Ten behoeve van de verstrekking van investeringsbudget aan een programmagemeente is beschikbaar:

    • a.

      het gedeelte van de krachtens artikel 5, derde lid van de wet ontvangen middelen, dat gelijk is aan het indicatieve bedrag dat met toepassing van de rijksverdeelsleutel voor deze gemeente voor het desbetreffende investeringstijdvak is berekend;

    • b.

      een door Gedeputeerde Staten te bepalen deel van de in het vierde lid van artikel 3 bedoelde middelen.

  • 2. Het subsidieplafond bestaat uit het bedrag dat op basis van het eerste lid voor deze gemeente beschikbaar is.

  • 3. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de verstrekking van investeringsbudget aan de programmagemeenten vast voorafgaand aan het investeringstijdvak.

Artikel 6 Verdeling investeringsbudget projectgemeenten – vaststelling subsidieplafond

  • 1. Ten behoeve van de verstrekking van investeringsbudget aan de projectgemeenten is beschikbaar:

    • a.

      het gedeelte van de krachtens artikel 5, derde lid van de wet ontvangen middelen, dat gelijk is aan de som van de indicatieve bedragen die met toepassing van de rijksverdeelsleutel voor deze gemeenten voor dit investeringstijdvak zijn berekend;

    • b.

      een door Gedeputeerde Staten te bepalen deel van de in het vierde lid van artikel 3 bedoelde middelen.

  • 2. Voor de projectgemeenten stellen Gedeputeerde Staten jaarlijks het subsidieplafond vast, uiterlijk 1 maart van het jaar dat aan het jaar, waarop dit subsidieplafond betrekking heeft, voorafgaat. Het jaarlijkse subsidieplafond bestaat uit éénvijfde deel van het overeenkomstig het eerste lid berekende beschikbare bedrag.

  • 3. De artikelen 4:25, tweede en derde lid, 4:27 en 4:28 Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 7 Aanwijzing programmagemeenten

Gedeputeerde Staten wijzen, gehoord de commissie, uiterlijk op 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het investeringstijdvak de gemeenten aan waarvan naar hun oordeel, gelet op de aard en omvang van de stedelijke vernieuwingsopgave, een ontwikkelingsprogramma wordt verlangd om in aanmerking te komen voor investeringsbudget. Hierbij geven zij een indicatie van de hoogte van het budget voor deze gemeenten.

Artikel 8 Verlening investeringsbudget (programmagemeenten)

1. Het verlenen van investeringsbudget kan geheel of ten dele worden geweigerd in de artikel 8, eerste tot en met derde lid van de wet genoemde gevallen, alsmede wegens overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 9 Verlening investeringsbudget (projectgemeenten)

  • 1. Burgemeester en Wethouders van een projectgemeente kunnen voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop het investeringsbudget betrekking heeft, een aanvraag indienen ten behoeve van een stedelijke vernieuwingsactiviteit.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      een onderbouwing van de voorgenomen stedelijke vernieuwingsactiviteit, waarin in ieder geval een financiële paragraaf is opgenomen en;

    • b.

      een vermelding van de wijze waarop belanghebbenden bij de voorbereiding en de uitvoering worden betrokken;

    • c.

      een omschrijving van het project/aard van de stedelijke vernieuwingsactiviteiten, waarbij aandacht wordt besteed aan aspecten van urgentie, doelmatigheid, looptijd en uitvoerbaarheid;

    • d.

      een beschrijving van de wijze waarop aan bovenlokale afstemming gestalte is gegeven;

    • e.

      een beschrijving van de mate waarin de met de uitvoering van het project te dienen doelstellingen verenigbaar zijn met het provinciaal beleid.

  • 3. Gedeputeerde Staten zenden het vastgestelde Verdelingsvoorstel ISV projectgemeenten ter kennisneming toe aan de commissie.

  • 4. Het verlenen van investeringsbudget kan geheel of ten dele worden geweigerd in de artikel 8, vijfde lid van de wet genoemde gevallen, alsmede wegens overschrijding van het subsidieplafond.

  • 5. Gedeputeerde Staten beslissen binnen zesentwintig weken na 1 april van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop het investeringsbudget betrekking heeft.

  • 6. Aan de verlening van investeringsbudget wordt het voorschrift verbonden dat uiterlijk in het jaar waarvoor investeringsbudget wordt verleend met de uitvoering van de stedelijke vernieuwingsactiviteit wordt begonnen.

  • 7. In bijzondere omstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek van de gemeente deze termijn verlengen.

  • 8. Indien met de uitvoering van de stedelijke vernieuwingsactiviteit niet in het jaar waarvoor investeringsbudget is verleend, is begonnen, en de gemeente niet om verlenging heeft verzocht, kunnen Gedeputeerde Staten het investeringsbudget intrekken.

  • 9. Gedeputeerde Staten kunnen voor stedelijke vernieuwingsactiviteiten voorschotten verlenen tot 90% van het verleende investeringsbudget. Deze voorschotverlening is afhankelijk van de omvang van de reserve ISV en het betalingsritme van het Rijk. De resterende 10% wordt uitbetaald na uitvoering van de activiteit op basis van de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 10 Vaststelling investeringsbudget (projectgemeenten)

  • 1. Burgemeester en Wethouders van een gemeente waaraan overeenkomstig artikel 7, vierde lid van de wet investeringsbudget is verleend, dienen uiterlijk zes maanden na afronding van het project terzake daarvan bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot vaststelling van het investeringsbudget.

  • 2. Bij de aanvraag wordt een verantwoordingsverslag gevoegd. Dit verslag bevat ten minste een vergelijking van de gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing waarvoor investeringsbudget is verleend en de door middel van het project bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen.

  • 3. Bij het verslag wordt tevens een verslag over de besteding van het investeringsbudget meegezonden. Dit verslag gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de in dat verslag vermelde bestedingen.

  • 4. De artikelen 4:46; 4:49 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 11 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. De bevoorschotting en vaststelling van verleende subsidies op grond van de Verdelingsverordening Stads- en Dorpsvernieuwing provincie Overijssel 1997 vindt plaats volgens die verordening.

  • 2. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie danwel vorderen de verleende subsidie terug indien de beschikking tot subsidieverlening in strijd zou zijn c.q. in strijd is geweest met artikel 87 van het Verdrag inzake de Europese Unie. 1

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen van de artikelen 4, eerste lid, 9 en 10 van de verordening afwijken, voorzover toepassing, gelet op het belang van de stedelijke vernieuwing die gericht is op de fysieke leefomgeving, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 4. In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten afwijken of ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van deze verordening met uitzondering van het tweede lid.

  • 5. Deze verordening treedt in werking op een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

  • 6. De regeling wordt aangehaald als: Verordening Stedelijke Vernieuwing Overijssel 2005. 


Noot
1

[Toelichting: Veel subsidies op grond van deze verordening hebben gevolgen voor de concurrentiepositie van ondernemingen en zijn (dus) staatssteun in de zin van het EG-verdrag. Kort gezegd bepaalt het verdrag dat steunmaatregelen zonder goedkeuring van de commissie niet mogen worden uitgevoerd. De commissie beoordeelt of de maatregel een effect heeft op de tussenstatelijke handel.

Zo ja, dan is de maatregel in beginsel verboden, tenzij steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke voorwaarden op grond van artikel 87, lid 3 (de zogenaamde ‘de minimus’-steun aan een onderneming die een waarde van € 100.000,-- in 3 jaar niet overstijgt).]