Regeling vervallen per 31-03-2008

Algemeen reglement voor het waterschap Veluwe (met overgangsrecht)

Geldend van 30-06-2004 t/m 30-03-2008

Intitulé

Algemeen reglement voor het waterschap Veluwe (met overgangsrecht)

Hoofdstuk 1 Gebied en taak waterschap

Artikel 1.

  • 1. Het gebied van het waterschap is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart met een schaal van ten minste 1 : 100.000.

  • 2. Het gebied, bedoeld in het eerste lid, wordt bij besluit van Gedeputeerde Staten nader aangeduid op detailkaarten, met een schaal van ten minste 1 : 10.000.

  • 3. Van elke kaart berust een exemplaar bij de provincie Gelderland en de provincie Overijssel en een exemplaar bij het waterschap.

Artikel 2.

  • 1. Het waterschap heeft tot taak de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

  • 2. Deze taak omvat de zorg voor:

    • a.

      de waterkering;

    • b.

      het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer;

    • c.

      het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer;

    • d.

      de zuivering van stedelijk afvalwater, hieronder mede begrepen het stedelijk afvalwater dat afkomstig is van uit het beheersgebied van een aangrenzende waterkwaliteitsbeheerder en dat krachtens artikel 15a, eerste lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap.

  • 3. De uitoefening van de taak en de taakonderdelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is gericht op integraal waterbeheer.

Artikel 2a

Provinciale Staten van Gelderland besluiten tot vaststelling van een wijziging van de reglementering voor het waterschap, indien een daartoe strekkend besluit niet op grond van artikel 5, tweede lid van de Waterschapswet door de minister van Verkeer en Waterstaat dient te worden goedgekeurd.

Artikel 3.

Het algemeen bestuur bepaalt in welke gemeente het waterschap zijn zetel heeft.

Hoofdstuk 2 Samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur

Paragraaf 1 Bestuursorganen

Artikel 4.

Het bestuur van het waterschap bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Het dagelijks bestuur, de voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden aangeduid als respectievelijk het college van dijkgraaf en heemraden, dijkgraaf en heemraden.

Paragraaf 2 Het algemeen bestuur

Artikel 5.

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 30 leden. Van deze leden vertegenwoordigen:

    • a.

      6 leden de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

    • b.

      7 leden de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

    • c.

      12 leden de categorie ingezetenen, onder wie worden verstaan degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap;

    • d.

      5 leden de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

  • 2. De categorie, bedoeld in het eerste lid, onder a wordt aangeduid als de categorie ongebouwd, die in het eerste lid, onder b als de categorie gebouwd, die in het eerste lid, onder c als de categorie ingezetenen en die in het eerste lid, onder d als de categorie bedrijfsgebouwd.

Artikel 6.

  • 1. Het waterschap is ten behoeve van de verkiezing van de categorieën ongebouwd, gebouwd en ingezetenen onderverdeeld in kieskringen.

  • 2. Op de kaarten, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, zijn de grenzen van de kieskringen aangegeven.

Artikel 7.

  • 1. Van de in kieskring één te kiezen leden van het algemeen bestuur, vertegenwoordigen één lid de categorie gebouwd en drie leden de categorie ingezetenen.

  • 2. Van de in kieskring twee te kiezen leden van het algemeen bestuur, vertegenwoordigen twee leden de categorie ongebouwd, één lid de categorie gebouwd en twee leden de categorie ingezetenen.

  • 3. Van de in kieskring drie te kiezen leden van het algemeen bestuur, vertegenwoordigt één lid de categorie ongebouwd, twee leden de categorie gebouwd en drie leden de categorie ingezetenen.

  • 4. Van de in kieskring vier te kiezen leden van het algemeen bestuur, vertegenwoordigen twee leden de categorie ongebouwd, één lid de categorie gebouwd en twee leden de categorie ingezetenen.

  • 5. Van de in kieskring vijf te kiezen leden van het algemeen bestuur, vertegenwoordigen één lid de categorie ongebouwd, twee leden de categorie gebouwd en twee leden de categorie ingezetenen.

Artikel 8.

  • 1. Voor ieder van de leden van het algemeen bestuur wordt tegelijk met de verkiezing of benoeming een plaatsvervangend lid gekozen dan wel een plaatsvervangend lid benoemd. De plaatsvervanger treedt in het algemeen bestuur uitsluitend op bij overlijden of ontslag van het betrokken lid.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur worden gekozen dan wel benoemd met inachtneming van het Kiesreglement voor het waterschap Veluwe.

Artikel 9.

  • 1. De leden van het algemeen bestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur, genieten voor iedere bijgewoonde vergadering een presentiegeld, waarvan het bedrag door het algemeen bestuur wordt vastgesteld.

  • 2. Indien het algemeen bestuur bepaalt dat door de leden een schouwgeld wordt genoten, stelt het ook daarvan het bedrag vast.

  • 3. Behalve een presentiegeld en een schouwgeld als bedoeld in het eerste en tweede lid genieten de leden van het algemeen bestuur ten laste van het waterschap geen andere inkomsten of voordelen dan die ter vergoeding van werkelijk gemaakte kosten. Deze vergoeding kan door het algemeen bestuur op een bedrag per jaar worden bepaald.

Artikel 10.

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 11.

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert binnen zes weken na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in de nieuwe samenstelling.

  • 2. Indien de geloofsbrieven van meer dan de helft van de leden dan niet onherroepelijk zijn goedgekeurd, wordt de eerste vergadering gehouden zo spoedig mogelijk nadat twee weken zijn verstreken na de onherroepelijke goedkeuring van de geloofsbrieven van meer dan de helft van de leden.

Artikel 12.

  • 1. Het algemeen bestuur bepaalt hoe vaak het vergadert.

  • 2. Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of indien een derde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 13.

  • 1. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 2. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter, spoedeisende gevallen uitgezonderd, dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 37, tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproeping op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 14.

  • 1. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 15.

  • 1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zonodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2. Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3. Hij kan het algemeen bestuur voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste zes maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 16.

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem, rechtstreeks of middellijk, persoonlijk aangaat of waarbij hij als gevolmachtigde is betrokken.

  • 2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 17.

  • 1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      in een vergadering als bedoeld in artikel 14, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 14, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 18.

  • 1. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 19.

  • 1. De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2. Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 20.

  • 1. De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of één van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2. Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit het algemeen bestuur bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 21.

[Vervallen]

Paragraaf 3 Het dagelijks bestuur

Artikel 22.

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en maximaal zes leden.

  • 2. De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur vindt op zodanige wijze plaats dat elk van de categorieën, bedoeld in artikel 5, eerste lid, in het dagelijks bestuur is vertegenwoordigd.

Artikel 23.

De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur na de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

Artikel 24.

In het geval van artikel 23 gaat de benoeming van degene die zijn benoeming tot lid van het dagelijks bestuur heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur zijn benoeming heeft aangenomen, of indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.

Artikel 25.

De benoeming van een lid van het dagelijks bestuur ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, geschiedt zo spoedig mogelijk, doch tenzij het algemeen bestuur in een bijzonder geval anders beslist, eerst nadat de opengevallen plaatsen in het algemeen bestuur zijn vervuld.

Artikel 26.

  • 1. Het benoemde lid van het dagelijks bestuur wordt geacht de benoeming niet aan te nemen indien op de tiende dag na toezending van de benoeming door middel van een aangetekende brief nog geen mededeling van hem is ontvangen dat hij de benoeming aanneemt.

  • 2. Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming.

Artikel 27.

Vanaf het tijdstip van aftreden van de leden van het dagelijks bestuur tot het tijdstip waarop, na de verkiezing van het nieuwe algemeen bestuur, ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur de benoeming hebben aangenomen, treedt de voorzitter op in de plaats van het dagelijks bestuur.

Artikel 28.

  • 1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen vier weken na de dag waarop hij ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen.

Artikel 29.

Schorsing in en tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengen terstond schorsing in, onderscheidenlijk verlies van het ambt van lid van het dagelijks bestuur mede.

Artikel 30.

  • 1. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 41, vijfde lid, van de Waterschapswet wordt niet beraadslaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur ten minste twee weken en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard dat het betrokken lid van het dagelijks bestuur het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 2. De oproeping tot de vergadering, waarin over dat voorstel wordt beraadslaagd of besloten, wordt ten minste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 41, vijfde lid, van de Waterschapswet.

  • 3. Artikel 16 is niet van toepassing bij besluiten van het algemeen bestuur ingevolge artikel 41, vijfde lid, van de Waterschapswet of ingevolge dit artikel.

Artikel 31.

  • 1. Bij verhindering, ontstentenis of ontslag van een lid van het dagelijks bestuur, of indien een lid van het dagelijks bestuur met de waarneming van het ambt van voorzitter is belast, wordt hij zo nodig vervangen door een lid van het algemeen bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur.

  • 2. De toekenning van een vergoeding ten laste van het waterschap aan degene die met de waarneming van het ambt van lid van het dagelijks bestuur is belast, wordt geregeld bij provinciale verordening als bedoeld in artikel 44 van de Waterschapswet.

Artikel 32.

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

Artikel 33.

  • 1. De voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het dagelijks bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergadering van het dagelijks bestuur en het tijdstip van de opening vast.

  • 2. De voorzitter brengt dag en plaats van te houden openbare vergaderingen en het tijdstip van de opening ter openbare kennis.

Artikel 34.

  • 1. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 35.

De artikelen 16, eerste tot en met derde lid, 17 en 18 zijn ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36.

  • 1. Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd.

  • 2. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 37.

  • 1. Het algemeen bestuur kan regelen van welke besluiten van het dagelijks bestuur aan de leden van het algemeen bestuur kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2. Het dagelijks bestuur laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 38.

Ingestelde beroepen of ingebrachte bezwaren als bedoeld in artikel 86, vierde lid, van de Waterschapswet worden slechts ingetrokken als het algemeen bestuur daartoe beslist.

Artikel 39.

Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 124, derde lid, van de Waterschapswet.

Paragraaf 4 De voorzitter

Artikel 40.

De aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46 van de Waterschapswet, wordt aan Gedeputeerde Staten van Gelderland gezonden.

Artikel 41.

[Vervallen]

Artikel 42.

De aflegging van de eed (verklaring en belofte), bedoeld in artikel 50 van de Waterschapswet, vindt plaats in handen van de Commissaris van de Koningin in de provincie Gelderland.

Artikel 43.

  • 1. Alle aan het algemeen bestuur of aan het dagelijks bestuur gerichte stukken worden door of namens de voorzitter geopend.

  • 2. Van de ontvangst van aan het algemeen bestuur gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van het algemeen bestuur aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van dat bestuursorgaan mededeling.

Artikel 44.

Het dagelijks bestuur kan toestaan dat de voorzitter aan een ander lid van het dagelijks bestuur, de secretaris of een of meer andere ambtenaren van het waterschap de ondertekening van de stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan, opdraagt.

Artikel 45.

[Vervallen]

Paragraaf 5 De secretaris

Artikel 46.

De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd uit een door het dagelijks bestuur in te dienen voordracht van ten minste twee personen.

Artikel 47.

Het gestelde in artikel 33, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet is op de secretaris van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48.

  • 1. Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere voorschriften vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de secretaris.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

Hoofdstuk 3 Voorschriften ten aanzien van de legger

Artikel 49.

  • 1. Het voldoen aan een krachtens de legger bestaande onderhoudsplicht kan door het dagelijks bestuur op schriftelijk verzoek van de onderhoudsplichtige worden vervangen door betaling van een bijdrage.

  • 2. De hoogte van de door de onderhoudsplichtige te betalen bijdrage wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.

Artikel 50.

Ten aanzien van de vaststelling van de legger zijn de artikelen 73 en 74 van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Omslagen

Artikel 51.

  • 1. Bij de toedeling van kostenaandelen in het kader van de ingevolge artikel 119 van de Waterschapswet vast te stellen verordening neemt het waterschapsbestuur de volgende uitgangspunten in acht.

  • 2. De kosten van de waterkeringszorg worden toegedeeld:

    • a.

      aan de categorie ingezetenen;

    • b.

      aan de categorie gebouwd;

    • c.

      aan de categorie ongebouwd.

  • 3. Het aandeel van de ingezetenen in de kosten van de waterkeringszorg wordt bepaald op basis van de bevolkingsdichtheid van het gebied.

  • 4. De resterende kosten van de waterkeringszorg worden aan de categorieën gebouwd en ongebouwd toegedeeld, in verhouding van de globale waarde in het economisch verkeer van het geheel van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken gelegen in de bij die taak belanghebbende gebieden.

  • 5. De kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer worden toegedeeld:

    • a.

      aan de categorie ingezetenen;

    • b.

      aan de categorie gebouwd;

    • c.

      aan de categorie ongebouwd.

  • 6. Het aandeel van de categorie ingezetenen in de kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer wordt bepaald met inachtneming van de mate waarin deze categorie voor haar functioneren in het waterschapsgebied afhankelijk is van de waterstaatkundige verzorging door het waterschap.

  • 7. De resterende kosten van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer worden toegedeeld aan de categorieën gebouwd en ongebouwd, in verhouding van de bij benadering te bepalen kosten van het waterstaatkundige vereiste voorzieningenniveau van het geheel van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in de bij die taak belanghebbende gebieden.

Hoofdstuk 5 Het toezicht

Artikel 51a.

  • 1. Voor de toepassing van het bepaalde in artikel 153, eerste lid, onder a en b, van de Waterschapswet is al naar gelang het beroep betrekking heeft op het grondgebied van de provincie Gelderland dan wel de provincie Overijssel, Gedeputeerde Staten van Gelderland onderscheidenlijk, Gedeputeerde Staten van Overijssel afzonderlijk het bevoegd orgaan.

  • 2. Voor de toepassing van het bepaalde in artikel 153, eerste lid, onder c van de Waterschapswet zijn Gedeputeerde Staten van Gelderland het bevoegd orgaan;

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op beroepen met betrekking tot besluiten inzake het lozen van water in of onttrekken van water aan oppervlaktewateren als bedoeld in artikel 44 van de Wet op de waterhuishouding.

Artikel 52.

  • 1. Het toezicht op het waterschap wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten van Gelderland, tenzij anders is bepaald.

  • 2. Aan goedkeuring zijn onderworpen:

    • a.

      de peilbesluiten, bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding, met inachtneming van hetgeen hieromtrent is bepaald in de verordening waterhuishouding;

    • b.

      de besluiten tot aanleg of verbetering van kwelkaden.

  • 3. Aan Gedeputeerde Staten worden toegestuurd:  

    • a.

      de besluiten tot vaststelling van de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

    • b.

      de besluiten tot het vaststellen van extern werkende verordeningen, voor zover deze niet aan goedkeuring zijn onderworpen;

    • c.

      de besluiten tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen te verwachten is, voor zover deze niet reeds aan de goedkeuring zijn onderworpen;

    • d.

      de besluiten tot oprichting of deelneming in een rechtspersoon, voor zover hierbij een belangrijk onderdeel van de door het waterschap uitgeoefende taak betrokken is.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 53.

Indien in dit reglement wordt gesproken van Gedeputeerde Staten, wordt Gedeputeerde Staten van Gelderland bedoeld, tenzij anders is bepaald.

Artikel 54.

Toepassing van artikel 107, vijfde lid, van de Waterschapswet vindt plaats door de Commissaris van de Koningin in Gelderland.

Artikel 54a

De leden van het algemeen bestuur die in 2003 zijn verkozen, treden af met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 55.

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Artikel 56.

Dit reglement wordt aangehaald als: Algemeen reglement voor het waterschap Veluwe.

Overgangsrecht waterschap Veluwe

OVERGANGSRECHT VOOR HET WATERSCHAP VELUWE

(is reeds gedeeltelijk in werking getreden)

Gezamenlijk besluit van Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel van 11 oktober 1995, nr. F - 393, respectievelijk 11 oktober 1995, nr. 41.

Goedgekeurd bij ministerieel besluit van 8 januari 1996, nrs. RH/RA 210200, RH/RA 210205 en RH/RA 210197.

Provinciaal Blad nr. 128 van 22 februari 1996 (Gelderland).

In werking 1 januari 1997.

De artikelen 5, zevende en achtste lid, 6, tweede en derde lid, 7, 13, 16, 18, 19, 21 en 24 van het overgangsrecht, in werking getreden op 22 februari 1996.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.

  • In dit overgangsrecht wordt verstaan onder:

  • a. waterschap: waterschap Veluwe;

  • b. overgangsrecht: Overgangsrecht voor het waterschap Veluwe;

  • c. kiesreglement: Kiesreglement voor het waterschap Veluwe;

  • d. algemeen reglement: Algemeen reglement voor het waterschap Veluwe;

  • e. op te heffen waterschap: het waterschap Oost-Veluwe;

  • f. te splitsen waterschappen: het waterschap Noord-Veluwe en het zuiveringsschap Veluwe;

  • g. datum van samenvoeging: de datum met ingang waarvan het overgangsrecht in werking treedt;

  • h. overgaand gebied: het gebied van het op te heffen waterschap en van de te splitsen waterschappen dat deel gaat uitmaken van het waterschap;

  • i. toegevoegd gebied: het gebied dat van het zuiveringsschap West-Overijssel of diens rechtsopvolger en het gebied dat van het zuiveringsschap Oostelijk Gelderland of diens rechtsopvolger voor wat betreft de taak oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer overgaat naar het waterschap;

  • j. voorbereidingscommissie: de commissie, bedoeld in artikel 18;

  • k. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Gelderland.

Hoofdstuk 2 Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel 2.

  • 1. De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand en toegevoegd gebied geldende waterschapsbesluiten blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan van het waterschap niet anders beslist.

  • 2. De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand en toegevoegd gebied geldende provinciale voorschriften betreffende de taken of de bestuursorganen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan niet anders beslist.

  • 3. De artikelen 67, 73, tweede lid en 74 van het Reglement voor de Gelderse waterschappen blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan niet anders beslist.

Artikel 3.

  • 1. Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van het waterschap gelden de reglementen van orde van het te splitsen zuiveringsschap Veluwe totdat deze door andere zijn vervangen.

  • 2. Voor de directie van het waterschap geldt de instructie van het te splitsen zuiveringsschap Veluwe totdat deze door een andere is vervangen.

  • 3. Met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden geldt de verordening van het te splitsen zuiveringsschap Veluwe totdat deze door een andere is vervangen.

Artikel 4.

  • 1. Met ingang van de datum van samenvoeging en zolang de in artikel 2 bedoelde voorschriften blijven gelden, oefenen de in het waterschap bevoegde bestuursorganen en ambtenaren de bevoegdheden uit die bij die voorschriften aan overeenkomstige bestuursorganen en ambtenaren van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen zijn toegekend.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheden die met betrekking tot het toegevoegde gebied aan de bevoegde bestuursorganen en ambtenaren zijn toegekend.

Hoofdstuk 3 Overgangs rechten en verplichtingen

Artikel 5.

  • 1. Met ingang van de datum van samenvoeging gaan alle publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van het op te heffen waterschap over op het waterschap.

  • 2. Van het op te heffen waterschap worden de burgerlijke rechten en verplichtingen overgedragen aan het waterschap, zonder dat daarvoor een nader besluit wordt gevorderd.

  • 3. Procedures bij het op te heffen waterschap worden met ingang van de datum van samenvoeging door het bestuur van het waterschap voortgezet in de stand waarin zij verkeren.

  • 4. Ten aanzien van de in het tweede lid begrepen registergoederen zal verandering in de tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek plaatshebben. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur van het waterschap doen daartoe de nodige opgaven aan de bewaarder van de registers.

  • 5. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de overgang van rechten en verplichtingen van de te splitsen waterschappen, voor zover die betrekking hebben op dan wel verband houden met overgaand gebied.

  • 6. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de overgang van rechten en verplichtingen van de zuiveringsschappen West-Overijssel en Oostelijk Gelderland of diens rechtsopvolgers, voor zover die betrekking hebben op dan wel verband houden met toegevoegd gebied.

  • 7. Ter bepaling van de rechten en verplichtingen, bedoeld in het vijfde lid, die aan overgaand gebied kunnen worden toegerekend, wint de voorbereidingscommissie zo nodig advies in van een door haar aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

  • 8. Ter bepaling van de rechten en verplichtingen, bedoeld in het zesde lid, die betrekking hebben op de zuiveringsschappen West-Overijssel en Oostelijk Gelderland of diens rechtsopvolgers wint de voorbereidingscommissie tezamen met het betreffende dagelijks bestuur van deze zuiveringschappen of diens rechtsopvolgers zo nodig advies in van een door hen aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

Artikel 6.

  • 1. Beheer en onderhoud van werken in overgaand en toegevoegd gebied die in beheer en onderhoud zijn bij de te splitsen waterschappen respectievelijk de zuiveringsschappen West-Overijssel en Oostelijk Gelderland of diens rechtsopvolgers gaan met ingang van de datum van samenvoeging over naar het waterschap.

  • 2. Ter bepaling van de waarde van de in het eerste lid bedoelde werken die in beheer en onderhoud zijn bij de te splitsen waterschappen wordt zo nodig advies ingewonnen van een door de voorbereidingscommissie aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

  • 3. Ter bepaling van de waarde van de in het eerste lid bedoelde werken, die in beheer en onderhoud zijn bij de zuiveringsschappen West-Overijssel en Oostelijk Gelderland of diens rechtsopvolgers wordt zo nodig advies ingewonnen van een door de voorbereidingscommissie en het betreffende dagelijks bestuur van deze zuiveringschappen of diens rechtsopvolgers aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

Artikel 7.

Ten behoeve van de verdeling van de activa en passiva van de te splitsen waterschappen, die met ingang van de datum van samenvoeging overgaan naar het waterschap, bepaalt de voorbereidingscommissie tezamen met de voorbereidingscommissie voor het waterschap Vallei en Eem op welke wijze de verdeling plaatsvindt. Zij winnen hiertoe zo nodig advies in van een door hen aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

Artikel 8.

De rekeningen van het laatste dienstjaar van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen worden vastgesteld door het algemeen bestuur van het waterschap. De saldi worden verantwoord in de rekening van het waterschap.

Artikel 9.

Voor het tijdvak waarin voor het waterschap nog geen begroting is vastgesteld, is het dagelijks bestuur bevoegd tot het doen van uitgaven tot ten hoogste 4/12 gedeelten van het totaal van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de voor het dienstjaar voorafgaand aan de datum van samenvoeging vastgestelde begrotingen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen zijn geraamd.

Artikel 10.

  • 1. Met ingang van de datum van samenvoeging gaat de zorg voor de archieven van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen en van hun rechtsvoorgangers over op het waterschap, met uitzondering van de archieven oorspronkelijk vallende onder de zorg van het voormalig polderdistrict Arkemheen. Deze laatste archieven gaan over naar het waterschap Vallei en Eem.

  • 2. Het waterschap heeft recht op gebruik van de archiefbescheiden van het voormalig polderdistrict Arkemheen, in het geval dat zij van belang zijn voor de taakuitoefening van het waterschap. Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur raadpleging van deze archiefbescheiden alleen hiertoe niet voldoende is, worden fotocopieën van de originele stukken aan het waterschap verstrekt. De kosten hiervan komen voor rekening van het waterschap. In gevallen waarin het waterschap ten behoeve van de uitoefening van zijn taak over de originele stukken dient te beschikken, worden deze archiefbescheiden aan het waterschap in bewaring geven overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 11 en 13 van het Archiefbesluit 1962. In andere gevallen kan op dezelfde wijze inbewaringgeving plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Voorlopig bestuur

Artikel 11.

  • 1. De voorzitters van het op te heffen waterschap en van elk van de te splitsen waterschappen worden met ingang van de datum van samenvoeging voor eervol ontslag voorgedragen aan de Kroon.

  • 2. De leden van de dagelijks en algemeen besturen van het op te heffen waterschap en van de te splitsen waterschappen zijn eervol van hun functie ontheven met ingang van de datum van samenvoeging.

Artikel 12.

Er is een overgangsbestuur dat bestaat uit een voorlopig algemeen bestuur, een voorlopig dagelijks bestuur en een waarnemend voorzitter. Het overgangsbestuur treedt op met ingang van de datum van samenvoeging.

Artikel 13.

  • 1. Het voorlopig algemeen bestuur bestaat uit dertig leden.

     Van deze leden vertegenwoordigen:

    • a.

      zeven leden de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

    • b.

      zeven leden de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

    • c.

      elf leden de categorie ingezetenen, bedoeld in artikel 11, onder d, van de Waterschapswet;

    • d.

      vijf leden de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

  • 2. De categorie, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt in dit overgangsrecht aangeduid als de categorie ongebouwd, die onder b als de categorie gebouwd, die onder c als de categorie ingezetenen en die onder d als de categorie bedrijfsgebouwd.

  • 3. De leden voor de categorieën, bedoeld in het eerste lid, worden aangewezen overeenkomstig het vierde tot en met het negende lid.

  • 4.a. Het gecombineerd college van het op te heffen waterschap wijst voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur drie leden aan.

  • b. Het gecombineerd college van het waterschap Noord-Veluwe wijst voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur twee leden aan.

  • c. De Coöperatieve Vereniging Bosgroep Gelderland u.a. wijst voor de categorie ongebouwd één lid aan.

  • d. Het bestuur van de voor het gebied van het waterschap bevoegde Gewestelijke Raad van het Landbouwschap wijst voor de categorie ongebouwd één lid aan.

  • 5.a. Het gecombineerd college van het op te heffen waterschap wijst voor de categorie gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur vier leden aan.

  • b. Het gecombineerd college van het waterschap Noord-Veluwe wijst voor de categorie gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur één lid aan.

  • c. De Raad van de gemeente Harderwijk wijst op voordracht van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-Veluwe voor de categorie gebouwd één lid aan.

  • d. De Raad van de gemeente Ermelo wijst op voordracht van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-Veluwe voor de categorie gebouwd één lid aan.

  • 6.a. Het gecombineerd college van het op te heffen waterschap wijst voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur drie leden aan.

  • b. Het gecombineerd college van het waterschap Noord-Veluwe wijst voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur één lid aan.

  • c. De Raad van de gemeente Nunspeet wijst op voordracht van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-Veluwe voor de categorie ingezetenen één lid aan.

  • d. De Algemene Vergadering van het zuiveringsschap Veluwe wijst voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur zes leden aan.

  • 7. De Algemene Vergadering van het zuiveringsschap Veluwe wijst voor de categorie bedrijfsgebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur vijf leden aan.

  • 8. Tot de vertegenwoordigers, bedoeld in het vierde tot en met zevende lid, kunnen tevens de voorzitters van het op te heffen waterschap en van de te splitsen waterschappen worden gerekend.

  • 9. De leden van het voorlopig algemeen bestuur die door het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen worden aangewezen, worden zoveel met inachtneming van de kieskringen, bedoeld in artikel 7 van het algemeen reglement, aangewezen.

Artikel 14.

  • 1. Het voorlopig algemeen bestuur heeft zitting tot de toelating van de leden van het algemeen bestuur volgens de bepalingen van de Waterschapswet en het kiesreglement onherroepelijk is geworden. Artikel 114 van het kiesreglement is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het voorlopig algemeen bestuur is belast met de regeling en het bestuur van het waterschap en is daartoe uitgerust met de bevoegdheden omschreven in hoofdstuk X van de Waterschapswet.

  • 3. Het voorlopig algemeen bestuur vergadert voor de eerste maal in de week na de datum van samenvoeging.

Artikel 15.

  • 1. Het voorlopig dagelijks bestuur bestaat uit een waarnemend voorzitter en zes leden. Artikel 22, tweede lid, van het algemeen reglement is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In de vergadering, bedoeld in artikel 14, derde lid, wijst het voorlopig algemeen bestuur uit zijn midden de leden voor het voorlopig dagelijks bestuur aan.

  • 3. De leden van het voorlopig dagelijks bestuur hebben zitting tot de benoeming, bedoeld in artikel 41 van de Waterschapswet, heeft plaatsgevonden. Deze benoeming geschiedt in de eerste vergadering van het nieuw gekozen algemeen bestuur.

  • 4. Het voorlopig dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding en organisatie van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur en overigens met alle dagelijkse aangelegenheden van het waterschap en is daartoe uitgerust met de bevoegdheden als omschreven in hoofdstuk XI van de Waterschapswet.

Artikel 16.

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46 van de Waterschapswet, heeft plaatsgevonden, treedt een waarnemend voorzitter op. Deze waarnemend voorzitter wordt door Gedeputeerde Staten benoemd, nadat zij de dagelijks besturen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen hebben gehoord.

Artikel 17.

  • 1. De verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt voor de eerste maal plaats in de eerste helft van het eerste jaar na de datum van samenvoeging.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de periode genoemd in het eerste lid verlengen.

  • 3. Het voorlopig algemeen bestuur onderzoekt de geloofsbrieven van het nieuw gekozen algemeen bestuur.

Hoofdstuk 4a De voorbereidingscommissie

Artikel 18.

  • 1. Ter voorbereiding van de samenvoeging stellen gedeputeerde staten een voorbereidingscommissie in. Zij bepalen hierbij de omvang en samenstelling.

  • 2. De dagelijks besturen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen doen hiertoe een voordracht.

  • 3. Deze commissie treedt op tot de datum van samenvoeging.

Artikel 19.

  • 1. De voorbereidingscommissie draagt zorg voor de noodzakelijk te verrichten handelingen met betrekking tot de voorbereiding van de belastingverordening, kostentoedelingsverordening en indien nodig, de omslagklassenverordening, bedoeld in onderscheidenlijk de artikelen 110, 119 en 120, vijfde lid, van de Waterschapswet, de heffingsverordening, bedoeld in artikel 17 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en het opstellen van de begroting, bedoeld in artikel 99 van de Waterschapswet.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na de datum van samenvoeging stelt het voorlopig algemeen bestuur de overeenkomstig het eerste lid voorbereide verordeningen en begroting vast.

  • 3. De voorbereidingscommissie draagt er zorg voor dat de overige met het oog op de instelling van het waterschap te treffen voorzieningen tijdig worden voorbereid.

Artikel 20.

Met ingang van de datum van samenvoeging treedt voor de toepassing van dit hoofdstuk het dagelijks bestuur in de plaats van de voorbereidingscommissie. Bij de toepassing van artikel 5, zevende lid, artikel 6, tweede lid en artikel 7 geschiedt de aanwijzing van een onafhankelijke deskundige dan mede door het dagelijks bestuur van het waterschap Vallei en Eem.

Hoofdstuk 5 Rechtspositieregeling van de ambtenaren en het overig personeel

Artikel 21.

Voorafgaand aan de datum van samenvoeging stellen de dagelijks besturen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen in overleg met vertegenwoordigers van de ambtenarenorganisaties een gelijkluidend sociaal statuut vast.

Artikel 22.

Met ingang van de datum van samenvoeging worden de diensthoofden van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen eervol uit hun functie ontslagen. Het bepaalde in artikel 23 is op hen van toepassing.

Artikel 23.

  • 1. Voor zover daarin niet of in onvoldoende mate is voorzien in het sociaal statuut gaan de ambtenaren, in vaste dienst van het op te heffen waterschap, op de datum van samenvoeging over in dienst van het waterschap in dezelfde schaal, op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als op de dag, voorafgaande aan die datum voor hen golden.

  • 2. Op de ambtenaren van de te splitsen waterschappen die in dienst overgaan van die waterschappen naar het waterschap is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel worden onder ambtenaren mede begrepen degene die is aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst voor onbepaalde tijd dan wel voor de vervulling bij wijze van proef van een functie, vooruitlopende op een aanstelling in vaste dienst of tijdelijke dienst voor onbepaalde tijd, onverminderd de voor die aanstelling geldende voorwaarden en degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is afgesloten voor onbepaalde tijd.

  • 4. De eden en beloften, in verband met hun functie door de in het eerste en  tweede lid bedoelde ambtenaren afgelegd, worden geacht mede op de dienstvervulling bij het waterschap betrekking te hebben.

Artikel 24.

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de secretaris, bedoeld in artikel 53 van de Waterschapswet heeft plaatsgevonden, treedt één van de ambtenaren, bedoeld in de artikelen 22 en 23, als waarnemend secretaris op. De waarnemend secretaris wordt door Gedeputeerde Staten benoemd, nadat zij de dagelijks besturen van het op te heffen waterschap en van de te splitsen waterschappen hebben gehoord.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 25.

Op procedures aangevangen voor 1 januari 1997, blijft het op dat tijdstip geldende recht van toepassing.

Artikel 26.

Dit overgangsrecht treedt in werking met ingang van 1 januari 1997 met uitzondering van de artikelen 5, zevende en achtste lid, 6, tweede en derde lid, 7, 13, 16, 18, 19, 21 en 24. Deze artikelen treden in werking met ingang van de dag van de datum van uitgifte van het laatst uitgegeven Provinciaal Blad waarin dit overgangsrecht is geplaatst. Al hetgeen voordien reeds in overeenstemming met dit overgangsrecht is verricht, wordt geacht krachtens dit overgangsrecht te zijn verricht.

Artikel 27.

Dit overgangsrecht wordt aangehaald als: Overgangsrecht voor het waterschap Veluwe.