Marktverordening Papendrecht

Geldend van 08-01-2015 t/m heden

Intitulé

Marktverordening Papendrecht

De raad van de gemeente Papendrecht;

gelezen het voorstel van het college van 11 november 2014,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

besluit:

vast te stellen de

Marktverordening Papendrecht

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Anciënniteitslijst:

een lijst van houders van een vergunning voor een vaste standplaats, met vermelding van de datum waarop de betrokkenen voor het eerste een vergunning voor een vaste standplaats werd verleend en met vermelding van de branche waartoe zij behoren of de artikelen die ze verhandelen;

b.

Branche-indeling:

de indeling in artikelengroepen en het aantal vastgestelde plaatsen per artikelengroep;

c.

College:

het college van burgemeester en wethouders;

d.

Dagplaats:

een standplaats, die per marktdag beschikbaar wordt gesteld, indien een vaste standplaats niet wordt ingenomen, dan wel niet als vaste standplaats is toegekend;

e.

Markt:

de door het college ingestelde warenmarkt;

f.

Marktkramenexploitant:

de door het college aangewezen exploitant die zorg draagt voor het plaatsen van marktkramen en bijbehorend materiaal;

g.

Marktmeester:

de persoon die als zodanig is aangewezen door het college;

h.

Marktterrein:

het door het college aangewezen gebied zoals aangegeven op de kaarten bedoeld in artikel 3 van deze verordening;

i.

Standplaats:

de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

j.

Standwerken:

de activiteit waarbij de vergunninghouder met een aansprekende uiteenzetting probeert artikelen te verkopen aan het om hem heen verzamelde publiek;

k.

Standwerker:

iemand die publiek om zich heen verzamelt en dat door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen artikelen te kopen;

l.

Standwerkerplaats:

de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

m.

Uitzoekhandel:

handel waarbij de consument kan kiezen uit meerdere soorten van één product;

n.

Vaste standplaats:

de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

o.

Vergunninghouder:

degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

p.

Verkoopwagen/markavan:

een uitklapbare en/of uitschuifbare marktwagen;

q.

Wachtlijst:

het college houdt een lijst bij van de kandidaten voor een vergunning voor een vaste standplaats, die daarvoor een aanvraag hebben ingediend en die een handelingsbekwame natuurlijke persoon zijn.

Artikel 2 Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle door het college ingestelde markten die op gezette tijden worden gehouden met uitzondering van eventueel door het college ingestelde private markten.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op markten, evenementen en braderieën, die conform afdeling 7 van de Algemene Plaatselijke Verordening (artikel 2:24 t/m 2:26) vallen onder ‘Evenementen’.

Artikel 3 Inrichtingsplan

  • 1. Voor elke markt stelt het college een inrichtingsplan vast, dat in elk geval bevat:

    • a.

      aanduiding van de dagen en de uren waarop en eventueel de periode waarin de markt wordt gehouden (markttijd);

    • b.

      een kaart van de markt;

    • c.

      indien van toepassing, mededeling dat een anciënniteitslijst, wachtlijst, loting of selectiestelsel van toepassing is;

    • d.

      aanduiding van de wijze waarop vergunningen voor een vaste standplaats, een dagplaats of standwerkerplaats kunnen worden verstrekt;

    • e.

      nadere regels die op de markt van toepassing zijn.

  • 2. Op de kaart moet zijn aangegeven:

    • a.

      de grenzen van de markt;

    • b.

      de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor vergunninghouders van een vaste standplaats;

    • c.

      voor zover van toepassing, de plaatsen of gebieden die bij voorrang zijn bestemd voor één of meer branches of artikelgroepen alsmede, indien van toepassing, de maximum aantal vergunningen voor vaste standplaatsen die voor een of meer branches of artikelgroepen of combinaties daarvan kunnen worden afgegeven;

    • d.

      indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bij voorrang zijn bestemd voor vergunninghouders van een dagplaats;

    • e.

      indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bij voorrang zijn bestemd voor de houders van een standwerkvergunning.

  • 3. Als een standplaats, bestemd voor de vergunninghouder van een vaste standplaats zestig minuten voor aanvang van de markt nog niet door de vergunninghouder of diens plaatsvervanger is ingenomen, kan daarvoor een vergunning voor een dagplaats worden afgegeven.

  • 4. Het inrichtingsplan is gedurende de markttijd op het marktterrein of in de nabije omgeving van het marktterrein aanwezig en in te zien.

Artikel 4 Vergunningen

  • 1. Het is verboden op een markt zonder vergunning voor een vaste standplaats of dagplaats van het college een standplaats voor het uitoefenen van markthandel in te nemen.

  • 2. Het is verboden op een markt zonder standwerkvergunning van het college als standwerker op te treden.

  • 3. Een vergunning voor een vaste standplaats geldt voor onbepaalde tijd en voor de op de vergunning vermelde standplaats, tenzij de vergunning anders bepaalt.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een andere standplaats aanwijzen.

  • 5. Een vergunning voor een dagplaats geldt voor één dag en voor de vermelde standplaats op de vergunning.

  • 6. Aan een vergunning kunnen door het college voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 7. Een vergunning kan enkel worden verleend aan een handelingsbekwame natuurlijke persoon die gerechtigd is in Nederland arbeid te verrichten en die voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

  • 8. Een vergunning wordt geweigerd wanneer bij de behandeling van de aanvraag van de vergunning blijkt dat niet wordt voldaan aan het bepaalde in het vorige lid en/of als aan een aanvrager eerder een vergunning is verleend, maar deze is ingetrokken omdat hij zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog, of in het verleden meerdere bij of krachtens deze verordening gestelde bepalingen heeft overtreden.

Artikel 5 Mandaatverboden

  • 1. De bevoegdheid tot het vaststellen van inrichtingsplannen kan niet worden gemandateerd.

  • 2. De bevoegdheid tot het wijzigen van inrichtingsplannen en het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning van een vaste standplaats kan niet aan de marktmeester of een andere toezichthouder worden gemandateerd.

Hoofdstuk 2 VERGUNNINGEN VOOR EEN VASTE STANDPLAATS

Artikel 6 Vrijgekomen standplaats en standplaatsverbetering volgens anciënniteitslijst

Als op grond van het inrichtingsplan voor een markt een anciënniteitslijst wordt gehanteerd voor de toekenning van een vergunning voor een vaste standplaats, geldt het volgende:

  • 1.

    Vergunninghouders van een vaste standplaats worden door het college ingeschreven op een anciënniteitslijst.

  • 2.

    De anciënniteit van een kind van de vergunninghouder, die te kennen geeft later de standplaats van de vergunninghouder te willen overnemen, vangt aan op het moment dat het kind zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst en vanaf dat tijdstip ook daadwerkelijk wekelijks meewerkt op de markt op de standplaats van de vergunninghouder.

  • 3.

    Als een standplaats vrijkomt die werd ingenomen door een vergunninghouder van een vaste standplaats, kan deze op verzoek worden toegewezen aan de vergunninghouder op de anciënniteitslijst aan wie gelet op de inschrijvingsdatum het eerst een vergunning is verleend.

  • 4.

    Als de plaats bestemd is voor een specifieke branche of artikelgroep, komt alleen de hoogstgeplaatste vergunninghouder in aanmerking, die aan dit vereiste voldoet.

  • 5.

    Als er niemand op de wachtlijst staat ingeschreven die aan het vereiste in het vorige lid voldoet, dan kan iemand anders van de wachtlijst in aanmerking komen, waarbij voorrang wordt verleend aan een branche die nog niet op de markt is vertegenwoordigd.

Artikel 7 Vrijgekomen standplaats volgens wachtlijst

Als op grond van het inrichtingsplan voor een markt een wachtlijst wordt gehanteerd voor de toekenning van een vergunning voor een vaste standplaats, geldt het volgende:

  • 1.

    Het college schrijft een aanvrager op zijn verzoek in op de wachtlijst, indien hij voldoet aan lid 7 en 8 van de in artikel 4 gestelde vereisten, en aan hem op het tijdstip van de aanvraag geen vaste standplaats kan worden toegewezen.

  • 2.

    Op de wachtlijst worden bij iedere aanvrager vermeld:

    • a.

      naam en voornamen, geboortedatum en plaats, adres en woonplaats;

    • b.

      de datum waarop de aanvraag is binnengekomen;

    • c.

      de branche waartoe de aanvrager behoort of de soort artikelen die zij verhandelen;

    • d.

      op welke wijze de aanvrager de standplaats wil innemen (met behulp van kraam, verkoopwagen of markavan).

  • 3.

    De aanvrager ontvangt een schriftelijke bevestiging van het verzoek tot plaatsing op de wachtlijst, dan wel een verlenging hiervan, met het verzoek de verschuldigde legeskosten te voldoen. Nadat de (jaarlijkse) kosten door de aanvrager zijn voldaan, is de inschrijving definitief.

  • 4.

    De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks binnen de op de factuur vermelde betalingstermijn zijn voldaan.

  • 5.

    De inschrijving op de wachtlijst van een kind of werknemer van een vergunninghouder van een vaste standplaats met als doel om de vergunninghouder te zijner tijd op te volgen, blijft eveneens gehandhaafd als het kind of de werknemer een vrijgekomen standplaats in dezelfde branche om die reden niet aanvaardt.

  • 6.

    De inschrijving op de wachtlijst kan worden beëindigd (dit wordt het doorhalen van de inschrijving genoemd):

    • a.

      wanneer een vergunning voor een vaste standplaats wordt verleend en ingenomen;

    • b.

      op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

    • c.

      bij overlijden van de ingeschrevene;

    • d.

      wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend en hij deze niet aanvaardt, met uitzondering van de ingeschrevene zoals vermeld in lid 5 van dit artikel;

    • e.

      indien niet aan de vereisten van lid 7 en 8 van artikel 4 wordt voldaan;

    • f.

      indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks vóór 1 februari schriftelijk heeft verlengd;

    • g.

      bij het niet voldoen van de jaarlijkse kosten binnen de op de factuur vermelde betalingstermijn;

    • h.

      als geconstateerd is dat de vergunninghouder zijn plaats heeft verkocht.

  • 7.

    Als er ruimte is om een vergunning voor een vaste standplaats toe te kennen, komt daarvoor als eerste in aanmerking de ingeschrevene die het langst op de wachtlijst staat en voldoet aan de vereisten voor toekenning.

  • 8.

    Vervolgens komen andere aanvragers in aanmerking, in volgorde van indiening van hun aanvraag tot plaatsing op de wachtlijst.

Artikel 8 Selectiestelsel

Als op grond van het inrichtingsplan voor een markt het selectiestelsel wordt gehanteerd voor de toekenning van een vergunning voor een vaste standplaats, geldt het volgende:

  • 1.

    Het college maakt bekend dat voor de markt een of meer vergunningen voor een vaste standplaats kunnen worden verleend, voor welke branche of artikelgroep dit geldt en dat gegadigden voor een vergunning vóór de daarbij genoemde datum daarvoor een aanvraag kunnen indienen.

  • 2.

    De bekendmaking geschiedt door openbare kennisgeving.

  • 3.

    Bij de beoordeling van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende aspecten en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    • a.

      of het assortiment van de gegadigde een gewenst toevoeging aan het markassortiment vormt (maximaal 20 punten);

    • b.

      de uitstraling van de kraam, verkoopwagen, markavan (maximaal 20 punten);

    • c.

      het marktverleden van de gegadigde en de indruk die hij maakt (maximaal 20 punten);

    • d.

      of bij de gegadigde sprake is van maatschappelijk verantwoord ondernemen (maximaal 20 punten).

  • Gegadigden komen in aanmerking in de volgorde van het aantal toegekende punten.

  • 4.

    Het college kan de aanvragen om advies voorleggen aan een door hen te benoemen commissie

Artikel 9 Loting

Als op grond van het inrichtingsplan voor een markt loting wordt gehanteerd voor de toekenning van een vergunning voor een vaste standplaats, geldt het volgende:

  • 1.

    Het college maakt bekend dat voor de markt een of meer vergunningen voor een vaste standplaats kunnen worden verleend, voor welke branche of artikelgroep dit geldt en dat gegadigden voor een vergunning vóór de daarbij genoemde datum daarvoor een aanvraag kunnen indienen.

  • 2.

    De bekendmaking geschiedt door openbare kennisgeving.

  • 3.

    Een vergunning wordt door loting toegewezen aan een in aanmerking komende gegadigde, die voldoet aan de vereisten in lid 7 en 8 van artikel 4.

  • 4.

    Gaat het om een bepaalde branche of artikelgroep, dan wordt per branche of artikelgroep geloot.

  • 5.

    De in aanmerking komende gegadigden worden uitgenodigd bij de loting aanwezig te zijn.

Artikel 10 Overschrijven vergunning vaste standplaats

  • 1. In geval van beëindiging van het bedrijf, overlijden, ondercuratelestelling of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan het college de vergunning voor de vaste standplaats overschrijven op naam van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij duurzaam samenwoonde. Met behoud en overdracht van de opgebouwde anciënniteit.

  • 2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor die betreffende vaste standplaats krijgen, indien hij ten minste vijf jaar onafgebroken in het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt op de markt en zich gedurende dezelfde periode jaarlijks heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste en tweede lid, kan een kind van de vergunninghouder een vergunning voor een vaste standplaats krijgen, indien hij ten minste drie jaar onafgebroken in het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt op de markt en zich gedurende dezelfde periode jaarlijks heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 4. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste, of tweede lid, kan een werknemer van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats en het aantal kramen dat in de basis aan de vergunninghouder werd uitgegeven krijgen, indien hij ten minste vijf jaar onafgebroken in het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt op de markt en zich gedurende dezelfde periode jaarlijks heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 5. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na beëindiging van het bedrijf, na het overlijden van de vergunninghouder of nadat blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 6. De aanvraag tot overschrijving wordt geweigerd als:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de uit dit artikel voortvloeiende eisen;

    • b.

      niet wordt voldaan aan een eis waaraan een houder van een vergunning voor een vaste standplaats volgens deze verordening moet voldoen.

  • 7. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 11 Intrekking, wijziging en vervallen vergunning vaste standplaats

  • 1. Het college trekt een vergunning voor een vaste standplaats in:

    • a.

      op schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder;

    • b.

      binnen twee maanden na diens overlijden of ondercuratelestelling, tenzij een aanvraag tot overschrijving is ingediend overeenkomstig artikel 10.

  • 2. Het college kan een vergunning voor een vaste standplaats voor bepaalde of onbepaalde tijd intrekken:

    • a.

      als de vergunninghouder ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b.

      als de vergunninghouder of degene die hem vervangt, of een persoon die hem bijstaat zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling heeft overtreden;

    • c.

      als van de vergunning gedurendetwee maandengeen gebruik is gemaakt;

    • d.

      als de vergunninghouder niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet;

    • e.

      bij overtreding van de vergunningsvoorschriften;

    • f.

      als er waren op de markt worden verkocht, die in strijd zijn met de Warenwet.

  • 3. Ingeval van intrekking voor bepaalde tijd kan tevens worden bepaald dat de toegewezen standplaats vervalt.

  • 4. Als de vergunninghouder of zijn overeenkomstig artikel 12 aangewezen vervanger zijn standplaats niet uiterlijk bij aanvangstijd van de markt heeft ingenomen en volledig verkoopklaar is, vervalt de vergunning voor de rest van de dag, tenzij de marktmeester op tijdig verzoek van de vergunninghouder de standplaats voor hem beschikbaar houdt.

Artikel 12 Persoonlijk innemen standplaats; vervanger

  • 1. De houder van een vergunning voor een vaste standplaats neemt de hem toegewezen standplaats persoonlijk in.

  • 2. De vergunninghouder neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in.

  • 3. In geval van vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college toestaan dat de standplaats wordt ingenomen door een vervanger.

  • 4. Een schriftelijke of digitale aanvraag daartoe vermeld de reden en de verwachte duur van de afwezigheid van de vergunninghouder en de naam van de beoogde vervanger.

  • 5. De vervanger treedt op namens de vergunninghouder. De rechten – behalve die tot vervanging ingevolge het vorige lid – en verplichtingen die bij of krachtens deze verordening gelden voor de vergunninghouder, zijn van overeenkomstige toepassing op de vervanger.

Hoofdstuk 3 VERGUNNING VOOR EEN DAGPLAATS EN STANDWERKVERGUNNING

Artikel 13 Vergunning voor een dagplaats

  • 1. Een vergunning voor een dagplaats kan worden verleend voor het innemen van een standplaats voor het uitoefenen van markthandel op een markt op plaatsen die daarvoor ingevolge het inrichtingsplan in aanmerking komen en op plaatsen die niet zullen worden ingenomen door de houder van een vergunning voor een vaste standplaats, omdat voor de plaats geen vergunning geldt, de vergunning is vervallen of omdat de vergunninghouder niet in staat is de plaats in te nemen en niet is voorzien in vervanging overeenkomstig artikel 12.

  • 2. Voor een vergunning voor een dagplaats komen in aanmerkingdegenen die voorafgaand aan deze marktdag bij de marktmeester een aanvraag hebben ingediend, voldoen aan een eventueel van toepassing zijnde branche- of artikelgroep en die niet zijn uitgesloten omdat zij gedurende een of meer van de voorafgaande vier marktdagen:

    • a.

      zich op de markt schuldig hebben gemaakt aan wangedrag of aan bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling hebben overtreden, of

    • b.

      niet tijdig het verschuldigde marktgeld hebben voldaan.

  • 3. Het college kan ten aanzien van een gegadigde bepalen dat uitsluiting niet geldt of dat voor de toepassing van het vorige lid een langere termijn in aanmerking wordt genomen.

  • 4. De vergunningen voor een dagplaats worden verstrekt op volgorde van ontvangst van de aanvragen. Gegadigden die een artikel of artikelsoort wensen te verkopen dat nog niet op de markt verkrijgbaar is, hebben daarbij voorrang.

  • 5. Een vergunning voor een dagplaats kan niet worden overgedragen.

  • 6. De vergunninghouder kan zich niet laten vervangen.

Artikel 14 Standwerkvergunning

  • 1. Een standwerkvergunning kan worden verleend met overeenkomstige toepassing van artikel 13, tweede tot en met zesde lid.

  • 2. In afwijking van lid 1 kan worden gekozen voor een lotingstelsel. Om deel te nemen aan de loting dient een standwerker zich een half uur voorafgaand aan de aanvangstijd van de markt, te melden bij de marktmeester.

  • 3. Voor een standwerkerplaats komen in aanmerking standwerkers die geen prijskaarten, meet- en weegapparatuur en uitzoekbakken gebruiken.

  • 4. Degene die een standwerker zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de inschrijving.

  • 5. Een product of artikel voor een standwerkerplaats wordt maar één keer per vier weken ingeschreven.

  • 6. Per standwerkerplaats mag slechts één product of artikel worden aangeboden.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen betreffende het bepaalde in dit artikel.

Artikel 15 Uitsluiting standwerker of vergunninghouder dagplaats

  • 1. Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkerplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats voor bepaalde of onbepaalde tijd uitsluiten, indien deze of een persoon die hem bijstaat:

    • a.

      het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt of heeft overtreden;

    • b.

      zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

    • c.

      niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats;

    • d.

      niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet;

    • e.

      direct of indirect de goede gang van zaken op de markt in gevaar brengt of verstoort.

Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen voor vergunninghouders

Artikel 16 Bijstand

De vergunninghouder kan zich doen bijstaan door een of meer andere personen.

Artikel 17 Legitimatieplicht

Degene die een standplaats of een standwerkplaats inneemt op een markt, is op eerste verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.

Artikel 18 Aan- en afvoer van goederen

  • 1. Het is verboden voertuigen, waarmee goederen of waren ter markt worden of zijn aangevoerd, tijdens de markt aanwezig te hebben op een andere plaats dan die door het college in de vergunning is aangegeven.

  • 2. De vergunninghouder neemt zijn standplaats verkoopklaar in tot de sluitingstijd van de markt, tenzij het college op aanvraag toestemming heeft verleend om de standplaats eerder te verlaten.

Artikel 19 Markt schoonhouden

  • 1. De vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat tijdens de door hem uitgeoefende verkoop op zijn standplaats vrij komt zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden verwijderd.

  • 2. De vergunninghouder voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af of laat het afvoeren via een afvalinzamelaar of afvalverwerker.

  • 3. Een vergunninghouder is verplicht de door hem ingenomen standplaats en naaste omgeving na afloop van de markt schoon achter te laten.

Hoofdstuk 5 HANDHAVING

Artikel 20 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen marktmeester en de overige door het college aangewezen toezichthouders.

Artikel 21 Onmiddellijke verwijdering

Het college kan een vergunninghouder of iemand die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of aan bedrog of een bij krachtens deze verordening gestelde bepaling heeft overtreden.

Artikel 22 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Hoofdstuk 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 23 Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de ‘Marktverordening Papendrecht 2000’blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend.

  • 2. De bestaande anciënniteit- en wachtlijsten worden gelijkgesteld met de anciënniteit- en wachtlijsten in de zin van deze verordening.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de ‘Marktverordening Papendrecht 2000’ is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 24 Intrekking oude regeling

De ‘Marktverordening Papendrecht 2000’ wordt ingetrokken. De op de oude marktverordening gebaseerde regelgeving vervalt daarmee automatisch ook, tenzij dit is opgenomen in de overgangsbepalingen.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Marktverordening Papendrecht’

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 11 december 2014,
de griffier, de voorzitter
A.P.M.A.F. Bergman, C.J.M. de Bruin

Toelichting op de Marktverordening Papendrecht

Algemene toelichting op de Marktverordening

 

Grondslag en belang verordening

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (2002) zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden aan de raad versterkt.

Artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone markdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen.

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers-)veiligheid binnen de gemeente.

Belangrijkste wijziging ten opzichte van oude modellen

  • .

    Stelsels

Waar de toewijzing van dagplaatsvergunningen bij de Model Marktverordening 2008 via een wachtlijststelsel plaatsvond en de toewijzing van standwerkvergunningen via loting, kan er nu bij allebei voor verschillende toewijzingsmechanismen gekozen worden.

 

  • .

    Inrichtingsplannen

De bevoegdheid van het college om de inrichting van de markt te bepalen en om nadere regels te stellen zijn omgevormd naar een plicht om per markt een inrichtingsplan vast te stellen. Een inrichtingsplan is geheel op de betrokken markt toegesneden.

 

  • .

    Verzetten van marktdagen

In deze verordening is het bepalen van de dag, tijd en plaats van de markt verdwenen, aangezien het instellen van de markt sinds de dualisering van het gemeentebestuur aan het college is voorbehouden. Uiteraard blijven bij eventuele verzette marktdagen de regels van de Marktverordening onverkort van kracht. Het college kan aanvullende bepalingen regelen via het instellingsbesluit (op grond van artikel 2).

 

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. Aan de hand van de begripsomschrijvingen kan iemand zich snel een beeld vormen van hetgeen in deze verordening aan de orde komt.

 

Artikel 2 Toepassingsgebied

 

De Model Marktverordening 2013 is van toepassing op markten die door het college zijn ingesteld krachtens artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet,

voor zover het warenmarkten zijn en deze met enige regelmaat plaatsvinden; bijvoorbeeld dagelijks, wekelijks, op de zoveelste van de maand, en dergelijke. Ook als zo’n markt alleen gedurende een deel van het jaar wordt gehouden, bijvoorbeeld alleen in het voorjaar en de zomer.

 

Ook kan het college in het instellingsbesluit bepalen dat de markt tijdelijk op een andere dag, een andere tijd of een andere plaats zal plaatsvinden. Voorts is het college via een instellingsbesluit bevoegd te bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, dan wel de markt te laten vervallen, indien de marktdag samenvalt met één van de in de Winkeltijdenwet genoemde feestdagen. Op Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, op de dag waarop de verjaardag van de koning wordt gevierd, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en op eerste en tweede Kerstdag wordt in ieder geval géén markt gehouden.

 

Sommige markten kunnen uitdrukkelijk worden uitgezonderd van de werking van deze verordening. Als een markt zoals de vrijmarkt op de Koningsdag, braderieën, en dergelijke wel door college is ingesteld, maar het niet de bedoeling is dat die ook onder de marktverordening valt, zal ze in de tweede volzin van artikel 1 uitdrukkelijk moeten worden uitgezonderd.

Uitgesloten worden evenementen en braderieën. Ook uitgesloten worden private markten (zoals bijvoorbeeld Culimarkt en Pop-up market), omdat de verantwoordelijkheid voor de organisatie en het beheer hiervan in private handen liggen en op andere wijze gereguleerd worden.

 

Artikel 3 Inrichtingsplan

 

Het inrichtingsplan

Het inrichtingsplan is een nieuw, belangrijk beleidsstuk, waarmee de wijze van functioneren van elke afzonderlijke markt voor het grootste deel wordt bepaald. De kern van het inrichtingsplan wordt gevormd door de kaart, waarop te zien is welke delen van de markt bestemd zijn voor welke marktactiviteiten. Dat kan gebeuren door afzonderlijke plaatsen in te tekenen of door te werken met ‘gebieden’, waarvan de concrete indeling afhangt van de plaatsruimte die diverse vergunninghouders nodig hebben. Het ligt voor de hand hiervoor de techniek van bestemmingsplankaarten toe te passen: verschillende kleuren voor verschillende ‘bestemmingen’, waar nodig gebruik van verbijzonderende aanduidingen (letters, cijfers, symbolen). Een reservering voor bepaalde branches of artikelgroepen (hierna: ‘groepen’) kan in diverse variaties;

bijvoorbeeld afzonderlijke groepen of combinaties van groepen (‘dubbelbestemmingen’); daarvoor plaatsen of gebieden reserveren of werken met minimum- of maximumgetallen of -percentages; eventueel kan afwijking mogelijk worden gemaakt binnen bepaalde grenzen.

 

Bij artikel 3, lid 1 sub a kan ook worden verwezen naar het instellingsbesluit dat is vastgesteld op grond van artikel 2.

 

Voor elke markt kan gekozen worden voor een ander stelsel. Vanwege het regionale karakter van deze marktverordening, hebben we gekozen voor de mogelijkheid van verschillende stelsels op verschillende markten. Daarom is de aanduiding hiervan in elk inrichtingsplan van belang en is in dit artikel, eerste lid, onderdeel d opgenomen. Voor dit onderdeel geldt dat een aanvulling nodig is als de wijze van toekenning van vergunningen voor en/of standwerkersvergunningen niet voor alle markten gelijk zal zijn.

 

Nadere regels omtrent bijvoorbeeld verlichting, energie, afval, koken, bakken, verwarmen, geluidsapparatuur, geur en parasols dienen ook per markt of voor alle markten gezamenlijk te worden opgenomen in het inrichtingsplan. Zie hiervoor het inrichtingsplan.

 

Ten behoeve van een verzorgde uitstraling en uniformiteit van de markt is in sommige gemeenten in de Drechtsteden een contract gesloten met een marktkramenexploitant.

 

Voor de onderdelen c, d en e van het tweede lid geldt ook dat deze een

keuzemogelijkheid voor de afzonderlijke gemeentebesturen inhouden: alleen als het daar

genoemde gewenst wordt geacht voor ten minste één markt, zal het betrokken onderdeel in de marktverordening moeten worden opgenomen (en zal daarmee in de betrokken inrichtingsplannen rekening moeten worden gehouden).

 

In het derde lid is geregeld dat voor standplaatsen die overeenkomstig het inrichtingsplan zijn bestemd voor vergunninghouders van een vaste standplaats, een vergunning voor een dagplaats kan worden afgegeven als deze plekken niet tijdig zijn ingenomen. De invulling van deze bepaling zal afgestemd moeten

worden met de invulling van artikel 12, vierde lid, van de marktverordening.

 

Het vierde lid bepaalt dat het inrichtingsplan gedurende markttijd bij de markt aanwezig en in te zien dient te zijn. Gemeenten zijn vrij om te bepalen hoe ze hier invulling aan geven; dit kan zowel digitaal als op papier. Het kan verder handig zijn om daarnaast aan de marktkooplieden een overzicht van de (belangrijkste) regels uit de marktverordening te overhandigen.

 

Artikel 4 Vergunningen

 

De marktvergunning

Uit een vergunning zal in ieder geval moeten blijken voor welke specifieke standplaats deze geldt. De bevoegdheid om in bijzondere gevallen een andere standplaats aan te wijzen wordt door het college normaliter gemandateerd aan de marktmeester. Bij bijzondere gevallen kan gedacht worden aan (extreme) weersomstandigheden, waarbij de marktmeester bijvoorbeeld kan aangeven dat de vergunninghouders niet langer verplicht zijn tot het einde van de markttijd aanwezig te blijven. Dit kan via het instellingsbesluit worden geregeld.

 

Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijke persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van vergunningen bewerkstelligd. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is dus niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Doordat de eis van handelingsbekwaamheid niet gekoppeld is aan een minimumleeftijd komen ook zestien- en zeventienjarigen aan wie door de kantonrechter handlichting is verleend in aanmerking voor een vergunning. Er is geen reden om minderjarigen die in het rechtsverkeer als handelingsbekwaam beschouwd worden, van de vergunning uit te sluiten.

 

Het vereiste ‘gerechtigd in Nederland arbeid te verrichten’ ziet met name op vreemdelingen die een vergunning ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen nodig hebben.

In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) dient bij de aanvraag om een vergunning door een vreemdeling een verblijfsrechtelijke toets plaats te vinden alvorens tot vergunningverlening wordt overgegaan. Artikel 9, vierde lid, van de Vw 2000 schept een verplichting om desgevraagd bij een aanvraag voor een beschikking anders dan op grond van de Vw 2000, een document te overleggen waaruit het rechtmatige verblijf blijkt. Bij de vergunningverlening met betrekking tot de markt dient een gemeente hier rekening mee te houden. Het is aanbevelingswaardig dit te vermelden in een publiekstoelichting op bijvoorbeeld de website.

 

Leges en marktgelden

Voor het in behandeling nemen van aanvragen om een vergunning kunnen kosten in rekening gebracht worden (leges). Gemeenten die een marktgeldverordening hebben op basis waarvan rechten worden geheven voor het gebruik van de standplaats en het genot van daarmee verband houdende activiteiten, kunnen de tariefbepalingen desgewenst ook daarin regelen. Die verordening is dan gebaseerd op artikel 229, eerste lid, onder a en b. van de Gemeentewet (gebruik- en genotsretributies).

 

Aanvraagformulieren

Steeds meer gemeentelijke producten en diensten kunnen online, via een e-formulier, worden aangevraagd. Om een aanvraag goed te verwerken, is het belangrijk dat de juiste informatie wordt gevraagd. De vragen moeten begrijpelijk zijn, voldoen aan de wettelijke bepalingen en zorgen voor zo gering mogelijke administratieve lasten. Dit geldt ook voor vergunningen op basis van de marktverordening.

 

In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) dient bij de aanvraag om een vergunning door een vreemdeling een verblijfsrechtelijke toets plaats te vinden alvorens tot vergunningverlening wordt overgegaan.

 

Artikel 5 Mandaatverboden

Inrichtingsplannen zijn van een zo centraal belang voor het ordenen van de markten dat ze door het college zelf behoren te worden vastgesteld. Voor vergunningen voor een vaste standplaats geldt dat het beslissen daarover – zeker als geen wachtlijststelsel wordt toegepast – nogal fraudegevoelig is; daarom is het verstandig daarover niet te laten beslissen door een ambtenaar (marktmeester) die geregeld met de betrokkenen in

aanraking komt.

 

Artikel 6 Vrijgekomen standplaats/

Plaatsverbetering volgens anciënniteitslijst

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare standplaatsen. Het college houdt bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening met de door haar ingestelde branche-indeling. Niet op de markt vertegenwoordigde branches krijgen voorrang. Verder is de volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen bepalend voor de toewijzing van plaatsen.

 

Artikel 7 Vrijgekomen standsplaats volgens wachtlijst

Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, krijgt deze een schriftelijk bewijs van zijn inschrijving op de wachtlijst. Wel dient de aanvrager jaarlijks (vóór 1 februari) zijn inschrijving te verlengen. Deze jaarlijkse verlenging is wenselijk om controle te houden op het systeem en om de gegadigden gemotiveerd te houden. Welk stelsel op een markt wordt gehanteerd, moet blijken uit het inrichtingsplan voor de betrokken markt (artikel 3). In lid 6 worden de redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats van de wachtlijst dient te worden gehaald.

 

Artikel 8 Selectiestelsel

In lid 2 wordt vanwege het regionale karakter van de verordening de bekendmaking in algemene zin onder woorden gebracht. De gemeente publiceert de bekendmaking in het huis-aan-huis-blad en/of de gemeentelijke website. In lid 3 zijn de meest gangbare aspecten genoemd.

 

In lid 4 is aangegeven dat het college de marktcommissie kan betrekken bij de aanvragen via het selectiestelsel. Het betreft een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet. Er kan ook voor worden gekozen dat het college beslist zonder tussenkomst van een adviescommissie. In dat geval wordt het vierde lid niet opgenomen. Dit lid is derhalve facultatief te gebruiken en hangt samen met het takenpakket van de ingestelde commissie.

 

In de Drechtsteden is thans nog sprake van het traditionele stelsel van een wachtlijst in combinatie met een anciënniteitslijst. Het is echter zeer waarschijnlijk dat een aantal gemeentebesturen in de toekomst willen overgaan tot een selectiestelsel voor het toekennen van vergunning voor een vaste standplaats op één of meerdere markten. Dit is de reden waarom dit type stelsel nu al wordt opgenomen in de marktverordening. Het opheffen van de wachtlijst en de anciënniteitslijst vereist echter wel een zeer zorgvuldige overgang.

 

Landelijk zijn er reeds gemeentebesturen, die willen afstappen van de wacht- en anciënniteitslijsten, omdat er bijvoorbeeld geen gegadigden meer op de wachtlijst staan. Als een van de gemeenten in de Drechtsteden daartoe wil overgaan ter gelegenheid van deze nieuwe marktverordening, eist een zorgvuldige aanpak een ‘zachte landing’ van het nieuwe stelsel. Dat wil zeggen dat degenen die op zo’n lijst stonden nog enige tijd de daaruit voortvloeiende voorrangsrechten blijven genieten, bijvoorbeeld één of twee jaar. Eén jaar lijkt uit een oogpunt van zorgvuldigheid en gewekte verwachtingen het minimum. Eventueel kan gekozen worden voor een ‘eeuwigdurende’ overgangsperiode. Dan vallen er wel gegadigden van de lijsten af doordat ze een vergunning voor een vaste standplaats hebben gekregen of doordat ze de voor hen meest aantrekkelijke plaatsen inmiddels bezetten, of ook door pensionering en overlijden, maar komen er geen nieuwe inschrijvingen bij. In zo’n ‘zachte landing’, een overgangsperiode, kan worden voorzien door in de slotbepalingen van deze verordening een lid hierover toe te voegen, waarin wordt bepaalt dat degenen die tot de inwerkingtreden van deze verordening op de anciënniteitslijst of de wachtlijst staan, gedurende een bepaalde periode na de inwerkingtreding van deze verordening de rechten behouden op grond van de regels die op dat moment van toepassing waren.

 

In de inrichtingsplannen wordt op grond van artikel 3, lid 1d, aangeduid op grond van welk stelsel (anciënniteitslijst, wachtlijst, loting of selectiestelsel) vergunningen worden verstrekt.

 

Artikel 9 Loting

In dit artikel wordt de procedure van het lotingstelsel beschreven voor de vergunningen voor een vaste standplaats. In deze verordening is eveneens opgenomen de lotingsprocedure bij een vergunning voor een dagplaats en standwerkvergunning.

 

Artikel 10 Overschrijving vergunning vaste standplaats

Dit artikel regelt de gevallen en voorwaarden waaronder het mogelijk is om vergunningen voor een vaste standplaats over te schrijven. Het gaat om overschrijving met alle daaraan verbonden voorwaarden en beperkingen, waaronder dus de nader bepaalde individuele standplaats. Behalve voor kinderen (lid 4) met uitzondering van het aantal kramen dat de vergunninghouder mogelijk extra heeft verworven gedurende zijn aanwezigheid op de markt.

 

Artikel 11 Intrekking, wijziging, vervallen vergunning vaste standplaats

De intrekkingsbevoegdheid

Voor het tweede lid dient bij voorkeur door het college uiteengezet te worden hoe het denkt om te gaan met de intrekkingsbevoegdheid: wanneer wordt een

vergunning voor onbepaalde tijd ingetrokken, wanneer voor bepaalde tijd, en voor hoe lang, enz. Het ligt daarbij voor de hand om ook aandacht te besteden aan alternatieven: een waarschuwing, een betalingsregeling, enz.

Ingeval van tijdelijke intrekking kán tevens worden bepaald dat de standplaats vervalt

(artikel 11, derde lid). Dan zal de vergunninghouder na ommekomst van de intrekkingstermijn waarschijnlijk genoegen moeten nemen met de minder aantrekkelijke standplaats. Het doen vervallen van de oude standplaats betekent dus een verzwaring van de maatregel.

De invulling van lid 4 is afgestemd met de invulling van artikel 3, derde

lid, van de marktverordening.

 

Naar aanleiding van recente jurisprudentie (o.a. AB 2011/238 m.nt. F.R. Vermeer) is er voor gekozen om hier niet meer te spreken van schorsing, maar van tijdelijke intrekking. Volgens artikel 5:4 van de Awb moet elke bestuurlijke sanctie een formeel wettelijke grondslag hebben; dat geldt voor herstelsancties evenzeer als voor bestraffende. Net als een schorsing wordt een intrekking veelal als sanctie beschouwd, soms bestraffend, soms herstelsanctie. Bij een intrekking maakt de jurisprudentie over het algemeen echter geen punt van het eventueel ontbreken van een formeelwettelijke basis; de intrekkingsbevoegdheid wordt zo nodig beschouwd als impliciet, als inbegrepen in de verleningsbevoegdheid.

 

Artikel 12 Persoonlijk innemen standplaats; vervanging

Een vergunninghouder die acute blindedarmontsteking krijgt, kan dat moeilijk tevoren melden. Het vereiste geeft de mogelijkheid om op te treden tegen iemand die geregeld een vervanger stuurt zonder dat tevoren te melden, terwijl dat best had

gekund.

 

Artikel 13 Vergunning dagplaats

Er is gekozen voor het laten indienen van aanvragen op de marktdag zelf, namelijk vóór aanvang van de markt (lid 2). Hoe de aanvraag bij de marktmeester concreet moet plaatsvinden wordt beschreven in het inrichtingsplan. Er kan bijvoorbeeld gewerkt worden met een standaard e-mailadres of een e-formulier. In de meeste gevallen zal er sprake zijn van een mondelinge toestemming van de marktmeester, die uiteraard wel achteraf moet worden geregistreerd vanwege de administratieve en financiële afhandeling van de vergunning. Er is gekozen voor selectie op basis van volgorde van aanmelding (bij voorkeur op de dag voorafgaand aan de markt). Daarmee wordt afgezien van loting, waarbij de standhouders op de dag zelf dienden te verschijnen.

 

Artikel 14 Standwerkvergunning

Wanneer standwerkervergunningen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Deze groep marktondernemers heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek. Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie marktondernemers vaste standplaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Ook bij een standwerkvergunning is over het algemeen sprake van een mondeling toestemming van de marktmeester, die uiteraard wel achteraf moet worden geregistreerd vanwege de administratieve- en financiële afhandeling van de vergunning. Er wordt uitgegaan van een vierwekenregeling. Er kan worden gekozen voor een lotingstelsel of een wachtlijst. Dit moet worden vermeld in het inrichtingsplan.

 

Artikel 15 Uitsluiting standwerker en vergunninghouder dagplaats

Intrekking ligt minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 21) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien iemand met een vergunning voor een dagplaats of standwerkvergunning op de vuist gaat met een vergunninghouder voor een vaste standplaats. In dit artikel is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor bepaalde of onbepaalde tijd uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats.

 

Artikel 16 Bijstand

In principe is de vergunninghouder verplicht zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 4 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van dit artikel. Indien een vergunninghouder zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf bij de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan.

 

Artikel 17  Legitimatieplicht

Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktondernemer van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de marktondernemer, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht.

 

Gelet op bovenstaande komt de verplichting van de oude marktverordening om bij de standplaats duidelijk zichtbaar naam en eventuele bedrijfsnaam aan te geven, niet meer terug. Dit hoeft naar ons idee geen verplichting te zijn. Uit een oogpunt van klantenwerving zouden vergunninghouders hiertoe uit zichzelf kunnen overgaan (althans voor wat betreft de bedrijfsnaam). Bij vergunninghouders voor een dagplaats en standwerkers kan eventueel aan de vergunning een voorschrift verbonden worden dat ze aan klanten een vorm van contactgegevens dienen te verschaffen. Van hen is het niet zonder meer waarschijnlijk dat ze geregeld zullen terugkeren op de markt. Een klant die zijn product wil terugbrengen, heeft dus een andere mogelijkheid tot later contact nodig.

 

Artikel 18 aan- en afvoer goederen

Ten onrechte geparkeerde auto's kunnen op basis van de Wegsleepverordening worden weggesleept. Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college kan invulling geven aan de bijzondere omstandigheden die toestemming om de standplaats eerder te verlaten mogelijk maken.

 

Artikel 19 Markt schoonhouden

Voorkomen moet worden, dat afval op straat wordt gegooid. Na afloop van de markt blijft de verantwoordelijkheid voor het afval bij de vergunninghouder. Van belang is dat het door de vergunninghouder verzamelde afval ook daadwerkelijk legaal wordt afgevoerd en bijvoorbeeld niet in de gemeentelijke containers verdwijnt, waarvoor de inwoners van de stad afvalstoffenheffing betalen.

 

Artikel 20 Toezicht

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Ook is het aan te bevelen dat de marktmeester als opsporingsambtenaar kan fungeren, zodat hij de uitvoering van de marktverordening en een ordelijk verloop van de markten optimaal kan waarborgen.

 

Artikel 21 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen. Artikel 20 van de verordening bevat vervolgens voor het college de bevoegdheidsgrondslag om een specifieke vorm van bestuursdwang (verwijdering) toe te passen als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt of bij andere overtredingen van de marktverordening.

 

Afdeling 5.3.1 van de Awb bevat regels over de besluitvorming inzake het opleggen van

een last onder bestuursdwang. Daarnaast is afdeling 5.3.2 van de Awb van belang; een

bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen (artikel 5:32 van de Awb). De in artikel 20 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van last onder

bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:31, eerste lid, van de Awb wordt verondersteld. In dergelijke gevallen kan besloten worden bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last.

 

Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de

Awb). Daarnaast is het volgens artikel 4:11 van de Awb niet nodig om in spoedeisende situaties belanghebbende overeenkomstig artikel 4:8 van de Awb in gelegenheid te stellen hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Wel dient het besluit in dat geval achteraf alsnog bekendgemaakt te worden overeenkomstig artikel 5:31, tweede lid, jo. artikel 5:24, derde lid, van de Awb. Het hangt van de omstandigheid van het geval af of er sprake is van een (zéér) spoedeisend geval.

 

Artikel 22 Strafbepaling

In deze verordening is een strafbepaling opgenomen, zodat overtredingen naast bestuursrechtelijke maatregelen ook strafrechtelijk kunnen worden bestraft.

 

Artikel 23 Overgangsbepalingen

Een overgangsregeling als hier opgenomen, wordt noodzakelijk geacht voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te respecteren. Onder de ruime formulering 'besluiten' van het eerste lid vallen vergunningen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande wachtlijsten en anciënniteitslijsten. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunningen, die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt. Voor lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening.

 

Artikel 24 Intrekking oude regeling

Deze marktverordening vervangt de oude marktverordening. Het op de oude markverordening gebaseerde nadere regels en aanwijzingsbesluiten etc. vervallen daarmee automatisch ook.

 

 

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor was aangewezen (artikel 142 Gemeentewet).

In artikel 24 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

 

Artikel 26 Citeertitel

 

In de citeertitel wordt de naam van deze verordening opgenomen zoals deze kan worden aangehaald.