Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsregel besluit bijstandverlening zelfstandigen Peel en Maas

Geldend van 30-03-2018 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen Peel en Maas

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in artikel 7, 8 en 10 Participatiewet, de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de wijze waarop het college uitvoering geeft aan de (beperkte) beleidsvrijheid, die de Participatiewet, IOAW, IOAZ en het Besluit bijstand verlening zelfstandigen ( Bbz 2004) biedt, effectief en rechtmatig in te zetten.

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. De begripsbepalingen als bedoeld in artikel 1 van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Peel en Maas zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In deze beleidsregel worden onder belanghebbenden verstaan de personen genoemd in artikel 2 Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004).

Artikel 2 Doelgroep

Naast het gestelde in artikel 2 Bbz 2004 gelden de volgende criteria:

  • a.

    Gedurende de eerste 9 maanden na de start van een eigen bedrijf wordt de zelfstandige als

    startend zelfstandige beschouwd;

  • b.

    Gedurende de periode 9 tot 18 maanden na de start, wordt een zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als naast de voorwaarden Bbz 2004 aan de onderstaande aanvullende criteria wordt voldaan:

    • I

      De zelfstandige heeft in deze periode aan het urencriterium voldaan (zoals bedoeld in art. 3.6 Wet inkomstenbelasting 2001; én

    • II

      Een uitgevoerde bedrijfsanalyse geeft een positief beeld van de levensvatbaarheid of eventuele negatieve punten kunnen, door middel van het stellen van opschortende voorwaarden, binnen 6 maanden worden opgelost; én

    • III

      In de voorliggende periode is een omzetstijging dan wel een toename van de nettowinst gerealiseerd of er is sprake van een orderportefeuille waaruit blijkt dat sprake is van een verwachte omzetstijging dan wel een toename van de nettowinst zal worden gerealiseerd;

  • c.

    Als een persoon in het kader van het Bbz 2004 eerder een bedrijf als zelfstandige heeft gehad en dit heeft beëindigd, wordt na een nieuwe start, na een periode van meer dan 12 maanden na de eerdere bedrijfsbeëindiging, gedurende de eerste 9 maanden van die start de zelfstandige als startende zelfstandige beschouwd;

  • d.

    Als een persoon eerder een bedrijf als zelfstandige heeft gehad en dit heeft beëindigd, wordt na een nieuwe start, na een periode van meer dan 12 maanden na de eerdere bedrijfsbeëindiging, de zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als de persoon daarvoor minimaal 18 maanden als zelfstandige werkzaam is geweest en in die periode aan het bovengenoemde urencriterium heeft voldaan;

  • e.

    Bij het niet voldoen aan het gestelde in lid d van dit artikel wordt de zelfstandige na een herstart binnen 12 maanden na een eerdere bedrijfsbeëindiging als startend zelfstandige beschouwd;

  • f.

    Na 18 maanden na de start van het bedrijf wordt de zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als ook in die periode aan het in lid b van dit artikel genoemde urencriterium is voldaan;

  • g.

    ledereen heeft recht op eigen inkomen. Dat wil zeggen dat iedere gevestigde zelfstandige zoals hierboven beschreven, een aanvraag kan doen voor een bedrijfskrediet op grond van het Bbz 2004, ongeacht de hoogte van het gezinsinkomen. Een uitkering voor levensonderhoud is dan natuurlijk niet van toepassing.

Artikel 3 Voorbereidingskosten

De in artikel 29 van het Bbz 2004 bedoelde bijstand in de met de voorbereiding samenhangende kosten bedraagt ten hoogste € 3.500,-.

Artikel 4 Begeleidingskosten

Aan een belanghebbende kan begeleiding worden geboden door een door het college aangewezen derde; de kosten van deze begeleiding zullen, tot een maximaal bedrag van€ 5000,- door het college worden vergoed.

Artikel 5 Onderzoekskosten

In verband met artikel 56, lid 3 Bbz 2004 worden de onderstaande kosten (van onderzoek) door het college vergoed:

  • a.

    De gemaakte kosten van een door het college aan te wijzen bureau, ter inventarisering, stabilisering en regeling van schulden (openstaande crediteuren) van de ondernemer;

  • b.

    De gemaakte kosten van een door het college aan te wijzen accountant of boekhouder voor het samenstellen van jaarstukken die noodzakelijk zijn voor het voeren van een levensvatbaarheidonderzoek.

Artikel 6 Vaststelling recht

Het college stelt het recht op bijstand dan wel begeleiding in het kader van het Bbz 2004 op aanvraag van betrokkene(n)vast.

Artikel 7 Inlichtingenplicht

  • 1. Een belanghebbende doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het verleende voorbereidingskrediet dan wel op de begeleiding in het kader van het Bbz 2004.

  • 2. Een belanghebbende is verplicht op verzoek van het college medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze regels.

Artikel 8 Herziening en intrekking voorbereidingskrediet

Het college kan het recht op voorbereidingskrediet dan wel begeleiding herzien of intrekken:

  • a.

    Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 5, lid 1 van deze beleidsregel geleid heeft tot een onterechte vaststelling;

  • b.

    Als anderszins de vaststelling onterecht is geweest.

Artikel 9 Terugvordering voorbereidingskrediet

Als het college een besluit tot herziening of terugvordering als bedoeld in artikel 8 genomen heeft, kan het de kosten van het voorbereidingskrediet dan wel de begeleiding die op grond van deze vaststelling gemaakt zijn verhalen op de belanghebbende indien deze onterechte vaststelling hem toegerekend kan worden.

Artikel 10 Terugvordering levensonderhoud en/of bedrijfskrediet

Het college kan de lening voor levensonderhoud en/of bedrijfskrediet terugvorderen.

Artikel 11 Invordering

De invordering vindt plaats conform de artikelen 9 tot en met 19, met uitzondering van artikel 14, van het beleid terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ.

Artikel 12 Commissie van advies Bbz en IOAZ

Het college heeft een commissie van advies Bbz en IOAZ ingesteld op grond van artikel 96 gemeentewet.

  • a.

    De commissie van advies vergadert in de regel eenmaal per maand;

  • b.

    De commissie van advies kan geraadpleegd worden bij het toekennen van een Bbz krediet.

  • c.

    De commissie kan geraadpleegd worden voor advies bij inhoudelijke vragen

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als beleidsregel besluit bijstandverlening zelfstandigen Peel en Maas;

  • 2. Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot op 1 januari 2018;

  • 3. De Besluit bijstandverlening zelfstandigen Peel en Maas d.d. 24 oktober 2016 wordt wordt met ingang van 1 januari 2018 ingetrokken.

Ondertekening

Panningen, 12 maart 2018
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
L.P.H. Breukers, W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Algemene toelichting

Het college wil op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze uitvoering geven aan het Bbz 2004. Werkzoekenden moeten ondersteund worden bij het starten van een eigen onderneming wanneer dit duurzame uitstroom uit de bijstand tot gevolg heeft. Met betrekking tot gevestigde ondernemers is het van belang dat het college zich inzet om te voorkomen dat voormalige ondernemers in de bijstand komen. Daarnaast wil het college een goede controle en besteding van de Bbz-gelden. Als blijkt dat betrokkene de (betalings-)afspraken niet nakomt, dan is het college bevoegd hiervoor de nodige stappen te ondernemen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begrippen van de wetten waarop de bevoegdheid van het college is gebaseerd.

Artikel 2 Doelgroep

De definitie starter of gevestigd (redelijke termijn) ondernemer is van belang. Momenteel wordt de gemiddelde startertermijn van 18 maanden gehanteerd. Voor de gevestigde zelfstandige zijn er ruimere mogelijkheden binnen het Bbz 2004, dan voor de starter. Door een zelfstandige op een eerder moment aan te merken als gevestigde zelfstandige (het Bbz biedt deze mogelijkheid) ontstaat er voor de zelfstandige meer ruimte om met behulp van het Bbz 2004 de onderneming voort te zetten. Als de redelijke termijn blijft, zoals die nu wordt toegepast, zullen meer zelfstandigen hun onderneming moeten beëindigen. De ex-zelfstandige zal dan aanspraak maken op een uitkering op grond van de Participatiewet, omdat er voor de zelfstandigen geen andere voorzieningen zijn. Onder de ondernemers zijn veel NUG-ERS (niet uitkeringsgerechtigden). Als de inkomenstoets van de Participatiewet gehanteerd wordt, kan er geen hulpverlening in het kader van het Bbz plaatsvinden, als de partner van de zelfstandigen inkomen uit loondienst ontvangt boven bijstandsniveau.

Het gevolg hiervan is dat een eventueel (na financiële hulpverlening) levensvatbaar bedrijf zijn deuren zou moeten sluiten. Door de inkomenstoets los te laten, kan de ondernemer zich wel melden voor een bedrijfskrediet (er is geen andere voorliggende voorziening) en kan de onderneming voortbestaan. Ervaring leert dat bij deze doelgroep de bereidheid en de capaciteit tot terugbetaling hoog is.

Artikel 3 Voorbereidingskosten

Tot de, in de voorbereiding samenhangende, kosten kunnen o.a. gerekend worden: reiskosten, onderzoekskosten, aanschaf van materialen en producten die noodzakelijk zijn voor de op te starten onderneming e.d.

Door de regie in eigen hand te nemen en te houden (het inschakelen van een derde partij door het college) kunnen de kwaliteit, de doorloopsnelheid en de kosten van de startperiode goed bewaakt worden. Daarnaast is de aspirant-ondernemer niet verantwoordelijk voor de kosten van zijn eigen traject naar uitstroom vanuit de Participatiewet. De bijstandsgerechtigde die uitstroomt naar werk in loondienst betaalt zijn traject ook niet zelf.

Als er naar aanleiding van het onderzoek wordt geconstateerd dat het bedrijf niet levensvatbaar is, zijn de kosten die de ondernemer maakt, afgedekt en worden de ingeschakelde partijen (op tijd) betaald. Een ondernemer heeft veelal de financiële middelen niet om te betalen. Als de levensvatbaarheid wordt vastgesteld, worden deze gemaakte kosten meegefinancierd in het te verstrekken bedrijfskrediet.

Artikel 4 Begeleidingskosten

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 5 onderzoekskosten

Een accountant en/of boekhouder verricht zijn werkzaamheden tegen betaling. Als een ondernemer hiervoor niet de financiële middelen heeft, wordt er geen boekhouding opgesteld of - als deze al wel is opgesteld- wordt deze niet vrijgegeven. Hierdoor kan een onderzoek zoals bedoeld in artikel 56 lid 3 Bbz2004 niet worden uitgevoerd en moet de aanvraag voor hulpverlening in het kader van het Bbz 2004 te worden afgewezen c.q. buiten behandeling te worden gesteld. De kosten van deze werkzaamheden zijn voor 90 % declarabel bij het Rijk.

Artikel 6 Inlichtingenplicht

Het gaat hier om de verplichting van de belanghebbende om op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn of bekend had kunnen zijn dat zij van invloed kunnen zijn op d op het verleende voorbereidingskrediet dan wel op de begeleiding in het kader van het Bbz 2004.

Artikel 7 Vaststelling recht

Het college stelt het recht op bijstand dan wel begeleiding in het kader van het Bbz 2004 op aanvraag van betrokkene(n) vast.

Artikel 8 Herziening en intrekking

Dit artikel bevat de hoofdregel en geeft aan op welke manier gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot herziening of intrekking van verstrekte gelden op grond van het Bbz 2004.

Artikel 9 Terugvordering

Dit artikel bevat de hoofdregel en geeft aan op welke manier gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot terugvordering van verstrekte gelden op grond van het Bbz 2004.

Artikel 10 Terugvordering levensonderhoud en/of bedrijfskrediet

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 11 Invordering

Het Bbz2004 is een onderdeel van de Participatiewet. Hierdoor zijn ook meerdere regels uit de Participatiewet van toepassing. In het beleid terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ staat op welke manier de invordering moet plaatsvinden. Hierbij blijft maatwerk een belangrijke factor.

Artikel 12 Commissie van advies Bbz 2004 en loaz

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 13 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen en/of omstandigheden moet de

mogelijkheid aanwezig te zijn om af te wijken van het gestelde in deze beleidsregel. Dit artikel geeft aan het college daartoe de bevoegdheid.

Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.