Regeling grootschalige windenergie Peel en Maas

Geldend van 04-07-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 03-07-2017

Intitulé

Regeling grootschalige windenergie Peel en Maas

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in Uitgangspunten windenergie vastgesteld door de gemeenteraad op 15 april 2016 en de beleidsregel ‘R egeling grootschalige windenergie Peel en Maas’ van 9 januari 2017.

Overwegende dat het wenselijk is de beleidsregels voor grootschalige windenergie ‘R egeling grootschalige windenergie Peel en Maas’ van 9 januari 2017 aan te passen.

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

Regeling grootschalige windenergie Peel en Maas van 26 juni 2017

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Afwegingskader initiatieven windenergie Peel en Maas: afwegingskader met beoordelings- en wegingsmethodiek voor beoordeling van initiatieven windenergie in Peel en Maas.

Directe belanghebbenden: bewoners van het directe invloedsgebied.

Direct invloed s gebied : aandachtsgebied voor invloeden van slagschaduw en geluid. Dit is 5 maal de rotordiameter plus de tip van de wiek.

Gedragscode draagvlak en participatie wind op land van NWEA : De gedragscode voor de ontwikkeling van windenergie op land vastgesteld door NWEA, Greenpeace Nederland, Stichting Natuur & Milieu en de Natuur- en Milieufederaties, Milieudefensie en ODE Decentraal van december 2016.

Gemeenschap: een buurtschap of dorp.

Grootschalige windenergie: windmolens met een as-hoogte vanaf 90 meter vanaf het maaiveld.

Initiatiefnemer: organisatie die een windmolen of windmolenpark wil realiseren.

Landschappelijk inrichtingsplan: Een plan waarmee de landschappelijke inpassing en effecten en andere te verrichten kwaliteit verbeterende maatregelen zijn beschreven. Als aan te houden afstand wordt uitgegaan van een invloedsgebied gelijk aan de interferentie-afstand.

NWEA: Nederlandse Wind Energie Associatie

POL: Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

P articipatieplan : Het plan zoals beschreven in de NWEA waarin voor de verschillende projectfasen (ontwikkeling, bouw en exploitatie) wordt weergegeven wie op welke wijze belanghebbend is en op welke wijze deze belanghebbenden worden betrokken bij het project. In het participatieplan worden twee vormen van participatie beschreven namelijk procesparticipatie en projectparticipatie. Een communicatieparagraaf maakt onderdeel uit van het participatieplan.

Procesparticipatie : gaat over de consulterende gesprekken met belanghebbenden, het opzetten van een klankbordgroep, organiseren van discussies, informatieavonden of ontwerpateliers en het inrichten van een goed en transparant systeem voor het behandelen van vragen en klachten.

Projectparticipatie : gaat over de financiële deelneming met aandelen/obligaties, een lokaal fonds, omwonendenregeling zoals groene stroom met korting, korting op de energierekening of een andere (financiële) vergoeding en het creëren van lokale werkgelegenheid.

Projectparticipatie plan (profijtplan): Het bevat de methode en het proces (wie mag meepraten en wie beslist over de opbrengsten en verdeling) om te komen tot een verdeling van baten tussen grondeigenaren, investeerders en omgeving.

Regeling: Onderhavige regeling grootschalige windenergie Peel en Maas

Stakeholders:belanghebbenden binnen de interferentie afstand.Het betreft niet alleen de omwonenden en de grondeigenaren, maar ook andere initiatiefnemers.

Visualisatie: het scheppen van realistische beelden van windmolens in het landschap vanuit gezichtspunten die helpen bij de beeldvorming van inwoners/omgeving.

Windmolenpark: De bebouwde en onbebouwde gronden noodzakelijk voor de realisatie van windenergie als een samenhangend complex: het windmolenpark met een opstelling met minimaal 3 windmolens. Het directe invloedsgebied van de windmolens, maakt onderdeel uit van het windmolenpark.

Zoekgebied: een aaneengesloten open ruimte in een grootschalig open jong ontginningslandschap / half open landschap conform de kaart ‘windenergie en landschap’ vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders met de aanpassing van het kader windenergie op 26 juni 2017.

Artikel 2 Algemeen

Alvorens een plan met een of meer windmolens in behandeling kan worden genomen, moeten initiatiefnemers aantonen dat deze voldoen aan artikelen 3 tot en met 5, zijnde een vertaling van de uitgangspunten windenergie welke de raad heeft vastgesteld in de raadsvergadering van 15 april 2016. Het moment van voldoen van een initiatief aan de artikelen 3 tot en met 5 geldt daarbij als moment van binnenkomst. Deze uitgangspunten vormen het kader voor de beoordeling, wat uitgewerkt is in aspecten. Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van het ‘A fwegingskader initiatieven windenergie Peel en Maas .

Artikel 3 ‘Uitgangspunt 1: De omgeving heeft een actieve en betrokken rol bij de ontwikkeling en de exploitatie van windturbines’.

  • 3.1. Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen indien ze voorzien zijn van een participatieplan. In dit participatieplan wordt aannemelijk gemaakt hoe het initiatief komt tot een actieve en betrokken rol van inwoners bij de ontwikkeling en exploitatie van het windmolenpark.

  • 3.2 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen indien ze aannemelijk maken dat conform het gestelde onder het participatieplan wordt gehandeld.

  • 3.3 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen als ze zijn voorzien van een stakeholderanalyse. Uit de stakeholder analyse moet blijken wat relevante partijen zijn om in overleg te treden om te komen tot een actieve en betrokken rol van inwoners bij de ontwikkeling en exploitatie van het windmolenpark.

  • 3.4 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen als ze zijn voorzien van verslaglegging van de gesprekken met de relevante partijen, waaronder ook initiatieven met windmolens van derden binnen de interferentie afstand. Met de verslaglegging moeten initiatieven aannemelijk maken dat deze door de betrokken partijen zijn geaccordeerd, dan wel motiveren waarom niet geaccordeerd wordt, wat de gemeente moet kunnen verifiëren.

  • 3.5 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen als ze aannemelijk kunnen maken dat ze over de gronden, nodig voor de realisatie van het windmolenpark kunnen beschikken.

Artikel 4 ‘Uitgangspunt 2: De opbrengsten (€ en kWh) van windturbines moeten aanwijsbaar terugvloeien in de gemeenschap.

  • 4.1 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen als ze zijn voorzien van een projectparticipatieplan. Met het projectparticipatieplan moet aannemelijk worden gemaakt dat opbrengsten terugvloeien in de gemeenschap conform het gestelde uit de ‘Gedragscode draagvlak en participatie wind op land’ van NWEA, dan wel aangetoond wordt dat dit op een minimaal gelijkwaardige wijze gebeurt.

  • 4.2 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen indien ze aannemelijk maken dat conform het gestelde onder het projectparticipatieplan wordt gehandeld.

Artikel 5 ‘Uitgangspunt 3: De windturbines moeten op een goede plek komen’.

  • 5.1 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen, indien ze voorzien zijn van een landschappelijk inrichtingsplan. Uit het landschappelijk inrichtingsplan moet blijken dat de ontwikkeling met het windmolenpark is gericht op het acceptabel zijn van de omgevingskwaliteit.

  • 5.2 Het landschappelijk inrichtingsplan wordt met het besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning als voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden.

  • 5.3 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen indien ze zijn voorzien van een visualisatie van een virtuele 3D maquette die inzicht geeft in de visueel ruimtelijke aspecten van het geplande windmolenpark. Het doel is komen tot een ontwerp, oordeelvorming en in de communicatie met de omwonenden.

  • 5.4 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen indien ze aannemelijk maken dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.

  • 5.5 Initiatieven met windmolens worden slechts in behandeling genomen indien ze voldoen aan de onderhavige beleidsregel en een uitgebreide omgevingsvergunning (bouw in combinatie met afwijken van het planologisch gebruik) hebben aangevraagd bij de gemeente Peel en Maas.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Regeling grootschalige windenergie Peel en Maas’;

  • 2. De beleidsregel treedt in werking op 3 juli 2017.

Ondertekening

Panningen, 26 juni 2017
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
L.P.H. Breukers W.J.G. Delissen-van Tongerlo

landschapsadvies windenergie Veenenbosch en Bos

afwegingskader initiatieven windenergie

oplegnotitie landschapsadvies windenergie

Nota van toelichting regeling grootschalige windenergie

Toelichting artikel 2 Algemeen

Op 15 april 2016 heeft de gemeenteraad beleid in de vorm van “Uitgangspunten windenergie” vastgesteld. Een doelstellingen uit de uitgangspunten is, dat in de gemeente Peel en Maas tenminste één windpark ontwikkeld wordt met 4-5 windmolens. Met de uitgangspunten windenergie wil de gemeente Peel en Maas bijdragen aan de opgave uit het landelijke energie-akkoord en aan de inspanningsverplichting die de provincie heeft om 95,5 MW aan windenergie te realiseren in Limburg. De gemeenteraad heeft in dit kader echter wel geoordeeld dat er bij het bereiken van dit uitgangspunt sprake dient te zijn van maatschappelijke acceptatie. De raad heeft in dit kader de volgende hoofduitgangspunten voor maatschappelijke acceptatie in voornoemd beleid vastgesteld:

  • 1.

    De omgeving heeft een actieve en betrokken rol bij de ontwikkeling en de exploitatie van windturbines.

  • 2.

    De opbrengsten (€ en kWh) van windturbines moeten aanwijsbaar terugvloeien in de gemeenschap.

  • 3.

    De windturbines moeten op een goede plek komen

Deze drie hoofduitgangspunten zijn nader uitgewerkt in onderhavige regeling. Voldoen plannen niet, dan is dit uiteindelijk aanleiding voor de gemeente Peel en Maas om af te zien van behandeling van het plan. De regeling houdt rekening met schaarste van geschikte locaties, door te regelen dat het moment van voldoen van een initiatief aan de regeling als moment van binnenkomst geldt.

Bij het opstellen van de regeling is gebruik gemaakt van bronnen waaronder de ‘Gedragscode draagvlak en participatie wind op land’, de samenwerking met Midden Limburgse gemeente aan windenergie en de landelijke ervaringen met verschillende initiatiefnemers van windenergie door de Rijksdienst van Ondernemend Nederland.

Toelichting artikel 3 ‘Uitgangspunt 1: De omgeving heeft een actieve en betrokken rol bij de ontwikkeling en exploitatie van windmolens’

Het bereiken van een betrokken en actieve rol van de omgeving bij de ontwikkeling en de exploitatie van windturbines vraagt meer inspanning van initiatiefnemers dan het reguliere communicatieplan en een brief met participatiemogelijkheid. Om die redenen wordt gevraagd om een participatieplan te overleggen, waarmee het aannemelijk maakt hoe het komt tot een actieve en betrokken rol.

Een constructieve wijze van communicatie met belanghebbenden draagt in belangrijke mate bij aan de actieve en betrokken rol van de omgeving.

Voor het te voeren proces is het relevant dat stakeholders in beeld zijn.

Toelichting artikel 4 ‘Uitgangspunt 2: De opbrengsten (€ en kWh) van windturbines moeten aanwijsbaar terugvloeien in de gemeenschap.

Deze opbrengsten zijn afhankelijk van de behoefte van de bewoners in de omgeving van een plan. Het streven is dat de opbrengsten zorgen voor een toegevoegde kwaliteit, waar omwonenden behoefte aan hebben. De ‘Gedragscode draagvlak en participatie wind op land’ van NWEA geeft een richtlijn voor vergoeding die als redelijk wordt gezien.

Om aannemelijk te maken dat afspraken concreet zijn, moeten initiatiefnemers van de gevoerde overleggen met stakeholders verslaglegging kunnen overleggen die door de betrokken partijen is geaccordeerd. Dit is vastgelegd in artikel 3.4 van de onderhavige beleidsregel.

Toelichting artikel 5 ‘Uitgangspunt 3: De windturbines moeten op een goede plek komen’.

Windmolenparken hebben effect op het landschap en zijn van grote invloed op de acceptatie.

Landschap is om die redenen een belangrijke afweging.

Het landschapsadvies en oplegnotitie zijn door het college van burgemeester en wethouder geven een inspirerend kader. De bijbehorende oplegnotitie geeft aan hoe het landschapsadvies geïnterpreteerd dient te worden. De ontwerpprincipes uit het landschapsadvies spelen hierbij een rol.

Algemene toelichting werking regeling

Het kader windenergie schept helderheid voor initiatiefnemers en burgers. Dit is vormgegeven in onderhavig besluit met kaarten, ontwerpprincipes met oplegnotitie en een regeling waarin de uitgangspunten verder zijn uitgewerkt. Met de regeling voorziet het college in objectieve beoordelingsruimte en beoordelingsvrijheid.

Het onderscheid tussen (objectieve) beoordelingsruimte en beoordelingsvrijheid is vooral van belang bij de rechterlijke toetsing. Is er sprake van beoordelingsvrijheid, dan heeft de wetgever het bestuursorgaan een zekere mate van ruimte gegeven die de rechter moet respecteren. Deze zal dan ook slechts marginaal toetsen. De interpretatie van vage begrippen, die het bestuursorgaan heeft als er sprake is van objectieve beoordelingsruimte, zijn daarentegen wel vatbaar voor een ‘volle’ rechterlijke toets.

Het college kan in geval van de regeling gebruik maken van de beleidsvrijheid om hardheidsclausule toe te passen. In dat geval zal het college een belangenafweging moeten maken tussen het belang van de belanghebbende en het algemeen belang.

Artikel 1 in de regeling windenergie geeft met de begrippenlijst begrippen objectieve beoordelingsruimte. Artikel 2 tot en met 5 geven een zekere beoordelingsvrijheid. Het vraagt om een waarderend oordeel van het bestuursorgaan. Daar waar sprake is van een waarderend oordeel wordt gebruik gemaakt van een commissie met objectieve deskundigen.

Voor de beoordeling van principeverzoeken en de (concept)plannen en aanvragen worden onafhankelijke deskundigen aangewezen, die adviseren op het gebied van landschap, participatie en profijt.

De deskundige op het gebied van participatie adviseert over het omgevingsmanagement van een initiatief: draagt een initiatief voldoende bij aan een actieve en betrokken rol van burgers. Ook wordt geadviseerd of de wijze van communicatie met belanghebbenden voldoende constructief is. Op die manier wordt bijgedragen aan de objectieve oordeelsvorming over uitgangspunt 1: ‘De omgeving heeft een actieve en betrokken rol bij de ontwikkeling en de exploitatie van windturbines’.

De deskundige op het gebied van landschap heeft specifiek kennis op het gebied van landschapseffecten van windmolenparken. Deze adviseert de gemeente over landschappelijke kwaliteit van initiatieven en specifiek over het acceptabel zijn van landschapseffecten. De bijbehorende oplegnotitie geven kaders voor de beoordeling van het plan. Plannen met een gemeentegrensoverschrijdende effect worden afgestemd met de betrokken gemeenten of de samenwerking. De deskundige draagt bij aan de objectieve oordeelsvorming plaats over landschap en uitgangspunt 3: ‘De windturbines moeten op een goede plek komen’.

Voor de beoordeling of een initiatief voldoet aan de deze beleidsregel gaat het college van burgemeester en wethouders uit van het ‘A fwegingskader initiatieven windenergie Peel en Maas .

Met het afwegingskader wordt per (hoofd)uitgangspunt beoordeeld of het initiatief voldoet aan de beleidsregel.

Aanvullende toelichting: ‘Uitgangspunt 4: Grondspeculatie moet worden voorkomen’.

Grondspeculatie wordt hoofdzakelijk voorkomen, doordat de gemeente Peel en Maas geen locaties vastgesteld. De kaarten die de gemeente Peel en Maas heeft vastgesteld met de uitgangspunten geven slechts inzicht in de uitsluitingsgebieden en de beleidsmatige aandachtsgebieden.

Het doel van het voorkomen van grondspeculatie is dat individuele grondafspraken gaan conflicteren in een gebied en dat grondafspraken alleen over de gronden gaan waarop de molens komen te staan en niet over de gronden waarop de molen ook impact heeft (ook voorkomen afgunst in gebied). Het is aan de initiatiefnemers om te streven naar een situatie, waarbij alle grondeigenaren van het windmolenpark, binnen 5 maal de rotordiameter plus de tip van de wiek, een evenwichtige grondvergoeding krijgen. Om die redenen zit in artikel 2 en 3 een koppeling met het participatieplan en het projectparticipatieplan. Als gevolg van de koppeling moeten initiatiefnemers conform de ‘Gedragscode draagvlak en participatie wind op land’ NWEA laten zien hoe het komt tot instemming tussen partijen.