Regeling vervallen per 14-07-2022

Verordening commissie bezwaarschriften Peel en Maas

Geldend van 14-05-2015 t/m 13-07-2022

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften Peel en Maas

PEEL EN MAASGelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en MaasGezien de behandeling in de gezamenlijke raadsvergadering van 7 december 2009Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de GemeentewetGelet op de Algemene wet bestuursrecht (Awb)vast te stellen de volgende verordening:Verordening commissie bezwaarschriften Peel en Maas

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan: -gemeentelijk orgaan dat een besluit neemt op het

    ingediende bezwaarschrift

                            -gemeentelijk orgaan waartegen een klacht wordt ingediend over de wijze waarop dit orgaan zich tegenover de klager heeft gedragen. Een gedraging van een persoon, werkzaam onder   verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan wordt aangemerkt     als een gedraging van dat bestuursorgaan.

  • b.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • c.

    commissie: vaste onafhankelijke externe commissie van advies voor de bezwaarschriften en klachten, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 7:13 en 9:14 van de Awb.

  • d.

    klacht: hetgeen daaronder wordt verstaan in hoofdstuk 9 van de Awb 

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

  • 1 Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.  

  • 2 De commissie kan na besluit door het bestuursorgaan worden belast met de advisering over een ingediende klacht. De commissie neemt daarbij de procedureregels van hoofdstuk 9 van de Awb in acht.

  • 3 De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken.  

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden. 

  • 2 De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen. 

  • 3 De commissie regelt de vervanging van de voorzitter. 

Artikel 3a

  • 1 De commissie kan kamers instellen, die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften.  

  • 2 De commissie bepaalt het aantal kamers en stelt voor elke kamer vast welke categorie of categorieën bezwaarschriften door haar zullen worden behandeld. 

  • 3 Elke kamer bestaat uit ten minste drie leden:

    • a.

      een voorzitter overeenkomstig artikel 7:13 Awb, zijnde de voorzitter of een van de leden van de commissie, uit haar midden aangewezen;

    • b.

      ten minste twee andere leden, door de commissie aangewezen uit haar midden.

  • 4 De commissie wijst uit haar midden voor elk lid een eerste en een tweede plaatsvervanger aan. 

  • 5 De kamer kan beslissen dat de behandeling van een bezwaarschrift door de commissie zal geschieden.

  • 6 Op de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Secretaris

  • 1 De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar. 

  • 2 Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan. 

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1 De voorzitter en de leden van de commissie treden af op de dag van het aftreden van de raad. 

  • 2 De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. 

  • 3 De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.  

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift of klacht

  • 1 Op het ingediende bezwaarschrift of een ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. 

  • 2 Het bezwaarschrift of de klacht met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.  

Artikel 6a Mediation

De secretaris kan, in overleg met de voorzitter en na overleg met bezwaarmaker, belanghebbenden en het verwerend orgaan, onderzoeken of het bezwaar in der minne kan worden bijgelegd en daartoe de nodige handelingen verrichten.  

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening ,ook voor zover zij van toepassing zijn op de behandeling van een klacht, uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

  • a.

    artikel 2:1, tweede lid;

  • b.

    artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

  • c.

    artikel 6:17, voorzover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

  • d.

    artikel 7:4, tweede lid;

  • e.

    artikel 7:6, vierde lid.

Artikel 8 Vooronderzoek

  • 1 De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen. 

  • 2 De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist. 

Artikel 9 Hoorzitting

  • 1 De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan dan wel het bestuursorgaan, klager en beklaagde in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.  

  • 2 De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb en artikel 9:10, tweede lid van de Awb.  

  • 3 Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan dan wel het bestuursorgaan, klager en beklaagde. 

Artikel 10 Uitnodiging zitting

  • 1 De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan dan wel het bestuursorgaan, klager en beklaagde ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.  

  • 2 Binnen drie werkdagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan dan wel het bestuursorgaan, klager en beklaagde onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.  

  • 3 De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan dan wel het bestuursorgaan, klager en beklaagde meegedeeld.  

  • 4 De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid. 

Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift of klacht indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. 

Artikel 13 Openbaarheid zitting

  • 1 De zitting van de commissie is openbaar, met uitzonderingen van die zittingen waar bezwaarschriften worden behandeld op het gebied van de sociale voorzieningen (Wet maatschappelijke ondersteuning, Wet Werk en bijstand) of personele aangelegenheden of klachten zoals bedoeld in hoofdstuk 9 van de Awb. 

  • 2 De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet. 

  • 3 Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren. 

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

  • 1 Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 en 9:10, derde lid van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid. 

  • 2 Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen. 

  • 3 Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding. 

  • 4 Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht. 

  • 5 Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.  

Artikel 15 Nader onderzoek

  • 1 Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.  

  • 2 De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden dan wel aan het bestuursorgaan, klager en beklaagde.  

  • 3 De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden dan wel het bestuursorgaan, klager en beklaagde kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.  

  • 4 Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing. 

Artikel 16 Raadkamer en advies

  • 1 De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.  

  • 2 De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.  

  • 3 Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift. Op klachten is artikel 9:15 van de Awb van toepassing 

  • 4 Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.  

Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging

  • 1 Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen. Op klachten is artikel 9:15 van de Awb van toepassing 

  • 2 Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van 10 weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, en 9:11 van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan of bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen. 

  • 3 Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden, klager en beklaagde een afschrift. 

Artikel 18 Intrekking oude regelingen

  • 1 De Verordening commissie bezwaar van de gemeente Helden van 16 december 2002 wordt ingetrokken. 

  • 2 De Verordening commissie bezwaarschriften Maasbree 2007 van 6 maart 2007 wordt ingetrokken. 

  • 3 De Verordening commissie bezwaarschriften van de gemeente Meijel van 26 juni 2006 wordt ingetrokken. 

  • 4 Het besluit van de raad van de gemeente Kessel van 13 juni 2005 en 24 april 2006, om de commissie bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Beesel aan te wijzen als bezwaar- en beroepschriftencommissie voor de gemeente Kessel, wordt ingetrokken.  

  • 5 De machtiging van de gemeente Meijel van 20 mei 2003, om de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Helden te machtigen indieners van een bezwaarschrift inzake de Abw, Ioaz, Ioaw, Bbz en overige aanverwante regelingen te horen en een advies aan het college uit te brengen, wordt ingetrokken. 

  • 6 De benoemingsbesluiten van de gemeente Helden, Maasbree, Meijel en Kessel van de voorzitter en leden van de bezwaarschriftencommissie worden, voorzover de benoeming niet van rechtswege eindigt op 31 december 2009, op die datum ingetrokken. 

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt. De wijzigingen in deze verordening die samenhangen met het aanwijzen van de commissie van advies voor de bezwaarschriften als commissie van advies voor klachten, treden in werking op de eerste dag na die waarop zij zijn bekendgemaakt

 

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften en klachten Peel en Maas 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 4 januari 2010.
 
De raad van de gemeente Peel en Maas,
 
 
de griffier, de voorzitter,
 
 
drs. A.G. Joosten, ing. M.J.H. Vestjens,
 
 
 
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
 
de secretaris, de burgemeester,
 
 
drs. H. Mensink ing. M.J.H. Vestjens,
 
 
 
De burgemeester van de gemeente Peel en Maas,
 
 
ing. M.J.H. Vestjens,
 

Toelichting 1 Toelichting

Artikelsgewijze toelichting op de Verordening commissie bezwaarschriften In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Artikel 1 BegripsbepalingIn dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissieIn de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een gemeentelijke commissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.

tweede lid

Het uitgangspunt in de gemeente Peel en Maas is en blijft dat de raad, het college en de burgemeester als bestuursorganen ontvangen klachten behandelen met inachtneming van de bepalingen in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en de door de secretaris van de bezwaarschriftencommissie opgestelde interne richtlijnen. De praktijk heeft echter uitgewezen dat zich situaties kunnen voordoen, waarbij het gewenst is een klacht met meer afstand te kunnen behandelen of waarbij het gewenst is de schijn van partijdigheid te vermijden. Ook is het mogelijk dat na behandeling door het bestuursorgaan behoefte bestaat aan een second opinion. De meest voor de hand liggende wijze om hierin te voorzien, is de in deze gemeente bestaande commissie van advies voor de bezwaarschriften ook aan te wijzen als commissie van advies voor klachten. Het bestuursorgaan moet bij afzonderlijk besluit (al dan niet in mandaat), besluiten een klacht door de commissie te laten behandelen. Dit is in de verordening vastgelegd.

Artikel 3 Samenstelling van de commissieHet eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. Zie de algemene toelichting onder punt 3.2.Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college.Als, bijvoorbeeld gelet op het grote aantal te behandelen geschriften (piek) of in verband met een wenselijke splitsing naar onderwerp, daaraan behoefte bestaat, kan de commissie worden opgesplitst in kamers. Om dit mogelijk te maken is artikel 3a in de verordening opgenomen. Voor maximale flexibiliteit is gekozen voor de instelling van kamers door de commissie zelf.De gezamenlijke bezwaarschriftencommissie van de gemeente Helden, Maasbree, Kessel en Meijel heeft van 2002-2010 jaar gewerkt met een vaste verdeling in twee kamers, één voor ruimtelijke ordening en algemene zaken en één voor sociale voorzieningen. In de praktijk is deze verdeling belemmerend gebleken voor een flexibele inzet van commissieleden en een flexibele verdeling van zaken. Aangezien sneller en beter gewerkt kan worden met meer flexibiliteit, is niet meer gekozen voor het vastleggen van een indeling en werkverdeling. De deskundigheid en ambities van de commissieleden zijn bij de secretaris bekend en deze zijn het uitgangspunt bij het plannen van vergaderingen.Voor de samenstelling van een commissie voor bezwaarschriften ex artikel 7:13 Awb gelden niet de eisen van artikel 7:5 Awb (Raad van State, 31-5-99, JG 1999/179).

Artikel 4 SecretarisHoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden. Bij een commissie met kamers als bedoeld in artikel 3a dient tussen 'commissie' en 'is' te worden tussengevoegd: en haar kamers.

Artikel 5 ZittingsduurDeze bepaling kan eventueel worden aangevuld met een lid waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat leden van een commissie die daarin zijn benoemd in verband met een bepaalde hoedanigheid, aftreden indien zij deze hoedanigheid verliezen. Uiteraard is het mogelijk voor een ander moment van aftreden te kiezen dan bedoeld in het eerste lid. Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6 Ingediend bezwaarschriftDit artikel spreekt voor zich.In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:

  • 1.

    Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).

  • 2.

    De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):a. De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).b. De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).c. De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).d. Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).e. Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).

  • 3.

    De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):a. Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium: zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie (artikel 6:14).b. Doorzendplicht (artikel 6:15).

Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.Het verdient aanbeveling om bij grensgevallen naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb). Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aangevangen vóór 24.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuur is voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 00/325). Een bezwaarschrift verzenden per e-mail is inmiddels ook mogelijk.Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht (derde lid, zoals gewijzigd bij de Eerste evaluatiewet Awb, in werking getreden op 1 april 2002). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bij herhaling willens en wetens een bezwaarschrift bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico van belanghebbende.Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen. Eventueel zou deze woorden vervangen worden door een concrete aanduiding, bijvoorbeeld: met de daarbij overgelegde stukken worden binnen twee weken in handen van de commissie gesteld.De in artikel 7:13, tweede lid Awb bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot 10 weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken (artikel 7:10). Wellicht ten overvloede wordt hier opgemerkt dat het aanbeveling verdient indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.

Artikel 7 Uitoefening bevoegdhedenIngevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.

Artikel 2:1, tweede lidEen bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

Toelichting:Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 6:6Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Toelichting:De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Uit jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden.Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien.Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6:17Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.

Toelichting:Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).

Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).

Artikel 7:4, tweede lidHet bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

Toelichting:Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging.Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).

Artikel 7:6, vierde lidHet bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].Het derde lid van dit artikel luidt:Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

Artikel 8 VooronderzoekHet spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 9 HoorzittingVoor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 10 van deze verordening.Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • a.

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b.

    het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • c.

    de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • d.

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Ad d.Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaarDe bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 10 Uitnodiging zittingIngevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 10 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend.Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automatisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen (zie ook de toelichting bij artikel 7).

Artikel 7:4

  • 1.

    Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

  • 3.

    Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

  • 4.

    Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

  • 5.

    Voorzover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

  • 6.

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

  • 7.

    Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

  • 8.

    Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.

Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden (zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Awb katern 1996, 43).In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing (Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).

Artikel 7:8

  • 1.

    Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

  • 2.

    De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.

Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).

Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandelingDit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).

Artikel 13 Openbaarheid zittingIngevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.Indien de bezwaarschriftencommissie adviseert over bezwaren op het gebied van de sociale voorzieningen en personele aangelegenheden, kan het praktisch zijn een bepaling op te nemen waaruit duidelijk wordt dat deze zittingen achter gesloten deuren plaatsvinden. Hiermee worden problemen voorkomen indien de commissie vergeet te besluiten tot een niet-openbare zitting.

Artikel 14 Schriftelijke verslagleggingArtikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur genieten (ABRS 12 juni 1997, JB 1997/188).Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 15 Nader onderzoekEen nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 16 Raadkamer en adviesZie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 12) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 11); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb. Hoe het advies totstandkomt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

Artikel 17 Uitbrengen adviesVolgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 Awb 10 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

Artikel 18 Intrekking oude regeling.Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19 Inwerkingtreding In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, van dat hoofdstuk slechts afdeling 2 tot en met 4A van toepassing zijn en wel voorzover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).

Artikel 20 CiteertitelDeze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften.