Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2011

Geldend van 01-12-2011 t/m heden

Intitulé

Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2011

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 20 september 2011;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

besluit:

besluit vast te stellen de volgende Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2011:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 - Begripsbepalingen

  • a.

    markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

  • b.

    marktterrein: de gehele openbare of voor het publiek toegankelijke oppervlakte grond, die bij of krachtens artikel 1.2 van het Marktreglement Pijnacker-Nootdorp 2011 is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • d.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • e.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste plaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • f.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt, over het te verkopen artikel een aansprekende uiteenzetting houdt en ten slotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop van dat artikel te bewegen.

  • g.

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • h.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • i.

    marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college;

  • j.

    branche-indeling: de indeling in artikelengroepen en het aantal vastgestelde vaste plaatsen per artikelengroep;

  • k.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

  • l.

    anciënniteitslijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats.

Artikel 1.2 - Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1.

    Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      de locatie, de dag en de tijden van de markt;

    • b.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • c.

      de procedure voor toewijzing van standplaatsen.

  • 2.

    Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen (branches);

    • b.

      een maximum aantal standplaatsen per branche;

    • c.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkersplaats;

    • d.

      welke gedeelten van het marktterrein eventueel bestemd worden voor het verhandelen van bepaalde artikelen;

    • e.

      welke gedeelten van het marktterrein eventueel bestemd worden voor het plaatsen van verkoopwagens;

    • f.

      de instelling van een marktcommissie.

Artikel 1.3 - Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 1.4 - Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot de vergunning

Artikel 2.1 - Vergunning voor innemen standplaats

Artikel 2.2 - Vereisten

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een schriftelijke aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 2.3 - Intrekking vergunning

  • 1.

    De vergunning voor het innemen van een vaste standplaats wordt ingetrokken:

  • 2.

    Het college kan een vergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 2.2 genoemde vereisten voor het toewijzen van een standplaats.

  • 3.

    Indien degene op wiens naam een vergunning ingevolge artikel 2.4 van het Marktreglement Pijnacker-Nootdorp 2011 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste plaats op dezelfde markt, wordt de laatste vergunning ingetrokken.

Hoofdstuk 3 Straf-, overgangs- en slotbepaling

Artikel 3.1 - Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 3.2 - Intrekking vergunning en schorsing

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 kan het college een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder en/of degene die hem bijstaat:

    • a.

      het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

    • b.

      zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

    • c.

      niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Het college geeft geen toepassing aan het eerste lid, dan nadat een mondelinge of een schriftelijke waarschuwing is afgegeven en de vaste standplaatshouder daaraan geen gevolg heeft gegeven.

Artikel 3.3 - Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 3.4 - Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktbedrag voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 3.5 - Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 3.6 - Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ter voorkoming van onevenredige gevolgen voor belanghebbenden afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 3.7 - Overgangsbepalingen

  • 1.

    De anciënniteitlijst ingevolge de Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002 wordt geacht de anciënniteitlijst in de zin van deze verordening te zijn.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3.

    Rechten die zijn ontleend aan plaatsing op de wachtlijst, als bedoeld in artikel 2.6 van de Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002, gelden tot en met 31 december 2013.

Artikel 3.7 - Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij bekend is gemaakt.

  • 2.

    De "Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002" vastgesteld op 2 februari 2002 wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum.

Artikel 3.8 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2011.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 24 november 2011
de griffier, de voorzitter,
drs. S.G.W.M. Heerdink drs. F.H. Buddenberg

Toelichting op de Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2011

Algemene toelichting

Inleiding

De Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2011 is gebaseerd op modelmarktverordening 2008 (individuele vergunning) van de VNG. Bij de herziening van de Warenmarktverordening is een splitsing aangebracht tussen de Warenmarktverordening en een Marktreglement. De Warenmarktverordening bevat de algemene beleidskaders voor de warenmarkt. In het Marktreglement worden nadere regels opgenomen voor onder meer de plaats en het tijdstip van de markt, voor de indeling en de branchering van de markt en voor de toewijzing van de standplaatsen.

Grondslag en belang verordening

In artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overdracht van de raadsbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet). Met deze bepaling heeft de wetgever duidelijk gemaakt dat het marktwezen tot de gemeentelijke huishouding behoort.

Belangrijkste wijzigingen

De Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2011 is op een aantal punten gewijzigd ten opzichte van de ingetrokken Warenmarktverordening uit 2002.

In de eerste plaats is er voor gekozen om de verordening af te slanken in die zin dat de bevoegdheden van de raad en de uitvoerende bevoegdheden van onder meer het college uit elkaar zijn gehaald. De op de uitvoering gerichte onderdelen van de verordening worden nader uitgewerkt in een door het college vast te stellen marktreglement.

In de tweede plaats zijn de administratieve lasten van de ondernemers en de bestuurlijke lasten van de gemeente verminderd. In de verordening is ervoor gekozen om de wachtlijsten op te heffen. Met het opheffen van de wachtlijst hoeft een ondernemer niet meer jaarlijks een brief naar de gemeente te sturen met het verzoek om plaatsing op de wachtlijst te behouden. Ook voor de gemeente zorgt deze aanpassing voor minder administratieve handelingen. In het Marktreglement zijn vereenvoudigingen doorgevoerd op het punt van de verplichte aanwezigheid op de markt, van de overschrijving van een vergunning en van de persoonlijke inname van een standplaats.

Inhoud

Hoofdstuk 1 van de Warenmarktverordening bevat algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat bepalingen over de aanvraag van een vergunning en hoofdstuk 3 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 - Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, die in de verordening worden gehanteerd.

Artikel 1.2 - Inrichting van de markt; branche-indeling

De in dit artikel opgenomen bevoegdheden zijn uitgewerkt in het Marktreglement Pijnacker-Nootdorp 2011. Hierin stelt het college vast waar wekelijks de markten in de gemeente Pijnacker-Nootdorp plaatsvinden, hoe deze zijn ingericht en hoe de standplaatsen worden toegewezen.

Daarnaast heeft het college de bevoegdheid een brancheringsplan vast te stellen. Deze bevoegdheid houdt in dat een lijst kan worden opgesteld waarin staat welke artikelen op de warenmarkt kunnen worden aangeboden en hoeveel aanbieders er per artikel maximaal op de warenmarkt kunnen staan. Dit schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een verscheidenheid aan branches ontstaat. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor zowel de consument als voor de marktkoopman.

Artikel 1.3 - Nadere regels

De Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002 bevatte een uitgebreide regeling van de organisatie en het beheer van de markt. In de huidige Warenmarktverordening is ervoor gekozen om de raad een Warenmarktverordening op hoofdlijnen te laten vaststellen en daarbij de ‘dagelijkse’ gang van zaken door het college van burgemeester en wethouders te laten regelen. Met de herziening van de Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002 is de verordening ingekort, door bepalingen waarvoor het college verantwoordelijk is over te hevelen naar een marktreglement. Op grond van artikel 1.3 is het college bevoegd deze nadere regels vast te stellen. Nadere regels zijn algemene regels die te karakteriseren zijn als algemeen verbindende voorschriften. Dit wil zeggen dat afwijken van deze algemene regels in beginsel niet mogelijk is.

Artikel 1.4 - Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden, kan onder meer sturing worden gegeven aan het gemeentelijk beleid. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid binnen de gemeente.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning verbonden zijn, kan grond opleveren voor schorsing, intrekking van de vergunning of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties.

Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot de vergunning

Artikel 2.1 - Vergunning voor innemen standplaats

De vergunning geeft het recht om een vaste standplaats op de markt in te nemen. De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 1.4).

Artikel 2.2 - Vereisten

Met de in het artikel genoemde publiekrechtelijke verplichtingen wordt onder meer bedoeld de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 2.3). Zie Vz ABRS 8 november 1991, jbmarkten bladzijde 65, inzake de intrekking op grond van het niet in bezit zijn van de vereiste papieren; en ABRS 15 oktober 1997, jbmarkten bladzijde 41, inzake de inschrijving op de wachtlijst.

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een mogelijk overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen beoogd. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Zie ook ABRS 18 april 1995, JG (1995) 241, inzake het onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon.

Artikel 2.3 - Intrekken vergunning

Indien de gronden genoemd in het eerste lid van toepassing zijn, dan wordt de vergunning voor een vaste standplaats ingetrokken. In het tweede lid worden de intrekkinggronden genoemd die gelden voor zowel de vergunning voor een vaste standplaats als voor de vergunning voor dagplaatsen of standwerkersplaatsen.

Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een vergunning voor een dag- of standwerkersplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 3.4.

Hoofdstuk 3 Straf-, overgangs- en slotbepaling

Artikel 3.1 - Strafbepaling

Van een overtreding is slechts sprake indien een gebods- of verbodsnorm uit deze verordening niet wordt nagekomen. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen artikelen alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de vergunning betreft, een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 3.2 en 3.3, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

Artikel 3.2 - Intrekking vergunning en schorsing

In dit artikel worden de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. “onverminderd het bepaalde in artikel 2.3” geeft aan dat ook de intrekking op grond van artikel 3.2 een punitieve sanctie is naast artikel 2.3. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het college bepaalt per geval of tot intrekking of schorsing van de vergunning wordt overgegaan.

Gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184), is het intrekken of schorsen van de vergunning ook mogelijk bij het niet betalen van marktgeld, ondanks de aanwezigheid van andere invorderingsmogelijkheden hiervoor. De Afdeling overwoog in deze zaak dat ingevolge de betreffende verordening op de straathandel een vergunning voor een vaste plaats kon worden ingetrokken ‘wegens het niet voldoen aan verplichtingen die voor de vergunninghouder voortvloeien uit de voor die markt geldende heffingsverordening’. Het stond tussen de partijen vast dat betrokkene ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar reeds gedurende langere tijd niet aan zijn uit de geldende heffingsverordening had voldaan. Het bestuursorgaan kon de aan betrokkene verleende vergunning derhalve intrekken. Een bestuursorgaan mag deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig toepassen, maar uit het hierboven beschreven voorbeeld blijkt dat artikel 3.2 kan worden ingezet tegen notoire wanbetalers.

Voor alle duidelijkheid wordt hier vermeld dat deze uitspraak zich alleen uitstrekt tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen.

Artikel 3.3 - Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 3.2 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 3.4) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langdurig van de markt te kunnen verwijderen. In artikel 3.3 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om, in de daarin genoemde gevallen, de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats.

Artikel 3.4 - Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat, ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen, het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:39 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 3.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:31, tweede lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 3.4 van de verordening in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken.

Artikel 3.5 - Toezichthouder

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

De marktmeester is als toezichthouder aangewezen.

Artikel 3.6 - Hardheidsclausule

Dit artikel bevat een hardheidsclausule, waarin is bepaald dat het college kan afwijken van deze verordening. Afwijken is alleen toegestaan in bijzondere gevallen ter voorkoming van onevenredige gevolgen voor belanghebbenden.

Artikel 3.7 - Overgangsbepalingen

Een overgangsregeling is opgenomen voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Op basis van het eerste lid is deze verordening van toepassing op alle vergunningen en ontheffingen die zijn verstrekt op grond van de Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002. Het tweede lid regelt dit ten aanzien van de anciënniteitlijst. Het vierde lid bepaalt dat rechten die kunnen worden ontleend aan plaatsing op de wachtlijst nog slechts gelden tot en met 31 december 2013. Nieuwe aanmeldingen voor de wachtlijst worden niet meer in behandeling genomen vanaf 1 januari 2014.