Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels terugvordering, verhaal, invordering en krediethypotheek 2012

Geldend van 13-06-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels terugvordering, verhaal, invordering en krediethypotheek 2012

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen die in acht dienen te worden genomen bij terugvordering en verhaal in het kader van de Wet werk en bijstand;

gelet op de artikelen 34, 50, 51, 54 en 58 tot en met 62i van de Wet werk en bijstand;

besluit:

vast te stellen de bij dit besluit behorende Beleidsregels terugvordering, verhaal, invordering en krediethypotheek 2012.

Vastgesteld in de vergadering van 1 mei 2012

College van Pijnacker-Nootdorp,

de secretaris, de burgemeester

drs. J.P.R. Woudstra drs. F.H. Buddenberg

Beleidsregels terugvordering, verhaal, invordering en krediethypotheek 2012

1. Algemeen

Het is met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) aan de gemeente om te bepalen in hoeverre terugvordering en verhaal daadwerkelijk in beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften worden vastgelegd. Het opstellen van beleidsregels past in het ingezette beleid met betrekking tot hoogwaardige handhaving. Hierin is onder meer afgesproken dat vastgestelde fraude direct wordt bestraft (lik op stuk). Er is daarnaast een verband met de verplichte Verordening misbruikbestrijding 2005 die dient als raamwerk met betrekking tot handhaving, terugvordering en invordering, aangifte bij fraude en de verantwoordelijkheden van het college. Met de invoering van de WWB, tekst van 01 januari 2012, is op dit punt niets veranderd.

Er is ook een relatie met de geldende Verordening Maatregelen. In deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot het niet nakomen van verplichtingen. Indien dit laatste leidt tot terugvordering zijn de onderhavige beleidsregels van toepassing.

Per 01 juli 2009 is Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden waardoor er wijzigen zijn opgetreden in de wijze van invorderen van bestuursrechtelijke geldschulden. Deze regeling heeft ook gevolgen ten aanzien van het terugvorderen en invorderen van ten onrechte verstrekte uitkeringen.

M.b.t. terugvordering.

Ten aanzien van terugvordering van bijstand geldt in het bijzonder dat het verplichtende karakter van de Algemene bijstandswet (Abw) met betrekking tot terugvordering per 01 januari 2004 is vervallen. De WWB geeft de gemeente de bevoegdheid om bijstand terug te vorderen. Hiervoor dient wel eigen beleid te worden ontwikkeld. De onderhavige regels voorzien hierin.

De oude bepalingen van de Abw inzake het afzien van terugvordering en het kwijtschelden van bijstandschulden in de WWB zijn niet meer van toepassing. Derhalve is ook m.b.t. kwijtschelding eigen beleid geformuleerd.

M.b.t. verhaal.

De verhaalsbepalingen van de Abw zijn niet meer van kracht. In plaats daarvan gelden de artikelen 62 b Wwb tot en met 62 i Wwb.

Artikel 56 Wwb, ten aanzien van het als verplichting opleggen een verzoek tot kinderalimentatie bij de Rechtbank in te dienen, treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking.

M.b.t. invordering.

Er zijn eveneens nadere regels omtrent invordering vastgelegd in de onderhavige beleidsregels. De reden hiervan is dat de complexiteit van de invordering nadere, uniforme regelgeving behoeft, met name op het gebied van verantwoordelijkheden ( wie doet wat bij invordering) en het aangeven van de verschillende vormen van invordering.

M.b.t. krediethypotheek

Eveneens zijn de nadere regels omtrent de krediethypotheek toegevoegd. De regels zijn van toepassing bij overwaarde van de eigen woning, wanneer deze niet te gelde gemaakt, bezwaard of verder bezwaard kan worden.

De reden om deze regels op te nemen in de beleidsregels terugvordering verhaal en invordering, is gelegen in het feit dat de uitvoering ervan in hoofdzaak ligt bij de medewerker terugvordering en verhaal en de administratief medewerker invordering.

2. Beleidsregels terugvordering

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

1. Wettelijke grondslag.

Deze beleidsregels zijn gebaseerd op artikel 54 lid 3 , artikel 58 tot en met artikel 60 van de WWB, artikelen 25 en 26 van de IOAW en de IOAZ

2. Begripsbepaling.

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet : de Wet Werk en Bijstand (WWB)

  • b.

    Belanghebbende: de persoon die recht heeft op algemene bijstand op grond van de wet.

  • c.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

3. Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid.

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

4. Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit.

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een besluit tot terugvordering indien:

  • a.

    Het terug te vorderen bedrag, na beëindiging van de uitkering, lager is dan € 250, tenzij er sprake is van recidive. Tot 01 januari 2012 was het bedrag al jaren € 113. Rekening houdend met de verhouding “kosten/baten” en inflatie is dit bedrag verhoogd. Dit geldt niet bij fraudevorderingen.

  • b.

    Hiertoe een dringende reden is.

5. Brutering van de vordering.

Indien het benadelingbedrag gedurende het lopende kalenderjaar niet volledig kan worden ingevorderd wordt het resterende deel met toepassing van artikel 58 lid 5 WWB, na afloop van het voornoemd kalenderjaar verhoogd met de verschuldigde loonbelasting, de premies volksverzekeringen evenals de vergoeding zoals bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.

Paragraaf 2. Kwijtschelding.

6. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek.

Burgemeester en wethouders besluiten tot gehele of gedeeltelijk kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldenregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in regel 4 onder b bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen,en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Voor zover het geen situatie betreft als bedoeld in artikel 58, eerste lid van de WWB, artikel 25, eerste lid van de IOAW/IOAZ .

7. Afzien van Kwijtschelding.

Van kwijtschelding als bedoeld onder 6 wordt afgezien indien:

  • a.

    De terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende.

  • b.

    De vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

8. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens schulden.

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld onder punt 6 treedt niet in werking voordat een schuldenregeling tot stand is gekomen.

9. Intrekking kwijtscheldingsbesluit schulden.

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in punt 6 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd, indien:

  • a.

    Niet binnen twaalf maanden nadat het besluit is bekendgemaakt, een schuldenregeling tot stand is gekomen.

  • b.

    De belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldenregeling voldoet, of

  • c.

    Onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

10. Kwijtschelding na het voldoen van de betalingsverplichting.

Burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

  • a.

    gedurende 60 maandelijkse termijn volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan.

  • b.

    Gedurende 60 maandelijkse termijnen niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallig bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald.

  • c.

    Gedurende 60 maandelijkse termijnen geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten, of

  • d.

    Een bedrag overeenkomend met een percentage van de hoofdsom in één keer aflost, als volgt:

    • Bij vorderingen tot € 500 is het percentage 80%.

    • Bij vorderingen tot € 1.500 is het percentage 70%.

    • Bij vorderingen tot € 5.000 is het percentage 60%.

    • Bij vorderingen meer dan € 5.000 is het percentage 50%

Deze regeling geldt niet voor fraudeschulden ivm artikel 17 WWB. En eveneens niet, in het geval er sprake is van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed zijn gedekt, behoudens voor zover genoemde rechten niet op de goederen verhaald kunnen worden.

11. Verkorting van periode van voldoen aan de betalingsverplichting, zoals genoemd onder 10.

De onder 10 genoemde termijn is 36 maanden indien er:

Paragraaf 3. Invordering van teruggevorderde bijstand.

12. Verplichtingen met betrekking tot de invordering.

Het aflossingsbedrag zoals meegedeeld in het terug- of invorderingsbesluit geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

13. Verrekening en beslaglegging.

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het besluit tot terugvordering ten uitvoer gelegd door middel van:

14. Nadere regels omtrent invordering.

In de beleidsregels invordering wet werk en bijstand 2012 zijn nadere regels opgesteld omtrent de verantwoordelijkheden van medewerkers en de vormen van invordering.

Paragraaf 4. Overige bepalingen.

15. Rente en kosten.

Indien moet worden overgegaan tot beslaglegging als bedoeld onder nummer 13 dan wordt de vordering verhoogd met de aanmaningskosten, de wettelijke rente en de kosten van het dwangbevel. Ook de buitengerechtelijke kosten van de deurwaarder zullen worden teruggevorderd en bedragen ten hoogste 15% van de oorspronkelijke vordering.

16. Krediethypotheek.

Wanneer er sprake is van een eigen door het gezin van belanghebbende bewoonde woning, wordt het recht op bijstand beoordeeld conform artikel 50 WWB. Indien belanghebbende recht heeft op een uitkering is artikel 50 lid 2 WWB van toepassing met betrekking tot de bepaling van de overwaarde.

Met betrekking tot de vastgestelde overwaarde wordt aan belanghebbende de verplichting opgelegd ten gunste van de gemeente een krediethypotheek te verlenen.

17. Inwerkingtreding en overgangsrecht.

Deze beleidregel en uitvoeringsvoorschriften treden in werking met ingang van 01 januari 2012.

Uitvoering met terugwerkende kracht is in dezen mogelijk, daar het beleid sinds 01 januari 2012, zoals neergelegd in deze beleidsregels, feitelijk als zodanig wordt uitgevoerd.

Het overgangsrecht van hoofdstuk 7a van de WWB, zoals ingevoerd per 01 januari 2012, is van toepassing.

Toelichting beleidsregel terugvordering.

Algemeen.

In de Wet werk en bijstand, die per 01 januari 2004 in werking is getreden is het terugvordering van een ten onrechte verleende bijstand een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Daarin is niets gewijzigd per 01 januari 2012. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke praktijk van terugvordering. Met deze Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand wordt een basis gecreëerd om het beleid inzake terugvordering van de gemeente vóór de invoering van de WWB te kunnen continueren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften.

De WWB is een minimum bestaansvoorziening, welke aanvullend is op de eigen middelen van bestaan. Gelet op de financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de bijstand alleen terecht komt bij die burgers die hiervoor in aanmerking komen. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de WWB. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra re-integratietrajecten ten behoeve van werkzoekenden. Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van bijstandsfraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verleende bijstand niet terug te vorderen.

Puntsgewijze toelichting beleidsregels terugvordering.

3. Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Wanneer er sprake is van schending van de inlichtingenplicht, laat de wet geen keuze ten aanzien van terugvordering. In artikel 58, eerste lid van de WWB is bepaald dat in die gevallen de bijstand wordt teruggevorderd.

4. Afzien van het nemen van een besluit tot terugvordering.

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering.

- Ten eerste kan worden besloten geen terugvorderingbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand.

Er kunnen situaties zijn waarin reden zijn geen terugvorderingbesluit te nemen. Bijvoorbeeld wanneer het terug te vorderen bedrag minder bedraagt dan € 250.

Ook kunnen er dringende reden zijn om van terugvordering af te zien. Deze redenen doen zich voor wanneer de terugvordering te ernstige gevolgen voor de betrokkene of voor de gezinssituatie, niet gelegen in de financiële omstandigheden van betrokkenen.

- Ten tweede kan, nadat de terugvordering is bepaald, van verdere terugvordering in een later stadium worden afgezien. Deze variant, kwijtschelding genoemd, wordt in paragraaf 2 behandeld.

5. Brutering.

Alle terugvordering gebeuren bruto, tenzij en voor zover verrekening in hetzelfde kalender/boekjaar nog plaats kan vinden.

Bij verstrijken van het boekjaar wordt de restant vordering in beginsel altijd gebruteerd.

Geen brutering vindt plaats:

  • -

    Wanneer er sprake is van een onverschuldigde betaling aan derden.

  • -

    In geval van bijzondere bijstand.

  • -

    Wanneer belanghebbende, indien er geen sprake is fraude, de gemeente wel de vereiste inlichtingen heeft verstrekt, maar de gemeente langer dan 6 maanden daarna het terugvorderingbesluit in het volgende boekjaar heeft genomen.

6. Kwijtschelding ten aanzien van schuldenproblematiek.

Er is een wetsontwerp in behandeling met betrekking tot gemeentelijke schuldhulpverlening.

Zolang deze regeling er nog niet is worden de oude kwijtscheldingsregels van artikel 78 c Abw, behoudens in het geval van fraude, overgenomen. De WWB kent een dergelijke regeling namelijk niet.

Met betrekking tot de gevallen waar sprake is van schending van de inlichtingenplicht laat de wet ten aanzien van de terugvordering geen beleidskeuze. Art. 58, eerste lid van de WWB bepaalt dat in die gevallen de bijstand wordt teruggevorderd.

10. Kwijtschelding na voldoen van betalingsverplichting.

Naast kwijtschelding wegens schuldenproblematiek en na afloop van een termijn, is het ook mogelijk om op andere individuele gronden een schuld geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden, bijvoorbeeld bij succesvolle afronding van een re-integratietraject, bij voorkeur door uitstroom uit de uitkering. Op deze wijze kan kwijtschelding fungeren als een prikkel tot het aanvaarden van betaalde arbeid of het deelnemen aan scholing of sociale activering.

13. Verrekening en beslaglegging. ( artikel 60 e.v. WWB)

Op basis van artikel 4:93 Awb is verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering alleen mogelijk voor zover daartoe bij wettelijk voorschrift in is voorzien.

Verrekening van een vordering is op grond van artikel 60 lid 3 WWB mogelijk met algemene bijstand, IOAW en IOAZ.

Op grond van artikel 60 a WWB bestaat de mogelijkheid van verrekening met andere gemeenten, en het UWV.

Verrekening van een voorschot op de uitkering is op basis van artikel 52 WWB mogelijk met de te verstrekken uitkering zonder machtiging van belanghebbende.

Het terugvorderingbesluit is sinds de invoering van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht niet tegelijkertijd een executoriale titel. Dat is pas het geval wanneer er conform artikel 60 lid 2 WWB sprake is van een dwangbevel. De regeling omtrent het dwangbevel is terug te vinden in de Algemene wet bestuursrecht artikel 4:114 e.v.

Overigens is het ook mogelijk terug te vorderen middels een civielrechtelijke procedure( artikel 4:124 Awb). Voor vorderingen die meer bedragen dan € 25.000 is een civielrechtelijke terugvordering alleen mogelijk middels een advocaat. Bij vorderingen minder dan € 25.000,00 is zelf procederen mogelijk. Bij een civielrechtelijke procedure is het procesrisico van de veroordeling in de proceskosten echter aanzienlijk duurder dan tot nu toe in een bestuursrechtelijke procedure.

Voordat het dwangbevel verzonden kan worden dient aan belanghebbende, na het verstrijken van de bezwaartermijn eerst een aanmaning gestuurd te worden.( 4:112, 4:113 Awb) Dit betekent dat een dwangbevel pas uitgevaardigd kan worden na een termijn van 6 + 2 weken. Indien er sprake is van substantiële vermogensbestanddelen bij belanghebbende, waarvan het te veronderstellen is dat die zullen “verdwijnen” na het bekendmaken van de terugvordering, dient met tussenkomst van een advocaat conservatoir beslag gelegd te worden.

Vereenvoudigd derdenbeslag is mogelijk op grond van artikel 60 lid 4 WWB. Ook daarvoor is het nodig de procedure van de aanmaning en het dwangbevel te volgen. De gemeente stuurt hierbij het dwangbevel met een kennisgeving naar degene van wie de debiteur een periodieke uitkering of loon ontvangt. Hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven. De derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien terugzenden aan de gemeente. Door de terugzending is het beslag gelegd. De derde- beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbaar bedrag uit te betalen aan de gemeente. De gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van de kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan de debiteur in kort geding opheffing van het beslag vragen bij de rechtbank.

Verrekening van bijstand met andere vorderingen niet op basis van de bijstand is alleen mogelijk op basis van artikel 6:127 Burgerlijk wetboek. De vereisten hiervoor zijn:

- wederkerig schuldenaarschap

- gelijksoortigheid van schuld en prestatie

- een bevoegdheid om betaling van de vordering af te dwingen. Er moet sprake zijn van executoriale titels.

Tenuitvoerlegging van het dwangbevel dient verder via een deurwaarder op basis van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering plaats te vinden. Bijvoorbeeld bij

beslag op onroerende goederen, en auto’s.

15. Rente en kosten.

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt en er beslag wordt gelegd, dan worden voor de beslaglegging kosten gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op de wettelijke rente, de aanmaningskosten en de deurwaarderskosten (betekeningkosten en buitengerechtelijke kosten). De werkelijk gemaakte kosten worden in rekening gebracht bij betrokkene. De buitengerechtelijke kosten van derden (bijvoorbeeld van de deurwaarder) worden conform het besluit van 25 juni 2009 het Besluit buitengerechtelijke kosten in rekening gebracht tot een bedrag van 15% van de hoofdsom.

Voor het overige is verrekening alleen mogelijk op basis van artikel 6 : 127 van het Burgerlijk Wetboek.

3. Beleidsregels verhaal

1. Verhaal van bijstand

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand als bedoeld in artikel 61 van de Wet werk en bijstand.

2. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking vanaf 1 januari 2012.

Toelichting beleidsregel verhaal Wet werk en bijstand

Algemene toelichting

Het betreft hier beleidsregels om vast te stellen dat de gemeente gebruik maakt van de in de

Wet werk en bijstand genoemde mogelijkheid kosten van bijstand te verhalen op de onderhoudsplichtige. Verhaal is ook mogelijk op de erfgenamen bij een nalatenschap ( van een overleden bijstandgerechtigde) en bij degenen die van de bijstandgerechtigde onverplicht een aanzienlijke schenking ontvangen hebben, waardoor de bijstandgerechtigde aanspraak kan maken op een bijstanduitkering.

1. Verhaal van bijstand

In de minimale variant van de beleidsregels verhaal kan worden volstaan met het besluit

dat van de in de wet gegeven bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Voor het overige kan

worden teruggegrepen op de wettelijke bepalingen van de Wet werk en bijstand artikel 61 tot en met 61 i.

2. Inwerkingtreding

De beleidsregels verhaal treden in werking per 1 januari 2012.

4. Beleidsregels invordering

1. Beleidregels terugvordering en verhaal Wet Werk en Bijstand

De grondslag van de beleidsregels invordering zijn te vinden in artikel 14 van de beleidsregels terugvordering.

Bij de invordering zijn de regels terugvordering leidend. De onderhavige regels zijn aanvullend. De reden voor deze invorderingsregels is te vinden in de complexiteit van de invordering. Dit behoeft nadere regelgeving met name op het gebied van de verantwoordelijkheden (wie doet wat bij invordering) en bij het aangeven van de verschillende vormen en hiërarchie van invordering.

2. terugvorderingbesluit

In het terugvorderingbesluit wordt altijd de wettelijke grondslag van terugvordering opgenomen. Bovendien wordt aangegeven op welke wijze invordering plaats heeft. Het team Maatschappelijke Zaken van de afdeling Backoffice Publiekszaken ( BPZ/MZ), hierna te noemen: Maatschappelijke Zaken, geeft de klant in beginsel de mogelijkheid om een teruggevorderd bedrag vrijwillig terug te betalen. Bij betaling in termijnen moet de klant inlichtingen verstrekken om de hoogte van het termijnbedrag vast te stellen.

3. Wanneer invorderen

Invordering van schulden vindt plaats bij teveel en ten onrechte betaalde uitkeringen. Er dient een terugvorderingbesluit aan ten grondslag te liggen. Van invordering van bijstand in de vorm van een geldlening is pas sprake als er op grond van artikel 58 Wwb een besluit tot terugvordering is genomen.

4. Uitzondering

Deze richtlijn is niet van toepassing op vorderingen wegens verhaal van bijstand en voor bijstand in de vorm van een geldlening zolang volgens de aflossingsregels wordt afgelost.

5. Verantwoordelijke medewerker

Als er een besluit tot terugvordering is genomen, dan ontstaat in beginsel de verplichting voor de klant om terug te gaan betalen. Terugvorderings- en invorderingsacties t.b.v. actieve uitkeringen worden ondernomen door de bijstandsconsulent. Terugvorderings- en invorderingsacties t.b.v. niet- actieve uitkeringen worden ondernomen door de medewerker terugvordering en verhaal.

6. Actieve uitkering (actie bijstandsconsulent)

Hieronder vallen alle lopende uitkeringen en beëindigde uitkeringen waarvan het besluit tot beëindiging de termijn van 1 maand nog niet heeft overschreden (bijv. Als de uitkering is beëindigd op 1 maart dan wordt deze tot de actieve uitkeringen gerekend tot 1 april). Als de vordering betrekking heeft op een klant met een actieve uitkering wordt de terugvorderings- en invorderingsactie ingezet door de bijstandsconsulent. Dit zijn de volgende acties:

Als het gaat om klanten met een actieve uitkering, dan zijn de financiële gegevens bij de afdeling Maatschappelijke Zaken bekend door middel van de maandelijkse rechtmatigheidonderzoeksformulieren (rof) en de nog te ontwikkelen mutatieformulieren. Klanten die in termijnen willen betalen hoeven dus geen apart formulier in te vullen. Als de klant binnen dertig dagen aangeeft een betalingsregeling te willen treffen, dan stelt de afdeling Maatschappelijke Zaken het termijnbedrag vast rekening houdend met de hieronder vermelde regels.

6.1. Verrekening uitkering

Allereerst vindt invordering ten laste van klanten plaats door middel van verrekening met de uitkering WWB, Ioaw of Ioaz. Let wel: dit is in de regel niet mogelijk bij de klant waarvan de uitkering reeds geheel is beëindigd en uitbetaald.

6.2. Vrijwillig terugbetalen en betalingsregeling

Indien geen verrekening kan plaatsvinden krijgt de klant de gelegenheid om het verschuldigde bedrag vrijwillig terug te betalen. Daartoe wordt een termijn van zes weken geboden (conform de Algemene wet bestuursrecht). Dit wordt in het terugvorderingbesluit aan de klant medegedeeld. De klant kan een betalingsregeling treffen. Het minimaal te betalen bedrag bedraagt € 50,00.

In individuele gevallen kan hiervan worden afgeweken. De grondslag hiervoor dient te liggen in de (chronische) schuldenlast van de klant. Indien er sprake is van overschrijding van het voor beslag vatbare bedrag dan wordt de terugbetalingsregeling bepaald op het bedrag dat volgens de vastgestelde beslagvrije voet mogelijk is. De bewaking hiervan ligt bij de verantwoordelijk medewerker. Wanneer de klant na afloop van die termijn niet betaalt, wordt overgegaan tot invordering middels beslaglegging, indien er beslagmogelijkheden zijn.

6.3. Beslaglegging

Tevens kan executoriaal beslag worden gelegd op (on)roerende goederen die eigendom zijn van de klant en/of van zijn echtgenoot waarmee hij in gemeenschap van goederen is gehuwd of waarmee hij een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Ook is beslag mogelijk op de inkomsten en vermogen van de gezinsleden. In geval van fraude kan het zinvol zijn conservatoir beslag op waardevolle vermogensbestanddelen te laten leggen ( advocaat inschakelen is verplicht bij conservatoir beslag) zodat die vermogensbestanddelen niet verdwijnen voordat het beslag is gelegd.

7. Niet actieve uitkering (actie medewerker terugvordering en verhaal)

Dit zijn alle klanten waarvan het besluit tot intrekking of beëindiging van de uitkering de termijn van een (1) maand heeft overschreden. De klant krijgt periodiek een inlichtingenformulier gestuurd. Hierop moet de klant zijn inkomsten en uitgaven en die van zijn gezin vermelden. De ex-klant is verplicht de nodige inlichtingen te verstrekken om een invorderingsbedrag te kunnen vaststellen. Indien de klant niet meewerkt, verliest hij de beslagvrije voet. Als de klant de gevraagde financiële gegevens wel verstrekt stelt de afdeling Maatschappelijke Zaken een termijnbedrag vast conform onderstaande regels.

7.1. Vrijwillig terugbetalen en betalingsregeling

De klant krijgt in eerste instantie de gelegenheid om vrijwillig terug te betalen. Daartoe wordt een schriftelijke termijn van zes weken( de bezwaartermijn) geboden onder verwijzing naar het terugvorderingbesluit. De klant kan een betalingsregeling treffen. Het minimaal te betalen bedrag bedraagt € 50,00 of toepassing van de beslagvrije voet. In individuele gevallen kan hiervan ten gunste van de klant worden afgeweken. De grondslag hiervoor dient te liggen in de (chronische) schuldenlast van de klant. De bewaking hiervan ligt bij de verantwoordelijk medewerker. Komt de klant de betalingsverplichting niet of niet op tijd na, dan vindt invordering van het verschuldigde bedrag plaats na aanmaning en uitvaardiging van een dwangbevel.

7.2. Beslaglegging

Ten aanzien van klanten waarmee geen minnelijke regeling kan worden getroffen, wordt zoveel mogelijk executoriaal beslag gelegd op loon, overige uitkering middels vereenvoudigd derdenbeslag of beslag middels de deurwaarder op (on)roerende goederen zoals dure auto’s, bankrekeningen, dure sieraden, e.d.

8. Effectiviteitcriterium

Het criterium voor het gebruik maken van één of meerdere invorderingsprocedures is de effectiviteit van de invordering (met andere woorden: het optimaliseren van de opbrengst). Indien een betalingsregeling door de debiteur niet of niet behoorlijk wordt nagekomen of de debiteur weigert om een betalingsregeling te treffen, wordt de debiteur twee (2) maal aangemaand. Daarna kan, nadat eerst de debiteur is aangemaand, worden overgegaan tot het uitvaardigen van een dwangbevel en vervolgens het leggen van executoriaal beslag op loon, uitkering of (on)roerende goederen die eigendom zijn van de debiteur of van degene met wie hij gemeenschap van goederen is gehuwd of een partnerschapregistratie is aangegaan, of de gezinsleden. Van beslag wordt geen gebruik gemaakt wanneer de klant de gemaakte betalingsafspraken nakomt.

9. Executoriale titel

Besluiten tot terugvordering vormen sinds de invoering van de wijziging in de Algemene wet bestuursrecht per 01 juli 2009 geen executoriale titel meer. Dit wil zeggen dat eerst de bezwaartermijn van zes weken moet worden afgewacht, de klant moet worden aangemaand volgens het model, de termijn is veertien dagen, waarna vervolgens een dwangbevel kan worden uitgevaardigd, waarmee vereenvoudigd derdenbeslag kan worden gelegd, of via de deurwaarder beslag kan worden gelegd. De deurwaarder betekent het dwangbevel op verzoek van de gemeente.

10. Basis voor beslag

Het dwangbevel is de basis voor beslag. Bezwaar tegen het dwangbevel is niet mogelijk.

5. Beleidsregels krediethypotheek

1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder

  • a.

    de wet: Wet Werk en Bijstand (WWB);

  • b.

    belanghebbende: de persoon die recht heeft op algemene bijstand op grond van de wet;

  • c.

    geldlening: geldlening als bedoeld in artikel 50 lid 2 van de wet;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp

2. Wettelijke grondslag

Deze beleidsregels zijn gebaseerd op artikel 34 lid 2 sub d en artikel 50 WWB.

3. Krediethypotheek

De algemene bijstand voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hem zelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, waarvan in redelijkheid niet de verkoop of verdere bezwaring (met hypotheek) kan worden verlangd heeft de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek indien het in aanmerking te nemen vermogen een bedrag van € 48.000 ( per 01 januari 2012) overschrijdt.

4. Vaststelling waarde woning

  • a.

    Ter vaststelling van de waarde van de woning vindt taxatie plaats door een taxateur voor onroerende zaken die door het college in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen.

  • b.

    De kosten verbonden aan de taxatie, de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, alsmede de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als algemene bijstand.

5. Voorwaarden

a. Aan de geldlening worden, tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte, de onder 6. tot en met 10. genoemde voorwaarden verbonden.

6. Aflossingsvoorwaarden hypotheek

  • a.

    Aflossing van de geldlening vindt plaats gedurende ten hoogste twintig jaar.

  • b.

    De aflossing vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandverlening en vindt maandelijks plaats overeenkomstig de draagkrachtberekening voor bijzondere bijstand zoals is vastgelegd in de richtlijnen bijzondere bijstand

  • c.

    Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld.

  • d.

    Bij een inkomen dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt geen aflossing gevergd.

  • e.

    Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, stelt het college, zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast.

  • f.

    Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in onderdeel e wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • g.

    Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van twintig jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

7. Rente vordering

  • a.

    Indien door toepassing van 6 d, e of f na afloop van de aflossingsperiode van twintig jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • b.

    De rente, bedoeld onder a, is de wettelijke rente, verminderd met 3%. Indien belanghebbende naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • c.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van het college geen rente kan betalen, wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • d.

    Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

8. Aflossing hypotheek bij vererving en verkoop woning

  • a.

    Bij verkoop of bij vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van 7 c en d bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • b.

    Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het bepaalde onder 5, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de afgeloste geldlening op grond van de onder a vermelde redenen, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • c.

    Bij verkoop van de woning tegen een prijs overeenkomstig de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering komt, voor zover de opbrengst daartoe toereikend is, aan belanghebbende in ieder geval het bedrag toe dat op grond van artikel 34 lid 2 onder d jo artikel 50 van de wet bij de vaststelling van de geldlening op de waarde van de woning in mindering is gebracht.

  • d.

    Indien bij verkoop van de woning op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

9. Toepassing laatst gevestigde hypotheek bij niet-duurzame onderbreking bijstandverlening

Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandverlening onder verband van hypotheek wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek.

10. Jaarlijkse opgave restantschuld en rentevorderingen

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

11. Afwijking

Hardheidsclausule : Het college kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze regeling, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.

12. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2012.

Toelichting beleidsregels krediethypotheek

Algemeen

Bij de beoordeling of iemand aanspraak kan maken op bijstandverlening door de overheid staat steeds de vraag centraal of de belanghebbende in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Ook ten aanzien van degene die in het bezit is van een zelfbewoonde eigen woning kunnen, vooral als gevolg van langdurige werkloosheid, dergelijke omstandigheden zich voordoen. Een eigen woning vertegenwoordigt evenwel een bepaald vermogen dat, na aftrek van de eventuele schulden die er op rusten, soms aanzienlijk zal zijn. Men beschikt dan over middelen die, gelet op het complementaire karakter van de Wet werk en bijstand (WWB), in aanmerking dienen te worden genomen zodat strikt genomen geen aanleiding is voor de verlening van bijstand. Het gaat echter om middelen waarover de belanghebbende veelal niet kan beschikken om in zijn bestaan te voorzien, tenzij deze de woning buiten de bijstand verder bezwaart of te gelde maakt. Het eerste is niet altijd realiseerbaar, omdat een potentiële kredietverstrekker ook naar het inkomen zal kijken. Het tweede betekent dat vervangende huisvesting mogelijk moet zijn.

In de WWB is de verplichting tot het verlenen van bijstand onder verband van hypotheek vervallen. Indien het vermogen in de woning de vrijlating overschrijdt, dan dient de bijstand in de vorm van een geldlening te worden verstrekt. Bij het alleen verstrekken van de bijstand in de vorm van een geldlening heeft de gemeente weinig zekerheid dat de verstrekte geldlening wordt terugbetaald. De eigenaar kan, als hij geen bijstand meer ontvangt, de woning verkopen zonder dat de gemeente daar iets van merkt. Het invorderen van de geldlening zal dan in de regel veel inspanning vergen. Omdat het vaak om grotere bedragen gaat verdient het daarom aanbeveling om toch de geldlening onder hypothecair verband te verstrekken. Daarbij is uitgegaan van een grens van € 10.000. Dat betekent dat als het vermogen in de woning meer dan € 10.000 ( na toepassing van de vrijlating)of meer is, de geldlening onder verband van hypotheek wordt verstrekt. Blijft het vermogen onder deze grens, dan wordt volstaan met alleen een reguliere geldlening (zonder zekerheid).De bepalingen in deze beleidsregels hebben zowel betrekking op de vestrekking van een geldlening onder hypothecair verband als de geldlening die zonder deze zekerheid wordt verstrekt. Het is van belang om de aflossing- en renteverplichtingen vast te leggen, ook als het vermogen lager is dan € 10.000 en de bijstand dan verleend wordt in de vorm van een geldlening.

Als de uitkering wordt beëindigd omdat belanghebbende kan beschikken over een hoger inkomen dan de algemene bijstand wordt verwacht dat gestart wordt met de aflossing van de geldlening. De berekening van de aflossingscapaciteit wordt vastgesteld op basis van de draagkrachtberekening voor bijzondere bijstand. Hiermee wordt voorkomen dat een belanghebbende geen vooruitzichten heeft op een financiële verbetering bij werkaanvaarding. Ook als er geen sprake is van werkaanvaarding maar bijvoorbeeld pensionering, is het niet reëel om mensen langdurig op bijstandsniveau te laten. Omdat door het stellen van zekerheid door de vestiging van de hypotheek de geldlening altijd op enig moment wordt afgelost, kan een ruimhartiger beleid gevoerd worden.

Indien belanghebbende zijn betalingsverplichtingen niet nakomt, wordt wettelijke rente berekend vanaf het moment dat de lening afgelost had kunnen zijn bij tijdige betalingen. De rente is vastgesteld op de wettelijke rente. In het oude besluit krediethypotheek werd uitgegaan van de wettelijke rente minus 3%. Ook werd uitgegaan van een rentebetaling na 10 jaar, ook als niet kon worden afgelost omdat belanghebbende geen aflossingscapaciteit had. Omdat de renteopzoeking in de nieuwe regeling alleen van toepassing is als de belanghebbende zijn betalingsverplichtingen niet nakomt, is uitgegaan van de wettelijke rente. Voorts is het van belang om de aflossing- en renteverplichtingen vast te leggen, ook als het vermogen lager is dan € 10.000 en de bijstand dan verleend wordt in de vorm van een geldlening.

Puntsgewijze toelichting

Onder 3

Een hypotheek wordt alleen gevestigd als er algemene bijstand wordt verleend en het vermogen dat in de vorm van een geldlening moet worden verstrekt op grond van de wet, hoger is dan € 10.000. De eventueel benodigde bijstand voor de kosten die verband houden met de vestiging wordt aangemerkt als bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten. De wijze waarop het vermogen wordt bepaald, vloeit al voort uit de wet. Er dient namelijk vastgesteld te worden hoe hoog het in aanmerking te nemen vermogen is dat in de vorm van een geldlening moet worden verstrekt.

Onder 4

De waarde van de woning wordt vastgesteld door een taxateur. De kosten komen voor rekening van belanghebbende. De gemeente zal echter de kosten in de regel betalen en ten laste van de geldlening brengen.

Onder 5

Bij gebruikelijke bedingen die ook in de hypotheekakte of de akte van geldlening moeten worden opgenomen kan gedacht worden aan het beding tot beperking van de bevoegdheid tot verhuur of verpachting.

Onder 6

De aflossingstermijn is verlengd van 10 jaar naar 20 jaar. Deze termijn komt overeen met de gebruikelijke aflossingstermijn van een commerciële hypotheek bij een bank. Gelet op de extra-vrijlating van het vermogen in de woning conform artikel 34 WWB, van per 01 januari 2012 van € 48.000,00, wordt deze verlenging van de termijn als redelijk beoordeeld.

De aflossing wordt, na beëindiging van de uitkering, vastgesteld op grond van de draagkrachtberekening. Dat geldt voor ook voor de geldlening die niet onder hypothecair verband is verstrekt. Wettelijke rente wordt berekend als niet tijdig aan de betalingsverplichtingen wordt voldaan en daardoor de aflossingsperiode langer wordt dan noodzakelijk. Als te laat wordt betaald, maar de belanghebbende wel over de gehele periode aan de betalingsverplichtingen voldoet, wordt geen rente berekend over de verstreken periodes door de te late betalingen.

Onder 8

Een verkoop van de woning hoeft niet terstond gepaard te gaan met een financiële afwikkeling. Dit zal doorgaans plaatsvinden bij de overdracht van de woning. Vanaf het moment waarop belanghebbende over de opbrengst kan beschikken zal de resterende geldlening aan de gemeente in één keer moeten worden terugbetaald. Wanneer de woning wordt verkocht tegen een prijs die doelbewust beneden de geldende marktwaarde ligt, is er geen aanleiding om het bescheiden vermogen aan betrokkene toe te kennen en evenmin om het resterende bedrag van de lening kwijt te schelden. Overigens zal, als de woning wel tegen de geldende marktwaarde is verkocht, het voor de afrekening beschikbare bedrag tenminste gelijk moeten zijn aan het bedrag van het vrijgelaten bescheiden vermogen. Wanneer het voor de afrekening beschikbare bedrag namelijk lager is dan het in aanmerking genomen bescheiden vermogen kan het verschil dus niet aan belanghebbende worden uitgekeerd. Of belanghebbende ook nog over het bedrag van het extra vrijgelaten vermogen kan beschikken is afhankelijk van de verkoopwaarde, de bancaire hypotheek en de afrekening van de krediethypotheek. Het extra vrijgelaten vermogen is bij de afrekening dus nooit gegarandeerd.

Onder 10

Ook na afloop van de maximale aflossingsperiode van twintig jaar wordt, als er nog een deel van de geldlening moet worden afgelost, aan belanghebbende een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de eventueel bijgeschreven rentevorderingen.

Algemeen:

Verder zijn van belang voor de uitvoering van de krediethypotheek:

artikel 47 en 78 k WWB voor de overgang krediethypotheek naar de Sociale Verzekeringsbank.

Voor overgangsrecht:

Artikel 78 c voor toepassing van artikel 20 Abw en artikel 4 Invoeringswet herinrichting Abw, geldend 31 december 2003, blijft van toepassing op bijstand die op 31 december 2003 onder verband van krediethypotheek werd verleend -------------------------------------------