Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening jeugdhulp Purmerend 2018

Geldend van 01-05-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening jeugdhulp Purmerend 2018

De raad van de gemeente Purmerend,

Gelet op artikel 2.9, 2.10, 2.12 , 8.1.1. vierde lid en van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2017,

Overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp, zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen bij de gemeente heeft neergelegd waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

Overwegende dat waar de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders niet voldoende blijkt en aanvullende ondersteuning nodig is, de gemeente in haar beleid de uitgangspunten voor een zorgvuldige toewijzing van ondersteuning, gebaseerd op daarvoor noodzakelijk deskundig advies heeft geformuleerd;

Overwegende dat de gemeente en degenen die de jeugdhulp verlenen de noodzakelijke verandering van de jeugdhulp niet alleen voor elkaar kunnen krijgen. Dat kan alleen als gemeente, Jeugdhulpverleners en inwoners gezamenlijk invulling en uitvoering geven aan de Jeugdwet in de dagelijkse praktijk;

In aanmerking nemend dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen, de toegang en toekenning van individuele voorzieningen, de afstemming met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

B E S L U I T:

1. De verordening jeugdhulp gemeente Purmerend 2015 in te trekken;

2. Vast te stellen de Verordening jeugdhulp Purmerend 2018.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Onverminderd het gestelde in de Jeugdwet, wordt in deze verordening verstaan onder:

  • -

    algemene voorziening: voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;

  • -

    andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • -

    arts: huisarts, jeugdarts of medisch specialist zoals bedoeld in de wet;

  • -

    besluit: toekenning of een afwijzing van een individuele voorziening door het college;

  • -

    hoogspecialistische jeugdhulp: individuele voorziening die een zeer intensieve aanpak en/of zeer hoge dan wel zeer specifieke- vaak multidisciplinaire- expertise vragen;

  • -

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met problemen met opgroeien en opvoeden, psychische problemen en stoornissen in het gezin, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • -

    individuele voorziening: de op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit;

  • -

    intensiteit: de duur en omvang van de individuele voorziening voor specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp die geboden worden binnen een ondersteuningsprofiel;

  • -

    jeugdteam: het team, dat een netwerk vormt van verschillende expertises toegesneden op de jeugdige of zijn ouders;

  • -

    loket jeugd: het team dat de gemeentelijke toegang tot de individuele voorziening verzorgt;

  • -

    ondersteuningsprofiel: een cluster van hulpvragen waarmee de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders wordt gecategoriseerd;

  • -

    perspectiefplan: het document geïnitieerd door de verwijzer waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders zijn vastgelegd samen met de doelen en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende leefgebieden de gezinssituatie in kaart gebracht wordt om een effectieve ondersteuning van de jeugdige mogelijk te maken;

  • -

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • -

    specialistische jeugdhulp: individuele voorziening die een intensieve aanpak en/of specifieke expertise vragen;

  • -

    wet: de Jeugdwet;

  • -

    zorg in natura: jeugdhulp geleverd door een door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieder;

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Algemene voorzieningen

  • 1. Er is een dekkend aanbod aan algemene voorzieningen jeugd in de gemeente.

  • 2. De voorzieningen jeugd sluiten zoveel als mogelijk aan op eigen initiatieven van inwoners in de wijken en omvatten:

    • a.

      activiteiten in het teken van de (talent)ontwikkeling bij jeugdigen

    • b.

      preventieve jeugdhulp en vroegsignalering

    • c.

      informatie en advies voor jeugdige en ouder

Artikel 2.2 Jeugdteams

  • 1. Er is een dekkend aanbod van jeugdteams in de gemeente

  • 2. Wanneer er sprake is van een complexe en/of meervoudige hulpvraag, wordt een perspectiefplan opgesteld waarin afspraken worden opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouders, het loket jeugd en de jeugdhulpaanbieder besproken worden.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Paragraaf 1 Soorten individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp

  • 1. In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp.

  • 2. De ondersteuning die geboden wordt vanuit de (hoog)specialistische jeugdhulp kan bestaan uit:

    • a.

      Ambulante (jeugd)hulp, begeleiding, verzorging en ondersteuning voor jeugdigen en hun ouders;

    • b.

      Kortdurende dagbehandeling, dagbesteding en verblijf (logeervoorzieningen) op de locatie van de jeugdhulpaanbieder.

Artikel 3.2 Hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1. In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van hoogspecialistische jeugdhulp.

  • 2. De ondersteuning die geboden wordt vanuit de hoogspecialistische jeugdhulp kan bestaan uit:

    • a.

      ambulante jeugdhulp bij complexe en/of meervoudige problematiek;

    • b.

      jeugdhulp met verblijf.

Artikel 3.3 Dyslexiezorg

  • 1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg, bestaande uit:

    • a.

      diagnostiek bij een vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie

    • b.

      behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in het eerste lid bedoelde dyslexiezorg, de doelgroep en de toegang.

Artikel 3.4 Overige individuele voorzieningen jeugdhulp

  • 1. In aanvulling op de algemene voorzieningen en de voorzieningen zoals genoemd in artikel 3.1, 3.2 en 3.3 draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van overige individuele voorzieningen jeugdhulp die niet behoren tot de in deze artikelen genoemde voorzieningen.

  • 2. De ondersteuning die geboden kan worden vanuit de overige individuele voorzieningen kan alle vormen van jeugdhulp bevatten voor zover deze niet wordt geboden door de voorzieningen zoals genoemd in artikel 3.1, 3.2 of 3.3.

Paragraaf 2. Toegang specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

Artikel 3.5 Algemeen

  • 1. In dit artikel en volgende artikelen van paragraaf 2 wordt verstaan onder jeugdhulpaanbieder: de jeugdhulpaanbieder in de zin van de wet die specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp (individuele voorziening) aanbiedt zoals bedoeld in artikel 3.1 en 3.2, tenzij specifiek aangegeven is dat het om een van beide gaat.

  • 2. Het college kent een individuele voorziening toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot een individuele voorziening binnen een bepaald ondersteuningsprofiel en- als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp- met een bepaalde intensiteit.

  • 3. Het college neemt het besluit tot een individuele voorziening op grond van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 3.8 en wanneer het gaat om een persoonsgebonden budget, aanvullend op grond van het pgb-plan zoals bedoeld in artikel 3.10.

  • 4. De wijze van beoordeling is passend bij de hulpvraag en de situatie van de aanvraag

  • 5. Het onderzoek door het college kan achterwege gelaten worden wanneer:

    • a.

      De arts verwezen heeft naar specialistische jeugdhulp

    • b.

      In crisissituaties waar de onmiddellijke uitvoering van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp geen uitstel duldt.

  • 6. Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de ondersteuningsprofielen en intensiteiten zoals bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3.6 Criteria en afwegingsfactoren bij de toekenning

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe, indien op basis van het onderzoek over de hulpvraag, als bedoeld in artikel 3.8, is vastgesteld dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders op eigen kracht of met andere personen uit zijn sociale netwerk geen afdoende oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      een algemene voorziening of andere voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag;

    • c.

      een individuele voorziening nodig is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

    • d.

      de jeugdige en/of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de hulpvraag te beantwoorden.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria zoals genoemd in het eerste lid of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

Artikel 3.7 Weigeringsgronden voor een individuele voorziening

Een individuele voorziening zal worden geweigerd indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de toekenningscriteria zoals genoemd in artikel 3.6.

  • b.

    de jeugdige en/of ouders niet de gegevens en bescheiden beschikbaar stellen, die nodig zijn voor een verantwoord perspectiefplan en/of besluit, terwijl zij die redelijkerwijs ter beschikking kunnen krijgen.

Artikel 3.8 Het onderzoek

  • 1. het loket jeugd doet onderzoek waaruit in ieder geval blijkt:

    • a.

      wat de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders zijn;

    • b.

      wat de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden;

    • c.

      of en welke ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;

    • d.

      op welke wijze de ondersteuning bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder b, c en d wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • e.

      wat de beoogde resultaten zijn van de ondersteuning

    • f.

      of er mogelijk gebruik wordt gemaakt van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Het onderzoek kan worden gedaan door middel van:

    • a.

      Eén of meerdere gesprekken met de jeugdige en/of ouders;

    • b.

      Dossieronderzoek;

    • c.

      Eén of meerdere gesprekken met andere betrokkenen.

  • 3. Uitkomsten van het onderzoek kunnen worden vastgelegd in een perspectiefplan

  • 4. De wijze van het onderzoek is passend bij de hulpvraag en de situatie van de aanvraag

  • 5. Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van het loket jeugd bij de toetsing van het perspectiefplan kunnen zij gebruik maken van een opt-out0regeling het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder [dat inzet van hoogspecialistische jeugdhulp noodzakelijk is en dat een perspectiefplan opgesteld is].

  • 6. Het college kan nadere regels tellen over de toegangsprocedure tot jeugdhulp en over het perspectiefplan.

Artikel 3.9 Besluit individuele voorziening

  • 1. In het besluit tot toekenning van een individuele voorziening wordt vastgelegd:

    • a.

      In geval van zorg in natura of sprake is van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, het ondersteuningsprofiel en als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp ook de intensiteit van de jeugdhulp;

    • b.

      in geval van een persoonsgebonden budget de hoogte van het budget en hoe deze is berekend;

    • c.

      wat de beoogde resultaten zijn

  • 2. Het besluit tot toekennen van een individuele voorziening wordt afgegeven als het gaat om zorg in natura, met een geldigheidsduur tot het moment waarop de betrokken jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp heeft beëindigd en het college hiervan op de hoogte heeft gesteld.

  • 3. In aanvulling op het gestelde in het tweede lid wordt het besluit opnieuw van kracht wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject dat gericht was op herstel opnieuw, met dezelfde hulpvraag, bij de jeugdhulpaanbieder melden.

  • 4. De geldigheid van het besluit, zoals bedoeld in het tweede lid, kan vervallen wanneer de ouders en/de jeugdige zich niet binnen zes maanden na het afgeven van het besluit zich heeft gemeld bij de jeugdhulpaanbieder.

  • 5. Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom vragen legt het college het besluit vast in een beschikking.

Paragraaf 3 Aanvullende regels persoonsgebonden budget

Artikel 3.10 Het pgb-plan

De jeugdige en/of zijn ouders dienen een pgb-plan op te stellen waarin in ieder geval is opgenomen:

  • a.

    de motivatie waarom zorg in natura niet toereikend en een persoonsgebonden budget gewenst is;

  • b.

    de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening;

  • c.

    de kosten, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief, van de uitvoering;

  • d.

    de kwalificaties van de uitvoerder.

Artikel 3.11 Vaststellen hoogte van persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt berekend aan de hand van het aantal eenheden dat de individuele voorziening nodig wordt geacht door het college en het tarief;

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de maximale hoogte van het tarief als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college bepaalt bij nadere regels op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

  • 4. Het college bepaalt bij nadere regels onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

  • 5. Indien de jeugdhulp wordt betrokken van een persoon, die behoort tot het sociale netwerk, is de hoogte van het pgb gelijk aan:

    • a.

      minimaal het minimum uurloon inclusief vakantietoeslag, zoals bedoeld in de Wet Minimumloon en minimum vakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36 urige werkweek of;

    • b.

      de maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand voor een hulp uit het sociaal netwerk, zoals opgenomen in artikel 8 ab van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het budgetplan van de cliënt kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming of;

    • c.

      de tegemoetkoming per kalenderjaar voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen of reiskosten, zoals bedoeld in artikel 8 ab van de Regeling Jeugdwet. De tegemoetkoming Wordt berekend aan de hand van de door het college vastgestelde vergoedingenlijst, die waar mogelijk gebaseerd is op richtbedragen van het Nibud.

Paragraaf 4 Nieuwe Feiten en omstandigheden

Artikel 3.12 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.

  • 2. college kan een besluit aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget, of;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college kan uit oogpunt van kwaliteit onderzoek doen naar de geleverde zorg en de bestedingen van het persoonsgebonden budget.

  • 6. Het college wijst een toezichthouder rechtmatigheid aan, die belast is met het houden van toezicht op de naleving van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en (onterecht) niet-gebruik van deze wet.

Hoofdstuk 4 Waarborging verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 4.1 verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functies;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadskosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel 5.2 Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening gelden met betrekking tot een individuele voorziening, blijven gelden gedurende de looptijd van het besluit, dan wel tot het moment dat er op basis van een gewijzigde ondersteuningsbehoefte een nieuw besluit wordt genomen.

Artikel 5.3 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders af te wijken van deze verordening, indien daar zeer dringende redenen voor zijn.

Artikel 5.4 Evaluatie

Het college zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening en de nadere regels in de praktijk.

Artikel 5.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Purmerend 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 21 december 2017

de griffier

R.J.C. van der Laan

de voorzitter

D. Bijl

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan de Jeugdwet. De Jeugdwet heeft als doel om jeugdigen en ouders waar nodig tijdig passende hulp te bieden. Daarbij wordt tevens beoogd de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. Er bestaat geen wettelijk recht op jeugdhulp maar er wordt uitgegaan van een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Jeugdhulp omvat o.a. jeugd- en opvoedhulp, jeugd-ggz, zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 begripsbepalingen

Begrippen die in de Jeugdwet (en Besluit Jeugdwet) gedefinieerd worden, worden niet opgenomen in de begripsbepaling van de verordening.

Algemene voorziening

In de Jeugdwet wordt van ‘overige voorziening’ gesproken. Deze term wordt in deze verordening aangehaald als algemene voorziening. Deze term kan verwarrend werken en doet geen recht aan de belangrijke positie van de vrije toegankelijke voorzieningen en de expertise van diegene die hem kan uitoefenen. Voor een algemene voorziening is geen verwijzing nodig van een verwijzende instantie. Jeugdigen en gezinnen kunnen direct bij instanties terecht om van dergelijke voorzieningen gebruik te maken.

Hoogspecialistische jeugdhulp

In de verordening wordt als het gaat om niet vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp. Het onderscheidende karakter van hoogspecialistische jeugdhulp ten opzichte van specialistische jeugdhulp is vooral gelegen in de hoogte van de kosten en de schaarste van het aanbod. Hoogspecialistische jeugdhulp kan vanuit de aard van de zorg slechts geboden worden door een beperkt aantal jeugdhulpaanbieders, die vaak bovenregionaal of zelf landelijk werken. De kosten van de trajecten voor hoogspecialistische jeugdhulp liggen in de regel aanmerkelijk boven die van specialistische jeugdhulp (zie hieronder).

Individuele voorziening

‘Individuele voorziening’ is de term die in de Jeugdwet gebruikt wordt voor wat in de Wmo 2015 een ‘maatwerkvoorziening’ heet. De term individuele voorziening wordt in de Jeugdwet niet gedefinieerd, vandaar dat in de verordening een begripsbepaling is toegevoegd. Ofschoon de term (net als de term algemene voorziening) verwarring op kan roepen- het gaat niet noodzakelijkerwijze om individueel geboden hulp, maar ook om groepsaanbod- is het verstandig om in dit geval wel de formele term uit de Jeugdwet te gebruiken, aangezien deze in meerdere bepalingen van de Jeugdwet een rol speelt .

Intensiteit

In de specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp worden diverse ondersteuningsprofielen onderscheiden (zie hieronder). Elk ondersteuningsprofiel kent vervolgens een zekere ‘’intensiteit’’. Die iets zegt over de duur en omvang (en daarmee de kosten) van de jeugdhulp. Er worden (vastgelegd in de nadere regels) vier intensiteiten onderscheiden: perspectief, intensief en duurzaam licht en duurzaam zwaar. Bij de eerste twee intensiteiten wordt gewerkt met een vaste trajectprijs, bij de laatste twee met een vaste maandprijs.

Ondersteuningsprofiel

Het ondersteuningsprofiel probeert de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders in te delen naar verschillende categorieën. Dit is vooral belangrijk in het kader van het inkoop- en toewijzingsproces richting aanbieders. Op deze manier kan de specifieke expertise van aanbieders goed beschreven worden. Het perspectiefplan (zie hieronder) is bedoeld om de hulpvraag breed in beeld te brengen, maar uiteindelijk wordt (indien van toepassing) de toegang naar specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp altijd geformuleerd in termen van één ondersteuningsprofiel. Gekozen wordt dan voor het ondersteuningsprofiel dat het beste bij de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders past, ook al zouden wellicht meerdere profielen passend zijn.

Ouder

De hier opgenomen definitie is overgenomen uit de begripsbepaling van de Jeugdwet zelf, met dien verstande dat de inperking ‘niet zijnde de pleegouder’ hier is weggelaten. In de verordeningstekst wordt in de regel gesproken van ’de jeugdige en/of zijn ouders.’ Bij de definitie van ‘jeugdige’ wordt de Jeugdwet gevolgd. Het kan overigens ook zo zijn dat de jeugdige (zeker vanaf 16 jaar, maar in bijzondere gevallen ook daarvoor ,vanaf 12 jaar) zonder betrokkenheid van zijn ouders jeugdhulp ontvangt. Ook andere opvoeders dan de ouders of verzorgers (denk aan een leerkracht) kunnen natuurlijk betrokken raken bij de jeugdhulp.

Perspectiefplan

Het perspectiefplan is van de jeugdige en/of zijn ouders. Zij stellen het op in samenspraak met de betrokken professional van het loket jeugd en eventueel ook anderen uit het bredere sociale netwerk van de jeugdige en zijn ouders, de hulpverlener die de (hoog)specialistische jeugdhulp gaat bieden en professionals uit andere domeinen. Het perspectiefplan bundelt hulpvraag en afspraken over de ondersteuning, niet alleen op het terrein van jeugdhulp, maar ook op andere terreinen, indien van toepassing. Wanneer besloten wordt dat de inzet van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp nodig is, wordt ook dit in het perspectiefplan vastgelegd. Het perspectiefplan kan echter ook gebruikt worden wanneer specialistische jeugdhulp (nog) niet nodig is.

Het perspectiefplan onderscheidt zich van het hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder, het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling en het familiegroepsplan van het gezin- die alle in de Jeugdwet zelf verankerd zijn. Het hulpverleningsplan is een nadere uitwerking van het jeugdhulpdeel van het perspectiefplan. Het plan van aanpak is goed vergelijkbaar met het perspectiefplan maar dan in dwangkader. Het familiegroepsplan wordt opgesteld op initiatief van het gezin opgesteld, het perspectiefplan wordt geïnitieerd door de verwijzer.

Specialistische jeugdhulp

Het onderscheidende karakter van specialistische jeugdhulp ten opzichte van hoogspecialistische jeugdhulp is dat zij in de regel minder specifieke kennis en een minder intensieve en veelomvattende aanpak vraagt. De kosten zijn daardoor in de regel lager. Specialistische jeugdhulp kan door een grote groep jeugdhulpaanbieders geboden worden (waaronder vrijgevestigden), waarvoor ook een eenvoudiger proces geldt om gecontracteerd te worden.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijke voorzieningen waar de jeugdige of zijn ouders gebruik van kunnen maken zonder dat daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig is. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke vorm van algemene voorzieningen beschikbaar is.

Artikel 2.1 Voorzieningen jeugd

In dit artikel zijn de algemene voorzieningen omschreven. Deze voorzieningen hebben grotendeels een preventief karakter. De voorzieningen zijn zonder besluit van de lokale toegang of een verwijzer toegankelijk en kunnen ook naast een individuele voorziening worden ingezet.

Artikel 2.2 Jeugdteams

Het aanbod van de jeugdteams in de wijk zijn toegesneden op de jeugdige of zijn ouders. In het jeugdteam zijn verschillende expertises vertegenwoordigd.

Artikel 2.3 Specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Artikel 3.1 specialistische jeugdhulp

Eerste lid

Specialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op de algemene voorzieningen zoals omschreven in hoofdstuk 2.

Tweede lid, onderdeel a

Specialistische jeugdhulp wordt voor het grootste gedeelte ambulant gegeven. Dat wil zeggen dat de jeugdhulpverlener met de jeugdige en of zijn ouders op de locatie van de aanbieder, thuis of op school ondersteuning biedt (bijvoorbeeld in de vorm van adviesgesprekken). De aard van de zorg kan heel divers zijn, van een gedragstherapeutische behandeling tot persoonlijke verzorging. Ook adviezen richting het sociale netwerk van de jeugdige kunnen behoren tot de specialistische jeugdhulp. De opsomming ‘in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de aanbieder’ is niet limitatief. Er kunnen ook andere locaties zijn waar specialistische jeugdhulp ambulant geboden kan worden.

Tweede lid, onderdeel b

Naast ambulant, kan specialistische jeugdhulp ook geboden worden als dagbehandeling of dagbesteding op de locatie van de aanbieder. De jeugdige verblijft dan overdag op de locatie van de aanbieder. Ook kortdurend verblijf in de vorm van logeervoorzieningen kan behoren tot de specialistische jeugdhulp.

Artikel 3.2 Hoogspecialistische jeugdhulp

Eerste lid

Ook hoogspecialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op de algemene voorzieningen zoals omschreven in hoofdstuk 2. De aard van de hoogspecialistische jeugdhulp betekent dat deze soms niet in de directe woonomgeving van de jeugdige geboden kan worden. In sommige gevallen zal de jeugdige voor een (dag)behandeling een eind moeten reizen of zelf korter of langer elders dan in het ouderlijk huis verblijven. Het streven is een terugkeer naar de normale opvoedsituatie.

Tweede lid, onderdeel a

Ook hoogspecialistische jeugdhulp kan ambulant aangeboden worden. In meer gevallen dan bij specialistische jeugdhulp zal dat dan gaan om behandeling op de locatie van de aanbieder.

Tweede lid, onderdeel b

Verblijfsvoorzieningen waar de jeugdige in een instelling of gezinshuis verblijft vallen altijd onder hoogspecialistische jeugdhulp. Ook gesloten jeugdzorg valt onder deze categorie. Pleegzorg kan – afhankelijk van de aard en omvang – zowel onder specialistische als hoogspecialistische jeugdhulp vallen.

Artikel 3.3 Dyslexiezorg

Dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige enkelvoudige dyslexie viel tot 1 januari 2015 onder de Zorgverzekeringswet en het regiem van de geestelijke gezondheidszorg. Met inwerkingtreding van de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk geworden voor deze zorg en valt zij onder de noemer ‘jeugdhulp’. In de Jeugdwet (of het Besluit of Regeling Jeugdwet) is deze vorm van jeugdhulp niet nader afgebakend. Vanaf 1 januari 2015 is door gemeente de voor die tijd gegroeide praktijk voortgezet. Deze bestond eruit dat alleen dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige enkelvoudige dyslexie wordt vergoed en dat het in de regel jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 13 jaar betreft (deze laatste inperking lag vast in de ministeriële regeling behorende bij de Zorgverzekeringswet). Er is vooralsnog voor gekozen deze leeftijdsafbakening niet te verankeren in de gemeentelijke verordening, en de mogelijkheid open te houden dat het college hiertoe nadere bepalingen vastlegt in nadere regels.

Artikel 3.4 Overige individuele voorzieningen jeugdhulp

Naast de specialistische en hoogspecialistische individuele voorzieningen en dyslexiezorg kunnen ook andere individuele voorzieningen worden ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld om het landelijk ingekochte aanbod. De landelijk ingekochte functies voldoen aan drie criteria:

  • 1.

    Het aantal cliënten is zodanig klein, dat het per regionaal samenwerkingsverband van gemeenten moeilijk is om daarvoor een goed aanbod te contracteren, waardoor er risico’s ontstaan om cliënten goed te bedienen.

  • 2.

    Het aanbod is zodanig landelijk georganiseerd en zo klein in omvang, dat de decentralisatie er toe kan leiden dat er extra hoge transactiekosten en/of administratieve lasten kunnen ontstaan bij het maken van inkoopafspraken.

  • 3.

    De inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch, dat de kans op het organiseren van een substituut op lokaal niveau lastig kan zijn en de drempel voor een aanbieder, om dit als nieuwe dienst aan te gaan bieden, hoog is.

Inhoudelijk kunnen de algemene voorzieningen een raakvlak vertonen met de specialistische en hoogspecialistische individuele voorzieningen. Omdat de toegang tot de landelijke voorzieningen niet geheel overeenkomst met de van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp zijn de algemene voorzieningen apart in deze verordening opgenomen.

 

Paragraaf 2. Toegang specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

Artikel 3.5 Algemeen

Eerste lid

In paragraaf 2 wordt over de toegang naar de (hoog)specialistische jeugdhulp gesproken. Waar in deze paragraaf gesproken wordt over jeugdhulpaanbieder wordt dan ook een jeugdhulpaanbieder van (hoog)specialistische jeugdhulp bedoeld, tenzij anders vermeld. De term jeugdhulpaanbieder is gedefinieerd in de Jeugdwet zelf en kan bijvoorbeeld ook aanbieders van jeugdhulp als algemene voorziening betreffen.

Tweede lid

Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder (op basis van het advies van de lokale toegang) de intensiteit van de jeugdhulp. De intensiteit voor specialistische jeugdhulp ligt daarom – in tegenstelling tot de intensiteit van hoogspecialistische jeugdhulp – niet in het besluit van het college vast.

Derde lid

In dit derde lid is als algemene regel geformuleerd dat de toegang verloopt via een onderzoek dat het loket jeugd verricht naar de hulpvraag van de jeugdige en/ of zijn ouders en heeft en het perspectiefplan dat daar een weergave van is.

Vierde lid

Het onderzoek kan verschillend zijn van aard, afhankelijk van de hulpvraag en de situatie. In de regels is een gesprek met ouders en de jeugdige onderdeel van het onderzoek.

 

Vijfde lid

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

Artikel 3.6 Persoonsgebonden budget

In het eerste lid is vastgelegd dat het college op grond van artikel 8.1.1 van de wet een persoonsgebonden budget (pgb) kan verstrekken. Van belang is onder meer dat een pgb slechts wordt verstrekt indien de jeugdige of zijn ouders gemotiveerd kunnen aantonen dat de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet geschikt is (zie artikel 8.1.1, derde lid, onder b van de wet). Voorwaarde is dat de jeugdige en/of zijn ouders een pgb-plan opstellen.

 

Voor de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld wordt verwezen naar de Nadere Regels Jeugdhulp Gemeente Purmerend 2018.

 

Artikel 3.7 Weigeringsgronden voor een individuele voorziening

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 3.8 Het onderzoek

Eerste lid

Er wordt in de verordening (en nadere regels) niets vastgelegd over de wijze waarop het onderzoek gevoerd wordt door het loket jeugd. Dit zou de handelingsvrijheid van de jeugdige, zijn ouders en professionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat er in het onderzoek aan de orde kan komen (indien van belang), niet welke methodiek of instrumentarium in ieder geval gebruikt dient worden of wie er precies bij betrokken dienen te zijn. In de regel wordt er in ieder geval een gesprek gevoerd met ouder(s) en indien passend ook met de jeugdige. Natuurlijk gelden hierbij wel de eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet stellen aan de kwaliteit van de toegang.

 

Derde lid

De inhoud van het perspectiefplan is in de verordening niet in detail beschreven. Wel dat uitkomsten van het gesprek altijd in het perspectiefplan vastgelegd worden. Het perspectiefplan kan zelfstandig door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld worden, of met hulp van iemand van het loket jeugd of anderen. Wanneer gekozen wordt voor de inzet van een individuele voorziening is het wel een verplichting dat het loket jeugd meekijkt en een akkoord geeft wanneer er niet een andere verwijzer in het kader van de wet betrokken is.

 

Artikel 3.9 Besluit individuele voorziening

Eerste lid

De keuze voor specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, het ondersteuningsprofiel en bij hoogspecialistische jeugdhulp ook de intensiteit liggen vast in het besluit wanneer het zorg in natura betreft. Het beoogde resultaat is opgenomen in geval van zorg in natura als pgb. De achterliggende informatie en onderbouwing is opgenomen in het perspectiefplan of onderzoeksverslag. In een besluit voor het toekennen van een persoonsgebonden budget is ook opgenomen wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is bepaald is.

Tweede lid

Het besluit van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp voor zorg in natura die niet duurzaam is wordt in de regel afgegeven voor onbepaalde tijd. Dat wil zeggen dat bij het afgeven van het besluit de duur niet vaststaat. De gecontracteerde jeugdhulpaanbieder moet (binnen de afspraken die daarover in het contract gesteld zijn) hulp kunnen inzetten zo lang als nodig is om het beoogde resultaat te bereiken. De geldigheidsduur van het besluit eindigt als het jeugdhulptraject is beëindigd. De jeugdhulpaanbieder brengt de gemeente hiervan op de hoogte middels het stop-zorgbericht. Dit is contractueel vastgelegd. Voor pgb wordt per geval bepaald hoe lang het besluit geldig is .

Derde lid

Dit lid regelt een garantietermijn. Wanneer de jeugdige en/zijn ouders zich binnen vier maanden nadat het hulpverleningstraject succesvol is afgerond opnieuw bij de jeugdhulpaanbieder melden met dezelfde hulpvraag, is de jeugdhulpverlener verplicht de jeugdige en/of zijn ouders opnieuw te helpen. Het oude besluit wordt daarmee opnieuw van kracht. De jeugdige en/of zijn ouders hoeven in die gevallen dus ook niet opnieuw langs de verwijzende arts of lokale toegang. Deze garantietermijn geldt alleen voor jeugdhulptrajecten die gericht waren op herstel, niet op duurzame trajecten. Ook geldt deze garantietermijn niet wanneer de jeugdhulpaanbieder aan de ene kant of de jeugdige en/of zijn ouders aan de andere kant het traject eenzijdig (voortijdig) beëindigd hebben.

Vierde lid

Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders zich niet binnen zes maanden na het afgeven van het besluit hebben gemeld bij de jeugdhulpaanbieder, vervalt het besluit. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders na zes maanden het besluit willen verzilveren, zullen zij eerst opnieuw contact op moeten nemen met het loket jeugd.

Vijfde lid

Het college legt het besluit vast in een beschikking in de vorm van een brief wanneer de jeugdige en/of zijn ouders hierom vragen.

 

Artikel 3.10 het pgb-plan

Eerste lid

Het pgb-plan is een aanvulling op het perspectiefplan en daar onlosmakelijk mee verbonden. De ondersteuningsvraag en resultaten liggen vast in het perspectiefplan. Alleen de details met betrekking tot de reden van een pgb, de kosten en de uitvoerder van de pgb-hulp liggen vast in het pgb-plan.

 

Artikel 3.11 Vaststellen hoogste van persoonsgebonden budget

Met jeugdhulpaanbieders waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten zijn afspraken gemaakt over de tarieven. Voor jeugdhulpverleners die in het kader van een persoonsgebonden budget door ouders zelf ingehuurd worden gelden deze afspraken niet. De hoogte van het pgb wordt berekend aan de hand van het aantal benodigde eenheden (uren, dagdelen etc). Het college stelt nadere regels stellen over de maximale hoogte van het pgb. Daarnaast stelt het college nadere regels over de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld en onder welke voorwaarden personen uit het sociale netwerk kunnen worden betrokken.

  

Paragraaf 4 Nieuwe feiten en omstandigheden

Artikel 3.12 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering]

Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de wet is de gemeente verplicht bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget. De tekst van dit artikel is grotendeels ontleend aan de bepalingen rond bestrijding van misbruik die de wet stelt in het kader van het verstrekken van persoonsgebonden budgetten (artikel 8.1.2 tot en met 8.1.4). We herhalen in de verordening de wet om de leesbaarheid te vergroten. Bovendien wordt de toepassing van deze regels verbreed naar voorzieningen in natura. Ten slotte, het intrekken of herzien van een besluit kan natuurlijk ook relevant zijn als in gevallen waar geen sprake is van misbruik, maar gewoon van een gewijzigde (inschatting van de) situatie.

  

Hoofdstuk 4 Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit

 

Artikel 4.1 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog hierop moeten in de verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp (of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering) en de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

 

Om te voorkomen dat er alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat er een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

 

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Dit artikel vermeldt de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

 

Artikel 5.2 Overgangsbepaling

Dit artikel heeft betrekking op de overgang naar een nieuwe werkwijze en andere vorm van contractering van jeugdhulpaanbieders per 2018. De strekking is dat reeds in 2017 lopende hulp voor jeugdigen en/of hun ouders gecontinueerd wordt in 2018 volgens de regels van de vorige verordening. Wanneer een nieuw besluit wordt genomen omdat de ondersteuningsbehoefte is gewijzigd, gaat de nieuwe werkwijze in volgens de regels van de Verordening Jeugdhulp Gemeente Purmerend 2018.

 

Artikel 5.3 Hardheidsclausule

Dit artikel geeft ruimte om af te wijken van de regels van de verordening, wanneer, naar het oordeel van het college, strikte hantering van de regels leidt tot een zeer onwenselijke situatie.

 

Artikel 5.4 Evaluatie

Hiermee stelt de gemeenteraad het college verplicht binnen twee jaar een evaluatie van de verordening op te stellen.

 

Artikel 5.5 Citeertitel

Dit artikel vermeldt de naam van deze verordening.