Beleidsregel gemeentelijke uitvaart

Geldend van 27-02-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel gemeentelijke uitvaart

Beleidsregel

Bij de gemeente Raalte is er behoefte aan een beleidsregel en werkinstructie betreffende de Wet op de Lijkbezorging (Wlb). Conform de Wlb, zie bijlage 1, is de burgemeester verantwoordelijk voor het begraven of cremeren van een overleden persoon in het geval de nabestaanden dit niet voor hun rekening willen nemen dan wel er geen nabestaanden zijn. In de Wlb is weinig geregeld en is het aan de gemeente invulling te geven aan het proces rond lijkbezorging.

De uitvaart

Bij een overlijden neemt de uitvaartverzorger contact op met de nabestaanden en regelt in overleg met hen de uitvaart. In dit geval betalen de nabestaanden de kosten voor de uitvaart en kunnen deze volgens eigen wensen laten verlopen.

Indien er geen nabestaanden zijn of zij hebben aangegeven niet voor de uitvaart te kunnen of willen betalen, is § 5 Overheidszorg van de Wlb van toepassing en bepaalt de gemeente de datum en tijd van de uitvaart in overleg met de uitvaartverzorger. Deze is sober, maar wel piëteitsvol. De uitvaartverzorger offreert tegen zo laag mogelijke kosten. Het is de gemeente vrij te kiezen voor een uitvaartondernemer naar eigen keus.

De gemeente Raalte kiest als uitgangspunt cremeren, tenzij. Alleen indien de identiteit onbekend is, wordt de overledene begraven in een eigen graf waarbij geldt dat 15 jaar lang het graf niet mag worden geruimd.

Er is geen onderhandeling mogelijk voor aanvullende diensten. Nabestaanden kunnen niet zelf bijbetalen voor een mooiere kist, rouwadvertentiekosten, kaart of iets dergelijks. De gemeente regelt alles en heeft verder geen rol bij de crematiedienst. Indien bekend, wordt bij de lijkbezorging volgens de wens van de overledene of nabestaanden gehandeld.

Kosten

De Wlb bepaalt dat de kosten voor de lijkbezorging ten laste komen van de gemeente. De gemeente kan vervolgens de kosten dekken uit goederen of gelden van de overledene of verhalen op de nalatenschap en in sommige gevallen op de bloed- en aanverwanten. De kosten voor de uitvaart worden in eerste instantie verhaalt op eventuele nabestaanden of verkregen uit de nalatenschap van de overledene.

1. Melding

De melding dat een persoon is overleden en mogelijk de Wet op de lijkbezorging (hierna: de wet) toegepast moet worden, wordt gedaan aan het Domein Publiek van de gemeente Raalte.

Voorafgaand aan een melding wordt de dood van een persoon vastgesteld door een arts. De betreffende arts stelt ook het bewijs van overlijden op. Nadat het politieonderzoek beëindigd is zal de politie contact opnemen met de Gemeente van overlijden. De Gemeente beoordeeld vervolgens of het een uitvaart van gemeentewege betreft en schakelt een uitvaartondernemer in.

Het merendeel van dit soort meldingen komt binnen via de politie. Ook zijn meldingen via hulpverleners van zorg- en verpleeginstellingen of de uitvaartonderneming mogelijk. Deze laatste moet op korte termijn worden ingelicht.

De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft schriftelijk verlof voor de crematie of begrafenis.

2. Identiteit overledene

Identiteit overledene onbekend

Volgens de wet art 20, moet de melding van overlijden uiterlijk op de derde dag na het overlijden worden gedaan. Als de identiteit van de overledene niet direct kan worden vastgesteld of er is sprake van een niet natuurlijk dood, stelt de politie een onderzoek in.

Na afronding van het politieonderzoek zal, wanneer een opdrachtgever voor de uitvaart ontbreekt, contact opgenomen worden met de Gemeente.

Indien verruiming van de termijn van begraven of cremeren niet nodig wordt geacht, wordt het stoffelijk overschot op grond van artikel 21, lid 6 van de wet begraven. Dit houdt in dat er begraven wordt in een eigen graf, waarbij geldt dat 15 jaar lang het graf niet mag worden geruimd. Mochten er binnen deze termijn alsnog nabestaanden gevonden worden, kan er nog een andere keuze worden gemaakt. De termijn voor het ruimen van een graf valt onder de verantwoordelijkheid van de beheerder van de begraafplaats. Mocht een nabestaande zich melden en wenst over te gaan tot crematie of herbegrafenis van het stoffelijk overschot, gebeurt dit op kosten van de opdrachtgever. Dit valt niet onder de uitvoering van de wet.

Identiteit overledene bekend

Als de identiteit van de overledene bekend is, stelt het team een onderzoek in om de nabestaanden te achterhalen en te informeren. Dit onderzoek verloopt in eerste instantie via de Basisregistratie Personen (BRP).

Indien nabestaanden getraceerd worden, kan een beroep gedaan worden op de politie om de nabestaanden te informeren.

3. Nabestaanden

Geen nabestaanden

De termijn van begraven of cremeren is tussen 36 uur en zes werkdagen na het overlijden. Indien nabestaanden niet snel genoeg gevonden worden, kan besloten worden de termijn van begraven of cremeren te verruimen. Een arts moet toestemming vragen voor het begraven of cremeren na de zesde werkdag. De toestemming wordt afgegeven door de burgemeester van de gemeente waarbinnen de persoon is overleden, zoals vermeld in artikel 17 lid 1 van de wet. Het team maakt deze afweging in overleg met de andere externe betrokken partijen.

Als er geen nabestaanden worden gevonden of de nabestaanden willen of kunnen niet tot het regelen van de uitvaart overgaan, is de burgemeester verantwoordelijk voor het doen begraven of cremeren van het stoffelijk overschot. Uitgangspunt is cremeren.

Wel nabestaanden

Indien er wel nabestaanden zijn, wordt het eerste contact met hen door de uitvaartverzorger gelegd.

De nabestaanden worden gewezen op de morele verplichting tot verzorging van de begrafenis of crematie over te gaan. Indien blijkt dat de aanwezige nabestaanden de crematie of begrafenis niet kunnen of willen regelen, wordt hiervan melding gedaan aan het team. In een persoonlijk gesprek met deze nabestaanden gaat het team bepalen of de begrafenis of crematie ook werkelijk door de gemeente, op basis van de bovengenoemde wet, wordt geregeld. Soms betekent dit dat de nabestaanden alsnog de verantwoordelijkheid voor de uitvaart nemen. Hierdoor komt de wet te vervallen en heeft de gemeente geen bemoeienis meer.

Mochten de nabestaanden aangeven de begrafenis of crematie niet te kunnen of willen regelen, neemt het team in principe de regie in handen en zal de persoon worden gecremeerd volgens gestelde voorwaarden.

Als de nabestaanden uitsluitend minderjarige kinderen zijn, treedt het team zeer omzichtig op. Het team schakelt het CJG (Centrum Jeugd en Gezin) in.

Bijzondere Bijstand

Zijn er niet voldoende financiële middelen om een uitvaart te betalen, dan kunnen de nabestaanden, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, een beroep doen op de Bijzondere Bijstand. Bij het kantoor van de Sociale Dienst in de woonplaats van de nabestaanden kunnen zij daarvoor een aanvraag doen. De nabestaanden regelen dan zelf de begrafenis of crematie.

Als de nabestaande(n) reeds onder de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) valt/vallen, wordt hier ook voorzichtig mee omgegaan. Onder de werking van de WSNP mag de nabestaande geen nieuwe schulden aangaan. Het gevolg hiervan is een uitsluiting van de WSNP en er kan niet met een ‘schone lei’ worden begonnen.

Voorwaarden gemeentelijke uitvaart

De situatie rond een overlijden kan zeer divers zijn. Binnen het team wordt altijd besproken welke aanpak de beste of meest wenselijke is. Een van de uitgangspunten bij uitvoering van de wet is de kosten zo laag mogelijk te houden (‘sober maar met respect’). Vanuit kostenoverweging wordt de voorkeur gegeven aan het cremeren van de overledene.

De voorwaarden die door de gemeente Raalte worden gesteld aan een crematie op basis van de uitvoering van bovengenoemde wet zijn:

  • Het regelen en begeleiden door een uitvaartverzorger

  • Overbrengen vanaf plek van overlijden in de gemeente Raalte naar een uitvaartcentrum, inclusief:

    • Gebruik verzorgingsruimte (door de uitvaartverzorger);

    • Laatste verzorging;

    • In kist legging.

  • Technische crematie bij een uitvaartcentrum met onbeperkt gebruik centrale koeling, inclusief:

    • Crematie overledene;

    • Eenvoudige uitvaartkist (standaard maat en –uitvoering1);

Algemene afspraken zijn:

  • geen onderhandelingen over aanvullende diensten (bijv. een mooiere kist);

  • geen advertentie, rouwkaarten of bloemen o.i.d.;

  • geen koffietafel

  • minimale afscheidsdienst, waarbij 10 tot maximaal 15 personen aanwezig mogen zijn

  • geen ambtelijke vertegenwoordiging aanwezig (tenzij anders gewenst door ambtenaar zelf);

  • Uitgangspunt is as verstrooiing, of per machtiging aan de nabestaanden, om de as af te halen bij het crematorium. De nabestaanden kunnen in overleg met de gemeente de urn ophalen bij het uitvaartcentrum. Indien er geen nabestaanden zijn, zal de as na 1 maand bewaartermijn worden verstrooid op een algemene plek bij het crematorium.

Wilsbeschikking en testament

Als een wilsbeschikking aangetroffen wordt waaruit een voorkeur voor begraven blijkt, dan wordt hieraan door het team gevolg gegeven. Bij het ontbreken hiervan wordt geen rekening gehouden met eventuele voorkeur van aangetroffen nabestaanden. De sobere begrafenis vindt plaats in een door de gemeente aan te wijzen algemeen graf op een gemeentelijke begraafplaats. Er is geen grafsteen of andere grafbedekking. De ruimingstermijn is 10 jaar na de laatste begrafenis. (dit i.t.t. 15 jaar bij een ongeïdentificeerd persoon in een eigen graf).

Indien het de wil van de overledenen was om ter beschikking van de wetenschap te worden gesteld, wordt hieraan gehoor gegeven.

Bij het Centraal Testamentenregister kan het team achterhalen of de overledene bij leven een testament heeft opgesteld.

4. Middelen overledene

Als er een (woon-)adres bekend is, bezoekt het team dit adres. Een dergelijk bezoek wordt altijd door twee personen gedaan. Doel is het verkrijgen van informatie over contactpersonen, uitvaartpolissen, testament, bankafschriften e.d. , zodat in een later stadium de uitvaartkosten kunnen worden verhaald uit de eigen middelen. Spullen van waarde worden uit zicht gelegd.

Van de documenten en waardevolle spullen, worden foto’s gemaakt en opgeslagen in het dossier. Bederfelijke etenswaar wordt in de container gedaan. In geval van huisdieren wordt er voor opvang gezorgd. De woning wordt afgesloten en in geval van een huurwoning wordt de sleutel ingeleverd bij de verhuurder/woningbouwvereniging.

Koopwoning

Als een overledene eigenaar van een huis is, moet een melding worden uitgezet bij het RVOB, aangezien het om een vermoedelijk onbeheerde nalatenschap gaat. Het RVOB heeft het beheer van de onbeheerde nalatenschappen.

Huurwoning

De woning van de overledene is alleen in overleg met de verhuurder / eigenaar toegankelijk voor nabestaanden. Van rechtswege eindigt de huurovereenkomst volgens artikel 7:268 lid 6 BW. Zijn er geen personen zijn die de huur voortzetten (medehuurders of medebewoners) aan het eind van de 2e maand na het overlijden. De woningcorporatie kan de woning dan ontruimen. Ditzelfde artikel regelt dat de erfgenamen bevoegd zijn de huur tegen het eind van de eerste maand na het overlijden van de huurder te doen eindigen.

Een huurwoning van een overledene wordt nooit door het team ontruimd. De woningcorporatie is hiervoor aansprakelijk. Het team mag ook nooit bij een ontruiming aanwezig zijn. Ook mag het team zich niet bemoeien met huuropzegging e.d.

Onbeheerde nalatenschappen

Bij onbeheerde nalatenschappen wordt de afdeling onbeheerde nalatenschappen van het Rijksvastgoedbedrijf ingeschakeld.

Zij onderzoeken en nemen de behandeling van de nalatenschap over. In geval van roerende zaken, bijvoorbeeld een auto of motor, zullen zij ervoor zorgen dat deze worden afgesleept.

Bij huur is de verhuurder / eigenaar verantwoordelijk en kiest voor de meest gunstige methode om de woning zo snel mogelijk weer te kunnen verhuren. Indien een nalatenschap niet onbeheerd is, dienen de erfgenamen hier zorg voor te dragen.

Goederen

Aangetroffen gelden, juwelen of waardepapieren worden op foto vastgelegd en uit zicht gelegd. De foto’s worden toegevoegd aan het dossier.

Verhaalsmogelijkheden

Uitgangspunt is, dat wanneer er verhaalsmogelijkheden zijn, we de kosten zullen verhalen.

Door het Domein Publiek wordt eventueel beslag gelegd op bijvoorbeeld de rekeningen bij financiële instellingen, en aangetroffen (uitvaart-)verzekeringspolissen uitgewonnen.

Wanneer de gemeente de opdrachtgever is voor de uitvaart, dan is zij daarmee preferent schuldeiser. Dat wil zeggen dat de gemeente Raalte als eerste de kosten van de uitvaart uit de mogelijk aanwezige middelen van de overledene mag halen (banksaldi, polissen etc.). De medewerker publiek II van Domein Publiek is hiermee belast.

Binnen twee weken na bekendwording van het overlijden, worden de bank(en) en/of overige partijen die de middelen van de overledene beheren, verzocht door de Medewerker publiek II om de middelen over te maken aan de gemeente. Met het verzoek wordt de akte van overlijden meegestuurd. Bewijsstukken, zoals facturen van de uitvaart, worden later toegestuurd aan de banken en/of overige partijen.

De medewerker publiek II stuurt een brief gericht aan de erven van de overledene met daarin het verhaal van kosten (kosten uitvaartverzorger en legesnota).

Dieren

Indien er dieren bij betrokken zijn, wordt hiervoor opvang geregeld.

5. Uitvaartkosten

Uitgangspunt is dat er voor een maximum bedrag van €2500,- een uitvaart geregeld moet kunnen worden.

Ondertekening

Bijlage 1 : Wet op de Lijkbezorging

Belangrijkste artikelen van het doen begraven of cremeren van een overledene op kosten van de gemeente op basis van de uitvoering van de Wet op de Lijkbezorging2:

Artikel 20

Ingeval niemand maatregelen neemt tot lijkschouwing of lijkbezorging overeenkomstig de wet, waarschuwt degene, die het lijk onder zijn berusting heeft, de burgemeester en wel uiterlijk op de derde dag na het overlijden.

Artikel 21

1. Indien niemand voorziet in de lijkschouwing en lijkbezorging overeenkomstig de wet, draagt de burgemeester daarvoor zorg. Aan hoofdstuk V wordt in dat geval geen toepassing gegeven, tenzij de overledene zijn lijk uitdrukkelijk tot ontleding heeft bestemd.

2. Indien de toepassing van het voorgaand lid wordt verhinderd, doordat het lijk zich in een woning bevindt en de afgifte van het lijk of de toegang tot de woning wordt geweigerd, heeft de burgemeester of een ambtenaar van politie toegang tot die woning zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

3. Indien de identiteit van het lijk niet kan worden vastgesteld, draagt de burgemeester er, uitsluitend ten behoeve van de identificatie en opsporing van vermiste personen, zorg voor dat door of onder verantwoordelijkheid van een arts daarvan lichaamsmateriaal wordt afgenomen.

4. Zo nodig kan tevens door of onder verantwoordelijkheid van een arts onderzoek in het lichaam worden verricht of een gebitsstatus worden opgemaakt of kunnen door een daartoe bevoegde ambtenaar van politie afdrukken van lichaamsdelen worden afgenomen.

5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien het de burgemeester bekend is dat daarin genoemde handelingen reeds in opdracht van de officier van justitie hebben plaatsgevonden.

6. Een lijk als bedoeld in het derde lid wordt begraven.

Artikel 22

De kosten, verbonden aan de bezorging van lijken waarvoor de burgemeester zorg draagt, daaronder begrepen lijken die uit zee worden aangebracht, komen ten laste van de gemeente. Voor zover zij door de bij de lijken gevonden, niet klaarblijkelijk aan anderen toebehorende goederen of gelden niet kunnen worden gedekt, kan de gemeente die kosten verhalen op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten, die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, dan wel de reder indien en voor zover kosten van de lijkbezorging op grond van artikel 416 Wetboek van Koophandel voor diens rekening komen. paragraaf 6.5 van de Participatiewet is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22a

1. Indien een lijk is besmet met een infectueus of giftig agens of een infectueuze of giftige stof, of een gegrond vermoeden daarvan bestaat, waardoor een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan, kan de burgemeester, na advies van de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 17 van de Wet publieke gezondheid, maatregelen treffen om dit gevaar af te wenden.

2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in het eerste lid zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.


Noot
1

Ivm omvang en gewicht van de overledene kunnen er extra kosten nodig zijn voor een andere dan de standaard kist

Noot
2

Bron: http://wetten.overheid.nl/BWBR0005009/2015-07-01