Regeling vervallen per 01-01-2021

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017

Het college van burgemeester en wethouders,

Gelet op de artikelen 4.9 derde lid, 5.3 tweede lid, 5.4 vierde lid en 6.1 derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017;

Besluit vast te stellen de volgende nadere regels:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017;

    • b.

      Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (landelijk);

    • c.

      Instandhoudingskosten: een door het college te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, waaronder ook een WA-verzekering bij vervoersvoorzieningen kan worden gerekend;

    • d.

      Budgetperiode: de periode waar een persoonsgebonden budget betrekking op heeft;

    • e.

      Budgethouder: de cliënt die de taken verbonden aan het persoonsgebonden budget uitvoert (overeenkomsten aangaan, declareren en verantwoorden);

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (de wet) en daarop gebaseerde lagere regelgeving, de verordening en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 2.1 Woningaanpassing woningen, woonwagens en woonschepen

  • 1. Het college hanteert het principe van het primaat van verhuizen indien de kosten van de woningaanpassing en/of een traplift als bedoeld in artikel 4.8 van de verordening al dan niet tezamen meer bedragen dan € 3.000,00.

  • 2. Het college kan op aanvraag een persoonsgebonden budget toekennen voor woningaanpassing als bedoeld in het vorige lid voor een woonwagen of woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de stand- en ligplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

Artikel 2.2 Afschrijvingsperioden

Onverminderd de toepassing van artikel 4.9 tweede lid onder e van de verordening worden voor woonvoorzieningen op basis van de economische levensduur de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:

  • -

    keuken 25 jaar;

  • -

    badkamer 25 jaar.

Hoofdstuk 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 3.1 Algemene bepalingen

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

  • 2. Het tarief voor een persoonsgebonden budget voor diensten wordt mede gebaseerd op het door de cliënt opgestelde Budgetplan, waarbij dit Besluit de grondslag vormt voor het besluit.

  • 3. Het college verstrekt geen persoonsgebonden budget voor het Service Vervoer Raalte.

  • 4. Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

Artikel 3.2 Budgetperiode hulpmiddelen

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn om, rekening houdend met de economische levensduur, het geïndiceerde hulpmiddel met het persoonsgebonden budget aan te schaffen. De zogeheten afschrijftermijnen zijn vastgesteld in dit Besluit. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.

  • 2. Indien de afschrijvingstermijn van het geïndiceerde hulpmiddel, al dan niet aangeschaft met een persoonsgebonden budget, is verstreken kan deze door het verlenen van instandhoudingskosten nog steeds als goedkoopst passende bijdrage worden aangemerkt.

Artikel 3.3 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het toekenningsbesluit met de werkzaamheden te worden aangevangen.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen moet binnen 15 maanden na toekenning zijn aangewend voor de bekostiging van het doel waarvoor het persoonsgebonden budget is verleend en voldoen aan het programma van eisen als bedoeld in het vorige lid.

  • 3. Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag, tenzij het college de cliënt schriftelijk toestemming heeft verleend;

    • b.

      het college heeft desgevraagd op één of meer door het college te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het college wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

  • 4. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget hulpmiddelen

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel worden, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt kan verplicht worden een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

    • b.

      de cliënt dient bij aanschaf van een vervoersvoorziening een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • 2. De cliënt dient het college desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te (laten) beoordelen.

Artikel 3.5 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1. Het persoonsgebonden budget mogen niet worden betaald:

    • a.

      bemiddelings- en/of administratiekosten

    • b.

      feestdagenuitkering.

  • 2. Voor het persoonsgebonden budget geldt 100% verantwoording

Artikel 3.6 Eenmalige uitkering

  • 1. Indien de overeenkomst met een werknemer of opdrachtnemer van rechtswege en zonder opzegtermijn eindigt, bestaat er recht op een eenmalige uitkering, mits het persoonsgebonden budget dat toelaat.

  • 2. De hoogte van de eenmalige uitkering bedraagt niet meer dan een gemiddeld maandloon gebaseerd op drie maanden betaalde declaraties voorafgaande aan de maand van de van rechtswege beëindiging.

Hoofdstuk 4 KOSTPRIJS MAATWERKVOORZIENING EN PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN REIZIGERSBIJDRAGE

Artikel 4.1 Maximum pgb-tarieven huishoudelijke hulp

  • 1. Het tarief (zorg in natura) voor huishoudelijke hulp bedraagt € 27,63.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp bedraagt indien geboden door:

    • a.

      een ondersteuner in dienst van een professionele instelling (90%) € 24,87;

    • b.

      een ondersteuner werkzaam als zelfstandige of via een arbeidsovereenkomst (75%) € 20,72;

    • c.

      door personen uit het sociaal netwerk (50%) € 13,82.

Artikel 4.2 Maximum pgb-tarieven voor begeleiding

  • 1. Voor het persoonsgebonden budget te besteden aan:

    • a.

      Ondersteuning Thuis geldt een tarief per uur of naar rato daarvan (afhankelijk van de indicatie in natura);

    • b.

      Ondersteuning Groep geldt een tarief per dagdeel waarbij een dag uit maximaal twee dagdelen bestaat (afhankelijk van de indicatie in natura). Een dagdeel bestaat uit minimaal 3 uur aaneengesloten directe Ondersteuning Groep;

    • c.

      Kortdurende Verblijfsondersteuning geldt een tarief per etmaal (afhankelijk van de indicatie in natura). Een etmaal is een aansluitende periode van 24 uur.

  • 2. De tarieven bedragen:

    ZIN 2020

    90%

    75%

    50%*

    Ondersteuning thuis (per uur)

    Lichte Ondersteuning Thuis (LOT)

     € 28,96

     € 26,06

     € 21,71

     € 14,48

    Basis Ondersteuning Thuis (BOT)

     € 48,16

     € 43,34

     € 36,12

     € 20,00

    Gespecialiseerde Ondersteuning Thuis (GOT)

     € 82,05

     € 73,85

     € 61,54

     € 20,00

    Ondersteuning groep (per dagdeel)

    Activerende ondersteuning groep (AOG)

     € 26,82

     € 24,14

     € 20,12

     € 13,41

    Basis ondersteuning groep (BOG)

     € 35,40

     € 31,86

     € 26,55

     € 17,70

    Gespecialiseerde ondersteuning groep (GOG)

     € 54,28

     € 48,85

     € 40,71

     € 20,00

    Kortdurende verblijfsondersteuning (KVO)

     € 107,26

     € 96,53

     € 80,45

     € 20,00

    * Met een maximumtarief van € 20,- per uur.

     

Artikel 4.3 Vervoer bij dagbesteding (per dag)

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoer bij dagbesteding bedraagt:

  • a.

    Gewoon vervoer: € 8,86;

  • b.

    Rolstoel vervoer: € 21,45.

Artikel 4.4 Woningaanpassing

De kostprijs voor het realiseren van een woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van een offerte en een door of namens het college vastgesteld programma van eisen (kwaliteit).

Artikel 4.5 Reizigersbijdrage Service Vervoer Raalte

De cliënt die gebruik maakt van het Service Vervoer Raalte is een reizigersbijdrage verschuldigd ter hoogte van:

  • a.

    een opstaptarief van € 0,60; en

  • b.

    een bijdrage per kilometer van € 0,15.

Hoofdstuk 5 BIJDRAGE IN DE KOSTEN MAATWERKVOORZIENING EN PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 5.1 Periode verschuldigde bijdrage in de kosten

  • 1. De cliënt is een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening voor diensten verschuldigd, zolang hij van de maatwerkvoorziening in natura gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend, met uitzondering van het plaatselijk (collectief) vervoerssysteem (Service Vervoer Raalte).

  • 2. In het geval sprake is van een maatwerkvoorziening in bruikleen, betaalt de cliënt een bijdrage in de kosten voor zolang hij gebruik maakt van de maatwerkvoorziening in bruikleen tot maximaal het moment waarop de kostprijs van het middel is bereikt.

  • 3. In het geval sprake is van verlening van een maatwerkvoorziening in de vorm van een eenmalig persoonsgebonden budget, hanteert het college de volgende termijnen waarbinnen de cliënt een bijdrage in de kosten is verschuldigd:

    • a.

      een aangepaste fiets: 5 jaar;

    • b.

      een traplift: 10 jaar;

    • c.

      hulpmiddelen overig, waaronder vervoersvoorzieningen: 7 jaar,

    tot maximaal het moment waarop de kostprijs van het middel is bereikt.

  • 4. In het geval sprake is van verlening van een maatwerkvoorziening in eigendom hanteert het college de volgende termijnen waarbinnen de bijdrage in de kosten is verschuldigd:

    • a.

      een douchestoel: 1 jaar;

    • b.

      een toiletstoel: 1 jaar;

    • c.

      een badplank: 1 jaar,

    tot maximaal het moment waarop de kostprijs van het middel is bereikt.

  • 5. In het geval van een woningaanpassing geldt:

    • a.

      tot een bedrag van € 2.000,00: 3 jaar;

    • b.

      vanaf een bedrag van € 2.000,00: 10 jaar,

    tot maximaal het moment waarop de kostprijs van het middel is bereikt.

  • 6. De startdatum voor de eigen bijdrage is de datum van het toekenningsbesluit. De stopdatum is de datum van het intrekkingsbesluit, de datum waarop de indicatie afloopt dan wel de datum waarop de kostprijs van het middel is bereikt.

Hoofdstuk 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, voor zover toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.2 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit Besluit treedt in werking op 1 februari 2017 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning/Jeugdhulp 2015 gemeente Raalte.

  • 2. Dit Besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017.

Ondertekening

Vastgesteld in het college van 31 januari 2017
de secretaris,
Karin Cornelissen
de burgemeester,
Martijn Dadema

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1

In dit hoofdstuk zijn de begripsbepalingen uitgewerkt. Daarbij zijn vooral de begrippen professionele instelling en zelfstandig werkend ondernemer van belang. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is namelijk afhankelijk van het antwoord op de vraag hoe degene aan wie het persoonsgebonden budget wordt besteed moet worden gekwalificeerd. Zie hoofdstuk 3 van dit Besluit. Andere begrippen die in dit Besluit worden gebruikt zijn gedefinieerd in bijvoorbeeld de wet of de verordening. Denk bijvoorbeeld aan het begrip sociaal netwerk.

Hoofdstuk 2

Dit hoofdstuk bevat een aantal bijzondere bepalingen. Het betreft in artikel 2.1 van dit Besluit onder meer het bedrag wanneer het college over gaat tot de beoordeling van het primaat van verhuizen. Dit betekent niet dat het primaat van verhuizen zonder meer wordt toegepast, maar het college beoordeelt of het gelet op de omstandigheden van de individuele situatie daartoe kan overgaan. Verder zijn regels neergelegd die gelden voor woonwagens en woonschepen. Indien de afschrijftermijnen van de genoemde voorzieningen in artikel 2.2 van dit Besluit zijn bereikt, dan kan het college de aanvraag daartoe afwijzen. Het betreft in voorkomende gevallen algemeen gebruikelijke voorzieningen voor de persoon als de aanvrager.

Hoofdstuk 3

In hoofdstuk 3 zijn regels neergelegd die betrekking hebben op het persoonsgebonden budget.

Algemeen

In artikel 3.1 van dit Besluit zijn algemene bepalingen neergelegd. Indien de cliënt met een indicatie voor een maatwerkvoorziening voor diensten, bijv. Ondersteuning thuis een persoonsgebonden budget wenst, is hij verplicht een Budgetplan op te stellen (zie verordening). Naast de gestelde indicatie wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten mede gebaseerd op het Budgetplan.

Budgetperiode hulpmiddelen

Artikel 3.2 van dit Besluit gaat over de budgetperiode van hulpmiddelen waarbinnen de cliënt de geïndiceerde maatwerkvoorziening kan aanschaffen. Het is niet zo dat een economisch afgeschreven aangeschafte maatwerkvoorziening niet meer als passende bijdrage kan worden aangemerkt. Hiermee worden nadrukkelijk niet die situaties bedoeld wanneer de cliënt een andere voorziening aanschaft dan de geïndiceerde maatwerkvoorziening en binnen de budgetperiode een nieuwe aanvraag indient omdat de aanschafte voorziening niet meer functioneert en de cliënt dat te verwijten valt. Denk bijvoorbeeld aan de cliënt die een (tweede hands) Canta aanschaft terwijl het college een scootmobiel heeft geïndiceerd (zie bijv. CRVB:2015:4918). Een andere handelswijze van het college zou er feitelijk op neer komen dat ook de aan de keuze van de cliënt verbonden extra kosten moeten worden vergoed. Dit verdraagt zich niet met het aan de wet verbonden uitgangspunt dat slechts aanspraak bestaat op de goedkoopste passende bijdrage (zie ook verordening).

Woningaanpassing

Artikel 3.3 van dit Besluit stelt nadere regels op basis waarvan het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld in geval het wordt besteed aan een woningaanpassing. De cliënt mag niet beginnen met het laten uitvoeren van de aanpassing zonder dat het college positief heeft besloten, tenzij schriftelijk toestemming is verleend. Veder gelden termijnen waarbinnen een aanvang moet worden gemaakt en de aanpassing in principe moet zijn afgerond. Gedurende de werkzaamheden is het college bevoegd om ‘vinger aan de pols’ te houden. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om de opstalverzekering van de (eigen) woning in overeenstemming te brengen met de waardevermeerdering van de aanpassingen.

Hulpmiddelen

Artikel 3.4 van dit Besluit stelt nadere regels in geval het persoonsgebonden budget wordt besteed aan een hulpmiddel. Denk bijvoorbeeld aan een vervoersvoorziening, een tillift, een douchestoel of een traplift. Afhankelijk van het aan te schaffen hulpmiddel kan het college voorwaarden stellen. Feitelijk komt dit neer op de besteding van het persoonsgebonden budget. Het college is bevoegd om de maatwerkvoorziening die met het persoonsgebonden budget is aangeschaft te bezichtigen en te (laten) beoordelen.

Diensten

Artikel 3.5 van dit Besluit stelt nadere regels over de hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten. Die zijn afgeleid van de tarieven waarvoor het college deze diensten in natura inkoopt. De wet en de verordening geven het college de bevoegdheid om gedifferentieerde tarieven te hanteren. In artikel 3.5 tweede lid van dit Besluit worden de percentages dan wel een gemaximeerd bedrag genoemd die gelden voor de verschillende personen die op basis van de geïndiceerde maatwerkvoorziening ondersteuning zullen gaan bieden.

Eenmalige uitkering bij beëindiging van rechtswege

Artikel 3.6 van dit Besluit regelt de aanspraak op een eenmalige uitkering in geval van een beëindiging van rechtswege. Een eenmalige uitkering is bedoeld voor ondersteuners die werknemer of opdrachtnemer zijn (waren) van de budgethouder en die plotseling zonder werk komen door de beëindiging van een overeenkomst. Voorwaarden zijn dat er een geldige overeenkomst moet zijn afgesloten én dat er voldoende persoonsgebonden budget moet zijn. Het kan dus gaan om een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht gaan met een partner of een familielid. De uitkering is nadrukkelijk niet bedoeld voor ondersteuning die is ingekocht bij een professionele organisatie. Een voorbeeld wanneer de overeenkomst van rechtswege eindigt is als de budgethouder overlijdt.

Hoofdstuk 4

Tarieven (kostprijs) in artikel en 4.1 tot en met 4.4 van dit Besluit

Spreken voor zich, behoeven geen toelichting.

Reizigersbijdrage

In artikel 4.5 is de hoogte van de reizigersbijdrage vastgelegd.

Hoofdstuk 5

Periode

Artikel 5.1 van dit Besluit bepaalt de perioden die gelden indien en zolang de cliënt gebruikt maakt van de maatwerkvoorziening. Voor een persoonsgebonden budget geldt de toepasselijke budgetperiode. In het geval van depotverstrekking (natura) geldt de zogeheten afschrijvingstermijn waarbij de bijdrage in de kosten gelijkmatig over die periode door het CAK wordt berekend en geïnd. Het kan dus voor komen dat een cliënt met een nieuwe maatwerkvoorziening eenzelfde bedrag is verschuldigd dan een cliënt die een maatwerkvoorziening gebruikt van 3 jaar oud. Het is echter wel zo dat de cliënt met een maatwerkvoorziening van 3 jaar bijvoorbeeld nog maar 4 jaar een bijdrage in de kosten is verschuldigd. Na het verstrijken van de zogeheten afschrijvingstermijn is de cliënt geen bijdrage in de kosten meer verschuldigd.

Hoofdstuk 6

In hoofdstuk 6 zijn de slotbepalingen geregeld. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van dit Besluit. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de cliënt. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering. Bij de beoordeling van de aanvraag zou het college zelf aanleiding kunnen zien om de hardheidsclausule toe te passen. In het algemeen geldt echter dat de cliënt gemotiveerd moet aangeven dat zijn situatie bijzonder is en zal hij dat desgevraagd ook nader moeten onderbouwen. Dit hoofdstuk regelt ook de inwerkingtreding, waarbij geen overgangsrecht is opgenomen. Dat betekent dat dit Besluit onmiddellijke werking heeft.