Regeling vervallen per 22-07-2020

Beleidslijn op grond van de wet BIBOB

Geldend van 05-10-2007 t/m 21-07-2020

Intitulé

Beleidslijn op grond van de wet BIBOB

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Algemeen

1.Systematiek van het BIBOB-instrumentarium

De Wet BIBOB is een middel om de infiltratie van de onderwereld in de bovenwereld te voorkómen. Uit de aanhef van de wet blijkt dat deze preventief van karakter is. Het gaat er in dit geval om dat voorkomen wordt dat crimineel verkregen geld wordt witgewassen of dat bij mogelijk gevaar dat strafbare feiten zullen worden gepleegd met de gevraagde vergunning of subsidie, deze kan worden geweigerd of ingetrokken.

Het is dan ook noodzakelijk dat een bestuursorgaan over de juiste informatie beschikt om te kunnen beoordelen of er bij die specifieke aanvraag om vergunning of subsidie of bij die aanbesteding sprake is van gevaar dat zo’n situatie zich voordoet. Als een bestuursorgaan het vermoeden heeft dat er sprake is van een dergelijk gevaar, maar zelf geen feiten boven tafel kan krijgen om dat te staven, kan als laatste middel advies worden gevraagd bij Bureau BIBOB. Het dossier gaat dan naar het bureau en dit onderzoekt bronnen die voor de gemeentelijke bestuursorganen gesloten zijn. Na beoordeling van de onderzoeksresultaten brengt het bureau advies uit over de ernst van het gevaar dat zo’n situatie bestaat.

Het onderzoek van Bureau BIBOB grijpt diep in de privacy van de aanvragers van vergunningen of subsidies, of van de gegadigden voor een overheidsopdracht. Het gebruik van het instrument moet dan ook noodzakelijk zijn en in verhouding staan tot het doel wat ermee bereikt moet worden. Het is daarom van belang om af te wegen op welke van de in de wet genoemde beleidsterreinen het zinvol is om de wet in Ridderkerk toe te passen.

2.Privacy en BIBOB-coördinatiepunt

Toepassing van de Wet BIBOB vraagt zorgvuldig onderzoek van de aanvraag (aanvrager) om vergunning of subsidie, dan wel tussentijdse beoordeling daarvan bij intrekking van een eerder verleende vergunning of subsidie. Dit moet het bestuursorgaan zelf doen door alle voor hem openstaande bronnen te raadplegen en door beoordeling van de extra informatie, die door de aanvrager moet worden geleverd om een BIBOB-onderzoek mogelijk te maken. Dat betekent dat het bestuursorgaan bij de politie, de officier van justitie, de Kamer van Koophandel en het kadaster gericht inlichtingen zal moeten vragen.

Vanwege de privacy-aspecten van een BIBOB-onderzoek door de gemeente zelf of in het kader van een adviesaanvraag aan Bureau BIBOB, dient met de benodigde gegevens en uitkomsten daarvan zeer zorgvuldig te worden omgegaan. Bureau BIBOB eist dat de gemeente een coördinatiepunt BIBOB instelt en een overeenkomst sluit met het bureau. Dit coördinatiepunt is het aanspreekpunt binnen de organisatie voor contact met het bureau. Team Juridische Zaken van afdeling Managementondersteuning voert de juridische controltaak voor de hele organitie. Het is daarom logisch om het coördinatiepunt voor BIBOB bij dit team onder te brengen. Hiermee is dan direct een functiescheiding tussen de intake en beoordeling van een aanvraag én het BIBOB-traject richting het bureau aangebracht. De informatie uit een BIBOB-onderzoek is niet openbaar, mag 2 jaar worden bewaard voor het doel waarvoor het is verzameld en moet daarna worden vernietigd. De documenten die in een BIBOB-onderzoek (kunnen) worden gebruikt, moeten apart worden gearchiveerd en niet bij de overige openbare documenten worden bewaard. Uitsluitend de eindconclusie van het onderzoek is openbaar. De eindconclusie kan zijn, geen vermoeden, een (licht) vermoeden of een zwaarwegend vermoeden dat met de gevraagde vergunning of subsidie of bij de gunning van een overheidsopdracht crimineel verkregen geld zal worden ingezet of dat daarmee strafbare feiten zullen worden gepleegd.

* Na vaststelling van de beleidslijn zal overleg plaatsvinden met afdeling IBF over de wijze waarop BIBOB-documenten moeten worden behandeld en bewaard.

3.Toepassingsgebied

Voor wat vergunningen betreft, ziet de Wet BIBOB op aanvragen voor

  • a.

    horeca (incl. coffeeshops);

  • b.

    prostitutie;

  • c.

    transport en bouw;

  • d.

    milieu;

Tevens ziet de wet op de verstrekking van

  • e.

    subsidies;

  • f.

    overheidsopdrachten op het gebied van bouw, ict en milieu.

Advies

De juridisch adviseur van afdeling Managementondersteuning, team Juridische Zaken wordt aangewezen als gemeentelijk coördinatiepunt voor Bureau BIBOB. Deze zal tevens de afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie adviseren en begeleiden bij de toepassing van de wet.

4.Preventieve werking

Een belangrijk aspect van de Wet BIBOB is de preventieve werking die uitgaat naar de aanvrager van een vergunning of subsidie, danwel een gegadigde voor een overheidsopdracht van de “dreiging” dat het bestuursorgaan de wet BIBOB kan toepassen. De vermelding op het aanvraagformulier dat het mogelijk is dat in het kader van de vergunningverlening, subsidieverstrekking of gunning van de opdracht een BIBOB-onderzoek plaatsvindt, kan als effect hebben dat indieners afzien van verdere behandeling van hun aanvraag. Indieners hoeven dan nog niet alle documenten bij te voegen die voor zo’n onderzoek nodig zijn. Dat kan, als daar aanleiding toe is, in een later stadium gebeuren. Bij aanvragen om bouwvergunning wordt al op een dergelijke manier gewerkt en dit kan worden uitgebreid naar alle sectoren waarop de wet van toepassing is. Het is noodzakelijk dat ambtenaren die dergelijke aanvragen behandelen alert zijn op signalen “dat er iets niet helemaal klopt”. Met andere woorden “Hoe krijg je BIBOB bij de behandelend ambtenaar tussen de oren?”. Als een ambtenaar “onderbuikgevoelens” heeft bij indieners van aanvragen of bij gegadigden voor een overheidsopdracht, dan wordt met de coördinator BIBOB overlegd of het raadzaam is om BIBOB-vragen te stellen en de nodige onderzoeksdocumenten op te vragen.

Hierna wordt per beleidsterrein aangegeven of het zinvol is om het BIBOB-intrumentarium in Ridderkerk in te zetten en zo ja, op welke wijze dat dan dient te gebeuren.

ad 3a Vergunningen voor de horeca

Horecabedrijven zijn te onderscheiden in zaken waarin alcoholhoudende drank (natte horeca) wordt geschonken en die waarin dat niet plaatsvindt (droge horeca).

Op grond van artikel 3 van de Drank- en horecawet (D&H-wet) is het verboden om zonder vergunning van het college een horeca- of slijtersbedrijf uit te oefenen. Dit artikel geldt voor horecabedrijven die in ieder geval bedrijfsmatig of anders dan om niet (tegen betaling) alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse verstrekken. Hieronder vallen ook de sportkantines van de diverse verenigingen.

De burgemeester is het bestuursorgaan dat op grond van artikel 174 van de Gemeentewet belast is met het toezicht op openbare samenkomsten en openbare vermakelijkheden én de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Om hieraan inhoud te kunnen geven is in hoofdstuk 2 van Algemene Plaatselijke Verordening Ridderkerk 2001 (APV) onder andere het toezicht op horecabedrijven vastgelegd. Hierin is opgenomen dat het de houder van een horecabedrijf verboden is om dit zonder vergunning van de burgemeester te exploiteren. Horecabedrijven in de zin van de APV zijn alle bedrijven waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt of tegen vergoeding eten of drinken (alcoholhoudend of niet) voor directe consumptie wordt bereid of verstrekt. Ook de droge horecabedrijven mogen niet geopend zijn zonder een geldige exploitatievergunning. Bij invoering van het exploitatievergunningstelsel is, in aansluiting op de APV van Rotterdam, de geldigheidsduur van een exploitatievergunning vastgesteld op 3 jaar.

Feiten of omstandigheden die op grond van de Wet BIBOB, tot weigering of intrekking van een drank- en horecawetvergunning kunnen leiden, kunnen eveneens aan de orde zijn bij de beoordeling van de aanvraag om een exploitatievergunning.

1.Drank- en horecawetvergunning

In de artikelen 27 en 31 van de D&H-wet zijn respectievelijk de weigerings- en intrekkingsgronden voor een aangevraagde vergunning opgesomd. Indien geen van deze gronden van toepassing is, dan moet het college de gevraagde vergunning verlenen, dan wel kan het de verstrekte vergunning niet intrekken. Eén van de weigerings- of intrekkingsgronden is wanneer sprake is van feiten of omstandigheden zoals genoemd in artikel 3 van de Wet BIBOB.

Concreet betekent dit, dat als de “gewone” weigerings- en intrekkingsgronden van de D&H-wet redenen zijn om de vergunning te weigeren of in te trekken, toepassing van de Wet BIBOB niet aan de orde komt.

2.Exploitatievergunning

Alle horecabedrijven hebben vergunning nodig op grond van artikel 2.3.1.2 van de APV. De weigerings- en intrekkingsgronden zijn opgenomen in artikel 2.3.1.3 van de APV. Door toepassing van de wet BIBOB bij aanvragen om een exploitatievergunning kunnen ook horecabedrijven die geen alcohol verstrekken met BIBOB worden beoordeeld.

3.Aanwezigheidsvergunning (horecagerelateerde vergunning)

Toepassing van de wet BIBOB op een aanwezigheidsvergunning is niet mogelijk.

4.Coffeeshops

In Ridderkerk geldt een 0-beleid ten aanzien van coffeeshops. Toepassing van het BIBOB-instrumentarium is in Ridderkerk dan ook niet aan de orde.

Advies

Om de integriteit van de totale horeca in Ridderkerk te kunnen beoordelen dient de Wet BIBOB van toepassing te worden verklaard op alle aanvragen voor drank- en horecavergunningen en exploitatievergunningen, uitgezonderd de aanvragen voor het slijtersbedrijf. Bij gelijktijdige aanvraag van een drank- en horecavergunning en een exploitatievergunning voor hetzelfde horecabedrijf hoeft een aanvrager de BIBOB-vragen uitsluitend bij de aanvraag voor een drank- en horecavergunning in te vullen en daarbij de gevraagde documenten te voegen.

Daar de invoering van de wet BIBOB een forse lastenverzwaring voor de horeca-ondernemers en het ambtelijk apparaat betekent, adviseer ik u om de raad voor te stellen de geldigheidsduur van exploitatievergunning op onbepaalde tijd vast te stellen.

Om de Wet BIBOB te kunnen toepassen op aanvragen voor vergunningen voor een horecabedrijf dienen de aanvraagformulieren voor een drank- en horecawetvergunning en voor een exploitatievergunning te worden uitgebreid met vragen die betrekking hebben op artikel 30 van de Wet BIBOB.

ad 3b Prostitutie

Op grond van Hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Ridderkerk 2001 is het verboden om zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan een sexinrichting of een escortbedrijf te exploiteren. De Wet BIBOB is rechtstreeks van toepassing op deze branche.

Advies

Aangezien de branche zeer gevoelig is voor criminele praktijken, adviseer ik u om bij een aanvraag om een dergelijke vergunning dezelfde werkwijze van toe te passen zoals hiervoor is beschreven voor de aanvraag om een horecavergunning.

ad 3c Bouwvergunning

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet BIBOB is artikel 44a aan de Woningwet toegevoegd. Op grond van dat artikel kan een reguliere bouwvergunning, naast de weigeringsgronden die in artikel 44 van de Woningwet zijn opgenomen, tevens worden geweigerd op grond van artikel 3 van de Wet BIBOB. De aanvraagformulieren voor een bouwvergunning zijn voorzien van een tekst waarin de aanvrager daarop wordt gewezen. In principe is het daarom mogelijk om een BIBOB-onderzoek te starten.

Advies

Ik adviseer u om een aanvrager om vergunning voor het bouwen of verbouwen van een horecabedrijf te verzoeken gegevens aan te leveren die een BIBOB-onderzoek mogelijk maken. In veel gevallen zal vanwege wijziging van het horecabedrijf toch al opnieuw een drank- en horeca- of een exploitatievergunning moeten worden aangevraagd, zodat dit nauwelijks extra lasten met zich mee zal brengen.

ad 3d Milieuvergunning

De DCMR Milieudienst Rijnmond is voor vergunningverlening op milieugebied de adviseur van de bestuursorganen van de gemeente Ridderkerk. Hoewel tot op heden niet gebleken is dat in Ridderkerk in de milieusector criminele activiteiten plaatsvinden of plaatsgevonden hebben, valt niet uit te sluiten, dat zoiets kan gebeuren. Denk hierbij aan de afvalbranche, die niet van onbesproken gedrag is. DCMR heeft al een procedure ontwikkeld voor het doen van BIBOB-onderzoeken en het vragen van advies bij Bureau BIBOB, omdat de dienst al dergelijke werkzaamheden doet voor de provincie en de gemeente Rotterdam. Het ligt voor de hand om bij toepassing van de Wet BIBOB op vergunningen in het kader van milieuwetgeving de DCMR daarvoor aan te wijzen. Dat betekent wel een uitbreiding van het takenpakket dat de DCMR voor Ridderkerk uitvoert. De kosten van een dergelijk onderzoek zijn afhankelijk van de uitgebreidheid van het onderzoek. Ook door DCMR zal net als bij afdeling VVH eerst eigen onderzoek moeten plaatsvinden.

DCMR is bereid deze taken op zich te nemen en gaat er vanuit dat ongeveer 8 uren per zaak voldoende moeten zijn om de eigen beoordeling te kunnen doen. Zodra een adviesaanvraag moet worden ingediend bij bureau BIBOB zullen daar door DCMR, als coördinatiepunt voor milieu, extra uren aan moeten worden besteed en moet de prijs die het bureau daarvoor rekent daarbij worden opgeteld (€ 500,-- per aanvraag). DCMR heeft aangegeven dat indien deze taak bij de dienst wordt ondergebracht, uitgebreider overleg zal moeten plaatsvinden om onder andere vast te stellen of het gemeentebestuur de wet actief wil toepassen en wat in dat geval de gemeentelijke prioriteiten zijn. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren door een branche of een gebied aan te wijzen waarop DCMR zich voor wat betreft vergunningverlening en handhaving (met de criteria van de wet BIBOB in de hand) zich in eerste instantie gaat richten.

Advies

Gezien het bovenstaande adviseer ik u om DCMR in het kader van milieuwetgeving in voorkomende gevallen voor de gemeente Ridderkerk BIBOB-onderzoek te laten uitvoeren. Over de wijze waarop dat moet gebeuren zal nader overlegd moeten worden.

Vooralsnog is Ridderkerk de enige regiogemeente, na Rotterdam, die over de toepassing van de wet BIBOB contact heeft opgenomen met DCMR. Naar mijn mening moet het mogelijk zijn om deze problematiek in breder, regionaal, verband op te pakken.

ad 3e Subsidies

In artikel 6 van de wet BIBOB is vastgelegd dat de wet ook van toepassing kan zijn op subsidies. Die mogelijkheid moet dan wel in de gemeentelijke subsidieverordening zijn opgenomen en deze verordening moet zijn goedgekeurd door de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie. De goedkeuring kan door de ministers worden geweigerd vanwege strijd met het recht of wanneer toepassing van het BIBOB-instrumentarium in verband met de persoonlijke levenssfeer een onevenredig zwaar middel zou zijn ten opzichte van de subsidie. De wet in niet van toepassing op EU-subsidies en buitenwettelijke subsidies.

In Titel 4.2 Subsidies van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de wetgeving omtrent subsidieverlening vastgelegd. Daarin worden verplichtingen van de aanvrager van subsidie en intrekkings- en weigeringsgronden die een bestuursorgaan kan hanteren om een subsidie te weigeren, in te trekken of lager vast te stellen genoemd. In de Algemene Subsidieverordening Ridderkerk 2006 zijn door u aanvullende gronden vastgelegd. Indien u een subsidie zou willen weigeren of intrekken en daarbij het BIBOB-instrumentarium zou willen toepassen, dienen eerst alle eigen instrumenten te worden ingezet. Gezien de uiteenlopende weigerings- en intrekkingsgronden die u ter beschikking staan en de bijlagen die nu al moeten worden ingediend door de aanvrager, is het naar mijn mening niet zinvol om daar nog het BIBOB-instrumentarium aan toe te voegen. Dit zal al snel kunnen worden beoordeeld als een onevenredig zwaar middel ten opzichte van de subsidie.

Advies

Ik adviseer u om vanwege de preventieve werking die van de Wet BIBOB kan uitgaan op het aanvraagformulier te vermelden dat een BIBOB-onderzoek tot de mogelijkheden kan behoren (zie aanvraag bouwvergunning).

ad 3f Overheidsaanbestedingen

De Wet BIBOB is rechtstreeks van toepassing op aanbestedingen door de overheid. In de wet zijn geen aanvullende weigerings- of intrekkingsgronden voor het gunnen van overheidsopdrachten opgenomen. De Europese richtlijnen voor het aanbesteden van overheidsopdrachten gelden onverkort en doen niets af aan het BIBOB-instrumentarium. Ook in dit geval is het inzetten van het BIBOB-instrumentarium een uiterste middel, dat pas kan worden toegepast als alle andere middelen niet toereikend blijken te zijn. In het Inkoopbeleid (aanbestedingsbeleid) 2006 is vastgelegd hoe in Ridderkerk met inkopen (en aanbesteden) moet worden omgegaan. Van de inschrijvers voor een overheidsopdracht wordt in een inkooptraject een eigen verklaring gevraagd. Daarin verklaart de inschrijver o.a. dat hij niet in staat van faillissement verkeert, dat hij in de uitoefening van zijn bedrijf geen ernstige fout heeft begaan en niet veroordeeld is in een zaak die zijn beroepsmoraliteit betreft. Inmiddels is het mogelijk om bij het ministerie van Justitie een verklaring omtrent het gedrag voor rechtspersonen (VOGrp) aan te vragen. In het land gaan stemmen op om deze verklaring verplicht te stellen voor inschrijvers op overheidsopdrachten. De huidige “eigen verklaring” voldoet in de Ridderkerkse praktijk en mocht de VOGrp verplicht worden gesteld, dan zal dat document vanzelfsprekend worden verlangd van de inschrijvers. Tot op heden heeft zich geen situatie voorgedaan waarbij toepassing van het instrumentarium van de Wet BIBOB noodzakelijk werd gevonden.

Advies

Hoewel ik van mening ben dat het inkoopbeleid afdoende moet zijn, adviseer ik u om vanwege de preventieve werking die van de Wet BIBOB kan uitgaan op de uitnodiging voor het inschrijven op een overheidsopdracht te vermelden dat een BIBOB-onderzoek tot de mogelijkheden kan behoren (zie aanvraag bouwvergunning).

5.Werkwijze

Door de gemeentelijke bestuursorganen zelf te raadplegen bronnen:

  • 1.

    de aanvrager zelf;

  • 2.

    de geldschieters;

  • 3.

    de politie

  • 4.

    justitiële documentatie;

  • 5.

    de officier van justitie;

  • 6.

    het kadaster;

  • 7.

    de Kamer van Koophandel;

  • 8.

    eigen sociale dienst.

Wanneer wordt advies gevraagd aan Bureau BIBOB?

  • 1.

    Naar aanleiding van een tip van de Officier van Justitie in het kader van een aanvraag om vergunning, of in het kader van een reeds verleende vergunning (art. 26 Wet BIBOB)

  • 2.

    Indien nog vragen bij de gemeente blijven bestaan nadat de aanvraag is beoordeeld aan de hand van de criteria van de Wet BIBOB over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur of de activiteiten in de directe omgeving van het bedrijf;

    • b.

      de financiering van het bedrijf;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financiering van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

    • d.

      andere omstandigheden die doen vermoeden dat er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of dat voordelen die verkregen zijn uit strafbare feiten zullen worden gebruikt in de onderneming;

    • e.

      andere omstandigheden die doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verkregen vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Werkinstructie

  • a.

    Aanvragen voor horecavergunning(en) worden ingediend op vastgestelde formulieren die vragen bevatten die in voorkomende gevallen kunnen leiden tot een adviesaanvraag bij Bureau BIBOB.

  • b.

    Na ontvangst van de ingevulde aanvraagformulieren en bijlagen beoordeelt de behandelend ambtenaar deze op volledigheid. Indien een aanvrager om een horecavergunning verzuimd heeft om die vragen te beantwoorden of de gevraagde bijlage niet heeft toegevoegd, wordt hij in de gelegenheid gesteld zijn verzuim te herstellen.

  • c.

    Blijft de aanvrager in gebreke dan wordt de gevraagde vergunning door het bestuursorgaan geweigerd.

  • d.

    Indien alle vragen beantwoord zijn en de gevraagde bijlagen zijn ontvangen, raadpleegt het bestuursorgaan alle voor hem openstaande bronnen die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • e.

    Mocht dan al blijken van “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet BIBOB, kan het bestuursorgaan op grond daarvan de gevraagde vergunning weigeren.

  • f.

    Voordat hiertoe wordt besloten, wordt overlegd met het coördinatiepunt BIBOB bij afd. MO/JZ.

  • g.

    In het geval dat er vragen blijven bestaan over b.v. de bedrijfsstructuur, de financiering van het bedrijf of de persoon van de aanvrager kan via het coördinatiepunt MO/JZ advies worden gevraagd bij Bureau BIBOB.

  • h.

    Indien wordt besloten om advies te vragen aan Bureau BIBOB stelt het bestuursorgaan de aanvrager op de hoogte van zijn adviesaanvraag bij het bureau en schort het de afhandelingstermijn van de aanvraag met 8 weken op.

  • i.

    Het bureau krijgt door het coördinatiepunt MO/JZ het complete dossier toegestuurd en beoordeelt of het bestuursorgaan zelf voldoende onderzoek heeft verricht en start daarna een nader onderzoek.

  • j.

    Na ontvangst van het BIBOB-advies neemt het bestuursorgaan een besluit, waarin het BIBOB-advies wordt meegewogen.

  • k.

    Het BIBOB-advies mag niet met knippen en plakken worden overgenomen, maar dient te worden beoordeeld op de juistheid van de getrokken conclusies en daarna in eigen bewoordingen in het concept-besluit te worden opgenomen.

  • l.

    Het advies is niet openbaar.

  • m.

    Indien een negatief besluit wordt genomen, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven (artikel 33 Wet BIBOB);

  • n.

    Tegen het besluit kan bezwaar worden gemaakt conform de Algemene wet bestuursrecht.

  • o.

    De indiener van een bezwaarschrift tegen het genomen besluit kan worden gehoord door de commissie bezwaarschriften.

  • p.

    Vanwege het niet-openbare karakter van het BIBOB-advies wordt dit niet in de processtukken opgenomen.

  • q.

    Indien de betrokkene het besluit in rechte aanvecht, is hij bevoegd om de relevante gegevens aan de rechter bekend te maken (artikel 28 Wet BIBOB).

  • r.

    Na twee jaren wordt het BIBOB-advies vernietigd.

6 Samenvatting

Opdracht van de burgemeester tot het ontwikkelen van beleid om in voorkomende gevallen een BIBOB-onderzoek te kunnen starten bij aanvragen om horecavergunningen, dat kan uitmonden in een adviesaanvraag bij Bureau BIBOB.

  • a.

    De juridisch adviseur van afdeling Managementondersteuning, team Juridische Zaken wordt aangewezen als gemeentelijk coördinatiepunt voor Bureau BIBOB. Deze zal tevens de afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie adviseren en begeleiden bij de toepassing van de wet.

  • b.

    Met afdeling IBF wordt besproken op welke wijze BIBOB-documenten moeten worden behandeld en bewaard. Dit zal in een werkprocesbeschrijving worden vastgelegd.

  • c.

    Om de integriteit van de totale horeca in Ridderkerk te kunnen beoordelen dient de Wet BIBOB van toepassing te worden verklaard op alle aanvragen voor drank- en horeca- en exploitatievergunningen.

  • d.

    Om de Wet BIBOB te kunnen toepassen op aanvragen voor vergunningen voor een horecabedrijf dient bij de herziening van de APV hiermee rekening te worden gehouden. Tevens dienen de aanvraagformulieren voor een drank- en horecawetvergunning en voor een exploitatievergunning te worden uitgebreid met vragen die betrekking hebben op artikel 30 van de Wet BIBOB.

  • e.

    Aangezien de prostitutiebranche zeer gevoelig is voor criminele praktijken, wordt bij een aanvraag om een dergelijke vergunning dezelfde werkwijze toegepast die is beschreven voor de aanvraag om een horecavergunning.

  • f.

    In het kader van milieuwetgeving wordt DCMR aangewezen om in voorkomende gevallen voor de gemeente Ridderkerk BIBOB-onderzoek uit te voeren en als coördinatiepunt naar bueau BIBOB op te treden. Nader overleg over de uitwerking hiervan dient nog plaats te vinden.

  • g.

    Bij aanvragen om bouwvergunning blijven vragen die BIBOB-onderzoek mogelijk moeten maken in eerste instantie achterwege. Mocht hiertoe aanleiding bestaan, dan wordt een aanvrager om bouwvergunning verzocht alsnog gegevens aan te leveren die een BIBOB-onderzoek mogelijk maken. Bij aanvragen voor bouwvergunning voor een horecabedrijf worden wel BIBOB-vragen gesteld.

  • h.

    De verzoeken om subsidies blijven vragen die een BIBOB-onderzoek mogelijk moeten maken in eerste instantie achterwege, want in de Algemene wet bestuursrecht is de regelgeving omtrent aanvragen om subsidie reeds uitputtend vastgelegd. De Wet BIBOB is echter van toepassing op subsidies, zodat dezelfde werkwijze als bij aanvragen om bouwvergunning wordt gevolgd.

  • i.

    De werkwijze die is vastgelegd in het Inkoopbeleid (aanbestedingsbeleid) 2006 van de gemeente Ridderkerk biedt zodanige waarborgen dat in eerste instantie het instrumentarium van de Wet BIBOB niet van toepassing hoeft te zijn. De Wet BIBOB is echter van toepassing op de gunning van overheidsopdrachten, zodat dezelfde werkwijze als bij aanvragen om bouwvergunning wordt gevolgd.