Regeling vervallen per 01-01-2021

HANDHAVINGSBELEIDSPLAN PARTICIPATIEWET, IOAW, IOAZ

Geldend van 01-05-2015 t/m 31-12-2020

Intitulé

HANDHAVINGSBELEIDSPLAN PARTICIPATIEWET, IOAW, IOAZ

Inhoud

Inhoud: 1

Inleiding: 2

Hoofdstuk 1: 2

Hoofdstuk 2:4

Hoofdstuk 3:7

Hoofdstuk 4: 11

Hoofdstuk 5: 12

Hoofdstuk 6: 16

Bronvermelding: 17

Inleiding

Sociale Zekerheid is een uiting van maatschappelijke solidariteit. Om het draagvlak voor solidariteit in stand te houden, dient de rechtmatigheid en doelmatigheid van uitkeringen te zijn gewaarborgd. Handhaven versterkt de onderlinge vertrouwensrelatie tussen klant en klantmanager als de wederzijdse verplichtingen helder zijn. En het helpt klanten om zich aan de regels te houden.

In het handhavingsbeleidsplan worden de termen Participatiewet, uitkering en bijstandsuitkering gebruikt. Deze zijn van toepassing op de verschillende vormen van inkomensondersteuning die de gemeente biedt. Het handhavingsbeleidsplan heeft daarmee betrekking op de volgende regelingen: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en de BBZ.

We zetten het handhavingsbeleid dat we eerder hebben ingezet in grote lijnen voort. Dat wil zeggendat we ons handhavingsbeleid blijven baseren op de vier pijlers van Hoogwaardig handhaven, waarbijer een balans is tussen preventieve en repressieve activiteiten. De preventieve activiteiten bestaan uit

informeren op maat en optimalisering van de dienstverlening. De repressieve activiteiten bestaan uitcontrole op maat en sanctioneren op maat.

Hoofdstuk 1 Hoogwaardig Handhaven

Binnen de bijstand en aanverwante regelingen staan twee verplichtingen centraal: de inlichtingenverplichting en de arbeidsverplichting. Met betrekking tot het laatste gaat het er om dat de klant meewerkt aan oproepen om op een bepaalde tijd en plaats aanwezig te zijn, meewerkt aan zijn re-integratie en werk zoekt, aanvaardt en behoudt.

De inlichtingenverplichting is de verplichting om het college alle feiten en omstandighedenmee te delen die van invloed kunnen zijn op het recht op of op de hoogte van de uitkering. Deactiviteiten die wij als RSD ondernemen om de naleving van deze verplichtingen te bevorderen of af te dwingen, vallen onder de noemer handhaving.

De arbeidsverplichting is de verplichting van klant om alles te doen wat in zijn of haar vermogen ligt om werk te zoeken, te aanvaarden en te behouden. Dit kan ook zijn het meewerken aan onderzoek of het volgen van een re-integratie traject. Eveneens kan van de klant gevraagd worden een tegenprestatie naar vermogen te leveren.

Handhaving is méér dan het uitvoeren van fraudeonderzoeken. Een effectief handhavingsbeleid is een samenspel van preventieve en repressieve activiteiten. Hierbij moet worden gedacht aangoede en begrijpelijke voorlichting aan de uitkeringsgerechtigde, een optimale en snelle dienstverlening aan de klant, bevordering van fraudealertheid van medewerkers met klantcontacten, sanctionering bij het niet nakomen van verplichtingen, als organisatie zelf aan de regels houden en de terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand.

Hieruit vloeit voort dat handhaving niet op zichzelf mag staan. Handhaving is een vanzelfsprekendonderdeel van, en stevig verankerd in de totale dienstverlening van de organisatie. Dit betekent dathandhaving een integrale verantwoordelijkheid is geworden, en niet alleen een taak van

handhavingspecialisten. Hoe meer aan deze voorwaarden wordt voldaan, hoe effectiever hethandhavingsbeleid zal zijn.

Het doel van hoogwaardig handhaven is dat klanten zich bewuster worden van de regels rond deuitkering en deze meer uit zichzelf naleven. De kans dat mensen zich spontaan aan wet en regelshouden is namelijk groter als zij:

• goed en tijdig geïnformeerd zijn over rechten en plichten;

• de regels en de controles die daaruit voortvloeien accepteren;

• de pakkans bij overtreding als hoog ervaren;

• voldoende worden afgeschrikt door opgelegde en uitgevoerde straffen.

De activiteiten die we ondernemen om dit doel te bereiken zijn onder te brengen in vier categorieën ofpijlers. De eerste twee zijn preventief van karakter, de laatste twee zijn repressief. De activiteiten worden in dit plan in hoofdstuk 5 concreet beschreven.

1 Vroegtijdig informeren.

Uitkeringsgerechtigden zijn er zelf voor verantwoordelijk dat zij kennis nemen van de regels waar zij zich aan hebben te houden. Iedere burger zou in principe kunnen weten welke verplichtingen horen bij het ontvangen van een uitkering. In de praktijk is er echter een categorie klanten die zich onvoldoende bewust is van de regels. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals gemakzucht, laaggeletterdheid of niet begrijpen. Het gevolg is een verhoogd risico op fraude. Hoe eerder, vaker en vollediger wij de klant informeren over rechten en plichten, hoe kleiner de kans op fraude. Wij communiceren zowel schriftelijk als mondeling met onze klanten. Daarbij sluiten we zoveel mogelijk aan bij het communicatieniveau van onze klanten. Met de komst de Participatiewet en daarmee van nieuwe doelgroepen naar de gemeente zal onze voorlichting hierop aangepast worden.

Een goede voorlichting werkt dus op twee manieren: enerzijds behoedt het burgers die geen recht hebben op bijstand op het onrechtmatig aanvragen ervan. Anderzijds verzekert het de gemeente dat zij voldoet aan haar verplichting de burger voldoende voor te lichten.

2 Optimaliseren dienstverlening

Goed voorbeeld doet goed volgen. Wij verlangen van onze klanten dat zij zich aan regels en afspraken houden. De kans dat zij dit zullen doen wordt groter als wij dit zelf ook doen. Een juiste, snelle verwerking van mutaties, heldere communicatie, efficiënte procedures en een correcte bejegening vergroten het vertrouwen van de klant in de organisatie en verkleinen het gevoel van afstand tot de gemeente. Dit draagt er toe bij dat de klant eerder geneigd zal zijn de regels na te leven.

3 Controle op maat

Het is niet effectief om elke klant op dezelfde manier te controleren. Maatwerk is ook hier de leidraad.We weten uit de resultaten van eerdere onderzoeken dat fraude bij bepaalde groepen klanten, zoalswoningdelers, meer voorkomt dan bij andere groepen. Wij voeren daarom gerichte controles uit in de vorm van themacontroles.

Bij de meerderheid van de klanten is dit niet noodzakelijk. Zij worden op reguliere wijze gecontroleerd.

4 Sanctioneren op maat

Fraude mag niet lonen. Als wij constateren dat een klant ten onrechte bijstand ontvangt of heeftontvangen dan herstellen we de situatie. Dit wil zeggen dat we de uitkering beëindigen of aanpassen.Daarnaast vorderen we de ten onrechte ontvangen bijstand terug en ontnemen de fraudeur daarmee het voordeel dat hij heeft genoten. Daarbij leggen we een bestuurlijke boete op die maximaal gelijk is aan het gefraudeerde bedrag. Bij de zwaardere fraudezaken (= benadelingsbedrag boven € 50.000, -) leggen we geen boete op maar doen we aangifte bij het Openbaar Ministerie. Onze sociaal rechercheurs maken dan proces verbaal op, waarna de fraudeur zich moet verantwoorden voor de strafrechter.

Ook het niet nakomen van arbeids-, re-integratie-, medewerkings- en overige opgelegde verplichtingen mag niet lonen. De klant zal zijn gedrag of nalatigheid moeten verantwoorden en de gevolgen van zijn gedrag ondergaan. Daarom zal de uitkering van een klant die zich niet aan de opgelegde verplichtingen houdt verlaagd worden (in juridische termen: afgestemd).

Uit onderzoek is gebleken dat als een uitkering beëindigd wordt bij constatering van een ‘lichte’ vorm van fraude, de klant in meer dan 90% van de gevallen niet terug komt voor een nieuwe aanvraag. Zij kunnen zelf in het eigen levensonderhoud voorzien.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 2 Landelijke wetgeving

Bijstand is een sociaal grondrecht dat in de Grondwet is opgenomen, en is zoals eerder vermeld gebaseerd op solidariteit. Wie niet genoeg inkomen kan verwerven om in het eigen levensonderhoud te voorzien, krijgt van de gemeente tijdelijk een uitkering. Het principe van de bijstandsverlening is dat werk boven uitkering gaat. Werk is immers de beste vorm van inkomensvoorziening én van participatie. De bijstandsverlening door een gemeente is dus, naast het correct verstrekken van een uitkering, gericht op het vinden van werk.

De gemeente helpt klanten met een re-integratie of participatieaanbod. Daar staan wel verplichtingen tegenover: klanten zijn verplicht werk te zoeken en te aanvaarden, mee te werken aan hun re-integratie en desgevraagd een tegenprestatie te leveren. Ook moeten ze zich houden aan de algemene omgangsvormen. Gemeenten ondersteunen klanten bij het naleven van die verplichtingen. Dat is niet vrijblijvend: verwijtbaar niet naleven van de arbeids- en re-integratieverplichtingen moet worden bestraft met een maatregel.

Om ons sociale stelsel in stand te houden is een blijvend draagvlak in de samenleving nodig. Naleving speelt hierin een belangrijke rol. Als uitkeringsgerechtigden zich niet aan de regels houden kunnen belastingbetalers daar nadelen van ondervinden. Daarnaast gaat dit in tegen het rechtvaardigheidsgevoel van uitkeringsgerechtigden en andere burgers die zich wel aan de regels houden. Niet-naleving kan zo ook leiden tot een verminderde nalevingsbereidheid van andere burgers.

Hiermee komen de geloofwaardigheid en uiteindelijk het draagvlak van het sociale zekerheidsstelselin het geding. Ten onrechte verstrekte bijstandsuitkeringen zorgen er bovendien voor dat de sociale

zekerheid duurder wordt. Hierdoor kan ook de houdbaarheid van het stelsel in het geding komen.

2.1 (landelijke wetgeving) Inlichtingenplicht rechtmatigheid bestuurlijke boete

De bestuurlijke boete is in 2013 opnieuw ingevoerd. Dit houdt in dat bewuste schending van de inlichtingenplicht zwaarder wordt bestraft. De boete bedraagt maximaal 100% van het netto benadelingsbedrag, wanneer aangetoond kan worden dat betrokkene bewust de benodigde informatie niet of niet tijdig heeft verstrekt. Ook kan er worden besloten om te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, voor zover het niet nakomen van de inlichtingenplicht niet opnieuw plaatsvindt binnen een periode van 2 jaar. De bestuurlijke boete wordt niet opgelegd als de fraudeur strafrechtelijk wordt vervolgd. Het Openbaar Ministerie gaat echter in principe pas over tot strafrechtelijke vervolging bij een benadelingsbedrag vanaf € 50.000,--. Bij het opleggen van een boete moet het evenredigheidsbeginsel worden toegepast. De RSD houdt bij het opleggen van een boete de jurisprudentie in acht.

Verplicht terugvorderen en verrekenen

In het debiteurenbeleidsplan is opgenomen dat een actief terugvorderingsbeleid wordt gevoerd en dat in principe alle ten onrechte verleende bijstand wordt teruggevorderd. In enkele gevallen is er een mogelijkheid geschapen om af te zien van terugvordering, kwijt te schelden of om een bedrag af te boeken. Wanneer er sprake is van een kruimelbedrag kan een vordering worden afgeboekt. En wanneer de uitkeringsontvanger na terugbetaling gedurende een lange periode aan strenge voorwaarden voldoet, kan het resterende bedrag van de vordering worden kwijtgescholden.

Met ingang van 1 januari 2013 is het terugvorderen van ten onrechte verstrekte bijstand als gevolg van schenden van de inlichtingenplicht (fraudevordering) een verplichting (artikel 58, lid 1 Participatiewet). Dit betekent dat gemeenten geen vrijheid hebben om zelf te bepalen hoe ze met terugvordering van verwijtbare vorderingen willen omgaan. Gemeenten mogen geen medewerking verlenen aan een schuldregeling als er een vordering is ontstaan door schending van de inlichtingenplicht en hiervoor een boete is opgelegd dan wel aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van strafrecht.

In onderstaande situaties kan het college op grond van artikel 58, lid 7 en 8 Participatiewet besluiten van (verdere) terugvordering af te zien.

  • ·

    Wanneer de klant gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • ·

    Wanneer de klant gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • ·

    Wanneer er gedurende tien jaar geen betalingen zijn verricht en niet aannemelijk is dat de debiteur deze op enig moment zal gaan verrichten; of

  • ·

    Wanneer de klant een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost;

  • ·

    Wanneer er sprake is van dringende redenen.

Besloten is om van bovengenoemde beleidsvrijheid gebruik te maken. Er wordt actief terug- en ingevorderd. In eerste instantie wordt getracht met de middelen die RSD heeft (o.a. vereenvoudigd loonbeslag) tot invordering over te gaan. Wanneer dit niet lukt, wordt overwogen om de invordering over te hevelen naar een deurwaarderskantoor. Het zal dus niet vaak voorkomen dat een vordering na tien jaar niet volledig is terugbetaald. Het verplicht terugvorderen is in het verre verleden ook een verplichting geweest. Toen is gebleken dat het lastig is om oninbare vorderingen van debiteuren waarvan het adres en inkomstenbron niet bekend is niet te kunnen afboeken. Daarnaast geef je de debiteur toch nog een opening om na tien jaar weer een nieuwe start te laten maken. In een debiteurenbeleidsplan zal nadere invulling worden gegeven over het kwijtschelden van verwijtbare schulden.

Met ingang van 1 januari 2013 is op grond van artikel 60 lid 4 Participatiewet het verrekenen van de openstaande fraudevorderingen met de uitkering ook een verplichting. Wanneer een debiteur een bijstandsuitkering ontvangt wordt 6% van de voor hem geldende bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag ter aflossing ingehouden op zijn uitkering. Bij fraudevorderingen wordt het bedrag dat meer bedraagt dan de beslagvrije voet volledig aangewend voor de aflossing van de fraudevordering. Dit betekent dat ook de volledig gereserveerde vakantietoeslag voor de aflossing wordt aangewend. Dezelfde lijn dient ook gevolgd te worden wanneer de debiteur geen uitkering meer ontvangt en de openstaande vordering niet ineens kan terugbetalen. Dit betekent dat wanneer de debiteur hierom verzoekt, het aflossingsbedrag gelijk is aan het bedrag dat de beslagvrije voet overschrijdt. Wanneer de debiteur niet betaalt wordt overgegaan tot het leggen van loonbeslag.

Recidive

Bij recidive (de overtreder is meer dan eens bestraft voor het plegen van fraude) moet een boete worden opgelegd van 150% van maximaal het fraudebedrag. Daarnaast kan de boete gedurende een periode van maximaal drie maanden verrekend worden met de uitkering. De uitkering wordt dan niet beëindigd maar de beslagvrije voet wordt tijdelijk buiten werking gesteld. De beslagvrije voet mag 3 maanden buiten werking worden gesteld. De klant ontvangt dan maximaal drie maanden geen geld van de gemeente en met dit geld wordt (een deel van) de boete afgelost.

Het buiten werking stellen van de beslagvrije voet is een discretionaire bevoegdheid van de gemeente. In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van deboetevordering. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat degemeente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft(zoals hogere maatschappelijke kosten vanwege uithuisplaatsing) de verrekening aan te passen, danwel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. Dit is vastgelegd in de verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive.

Het grootste deel van de fraudevorderingen waarbij sprake is van recidive heeft betrekking op wittefraude. Het gaat dan om vorderingen die zijn opgevoerd naar aanleiding van bestandskoppelingen binnen de SUWI keten. Deze vorderingen zijn altijd relatief laag omdat de gemeente witte fraude zeer snel constateert. Het buiten werking stellen van de beslagvrije voet bij recidive heeft om die reden weinig impact op klanten. Bij de zwaardere fraudeonderzoeken ligt dit anders.

Lik op stuk

Naast de aanscherping van het sanctieregime in 2013 heeft het kabinet in het SZWhandhavingsprogramma 2011-2014 een aantal speerpunten geformuleerd om tot een steviger optreden tegen fraude te komen. Een van deze speerpunten is het zogenaamde lik op stuk beleid. Snelheid is een doorslaggevende voorwaarde voor een effectief lik op stuk beleid. Bestuursrechtelijkefraudeonderzoeken kosten minder tijd dan strafrechtelijke fraudeonderzoeken. Door deze kortereomlooptijd kunnen er bij een verschuiving van de strafrechtelijke aanpak naar de bestuursrechtelijkeaanpak in totaal meer fraudeonderzoeken worden verricht. Het bereik van het handhavingsbeleid wordt hiermee groter en daarmee ook de veronderstelde pakkans.

inlichtingenbureau

De RSD verricht administratieve onderzoeken die worden uitgevoerd naar aanleiding van signalen die worden ontvangen van het Inlichtingenbureau. Het inlichtingenbureau vergelijkt maandelijks de bestanden van sociale diensten van gemeenten met andere instanties zoals het UWV, DUO en de belastingdienst. Door deze bestandsvergelijking krijgt de RSD zicht op inkomsten (uit loon, studiefinanciering of uitkering) die een bijstandsontvanger mogelijk niet bij de RSD heeft opgegeven. Onderzoeken waarbij geen sprake is van witte fraude, maar van woonfraude of zwart werk, kunnen niet administratief worden afgehandeld.

2.2 (landelijke wetgeving) Arbeids- en re-integratie verplichting en de tegenprestatie.

Gemeenten verstrekken een tijdelijke uitkering maar de uitkeringsgerechtigde heeft de verplichting om zo spoedig mogelijk werk te zoeken, dit werk ook te aanvaarden en te behouden.

Daarom zijn de regels omtrent deze arbeidsverplichting aangescherpt. De klant moet al het mogelijke in het werk stellen om aan het werk te komen en te blijven. Zo worden er eisen gesteld aan de taalvaardigheid, aan het uiterlijk van de klant, maar ook aan de duur van de reistijd of het verhuizen ten behoeve van je werk.

Al deze aanpassingen zijn er op gericht om de klant zo snel mogelijk in het eigen levensonderhoud te laten voorzien en dat de klant daarmee participeert in deze maatschappij.

Daarom zijn de regels met betrekking tot de ontheffing van deze verplichtingen aangescherpt. In principe kan alleen een tijdelijke ontheffing worden verleend, tenzij iemand medisch structureel beperkt is als gevolg van ziekte of handicap. De gemeente heeft hiervoor beleidsregels opgesteld. Achterliggende gedachte hierbij is dat een langdurige ontheffing van deze verplichting de afstand tot de arbeidsmarkt onoverkomelijk maakt. Dit moet dan ook voorkomen worden.

Ook wordt van de uitkeringsgerechtigde die niet actief is, verlangd dat deze een tegenprestatie levert voor het ontvangen van een uitkering. De gemeente heeft hiervoor beleid opgesteld en dit vastgelegd in een verordening en een beleidsplan.

Goed inzicht in de individuele omstandigheden van de klant gecombineerd met inzicht in de mogelijkheden op de arbeidsmarkt biedt een goede basis voor de inzet van re-integratie instrumenten. Het kan hierbij gaan om scholing, het opdoen van werkervaring, werken met een jobcoach loonkostensubsidie etc.

Bij de uitvoering van een re-integratietraject is het belangrijk dat de klant zich houdt aan de afspraken zoals overeengekomen in het re-integratietrajectplan, ook wel plan van aanpak genoemd.

Wettelijk kader handhaven arbeidsverplichtingen

In artikel 18 lid 4 van de Participatiewet zijn de geüniformeerde arbeidsverplichtingen opgenomen. In artikel 18 is tevens benoemd wat de (financiële) consequenties zijn van het niet nakomen van deze geüniformeerde arbeidsverplichtingen, te weten een verlaging van 100%.

De gemeente heeft nog wel de bevoegdheid om te beoordelen wat de duur van de verlaging is. In de afstemmingsverordening is geregeld dat de verlaging gedurende 1 maand wordt toegepast.

De regering is van mening dat het niet nakomen van een aantal specifieke (arbeids)verplichtingen, voortvloeiend uit de algemene verplichtingen van onder andere artikel 9 van de Participatiewet van dien aard zijn dat daar direct krachtdadig en uniform optreden van de zijde van de uitvoerende instantie (college van burgemeester en wethouders) wenselijk is. Hier past geen discretionaire bevoegdheid meer. Dit wordt geregeld in het nieuwe vierde lid van artikel 18 van de Participatiewet. In alle gevallen gaat het om in de visie van de regering zeer ernstige schending van de aan het recht op bijstand verbonden verplichtingen.

Wanneer een klant zich niet houdt aan de verplichtingen, anders dan genoemd in artikel 18 lid 4 Participatiewet, dient de gemeente de gedraging te beoordelen en vervolgens te sanctioneren of een waarschuwing te geven op grond van de afstemmingsverordening. De individuele omstandigheden horen deel uit te maken van de weging van de mate van verwijtbaarheid.

De klantmanagers hebben een grote mate van beoordelingsvrijheid, met uitzondering van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen. Vanuit het oogpunt van het bieden van maatwerk valt een grote mate van beoordelingsvrijheid te prevaleren. Toch heeft deze wel een keerzijde namelijk een grote diversiteit tussen klantmanagers bij het wel of niet toepassen van maatregelen. Om de kwaliteit van de beslissingen te borgen zijn er acties noodzakelijk, zoals deskundigheidsbevordering, intervisiegesprekken, gesprekken tussen kwaliteitsmedewerkers en leidinggevenden.

In hoofdstuk 5 komen we terug op de beoordelingsvrijheid en het borgen van kwaliteit.

Hoofdstuk 3 Integraal handhavingsbeleid

Tot op heden is hoogwaardig handhaven vooral het terrein geweest van klantmanagers inkomen en handhavers. Echter ook op het terrein van arbeidsverplichtingen dient gehandhaafd te worden. Daarnaast is het zo, dat alle contacten met klanten informatie over frauderisico’s opleveren en bijdragen aan het voorkomen van fraude.

Handhaving op arbeids-, re-integratieverplichting en tegenprestatie

Beleid dient met elkaar in samenhang te zijn en uit te gaan van eenzelfde visie.

De RSD heeft als visie:

We zijn gericht op het leveren van goede dienstverlening aan onze klanten. Hierbij streven we naar zelfredzaamheid en participatie van onze klanten waarbij toeleiding naar regulier werk voor iedereen voorop staat. Aan diegene die geen werk hebben, wordt eventueel tijdelijk een uitkering verstrekt

We controleren daarbij consequent om rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking te garanderen. We werken hierbij effectief en efficiënt en streven naar maximaal resultaat.

De dienstverlening van de RSD is erop gericht om klanten te begeleiden naar werk. Klanten krijgen onder voorwaarden een re-integratie of participatie aanbod (scholing, gesubsidieerd werk, tijdelijk of deeltijdwerk of sociale activering) naast de uitkering. Klanten zijn verplicht om te solliciteren naar alle soorten van normaal werk. Ze kunnen geen eisen stellen aan salarisniveau, opleidingsniveau of vereiste ervaring. En ze moeten ook tijdelijk werk, deeltijdwerk en flexibel werk via een uitzendbureau aanvaarden. Wie aan het werk is participeert en heeft minder gelegenheid tot frauderen met een uitkering. Re-integratie is daarmee ook een belangrijk handhavingsinstrument.

In het programma van 2015 van de Inspectie van SZW wordt dit ook benoemd: “In 2015 zal de Inspectie, in het kader van niet-naleving sociale zekerheidswetten, onderzoek doen naar de naleving van de inspanningsplicht. De urgentie van dit onderwerp is toegenomen door de WWB-maatregelen die per 1 januari 2015 zijn ingevoerd. Deze hebben onder meer als doel de uniformiteit van de uitvoering van de arbeidsplicht door gemeenten te vergroten”

Door handhaving integraal te verbinden aan re-integratie ontstaat een sluitende aanpak, ook wel de cirkel van naleving genoemd. De cirkel van naleving is in wezen het model van methodisch werken op het terrein van handhaving. De kern daarvan is dat het effectiever is aan te zetten tot wenselijk gedrag dan fraude te bestraffen. De cirkel van naleving verbindt zo rechtmatigheid met doelmatigheid. De cirkel van naleving is gericht op effectief werken.

Handhaven is zo de hoeksteen van de uitvoering en niet het sluitstuk. Alle elementen van de cirkel van naleving stimuleren klanten om de verplichtingen van de bijstand na te leven en dragen zo ook bij aan de doelmatigheid van re-integratie.

Het uiteindelijke doel van handhaven is het bevorderen van de participatie van klanten in de samenleving. Ze worden geacht zelfredzaam te zijn en verantwoordelijkheid te nemen voor de naleving van de (arbeids-)verplichtingen en het vinden van werk. Door uitkeringen en re-integratiemiddelen effectief in te zetten kan de gemeente daarbij helpen. Handhaving is nodig om de vertrouwensrelatie met de klant te versterken, de solidariteit van het sociaal stelsel te behouden en de uitkeringsgelden te beheersen.

Door ondersteuning bij re-integratie en participatie gaan meer klanten vanuit de bijstand aan het werk of deelnemen aan de samenleving. Daarmee blijft het maatschappelijk draagvlak voor het stelsel van collectieve sociale voorzieningen behouden. Het rechtmatig en doelmatig verstrekken van bijstand en de handhaving ervan stimuleert klanten om hun verplichtingen spontaan na te leven, zodat maatregelen niet nodig zijn.

Het voorkomen en beperken van misbruik en oneigenlijk gebruik is erg belangrijk. Handhaving bespaart de gemeente geld, doordat misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen wordt voorkomen. Vroegtijdige detectie beperkt ook de kosten van controle, opsporing en terugvordering. Om misbruik terug te dringen zijn de Participatiewet en de Wet Suwi al aangescherpt.

afbeelding binnen de regeling

De cirkel van naleving bestaat uit:

Uit dit plaatje blijkt dat alle elementen van hoogwaardig handhaven in de cirkel van naleving zijn opgenomen. Deze elementen moeten in het werk van de klantmanager werk en activering terug komen.

1 Vroegtijdig informeren.

Klanten voorlichten over hun verplichtingen en de verwachtingen uitspreken. In gezamenlijkheid met de klant een plan van aanpak opstellen en die met een beschikking meesturen. De klant heeft zo altijd een duidelijk overzicht met de afspraken.

De informatie over verplichtingen en verwachtingen moet steeds herhaald worden in contacten met de klant.

2 Optimaliseren dienstverlening.

De klant kan op het gebied van re-integratie het beste geholpen worden wanneer de klant duidelijk in beeld is. De klant krijgt een gesprek met de klantmanager zodat een juiste diagnose op mogelijkheden, belemmeringen en plan van aanpak gesteld kan worden.

De klant is hiermee zowel letterlijk als figuurlijk in beeld. Het plan van aanpak wordt snel opgesteld en tot uitvoer gebracht. Ook hier geldt: Goed voorbeeld doet goed volgen.

3 Controle op maat.

Met de klant zijn afspraken gemaakt, die de klant moet nakomen. De klantmanager controleert of deze afspraken zijn nagekomen. Ook controleert de klantmanager of de uitgezette acties effectief zijn gebleken. Zo niet, dan kan in een gesprek het plan van aanpak aangepast worden.

Controle, contact en bijstellen van plannen zijn in deze pijler van belang. Wanneer acties namelijk niet zinvol zijn, of door de klant niet als zinvol worden ervaren wordt de nalevingsbereidheid klein. Vanuit het oogpunt van optimale dienstverlening hoort een plan beoordeeld te worden op effectiviteit.

Tevens is het van belang dat standaard een controle van ‘zieken’ op een traject plaats vindt. Dit draagt sterk bij aan fraudebestrijding. De klant weet dat hij/zij in beeld is en zal spontaner de regels naleven. De klant die zich aan de regels onttrekt is sneller in beeld, zodat de fraude eerder opgespoord is.

4 Sanctioneren op maat.

Het niet nakomen van arbeids- en re-integratieverplichtingen mag niet lonen. De klant zal zijn gedrag of nalatigheid moeten verantwoorden en de gevolgen van zijn gedrag ondergaan. Hier is het van belang dat er een afweging wordt gemaakt van de gedraging en de omstandigheden. Een klant zal een plan van aanpak wat niet is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de klant moeilijk na kunnen komen. Daarom is het van belang dat de klantmanager methodisch werkt. Wanneer een plan van aanpak is afgestemd op de mogelijkheden en kennis en kunde van de klant en de klant houdt zich niet aan de afspraken zal de uitkering verlaagd worden. In de verwachting dat de klant zijn of haar gedrag bijstelt en de klant alsnog een plek op de arbeidsmarkt zal verwerven.

Handhaving op het gebied van re-integratie is dus niet alleen werken met de 4 pijlers van hoogwaardig handhaven, maar ook het methodisch werken naar werk.

Methodisch werken naar werk

afbeelding binnen de regeling

Methodisch werken start met het voeren van een goed gesprek waarin de klantmanager een goede diagnose stelt. Vervolgens stelt de klantmanager vast welke werkwijze vereist is en stelt een plan van aanpak op. Vervolgens wordt dit plan op grond van de vastgestelde werkwijze uitgevoerd. De klantmanager blijft de klant volgen en evalueert of het plan moet worden bijgesteld.

Hierdoor is de klant in beeld, zowel wat betreft inzet op doelmatigheid als rechtmatigheid.

Verschuiving van opsporing van inkomensfraude naar controle.

De korting op het inkomensbudget vraagt om een handhavingsaanpak die hogere inkomsten oplevertan voorheen het geval was. De RSD kan alleen significant hogere inkomsten uit fraudebestrijdingenereren als de RSD vaker onterecht verstrekte uitkeringen beëindigt en vaker onrechtmatige

uitkeringsaanvragen afwijst. Een uitkering kost de gemeente op jaarbasis een bedrag ter hoogte van € 15.000, -.

De RSD zet meer in op bestuursrechtelijke dan op strafrechtelijke onderzoeken. Strafrechtelijke onderzoeken nemen meer tijd in beslag dan bestuursrechtelijke onderzoeken. De RSD richt zich om die reden meer op de bestuursrechtelijke aanpak van uitkeringsfraude.

Daarbij zet de RSD haar toezichthoudende bevoegdheden in. Door deze verschuiving wordt het bereik van de handhavingsactiviteiten groter. Dit stelt de RSD in staat om met dezelfde capaciteit meerfraudeonderzoeken te verrichten en potentieel meer onrechtmatige uitkeringen te beëindigen.

De strafrechtelijke aanpak blijft onlosmakelijk deel uitmaken van het handhavingsbeleid, maar de RSDzet een groot deel van de strafrechtelijke onderzoekscapaciteit in voor bestuursrechtelijkfraudeonderzoek. Het uitgangspunt van de RSD daarbij is: controle waar het kan en opsporing waar het moet.

Deze koerswijziging sluit aan op het lik op stuk beleid dat het ministerie in het SZWhandhavingsprogramma 2011-2014 heeft beschreven. Het ministerie geeft daarin ook de voorkeur aan de bestuursrechtelijke aanpak boven de strafrechtelijke aanpak. Daarnaast volgt de RSD met deze koerswijziging de lijn die is ingezet met de ophoging van de aangiftegrens in de nieuwe aanwijzing sociale zekerheidsfraude.

Verschuiving van repressie naar preventie.

Voorkomen is beter dan genezen. Dit gaat ook op voor handhaving. Bij een deel van de uitkeringen die wegens fraude worden beëindigd blijkt dat er in een vroeger stadium al signalen waren van mogelijke fraude. Als fraude laat wordt geconstateerd is de schade groter. De klant zit met een (hoge) terugvordering en mogelijk een strafblad. De gemeentelijke organisatie heeft de uitkering lange tijd ten onrechte verstrekt. De ervaring leert dat van hoge fraudevorderingen in de praktijk slechts een klein deel kan worden geïncasseerd. Dit geldt ook voor gemeenten die geen kwijtscheldingsbeleid hanteren. Dit is een reden om meer te investeren aan de voorkant van het proces. Maar dit neemt niet weg dat ook voor het zittende bestand en voor repressie voldoende aandacht moet zijn.

Face tot face contacten met het zittende bestand werkt evenzeer preventief. En de nadruk op beëindiging van een uitkering in lichte gevallen van fraude, draagt sterk bij aan fraudebestrijding.

Ondersteuning door handhavingsspecialisten bij afhandeling uitkeringsaanvragen

De RSD is eind 2010 gestart met een intensieve ondersteuning van medewerkers met klantcontacten door handhavingsspecialisten. De ondersteuning die daar in is geleverd heeft geleid tot een substantiële verhoging van het aantal niet toegekende uitkeringen.

De RSD zet dus meer in op de voorkant en minder op de achterkant van het proces.

Integrale uitvoering

In de uitvoering is werk en inkomen gescheiden. Er zijn klantmanagers die zich bezig houden met werk en activering en klantmanagers inkomen die verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van recht op uitkering.

Handhaving is een breed begrip dat zich op beide werkterreinen uitstrekt.

Naast het toepassen van de 4 pijlers van hoogwaardig handhaven en methodisch werken naar werk, is het ook van belang dat tussen de klantmanager werk en activering en de klantmanager inkomen een goede uitwisseling van gegevens bestaat. Gezien de onderlinge afhankelijkheid tussen klantmanagers werk en activering en klantmanagers inkomen moet energie geïnvesteerd worden in informatiedeling over specifieke klanten. Het verkleinen van de fysieke afstand is daarin noodzakelijk. Hierbij moet voldoende zorg zijn voor een warme overdracht. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat indrukken op deze wijze vrijer gedeeld worden dan wanneer deze op papier gezet moet worden.

Eveneens zijn handhavers dicht bij de klantmanagers aan het werk. Gebleken is dat de handelingsbereidheid van klantmanagers groter wordt, als er een handhaver in de buurt is waar een klantmanager bij een vermoeden van fraude, informeel kan toetsen. Daarnaast kan snel ingezet worden op een huisbezoek aan de poort.

Klanten kunnen op verschillende manier getypeerd worden:

afbeelding binnen de regeling

  • 1.

    Klanten die kunnen werken en willen werken hebben geen druk van buitenaf nodig.

  • 2.

    Op klanten die niet kunnen werken en wel willen werken, zal geen druk worden uitgeoefend om in beweging te komen.

  • 3.

    Klanten die wel kunnen, maar niet willen hebben druk nodig om actief werk proberen te zoeken

  • 4.

    Klanten die niet kunnen werken en niet willen, daarbij werkt druk niet.

De klantmanager werk en activering is op zoek naar de motivatie van de klant, zowel de extrinsieke als de intrinsieke motivatie om de klant in beweging te krijgen. Klant type 1 zal weinig druk nodig hebben, maar heeft wel controle nodig. Het is dan van belang dat klanten gevolgd worden. Dit kan door groepsbijeenkomsten te organiseren zodat de klantmanager in ééns een deel van het klantenbestand gezien heeft.

Bij klant type 2 is de klantmanager werk en activering meer betrokken als de klant zich meldt voor een traject.

Bij klanttype 3 is intensieve druk nodig. De klantmanager werk en activering zal veel contact hebben met deze klant.

Klanttype 4 zal weinig contact hebben met de klantmanager werk en activering.

Uit diverse onderzoeken is duidelijk geworden dat vooral face tot face contacten met de klant bijdragen aan fraudepreventie en het (snel) opsporen van fraude. Omdat niet alle klanten een traject naar werk kan aangeboden worden en niet alle uitkeringsgerechtigden door de klantmanager inkomen kan worden gezien, is het slim om hierin gezamenlijk op te trekken.

De raad heeft besloten vooral aandacht te besteden aan klanten op trede 5 en 6 van de participatieladder. Deze klanten kunnen ingedeeld worden in type 1 en 3. Wanneer een klantmanager werk en activering intensief bij een klant betrokken is, heeft deze professional de lead. In deze contacten moet de klantmanager werk en activering fraudesensitief zijn en nauw de samenwerking met de klantmanager inkomen zoeken. Ook wanneer sprake is van fraudesignalen blijft de klantmanager werk en activering zoeken naar de motivatie van de klant en de klant begeleiden naar werk.

Wanneer een klant niet deelneemt aan een traject dan is de klantmanager inkomen de persoon die vooral face tot face contacten heeft. Dit kan in de vorm van een tussentijdse controle of een themacontrole.

Jaarlijks worden afspraken gemaakt over hoe de verdeling van (gesprekken met) klanten tussen klantmanagers inkomen en klantmanagers werk is. Deze afspraken worden in een werkprotocol vastgelegd.

Hoofdstuk 4 Gevolgen

Voor klanten

De RSD verwacht dat de beschreven koerswijziging ertoe zal leiden dat met de

handhavingsactiviteiten een grotere besparing op de bijstandsuitgaven wordt gegenereerd.

Wij denken echter dat deze koerswijziging ook in het belang is van onze klanten. Daar waar burgers op een bewuste en calculerende manier uitkeringsfraude plegen is een forse sanctie op zijn plaats. De

praktijk wijst echter uit dat niet alle fraudeurs bewust en calculerend te werk gaan. Er is een grote

diversiteit aan fraudeurs. Zo is er bijvoorbeeld een categorie die zich niet of onvoldoende bewust is van de regels. Er is een categorie met onvoldoende grip op eigen leven. En er is een categorie waarbij

sprake is van multi-problematiek. Hoe langer de fraude voortduurt, hoe groter de gevolgen voor de

fraudeur. Het belang van preventie wordt door het aangescherpte sanctieregime nog groter. Het rijk

denkt dat er een preventief effect zal uitgaan van het aangescherpte sanctieregime. De RSD verwacht dat dit maar voor een deel zo zal zijn. Klanten die gepakt worden bij het plegen van fraude zullen in een schuldenpositie terecht komen waar ze moeilijk kunnen uitkomen (met alle gevolgen voor bijvoorbeeld gezinsleden en kinderen). Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge schuldenlast de participatie in de maatschappij en de re-integratie op de arbeidsmarkt bemoeilijkt. Ook blijkt uit onderzoek dat de notoire fraudeur om verschillende redenen, ondanks een zware sanctie, toch opnieuw gaat frauderen. (Deze kennis kan gebruikt worden voor het vaststellen van themacontroles, zie hoofdstuk 5)

Hoe beter de RSD in staat is frauduleuze situaties en het niet nakomen van arbeidsverplichtingen te voorkomen of vroegtijdig aan te pakken, hoe minder schadelijk de gevolgen zullen zijn voor zowel de burger als de gemeentelijke organisatie. De RSD gaat de klanten zo goed mogelijk informeren over de regels en gaat meer handhavingscommunicatie inzetten om nalatigheid en het gedrag van (mogelijke) fraudeurs op voorhand te beïnvloeden. De RSD wil op deze wijze burgers behoeden voor de gevolgen van het strengere sanctiebeleid dat per wet is voorgeschreven.

Voor de RSD

Als de RSD niet goed handhaaft heeft dit consequenties. De rijksoverheid vindt het van groot belang dat burgers de regels naleven en dat gemeenten hun handhavende taak voortvarend oppakken. Zij heeft aangekondigd gemeenten streng te controleren of zij deze taak naar behoren uitvoeren. Indien dit niet het geval is zal het Rijk de betreffende gemeente sanctioneren.

Tevens brengt het niet handhaven met zich mee dat een eventuele aanvraag van de Incidentele Aanvullende Uitkering (IAU) en de Meerjarige Aanvullende Uitkering (MAU) afgewezen zal worden. De gemeente heeft er dan immers niet alles aan gedaan om de bijstandsuitgaven onder controle te houden.

Hoofdstuk 5 Concrete activiteiten

In dit hoofdstuk staan de activiteiten die worden uitgevoerd om de klanten goed te informeren en om de naleving van de verplichtingen te vergroten.

Preventieve handhaving

Groepsgewijze voorlichting:

Alle klanten die nieuw een uitkering willen aanvragen krijgen een oproep voor een groepsgewijze voorlichting. In deze twee voorlichtingsbijeenkomsten worden de rechten en plichten van een uitkeringsgerechtigde toegelicht. De eerste bijeenkomst gaat over werk en de tweede bijeenkomst over inkomen. Tevens wordt een toelichting gegeven over de procedures en huisregels. Tijdens deze voorlichting is er de mogelijkheid om vragen te stellen. Door op deze wijze informatie te verstrekken stelt het de klantmanager in staat om in korte tijd meerdere mensen te bereiken en het niveau van communicatie aan te passen aan de toehoorder. De klant krijgt gelegenheid om verduidelijking te vragen bij zaken die niet begrepen zijn, zodat de klant weet wat van hem/haar wordt verwacht.

Klantenmap.

Om een optimale informatievoorziening naar de klant te waarborgen, verstrekt de RSD aan alle klanten een klantenmap. De klant kan er precies in nalezen wat zijn rechten en plichten zijn. Oftewel: wat hij van zijn klantmanager mag verwachten, en wat de klantmanager van hem/haar verwacht. Deze systematische voorlichting is bedoeld om te bevorderen, dat klanten zelfstandig en zo bewust mogelijk beslissingen kunnen nemen. Door de kennisvergroting bij de klant te koppelen aan een imagoverbetering van de RSD, wordt de spontane nalevingsbereidheid van regels gestimuleerd. En daarmee wordt mogelijke fraude al in een vroeg stadium voorkomen. De map is ook een handig hulpmiddel voor klanten om bijvoorbeeld het mutatieformulier (zie toelichting hierna) én het klantexemplaar van het statusformulier overzichtelijk op te bergen. Daarnaast biedt de map plaats om uitkeringsspecificaties, beschikkingen, foldermateriaal en andere correspondentie van de afdeling in op te bergen. Het is de bedoeling dat de klant de map meeneemt bij een afspraak met de klantmanager. Uit de map blijkt precies wat er eerder is afgesproken, zodat een gesprek meteen goed kan worden ingezet.

Het statusformulier.

De klant ontvangt periodiek (2 keer per jaar) een overzicht van zijn gegevens (statusformulier) zoals die bij de RSD bekend zijn. Indien er iets is gewijzigd in zijn situatie, dan is dat reden voor de klant om een mutatieformulier (zie hierna) in te dienen en voor de klantmanager om verder onderzoek te doen. Dit kan leiden tot het begin van een werkproces (bv bij verhuizing wordt een nieuw huurcontract bij het mutatieformulier gevoegd en wordt daarna een werkproces opgestart in het GWS4all-systeem). Het statusformulier bevat alle onderwerpen die relevant zijn voor het controleren van de rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking. De klant hoeft niet langer allerlei gegevens in te vullen die bij de afdeling al bekend zijn, maar slechts te controleren of de bekende gegevens nog juist zijn.

Het mutatieformulier.

Klanten leveren het mutatieformulier alleen in als er veranderingen zijn te melden in de persoonlijke omstandigheden, hun inkomsten en/of vermogen. Echter, klanten met wisselende inkomsten dienen elke maand een mutatieformulier in te leveren. Als klanten het mutatieformulier hebben ingestuurd, krijgen zij automatisch een nieuw formulier.

Middels het mutatieformulier brengt de klant de RSD op de hoogte van alle wijzigingen die van invloed (kunnen) zijn op (de hoogte van) de uitkering. De klant vult het formulier alleen in als er inderdaad iets in zijn situatie is veranderd dat een gevolg kan hebben voor de voortzetting of de hoogte van de uitkering. Dat klinkt eenvoudig, maar er kunnen zich nogal wat veranderingen voordoen die de klant moet doorgeven. Bijvoorbeeld een verhuizing, het gaan samenwonen of het openen van een nieuwe bankrekening. Ook klanten met (wisselende) inkomsten gebruiken het mutatieformulier aangevuld met een urenverantwoordingsformulier, voor het opgeven van inkomsten. De klant ontvangt automatisch een nieuw mutatieformulier met urenverantwoordingsformulier zodra het mutatieformulier binnen is. Dit is voor de klant een bevestiging dat het formulier waarop een wijziging is doorgegeven is binnengekomen. De klant stuurt het formulier weer terug bij nieuwe wijzigingen. Pas een volgende wijziging leidt weer tot de verplichting om een nieuw mutatieformulier in te vullen.

Te laat of onjuist ingeleverd?

De termijn voor het doorgeven van wijzigingen is van groot belang. Zo gauw er ook maar iets wijzigt dat van belang kan zijn op het recht op uitkering van de klant dan is de klant verplicht dit binnen één week via het mutatieformulier bij de afdeling te melden. Als de klant het formulier bewust onjuist invult, of niet op tijd bij de RSD inlevert, kan een afstemmingsmaatregel worden opgelegd. Wordt het formulier helemáál niet ingeleverd, dan kan dit leiden tot het opschorten van het recht op bijstand, of zelfs tot het beëindigen/intrekking van de uitkering. De klant krijgt altijd nog via een hersteltermijn de mogelijkheid om de juiste informatie te verstrekken. De klant wordt in een vroeg stadium (in het dienstverleningsgesprek) gewezen op zijn/haar inlichtingenplicht. De RSD komt zelf middels het Inlichtingbureau, Burgerzaken (GBA) en via instanties (bv Woningbouwvereniging, Rijksdienst voor Wegverkeer e.d.) te weten of er een verandering in de situatie van de klant zich heeft voorgedaan. Het niet of niet tijdig doorgeven heeft consequenties. Er dient dan een boete te worden overwogen.

Het dienstverleningsgesprek.

Het eerste dienstverleningsgesprek (intakegesprek) is een kennismakingsgesprek tussen klant en klantmanager, waarbij uitstroom centraal staat. De klant wordt, op dat moment voor de 2e keer, op een beknopte, gerichte wijze voorgelicht over de dienstverlening van de RSD en krijgt inzicht in de daaraan verbonden rechten en plichten. Dit inzicht geeft de klant zekerheid, leidt tot acceptatie van de verplichtingen en daarmee tot de bereidheid om deze ‘natuurlijk’ na te leven. Het dienstverleningsgesprek combineert activiteiten die voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering noodzakelijk zijn:

  • ·

    informatie over uitstroommogelijkheden;

  • ·

    uitleg over de verantwoordelijkheden van zowel de RSD als klant bij het inzetten van een traject gericht op uitstroom of het zoeken naar werk;

  • ·

    voorlichting over rechten en plichten, inclusief de mogelijkheden van de klachtenprocedure;

  • ·

    doorlopen en uitreiking van de klantenmap;

  • ·

    globale informatie over het minimabeleid en bijzondere bijstand.

Vervolgens vinden afhankelijk van de behoefte van zowel de klant als de klantmanager vervolg dienstverleningsgesprekken plaats. Deze vervolg dienstverleningsgesprekken staan in het teken van doelmatigheid. Als gevolg van een controle signaal (bijv. n.a.v. een themacontrole) vindt een rechtmatigheidsgesprek plaats.

Methodisch werken

De klantmanager werk en activering werkt methodisch naar werk toe. De klantmanager stelt een plan van aanpak op in samenwerking met de klant. Legt de gemaakte afspraken vast in dit plan en gaat over tot uitvoering. De doelen worden geëvalueerd en op grond van de evaluatie eventueel bijgesteld. Wanneer hierbij geconstateerd wordt dat de klant niet goed te keuren gedrag heeft vertoond zal een maatregel worden opgelegd.

Tevens zal het beleid ook methodisch aangepakt worden. Dit plan zal tot uitvoering worden gebracht, waarna het beleid op effectiviteit beoordeeld zal worden. Eventueel kan het één en ander worden bijgesteld, zodat de cirkel van Plan Do Check Act nageleefd wordt.

Inzetten op verdiepen van kennis

Zoals vermeldt is handhaven een integraal onderdeel van de dienstverlening door klantmanagers. Een speciale leeromgeving biedt ondersteuning aan uitvoerders die in hun werk te maken hebben met handhaving. Deze leeromgeving is gemaakt door RCF Kenniscentrum Handhaving, Divosa en Radar. De leeromgeving is gericht op het vergroten van het besef dat handhaving belangrijk is, maar ook dat dit niet ten koste hoeft te gaan van de relatie met de uitkeringsgerechtigde.

De leeromgeving bestaat uit drie onderdelen:

  • 1.

    Voor uitvoerders met klantcontacten: de Werkwijzer Handhaving rechtmatigheid en arbeidsverplichting.

  • 2.

    Een E-learning, waarin uitvoerders op een gevarieerde manier worden geconfronteerd met dilemma’s uit de praktijk.

  • 3.

    Drie workshops van ieder één dagdeel. Hierin gaan deelnemers actief aan de slag met de aangereikte dilemma’s uit de E-learning.

Vanaf 2015 gaat de RSD gebruik maken van deze leeromgeving. Investeren in het vergroten van de fraudesensitiviteit van de klantmanagers vergroot de controle, en ook de duidelijkheid richting de klant.

Intervisie

Klantmanagers hebben bij de afstemming van een uitkering, nadat de klant niet heeft voldaan aan de arbeidsverplichtingen, een bepaalde mate van beoordelingsvrijheid. Dit mag niet leiden tot willekeur. Niet alleen wordt daarom ingezet op het verdiepen van kennis, maar tevens op het voeren van intervisie gesprekken met elkaar. Klantmanagers krijgen op deze wijze inzicht in hun handelen en leren van elkaar.

Opstellen kwaliteitsplan re-integratie

In 2015 stelt de RSD een kwaliteitsplan re-integratie op. Hierin komt ook het rapporteren aan bod. De beoordelingsvrijheid die klantmanagers hebben bij het opleggen van maatregelen maakt ook dat de klantmanager moet kunnen verantwoorden waarom hij/zij heeft geoordeeld zoals hij/zij heeft geoordeeld. Een goede rapportage is dan zeker van belang.

In dit kwaliteitsplan zal dan ook naast het methodisch werken en het inzetten van effectieve interventies ook aandacht besteed worden aan het op juiste wijze beoordelen van een gedraging van de klant en het rapporteren hierover.

protocollen

Werkwijzers en protocollen worden gemaakt, wanneer het gaat om bijvoorbeeld het afleggen van huisbezoek, internet rechercheren, inzien van bankafschriften etc. Hierdoor ontstaat een eenduidige uitvoering van handhaven.

Repressieve handhaving

Hoogwaardig handhaven is sterk gericht op het voorkomen en vroegtijdig ontdekken van fraude. Er is landelijk voldoende geëxperimenteerd met het gericht controleren op basis van fraudesignalen. Doel is om de beschikbare controlecapaciteit efficiënter in te zetten, méér fraudegevallen zo vroeg mogelijk te detecteren en financiële schade – voor gemeente en klant – te voorkomen of te beperken. Deze signaal gestuurde controle begint bij de behandeling van de uitkeringsaanvraag en blijft een rol spelen gedurende de looptijd en bij beëindiging van de uitkering. Uit de gesprekken (intake, activering, rechtmatigheid) en de gegevens of documenten die de klant verschaft, kunnen ‘onduidelijkheden’ naar voren komen. De klantmanager stelt de klant dan in de gelegenheid om zelf dit signaal te weerleggen met argumenten of documenten. Als de weerlegging onvoldoende is, gaat de klantmanager over tot uitvoering van het intensieve controletraject, en schakelt zo nodig het cluster handhaving in. De veronderstelling is dat als direct onderzoek naar een gericht fraudesignaal meer oplevert dan ongerichte controles.

Kortweg gezegd komt het erop neer dat de RSD minder controleert – alleen bij ‘vrijwillige’ melding van de klant – maar dat de ‘niet-vrijwillige klanten’ door gerichte en specifieke controles worden opgespoord en direct worden gesanctioneerd.

Signaalsturing.

Een signaal is iets opvallends bij een klant. Niet elk signaal leidt tot een onderzoek maar twee of meer signalen in ieder geval wel. Een signaal kan iets tastbaars zijn (bv. bij een legitimatiebewijs is een cijfer weggekrast) maar kan ook een beeld zijn (het brengen van een mutatieformulier om half acht ’s ‘s morgens). Bij intake, gedurende de uitkering en bij beëindiging vinden er – naar aanleiding van mutaties in de klantgegevens en de klantsituatie – standaardcontroles plaats. Vangt de klantmanager hieruit signalen of onduidelijkheden op, dan zijn deze aanleiding om de klant aan het werk te zetten: de klant dient zelf de signalen of vraagtekens te weerleggen. Het kan gaan om:

  • ·

    Interne signalen: naar aanleiding van mutaties in de gegevens/situatie van de klant, het intakegesprek, vragen die de klant stelt aan de RSD, gegevens die de klant verstrekt, melding vanuit afdeling Burgerzaken van een gemeente of een gesprek tussen klant en klantmanager.

  • ·

    Externe signalen: tips van burgers, instellingen, belastingdienst, inlichtingenbureau, de lokale loketten e.d.

Themacontrole op basis van risicoprofielen.

Het doel van een themacontrole is een deel van het klantenbestand op projectmatige wijze te controleren. Het hoofddoel is gericht op de rechtmatigheid van de uitkering. De controles vinden plaats aan de hand van een objectief thema en kunnen worden onderverdeeld in een administratief en feitelijk onderzoek (met persoonlijk gesprek en/of huisbezoek). Deze controles kunnen een nader intensief onderzoek per klant opleveren. Twee of drie keer per jaar vindt er een themacontrole plaats.

Aan het opstellen van een risicoprofiel worden strenge eisen gesteld: het profiel mag niet gebaseerd zijn op etniciteit, niet stigmatiserend zijn, administratief detecteerbaar zijn en het verwachte controle rendement moet hoger zijn dan bij standaard hercontrolegesprekken.

Gekozen kan worden voor een administratief onderzoek, een feitelijk onderzoek of beide. Over deze controle kan van te voren met de doelgroep worden gecommuniceerd (preventieve werking) door middel van een bericht in plaatselijke weekbladen.

Voorbeelden van een thema op basis van een risicoprofiel

  • ·

    Kamerbewoning

  • ·

    Kostgangers

  • ·

    Klanten met postadres

  • ·

    Meer dan drie klanten op 1 adres

  • ·

    Klanten met parttime inkomsten (bv uit een bepaalde beroepsgroep waarvan algemeen bekend is dat er veel zwart wordt gewerkt)

  • ·

    Kentekenregistratie in verband met bezit van auto’s

  • ·

    Verlatingssituaties van partners

  • ·

    Afstemmingsongevoelige klanten

  • ·

    Gewezen zelfstandigen.

Bronnen van gegevens over een thema/risico

  • ·

    Dossiers en klantenbestand

  • ·

    Ervaringen andere gemeenten

  • ·

    Ervaringen van klantmanagers

  • ·

    Onderzoeken van RCF kenniscentrum Handhaven

Fraude-alertheid.

Het slagen van het handhavingsbeleid hangt deels af van een goede communicatie. Daarbij vervullen alle medewerkers van de RSD een rol. Om bij medewerkers het gewenste handhavingsgedrag te realiseren is onder andere het volgende nodig:

  • ·

    duidelijke instructies voor de medewerkers over welke informatie zij op welk moment aan wie moeten verschaffen;

  • ·

    de juiste overtuiging en attitude bij medewerkers ten aanzien van hun informerende en signalerende rol;

  • ·

    een veilige omgeving;

  • ·

    het geven van het gevoel aan de medewerkers dat zij allen, zowel gezamenlijk als individueel, een belangrijke rol moeten en kunnen spelen in het kader van handhaving. Hierin ligt een belangrijke taak voor de leidinggevende;

  • ·

    het organiseren van cursussen voor de medewerkers, waarbij per functie moet worden aangegeven wat van de desbetreffende medewerker op het gebied van handhaving wordt verwacht en wat hij/zij in ondersteunende zin van de gemeente kan verwachten. De RSD maakt hierbij gebruik van de e-learning omgeving van RCF Kenniscentrum Handhaving.

Medewerkers moeten:

  • ·

    het vanzelfsprekend vinden dat fraude niet kan en het normaal vinden om klanten hierop aan te spreken;

  • ·

    het vanzelfsprekend vinden dat schenden van de arbeids- en re-integratieverplichting en de verplichting tot tegenprestatie een maatregelwaardige gedraging is;

  • ·

    op de hoogte zijn van afspraken en procedures omtrent handhaving;

  • ·

    alert zijn op (mogelijke) fraude;

  • ·

    adequaat (direct, objectief en zakelijk) reageren op fraudesignalen;

  • ·

    en geïnformeerd worden over de resultaten van de gehanteerde werkwijze.

Hoofdstuk 6 Proportionaliteit

In voorgaand stuk wordt gesproken over verschillende manieren van opsporen van fraude en hoe te handhaven.

Niet elk middel kan zo maar in elke situatie worden ingezet. Hier gelden regels voor. Zo moet er een evenredig verband bestaan tussen de aard van de te onderzoeken gegevens en de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt.

Een huisbezoek moet dus in redelijke verhouding staan tot het doel dat we er mee willen bereiken. Dit heet het proportionaliteitsbeginsel. Als bijvoorbeeld het doel van een onderzoek is om inzicht in de bankafschriften van een klant te krijgen, is het niet nodig om hiervoor een huisbezoek uit te voeren.

De klant kan evengoed tijdens een bezoek aan de dienst inzage in deze bankafschriften verlenen.

De RSD moet in het inzetten van haar middelen dus steeds een afweging blijven maken welk middel gerechtvaardigd is in die specifieke situatie van de klant.

Subsidiariteit

Wanneer een middel minder ingrijpend is, maar er een even effectief alternatief voor handen is, dient te worden afgezien van het zwaarwegende middel. Dit noemt men het subsidiariteitsbeginsel. Als bijvoorbeeld alle twijfel over de rechtmatigheid van een uitkering volledig kan worden weggenomen door middel van het raadplegen van de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie, het huurcontract en betaalbewijzen van de huur, dan is het uitvoeren van een huisbezoek niet nodig.Deze beginselen zijn opgenomen in de Algemene Wet Bestuursrecht.

Bij de handhaving zal met beide begrippen, proportionaliteit en subsidiariteit, rekening moeten worden gehouden. In de training van medewerkers (zie hfd 5) zal hier dan ook aandacht aan worden besteed. Voor de uitkeringsgerechtigde geeft dit de zekerheid dat het minst ingrijpende middel op de leefomgeving wordt ingezet.

Bronvermelding:

  • ·

    Handreiking Handhaving Kostendelersnorm; uitgave van Programmaraad, samenvoordeklant.nl

  • ·

    Spoorboekje Handhaving Participatiewet, uitgave september 2014, RCF Kenniscentrum Handhaving

  • ·

    Werkwijzer Handhaving rechtmatigheid en arbeidsverplichting, maart 2013 Divosa

  • ·

    Het verhaal achter notoire uitkeringsfraude, een onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Panteia, 2013

  • ·

    Hoogwaardig Handhaven in de gemeentelijke praktijk, Menno Fenger, Xandra Maan, Erasmus Universiteit Rotterdam, april 2014

  • ·

    Artikel, Effectieve(re) handhaving door gemeenten volgens Menno Fenger, RCF Naleving.net