Regeling vervallen per 08-07-2019

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Rijssen-Holten 2013 (1e wijziging)

Geldend van 25-09-2013 t/m 07-07-2019

Intitulé

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Rijssen-Holten 2013 (1e wijziging)

De burgemeester van Rijssen-Holten; 

Gelet op artikel 13b Opiumwet en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; 

Overwegende: 

  • 1.

    dat artikel 13b lid 1 Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in, op of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst l of II (van de Opiumwet) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • 2.

    dat het ter bevordering van de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid nodig is een beleidsregel vast te stellen omtrent de toepassing van bestuursdwang op basis van artikel 13b lid 1 Opiumwet 

Besluit vast te stellen de volgende:

"Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Rijssen-Holten 2013 (1e wijziging)’’

 

Deze beleidsregels zien op de bevoegdheid van de burgemeester tot het sluiten van drugspanden bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van drugs vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.

Beleidsregel 1 Aanpak drugspanden

De burgemeester van Rijssen-Holten maakt gebruik van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 13b Opiumwet drugspanden te sluiten door middel van bestuursdwang. Het traject na sluiting wordt gerealiseerd conform artikel 14 Woningwet.

Het verkopen van drugs uit een woning of lokaal is verboden. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid treedt de gemeente Rijssen-Holten in samenwerking met het arrondissementsparket Oost Nederland en de politie streng op tegen handel in en het gebruik van drugs.

Om de effecten van de handel in en het gebruik van drugs op de leefbaarheid aan te pakken maakt de gemeente Rijssen-Holten gebruik van de Wet Damocles en de Wet Victor.

  • .

    Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) stelt de burgemeester in de gelegenheid bestuursdwang toe te passen als drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, in of vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.

  • .

    Artikel 14 Woningwet (Wet Victor) regelt het traject na sluiting van een pand en maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet).

Met de invoering van het vernieuwde artikel 13b Opiumwet per november 2007 kunnen alle drugspanden aangepakt worden, dus ook woningen. De burgemeester kan bestuursdwang toepassen als drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de

zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de

burgemeester al bevoegd is om een voor publiek toegankelijk lokaal op grond van de enkele

aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs te sluiten. In dat geval behoeft de handel

in drugs niet te zijn vastgesteld. Daarnaast is het aantonen van overlast geen voorwaarde bij het toepassen van artikel 13b Opiumwet; de toepassing van artikel 13b Opiumwet kan wel leiden tot vermindering van overlast.

Beleidsregel 2 Tweesporenbeleid

De bestuursrechtelijke aanpak door de burgemeester is complementair aan de strafrechtelijke aanpak door politie en justitie. Deze twee sporen versterken elkaar aangezien de bestuursrechtelijke aanpak gericht is op het pand en de strafrechtelijke aanpak gericht is op de bij drugsverkoop betrokken personen.

Bij de aanpak van handel, het in het bezit zijn van en het gebruik van drugs worden naast strafrechtelijke maatregelen ook bestuursrechtelijke maatregelen ingezet (tweesporenbeleid).

Strafrechtelijke sancties richten zich op de bij de verkoop betrokken personen. Het beëindigen of het opheffen van de illegale verkooppunten wordt daarmee niet per definitie bereikt. Bestuursrechtelijke maatregelen richten zich op bij de verkoop betrokken woningen of lokalen, waardoor beëindigen of het opheffen van de illegale verkooppunten kan worden bereikt.

Het moment van inbeslagname van drugs en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd uit elkaar liggen, omdat de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Dit betekent niet dat er na inbeslagname geen reden meer is bestuursrechtelijke maatregelen, zoals een last onder bestuursdwang, op te leggen.

Beleidsregel 3 Onderscheid lokalen en woningen

Tegen woningen worden in beginsel minder zwaar//ingrijpende bestuursrechtelijke maatregelen genomen dan tegen lokalen.

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen, wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Het recht op ongestoord woongenot rechtvaardigt een minder vergaande aanpak ten aanzien van woningen (artikel 8 van het EVRM).

De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning te definiëren. De burgemeester verstaat onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte. Of een woning gebruikt wordt als woonruimte blijkt uit de Gemeentelijk Basis Administratie. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de GBA staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal.

Beleidsregel 4 Handelsvoorraad drugs

De burgemeester neemt bestuursrechtelijke maatregelen indien een handelsvoorraad drugs in een pand wordt aangetroffen (meer dan 0,5 gram harddrugs, meer dan 5 gram softdrugs en de aanwezigheid van 5 hennepplanten).

Duidelijk en aantoonbaar moet dus zijn dat de aangetroffen hoeveelheid soft- en/of harddrugs bedoeld is voor activiteiten die vallen onder de definitie van drugshandel. De hoeveelheden die onder de zogenaamde gebruikershoeveelheid vallen, worden niet gezien als het aanwezig hebben van een hoeveelheid drugs bestemd voor de handel. Het OM en de politie gaan t.a.v. deze hoeveelheden niet over tot opsporing en strafvervolging.

In de beleidsregels is een specificatie opgenomen wat er bedoeld wordt met handelshoeveelheid drugs (alles onder deze hoeveelheden wordt aangemerkt als zijnde een gebruikershoeveelheid).

Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van de Opiumwet is aansluiting gezocht bij hetgeen uit jurisprudentie blijkt en de gedoogcriteria die in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie zijn vastgelegd. In een bijlage is opgenomen wat er bedoeld wordt met handelshoeveelheid drugs (alles onder deze hoeveelheden wordt aangemerkt als zijnde een gebruikershoeveelheid). De tekst in de huidige beleidsregels wordt aangepast aan de volgende hoeveelheden:

  • .

    harddrugs: meer dan 0,5 gram. Hierbij wordt onderscheid gemaakt

    1. 0,5 gram harddrugs (bijv cocaïne/amfetamine)

    2. 1 pil/tablet (bijv XTC)

    3. 5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB)

  • .

    softdrugs : meer dan 5 gram (was 30 gram)

  • .

    hennepplanten: meer dan 5 planten (is nieuw)

Beleidsregel 5 Last onder bestuursdwang

Van de bevoegdheid in plaats van een last onder bestuursdwang te kiezen voor een last onder dwangsom wordt door de burgemeester in beginsel geen gebruik gemaakt. De sluiting is feitelijk van aard. Dit betekent dat het pand gedurende de sluitingstermijn door niemand mag worden betreden. De burgemeester laat het pand hiertoe verzegelen.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang op basis van artikel 13b Opiumwet is nader uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding.

In de gemeente Rijssen-Holten wordt gekozen voor het sluiten van het gehele pand, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Tevens wordt door sluiting de loop uit het pand gehaald en de bekendheid als illegaal verkooppunt ongedaan gemaakt.

Gezien de effecten op het openbare leven van de handel in en het gebruik van drugs vanuit een pand, geniet feitelijk handelen de voorkeur boven het opleggen van een last onder dwangsom. Van de bevoegdheid in plaats van een last onder bestuursdwang te kiezen voor een last onder dwangsom wordt als uitgangspunt geen gebruik gemaakt.

Bij de sluiting wordt een termijn gegeven waarbinnen de overtreder de woning of het lokaal kan ontruimen en sluiten. De termijn is gesteld op 48 uur om de ontruiming uit te voeren en de handel te stoppen. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan deze effectueringstermijn kan de overtreder slechts voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast. De sluiting is feitelijk van aard, en brengt met zich mee dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. De burgemeester zal het pand hiertoe laten verzegelen.

Beleidsregel 6 Zorgvuldigheid

De burgemeester dient zich bij de (voorgenomen) sluiting van een pand te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur uit de Algemene wet bestuursrecht. Dit brengt met zich mee dat de betrokkenen in de gelegenheid moeten worden gesteld om een zienswijze in te dienen voorafgaand aan het opleggen van een last onder bestuursdwang.

Voorafgaand aan het besluit tot toepassing van een last onder bestuursdwang wordt de overtreder uitgenodigd voor een zienswijzegesprek. Dit gesprek vindt plaats met de burgemeester of een vertegenwoordiger die namens de burgemeester optreedt en een vertegenwoordiger van de politie.

De burgemeester houdt een dossier bij over het pand ten aanzien waarvan situaties zijn geconstateerd waarop deze beleidsregel toe ziet. Het sluiten van een woning of lokaal kan alleen dan gerechtvaardigd worden wanneer sprake is van concrete, objectieve en verifieerbare gedragingen zoals het verkopen, afleveren of verstrekken van drugs vanuit de woning of het lokaal, of wanneer de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen zo groot is dat gesproken kan worden van een handelshoeveelheid. Aantreffen van een handelshoeveelheid is volgens de jurisprudentie voldoende om handel aan te nemen. In dat geval hoeft de daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking niet aangetoond te worden.

Een dossier bij de burgemeester bestaat zoveel mogelijk uit concreet omschreven waarnemingen (waarbij de tijd en datum genoteerd worden) en indien mogelijk foto's of andere opnamen. De politie heeft een belangrijke rol bij het aanleveren van informatie ten behoeve van het dossier. Bij het inzetten van de procedure op basis van artikel 13b Opiumwet voert de gemeente daarom altijd nauw overleg met de politie.

Beleidsregel 7 Overige bewoners

Bij de (voorgenomen) sluiting van een pand dient aandacht te worden geschonken aan vervangende woonruimte voor overige bewoners bij wie geen sprake is geweest van verwijtbaar gedrag.

Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het EVRM zal er, indien een woning wordt gesloten, tevens aandacht moeten zijn voor vervangende woonruimte voor (overige) bewoners. Gelet op het ‘Verdrag inzake de rechten van het kind’ behoeft dit extra aandacht indien er kinderen bij de situatie betrokken zijn. Indien er bij (overige) bewoners geen sprake is van verwijtbaar gedrag, zal de gemeente bemiddelen ten behoeve van vervangende woonruimte.

Beleidsregel 8 Spoedeisendheid

In geval van een spoedeisende situatie kan de burgemeester een drugspand direct sluiten.

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan de burgemeester besluiten op grond van artikel 5:31 lid 1 Awb bestuursdwang toe te passen zonder voor waarschuwing. Artikel 5:31 lid 2 Awb geeft de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen indien een situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. Het betreft dan een spoedsluiting. In dat bijzondere geval wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit bekend gemaakt.

Beleidsregel 9 Binnentreding zonder toestemming

De burgemeester heeft de bevoegdheid (een machtiging te verlenen) tot binnentreding in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist. Op basis van de Awb is het bestuursorgaan dat een last onder bestuursdwang toepast bevoegd tot het geven van een dergelijke machtiging. In het geval van artikel 13b Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Hij kan een schriftelijke machtiging verlenen.

Beleidsregel 10 Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

De sluiting van een drugspand door de burgemeester wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de WKPB.

Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij (afdeling FBDO). Indien het besluit tot sluiting om welke reden vervalt, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.

Beleidsregel 11 Niet betreden

Het is strafbaar om een pand te betreden dat door de burgemeester is gesloten.

Het is verboden een pand te betreden dat door de burgemeester gesloten is. Het verbreken van de verzegeling levert voor eenieder die daartoe niet bevoegd is een misdrijf op in de zin van artikel 199 Wetboek van Strafrecht (dat wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaren of geldboete van de vierde categorie).

De burgemeester is bevoegd om gedurende de sluitingstermijn een ontheffing te verlenen aan personen (bijvoorbeeld aannemer/nutsbedrijf van wie de aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Beleidsregel 12 Na-traject

De burgemeester neemt maatregelen om te voorkomen dat er opnieuw drugsoverlast ontstaat na afloop van de sluitingstermijn. Hiertoe kan hij afspraken maken met de eigenaar / huurder of de sluitingstermijn verlengen. Ook kan de gemeente het beheer van het pand overnemen en het pand daarna eventueel onteigenen.

 

Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg met de eigenaar / huurder plaats. Tijdens dit overleg worden afspraken gemaakt om nieuwe drugsoverlast in de toekomst te voorkomen. Indien er sprake is van ernstige vrees voor herhaling kan er sprake zijn van verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkenen worden bij mogelijke verlenging opnieuw gehoord.

Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling uitgesloten is, kan de sluitingstermijn worden opgeheven.

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor regelt het na-traject van onder andere een sluiting op grond

van artikel 13b Opiumwet. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders.

Beleidsregel 13 Overtreder betaalt

Het sluiten van een pand op grond van artikel 13b Opiumwet geschiedt op kosten van de overtreder.

Ingevolge artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de overtreder. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de overtreder medegedeeld. De kosten van voorbereiding van de last onder bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last onder bestuursdwang geen bestuursdwang is toegepast. Het kan zijn dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van zaken worden opgeschort.

Beleidsregel 14 Hardheidsclausule

De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals vastgesteld in dit beleid.

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dit houdt in dat de burgemeester, op basis van feiten en omstandigheden, gemotiveerd kan afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in het beleid.

Beleidsregel 15 Stappenplan/Handhavingsarrangement

Stap 1. Voorbereiding

Indien bij een woningcorporatie, de politie of de burgemeester een melding van de illegale verkoop, het afleveren, verstrekken en of voorhanden hebben van drugs in of vanuit een woning of lokaal wordt ontvangen, dan stellen zij elkaar hiervan in kennis.

De politie stelt, indien nodig, aan de hand van de melding een onderzoek in. De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van daartoe aanwezige

(handelsvoorraad) drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te kunnen

treden.

Alle meldingen en feitelijke constateringen van de illegale verkoop, afleveren verstrekken en of

voorhanden hebben van drugs worden door de politie aan de burgemeester gemeld in een rapport of

proces-verbaal van bevindingen indien daar aanleiding toe is. De overtreding moet voldoende

concreet zijn en de plaats, tijd en omstandigheden moeten worden vermeld.

Stap 2. Waarschuwing en vooroverleg

De burgemeester kan de overtreder(s) op grond van de geconstateerde feiten schriftelijk - door middel

van een waarschuwingsbrief - op de hoogte brengen en hen uitnodigen voor een gesprek op het

gemeentehuis. Dit geldt als een officiële waarschuwing. De waarschuwing is geen besluit. Bij het

gesprek is een vertegenwoordiger van de politie aanwezig.

De geconstateerde feiten worden in de lokale driehoek besproken. Er wordt bekeken hoe de

overtreding door de overtreder(s) binnen een vastgestelde periode kan worden beëindigd en wat de

eventuele consequenties zullen zijn bij voortzetting.

De woningcorporatie zal bij het aantreffen van een hennepkwekerij, dan wel een ander soortig productiesysteem direct overgaan tot ontbinding van het huurcontract. Er vindt geen overleg plaats met de gemeente en de overtreders krijgen geen waarschuwing.

Stap 3. Vervolgstappen

Als het evt. vooroverleg met de overtreder niet leidt tot beëindiging van de illegale verkoop, aflevering, verstrekken en of voorhanden hebben van drugs, dan wel de overtreder geeft geen gevolg aan de

uitnodiging voor een gesprek met de burgemeester, dan zal:

  • a.

    de gemeente de eigenaar schriftelijk verzoeken passende maatregelen te treffen en wijzen op de mogelijkheid van de civielrechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst;

  • b.

    de woningcorporatie, indien zij de verhuurder van het betreffende pand is, overgaan tot een civielrechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst.

Bij voortdurende overtreding van de Opiumwet en het niet opstarten van een civielrechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder, kan de burgemeester besluiten tot het tijdelijk sluiten van een woning of een lokaal.

Stap 4 Motivering sluitingsbevel

Is de overtreding van de Opiumwet niet beëindigd en gaat de burgemeester over tot een (tijdelijke) sluiting, dan zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Bij deze motivering kan deburgemeester een aantal factoren betrekken.

  • 1.

    De duur van de sluiting kan in de eerste plaats afhankelijk zijn van de bestemming van het pand: gaat het om een woning of een lokaal? In het geval van een woning kan een onderverdeling worden gemaakt in een huur- en koopwoning. Gaat het om een gehuurde woningen en wordt civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningcorporatie of de particulier verhuurder ontbonden, dan is een verdere sluiting van de woning niet nodig, maar wel mogelijk. Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand worden de bewoners uit de woning geplaatst. Dit is bij schijnbewoning niet het geval. Er zijn immers geen bewoners.

  • 2.

    In de tweede plaats kan de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de zwaarte van de overtreding. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en het soort drugs. Gezien de eis van proportionaliteit geldt hier dat hoe meer en hoe zwaarder de categorie drugs is, hoe zwaarder de maatregel kan zijn. Daarbij kan tevens de intensiteit van handel meewegen in de zwaarte van de maatregel.

  • 3.

    Tot slot zal de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de mate van herhaling en de duur van de overtreding. Ook hierbij geldt de eis van proportionaliteit: hoe vaker de overtreding plaats vindt, hoe zwaarder de maatregel kan zijn. Wat betreft de duur van de overtreding is het van belang dat de toeloop naar het pand zal beëindigen. Wanneer de sluitingstermijn te kort blijkt kan de burgemeester de sluiting verlengen.

  • 4.

    De sancties bij overtreding van de handelshoeveelheid van softdrugs in lokalen (niet zijnde een coffeeshop) is aansluiting met het regionaal coffeeshopbeleid. Hierbij gaat het om feiten ingeval voor coffeeshops (in Almelo, Hengelo en Enschede) wel of géén overtreding zou zijn van een of meer gedoogregels.

Drugshandel in woningen

De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze op handel in drugs in woningen:

 

 

  • 1.

    Handel in harddrugs:

    • a.

      Bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt de woning gesloten voor een periode van 6 maanden.

    • b.

      Bij een tweede overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de eerste overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 12 maanden.

  • 2.

    Handel in softdrugs:

    • a.

      Bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing aan de overtreder.

    • b.

      Bij een tweede overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de eerste overtreding wordt de woning sloten voor een periode van 3 maanden.

    • c.

      Bij een derde overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de tweede overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 6 maanden.

    • d.

      Bij een vierde overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de derde overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 12 maanden.

Drugshandel in een lokaal niet zijnde een coffeeshop

De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze op handel in drugs in lokalen niet zijnde coffeeshops:

  • 1.

    Bij de handel in harddrugs wordt het lokaal voor een periode van 12 maanden gesloten.

  • 2.

    Handel in softdrugs;

    • a.

      Indien dat geschiedt in combinatie met een feit dat voor coffeeshops géén overtreding van een of meer gedoogregels betekent: sluiting van het lokaal voor een periode van 4 weken;

    • b.

      Indien dat geschiedt in combinatie met een feit dat voor coffeeshops een overtreding van een of meer gedoogregels betekent, indien het feit betreft:

      • 1.

        affichering voor softdrugs: sluiting van het lokaal voor een periode van 8 weken;

      • 2.

        overlast veroorzaken: sluiting van het lokaal voor een periode van 26 weken;

      • 3.

        verkoop van softdrugs aan jeugdigen: sluiting van het lokaal voor een periode van 1 jaar;

      • 4.

        toegang tot het lokaal voor jeugdigen: sluiting van het lokaal voor een periode van 26 weken;

      • 5.

        verkoop van meer dan vijf gram softdrugs per transactie: sluiting van het lokaal voor een periode van 26 weken;

      • 6.

        handelsvoorraad van meer dan 500 gram: sluiting van het lokaal voor een periode van 26 weken;

      • 7.

        handel tussen 00.00 en 12.00 uur: sluiting van het lokaal voor een periode van 8 weken.

  • 3.

    Indien binnen 5 jaar na de eerste overtreding waarvoor een sanctie als genoemd in lid 1 en 2 is opgelegd, in hetzelfde lokaal wederom een overtreding plaatsvindt, heeft dat tot gevolg dat de toepasselijke sluitingsperiode wordt verdubbeld.

  • 4.

    Met nadruk wordt erop gewezen dat een sluiting voor een periode van ten minste een maand, op grond van artikel 5, eerste lid van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, leidt tot intrekking van de horecavergunning op grond van de Drank- en Horecawet dan wel van de gemeentelijke Drank- en Horecaverordening. Leidinggevenden (ondernemers, bedrijfsleiders, beheerders) van het betreffende horecabedrijf zijn dan gedurende de eerstvolgende 5 jaar niet meer gerechtigd op te treden als leidinggevende in een horecabedrijf.

 

Het bevel tot sluiting van een pand is een besluit in de zin van artikel 1 :3 Awb. De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Dit betekent dat alle belanghebbenden tegen het besluit bezwaar kunnen aantekenen en vervolgens, na de beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter kunnen instellen. Belanghebbenden zijn in ieder geval de bewoners en gebruikers van de woning of het lokaal, en de eigenaar. Horen kan zowel schriftelijk (bijvoorbeeld met het concept van voorgenomen besluit) als mondeling (dus ook telefonisch op zeer korte termijn) aldus art. 4:9 Awb.

Stap 5 Bekendmaking sluitingsbevel

Het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet wordt op schrift gesteld en aan alle (bekende) belanghebbenden verzonden. In het

bevel tot sluiting worden doorgaans de volgende elementen opgenomen:

1. De grondslag voor de sluiting (artikel 13b Opiumwet);

2. Welk pand wordt gesloten;

3. Waarom tot sluiting wordt overgegaan (subsidiariteit, proportionaliteit);

4. De begunstigingstermijn; kan kort of helemaal niet in geval van spoed;

5. De termijn van de sluiting;

6. Welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;

7. Vermelden welke kosten verhaald zullen worden;

8. Vermelden dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

De kosten van de sluiting kunnen ingevolge artikel 5:25 eerste lid van de Awb op de overtreder

worden verhaald. Op grond van artikel 5:25 Awb vermeldt de beschikking (aanschrijving) dat de

bestuursdwang plaats vindt op kosten van de overtreder.

Het kadaster wordt van de last onder bestuursdwang op de hoogte gebracht (op basis van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen). De registratie blijft van kracht tot dat het besluit vervalt/wordt ingetrokken

Stap 6 Feitelijke sluiting

Na afloop van de begunstigingstermijn gaat de gemeente ertoe over de betreffende ruimte eventueel

fysiek te sluiten. Dit kan op verschillende manieren worden geregeld. Bij de uitvoering van de sluiting

kunnen naast medewerkers van de gemeente en politie  ook de woningcorporatie of anderen aanwezig zijn. De in het pand aanwezige personen worden hieruit verwijderd. Indien nodig

wordt het pand eerst ontsmet en worden de nutsvoorzieningen afgesloten.

In sommige gevallen is het ophangen van een bekendmaking op de toegangsdeur met de mededeling

dat het pand gesloten is voldoende. In andere gevallen is het noodzakelijk het pand (deuren en

ramen) daadwerkelijk dicht te timmeren en eventueel te verzegelen.

Het doorbreken van het zegel levert een strafbaar feit op grond van artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht op.

In artikel 2.41 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rijssen-Holten  is het verbod

opgenomen om een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten lokaal of woning te betreden.

Beleidsregel 16 Inwerkingtreding

De beleidsregels treden inwerking op de dag na die waarop zij worden bekendgemaakt.

Aldus vastgesteld op 11 september 2013

De burgemeester van Rijssen-Holten

A.C. Hofland