Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Roerdalen

Geldend van 01-03-2007 t/m heden

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Roerdalen

<vet>Raadsbesluit Jaar 2007/01/02 10</vet>Onderwerp: Verordening Commissie BezwaarschriftenDe raad van de gemeente Roerdalen heeft in de openbare vergadering van 2 januari 2007 het volgende besluit genomen:gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;besluit vast te stellen de volgende verordening:<vet>Verordening commissie bezwaarschriften </vet>

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften voor de gemeente Roerdalen.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

  • 1 Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.  

  • 2 De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken;

     

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1 De commissie bestaat uit de volgende drie kamers die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften op het gebied van:

    • a.

      bewonerszaken;

    • b.

      grondgebiedzaken;

    • c.

      personele zaken.

  • 2 Elke kamer bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.  

  • 3 De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontsla-gen.  

  • 4 Het college benoemt een aantal plaatsvervangende leden.  

  • 5 Het college regelt de vervanging van de voorzitter.

     

Artikel 4 Secretaris

  • 1 De secretaris van elke commissiekamer is een door het college aangewezen ambtenaar.  

  • 2 Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

     

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1 De voorzitter en de leden van de commissiekamers worden benoemd voor onbe-paalde tijd. 

  • 2 De voorzitter en de leden van de commissiekamers kunnen op elk moment ontslag nemen.  

  • 3 De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissiekamers blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

     

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

  • 1 Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.  

  • 2 Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de secretaris gesteld. Deze zorgt na ontvangst voor een zo spoedig mogelijke behandeling in de kamer, zulks in overleg met de voorzitter van de com-missiekamer en met inachtneming van de overige bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en deze verordening.

     

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Algemene wet bestuursrecht worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissiekamer:

  • a.

    artikel 2:1, tweede lid;

  • b.

    artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

  • c.

    artikel 6:17, voorzover het de verzending van stukken betreft tijdens de behan-deling door de commissie;

  • d.

    artikel 7:4, tweede lid;

  • e.

    artikel 7:6, vierde lid;

Artikel 8 Vooronderzoek

  • 1 De voorzitter van de commissiekamer is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.  

  • 2 De voorzitter van de commissiekamer kan uit eigen beweging of op verlangen van de kamer bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

     

Artikel 9 Hoorzitting

  • 1 De voorzitter van de commissiekamer bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissiekamer te laten horen.  

  • 2 De voorzitter van de commissiekamer beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht.  

  • 3 Indien de voorzitter van de commissiekamer op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

     

Artikel 10 Uitnodiging zitting

  • 1 De voorzitter van de commissiekamer nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.  

  • 2 Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter van de commissiekamer verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.  

  • 3 De beslissing van de voorzitter van de commissiekamer op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.  

  • 4 De voorzitter van de commissiekamer is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

     

Artikel 11 Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter van de commissiekamer, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

 

Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissiekamer nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

 

Artikel 13 Openbaarheid zitting

  • 1 De zitting van de commissiekamer is openbaar.  

  • 2 De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissiekamer of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daar-toe een verzoek doet.  

  • 3 Indien de commissiekamer vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met ge-sloten deuren.

     

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

  • 1 Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.  

  • 2 Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.  

  • 3 Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordig-heid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.  

  • 4 Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.  

  • 5 Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commis-siekamer

     

Artikel 15 Nader onderzoek

  • 1 Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter van de commissiekamer uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissiekamerleden dit onderzoek hou-den. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.  

  • 2 De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissiekamer, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.  

  • 3 De leden van de commissiekamer, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissiekamer een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoor-zitting. De voorzitter van de commissiekamer beslist op zo'n verzoek.  

  • 4 Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 16 Raadkamer en advies

  • 1 De commissiekamer beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.  

  • 2 De commissiekamer beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.  

  • 3 Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter van de commissiekamer .  

  • 4 Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.  

  • 5 Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.  

  • 6 Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissiekamer ondertekend.

     

Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging

Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissiekamer ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 1.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissiekamer de termijn van 10 weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verda-gen.

  • 2.

    Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissiekamer en de belanghebben-den een afschrift.

Artikel 18 Intrekking oude regeling

De Verordening Commissie Bezwaarschriften Ambt Montfort en Roerdalen, door de gemeenteraden van de gemeenten Ambt Montfort en Roerdalen vastgesteld op 14 september 2006, worden ingetrokken.

 

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op een nader door het college te bepalen datum na de datum van haar bekendmaking.  

  • 2 Een bezwaarschrift ingediend vóór de in het eerste lid genoemde datum van inwerkingtreding wordt behandeld overeenkomstig het bepaalde in de op de datum van indiening vigerende verordening van Ambt Montfort of Roerdalen.

     

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Roerdalen.

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Roerdalen van 2 januari 2007.
De griffier, De voorzitter,
 
R.J.J. Notermans drs. R.J. Persoon
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 2 januari 2007.
De secretaris, De burgemeester,
 
T.P.G. van der Horst drs. R.J. Persoon
 
De burgemeester van Roerdalen,
 
 
drs. R.J. Persoon
 

Toelichting 1 Artikelsgewijze toelichting op de Verordening Commissie Bezwaarschriften

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordende bevoegd-heid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de Commissie Bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

<vet>Artikel 1. Begripsbepaling</vet>In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursor-gaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwe-rend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wet-houders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegd-heden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen. Wanneer hier in de toelichting "commissie" wordt genoemd wordt, wanneer van toepas-sing, "kamer van de commissie" bedoeld.

<vet>Artikel 2. Inleidende bepaling commissie</vet>In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een gemeentelijke commissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Algemene wet bestuursrecht is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.Uiteraard is het tweede lid een facultatieve bepaling. Denkbaar is dat van de hier geboden mogelijkheid gebruik wordt gemaakt voor die bezwaarschriften, die betrekking hebben op een zo specifieke materie, of voor onderwerpen, waarover zulke grote aantallen bezwaar-schriften te verwachten zijn, het wenselijk is daarvoor een andere methodiek van horen en adviseren te hanteren. Opgemerkt wordt dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de WOZ afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee hebben wij ervoor gekozen deze zaken uit te zonderen.

<vet>Artikel 3. Samenstelling van de commissie </vet>De commissie bestaat uit drie kamers die belast worden met de behandeling van bepaal-de categorieën bezwaarschriften. Elke kamer bestaat uit een voorzitter overeenkomstig artikel 7:13 Algemene wet bestuurs-recht en twee andere leden. Voor het overige wijst de tekst voor zich.

<vet>Artikel 4. Secretaris </vet>Hoewel in de Algemene wet bestuursrecht nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat elke kamer van de commissie beschikt over een secretaris ter on-dersteuning van de werkzaamheden.

<vet>Artikel 5. Zittingsduur</vet>Gelet op de praktijk in beide gemeenten en ook de landelijke tendens is er gekozen voor een benoeming in beginsel voor onbepaalde tijd. Wanneer daartoe bij de gemeente dan wel de voorzitter/het commissielid reden is kan altijd overgegaan worden tot beëindiging van het lidmaatschap.Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrok-ken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

<vet>Artikel 6. Ingediend bezwaarschrift</vet>Dit artikel spreekt voor zich.In de Algemene wet bestuursrecht wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ont-vankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Algemene wet bestuursrecht aan de orde komen: - vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5);- de indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7) en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8);- de ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ont-vangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid);- regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11);- bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een ter-mijn gebonden (artikel 6:12);- de procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal advi-seren. Dit kan ook in een later stadium: zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie (artikel 6:14);- doorzendplicht (artikel 6:15). Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samen-vallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te wor-den gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.Het verdient aanbeveling om bij grensgevallen naast aantekening van de datum van ont-vangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is ge-zien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige ge-schillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Algemene wet bestuursrecht). Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aangevangen vóór 24.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuur is voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 00/325). Een bezwaarschrift verzenden per e-mail is (nog) niet mogelijk. Er is een voorontwerp van wet om de Algemene wet bestuursrecht te wijzigen opdat e-mailverkeer mogelijk wordt (Wet elektronisch bestuurlijk verkeer). Wordt een bezwaarschrift per e-mail ingediend, dan dient u de verzender op de hoogte te brengen van het feit dat dit wettelijk nog niet mogelijk is en de verzender te verzoeken het bezwaarschrift alsnog op de voorgeschreven wijze te versturen. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard.Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Algemene wet bestuurs-recht uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij een on-bevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Algemene wet bestuursrecht dient namelijk de bevoegde instan-tie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht (derde lid, zoals gewijzigd bij de Eerste evaluatiewet Alge-mene wet bestuursrecht, in werking getreden op 1 april 2002). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bij herhaling willens en wetens een bezwaarschrift bij het ver-keerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt, is de ont-vangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico van be-langhebbende.Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn ver-dient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen. Eventueel kunnen deze woorden vervangen worden door een concrete aandui-ding, bijvoorbeeld: [¼] met de daarbij overgelegde stukken worden binnen twee weken in handen van de commissie gesteld.De in artikel 7:13, tweede lid, bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot 10 weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken (artikel 7:10). Wellicht ten overvloede wordt hier opgemerkt dat het aanbeveling verdient indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.

<vet>Artikel 7. Uitoefening bevoegdheden</vet>Ingevolge artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht beslist de commissie over onder ande-re de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd. De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Algemene wet bestuursrecht luiden als volgt.

<vet>Artikel 2:1, tweede lid</vet>Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

<vet>Toelichting</vet>Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

<vet>Artikel 6:6</vet> Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden ver-klaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

<vet>Toelichting</vet>De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelij-ke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Uit jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden.Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie spra-ke is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Algemene wet bestuursrecht - van het horen kan worden afgezien.Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaar-schrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

<vet>Artikel 6:17</vet>Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het be-zwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de ge-machtigde.

<vet>Toelichting</vet>Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de commissie be-treft, ligt deze taak bij de voorzitter.Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).Artikel 7:4, vierde lid Algemene wet bestuursrecht staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).

<vet>Artikel 7:4, tweede lid</vet>Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebben-de stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belangheb-benden ter inzage.

<vet>Toelichting</vet>Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte terinzagelegging.Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van terinzagelegging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Algemene wet bestuursrecht katern 1996, 19).

<vet>Artikel 7:6, vierde lid</vet>Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is ge-boden [...].Het derde lid van dit artikel luidt: Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

<vet>Artikel 8. Vooronderzoek</vet>Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoeg-zaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij ken-nelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken. De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behan-delen zaken kunnen kosten meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft ge-had dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frus-treert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.In dit verband verdient ook artikel 3:7 Algemene wet bestuursrecht aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op ver-zoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De com-missie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

<vet>Artikel 9. Hoorzitting</vet>Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 10 van deze verordening.Artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien: a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is; b. het bezwaar kennelijk ongegrond is; c. de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

<vet>Ad d. </vet>Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant vol-ledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Algemene wet bestuursrecht. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tege-moetkomt aan het bezwaar.De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk om-dat ingevolge artikel 7:12 Algemene wet bestuursrecht bij de beslissing op een bezwaar-schrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

<vet>Artikel 10. Uitnodiging zitting</vet>Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegen-woordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaar-maker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de be-zwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoor-lijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de moge-lijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 10 we-ken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Algemene wet bestuursrecht) en het bepaalde in artikel 7:4 Algemene wet bestuursrecht (zie hierna).Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automa-tisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikke-ling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het be-paalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen (zie ook de toelichting bij artikel 7).

<vet>Artikel 7:4 </vet>Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen. Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage. Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen. Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen. Voorzover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten. Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om ge-wichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan. Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet open-baarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen. Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is. Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsre-denen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weige-ringsgronden (zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Algemene wet bestuursrecht ka-tern 1996, 43).In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing (Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).

<vet>Artikel 7:8 </vet>Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en des-kundigen worden gehoord. De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht. Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).

<vet>Artikel 11. Quorum</vet>Dit artikel spreekt voor zich.Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige com-missie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 3).

<vet>Artikel 12. Niet-deelneming aan de behandeling</vet>Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht.Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automa-tisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).

<vet>Artikel 13. Openbaarheid zitting</vet>Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Algemene wet bestuursrecht besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Algemene wet bestuursrecht wordt deze bevoegd-heid aan de commissie toegekend.In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bij-zonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.Indien de bezwaarschriftencommissie adviseert over bezwaren op Abw-gebied, kan het praktisch zijn een bepaling op te nemen waaruit duidelijk wordt dat deze zittingen achter gesloten deuren plaatsvinden. Hiermee worden problemen voorkomen indien de commis-sie vergeet te besluiten tot een niet-openbare zitting.

<vet>Artikel 14. Schriftelijke verslaglegging</vet>Artikel 7:7 Algemene wet bestuursrecht vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag wor-den niet door de Algemene wet bestuursrecht geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige pu-bliek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaar-schriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Algemene wet be-stuursrecht) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het be-zwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorberei-ding zal dit vaak de voorkeur genieten (ABRS 12 juni 1997, JB 1997/188).Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de her-nieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

 

 

<vet>Artikel 15. Nader onderzoek</vet>Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het mo-ment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mo-gelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Algemene wet bestuursrecht wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval fei-ten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmer-kelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzit-ting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaan-gaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

<vet>Artikel 16. Raadkamer en advies</vet>Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoel-de beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 12) tijdens de besluitvor-ming uit een even aantal personen bestaat.Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 11); de advise-ring dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies totstandkomt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke con-sultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Algemene wet bestuursrecht 00/8620 en 00/8621).Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Algemene wet bestuursrecht (Raad van State, Afdeling bestuursrecht-spraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegd-heid krijgen (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

<vet>Artikel 17. Uitbrengen advies</vet>Volgens artikel 7:13, zesde lid Algemene wet bestuursrecht maakt in de bezwaarschrift-procedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht 10 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijk-heid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat, indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Algemene wet be-stuursrecht zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Algemene wet bestuursrecht, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Arti-kel 3:40 Algemene wet bestuursrecht is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in ver-band hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zen-den.

<vet>Artikel 18. Intrekking oude regeling </vet>Dit artikel spreekt voor zich.

<vet>Artikel 19. Inwerkingtreding</vet>Dit artikel spreekt voor zich.

<vet>Artikel 20. Citeertitel</vet>Dit artikel spreekt voor zich.