Regeling vervallen per 01-08-2015

Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Roerdalen

Geldend van 04-05-2013 t/m 31-07-2015

Intitulé

Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Roerdalen

Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de artikelen 1, 3, 4, 5, 12, 17, 22 en 28 van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Roerdalen, vastgesteld op 2 juli 2009. Er worden met betrekking tot deze artikelen 24 beleidsregels geformuleerd.

Artikel 1 Begripsomschrijving

Ouders

Beleidsregel 1 - Co-ouderschap

Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Het moet gaan om vaste dagen in de week.

Leerling

Beleidsregel 2 - Asielzoekerskinderen

Op basis van de “Richtlijn schoolvervoer asielzoekers” betaalt het asielzoekerscentrum (AZC) het vervoer voor de kinderen die in het AZC verblijven. De gemeente betaalt het vervoer voor asielzoekerskinderen die niet in een AZC verblijven.

Beleidsregel 3 - Illegale kinderen

Kinderen hebben recht op onderwijs en voortvloeiend hieruit ook op leerlingenvervoer. Scholen en gemeenten hoeven leerplichtige leerlingen niet te vragen naar de verblijfsstatus. Het feitelijke verblijfadres is hierin leidend.

Beleidsregel 4 - Hoogbegaafde kinderen

Deze leerlingen kunnen met de juiste begeleiding en het juiste lesmateriaal, op een reguliere school het bij hen passende onderwijs krijgen. Voor de bepaling of deze begeleiding en materialen daadwerkelijk beschikbaar zijn op de dichtstbijzijnde school, wordt contact opgenomen met de betreffende onderwijsstichting. Deze stichting weet of een school de beschikbare verrijkingsmaterialen in haar leerplan heeft opgenomen. Vervoer naar zogenaamde verdiepingsklassen (plusklassen) vergoedt de gemeente niet.

Woning

Beleidsregel 5 - Tweede verblijfadres

In deze is het niet relevant in welke gemeente het kind staat ingeschreven. Maximaal 2 adressen worden geaccepteerd als structurele verblijfsplaats. Structureel betekent in dit verband dat er sprake moet zijn van een vast en wekelijks terugkerend patroon (denk bijvoorbeeld aan een naschoolse opvang of orthopedisch behandelinstituut). Het kind kan dus aansluitend aan de schooltijden vervoerd worden naar een tweede adres.

De voorwaarden daarvoor zijn:

  • 1.

    Er wordt voldaan aan het afstandscriterium in de verordening.

  • 2.

    Het 2e adres is in te plannen binnen de bestaande route.

  • 3.

    Het vervoer van dit tweede adres naar het eerste adres wordt niet vergoed.

Beleidsregel 6 - Tijdelijk verblijfadres

Indien de leerling verblijft in een andere gemeente gedurende een kortere periode dan 8 weken en zijn eigen school blijft bezoeken, dan zal de gemeente Roerdalen het leerlingenvervoer voor de duur van maximaal 8 weken blijven bekostigen op basis van de eigen verordening. Indien het verblijf een langere periode in beslag neemt wordt geen vergoeding meer verstrekt. Eventueel dient er een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer te worden gedaan bij de gemeente waar het kind gedurende die periode verblijft.

Een andere gemeente hoeft dit beleid niet te hanteren. In dat geval is de gemeente waar de leerling feitelijk (kortdurend) verblijft de gemeente die het vervoer van de leerling moet bekostigen.

Afstand

Beleidsregel 7 - Auto

Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres wordt gebruikgemaakt van de routeplanner op www.anwb.nl/auto. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de optie “kortste route”. Als de gemeten afstand minder is dan 100 meter onder de in de verordening gehanteerde afstandsgrens is, dan wordt een tweede meting uitgevoerd met de routeplanner van www.classic.routenet.nl/auto (kortste route). Deze tweede meting bepaalt of er al dan niet een bekostiging van leerlingenvervoer plaatsvindt.

Beleidsregel 8 - Fiets

Voor niet-gehandicapte leerlingen wordt de afstand gemeten over de voor fietsers toegankelijke openbare wegen en paden. De afstand wordt gemeten met de routeplanner www.anwb.nl/fiets. Als de gemeten afstand < 100 meter onder de in de verordening gehanteerde afstandsgrens ligt, wordt een tweede meting uitgevoerd met de routeplanner van www.classic.routenet.nl. Deze tweede meting bepaalt of er al dan niet een bekostiging van leerlingenvervoer plaatsvindt. Als de afstand tussen de woning en school korter is dan het voor de leerling geldende afstandscriterium (zes kilometer), wordt er bij de beschikking op de aanvraag een uitdraai meegestuurd. Als tijdens de afhandeling van een aanvraag de vraag aan de orde komt of een kind, dan wel de ouder het vervoer naar school per fiets kan doen, gelden de volgende uitgangspunten:

  • ·

    4 jaar tot en met 8 jaar het kind 4 km, de ouder met kind achterop 6 km

  • ·

    9/10 jaar het kind 6 km, de ouder met kind achterop 6 km

  • ·

    11 jaar en ouder het kind 8 kilometer

Beleidsregel 9 - Te voet

Als tijdens de afhandeling van een aanvraag de vraag aan de orde komt wat van een leerling verwacht mag worden als het gaat om de afstand die een leerling lopend moet kunnen afleggen, dan gelden de volgende uitgangspunten:

  • ·

    looptijd t/m 8 jaar maximaal 20 minuten

  • ·

    9 jaar en ouder maximaal 30 minuten

Belangrijk is wel dat de route voor de betreffende leerling veilig is. Niet alleen verkeersveilig, maar ook sociaal veilig. Is de omgevingssituatie verantwoord om een leerling langs een bepaalde route te laten gaan (bijvoorbeeld een eenzame bosweg of tunnel).

Openbaar vervoer

Beleidsregel 10 – Bepalingen openbaar vervoer

Voor de bepaling van de reistijd met het openbaar vervoer wordt gebruik gemaakt van de dienstregeling zoals vermeld via www.9292.nl. Voor openbaar vervoer gelden de volgende richtlijnen:

  • ·

    De leerlingen dienen van huis naar een bushalte te lopen/fietsen/worden gebracht.

  • ·

    De afstand woning ↔ bushalte en bushalte ↔ school bedraagt maximaal 1.200 meter.

  • ·

    De aankomsttijd van het openbaar vervoer moet zodanig zijn dat de leerling maximaal 15 minuten voor aanvang van de lessen op school aankomt. Aan het einde van de schooldag mag de wachttijd tot de opstaptijd van het openbaar vervoer langer zijn. Voorwaarde is dan wel dat de leerling op school kan verblijven en de reistijd tussen het einde van de school en de aankomst thuis niet meer bedraagt dan 1,5 uur.

  • ·

    Begeleiding naar de bushalte en in het openbaar vervoer is een verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s) zelf.

Aangepast vervoer

Beleidsregel 11 – Combinatiemogelijkheden

In het aangepast vervoer mogen de volgende combinaties gemaakt worden: ZMOK-leerlingen alleen met ZMOK-leerlingen en ZMLK-leerlingen alleen met ZMLK-leerlingen. Een uitzondering geldt voor de volgende situatie: als ZMOK- en ZMLK- leerlingen op dezelfde locatie zitten mogen deze onderling wel gecombineerd worden.

Verder zijn er geen beperkingen aan combineren, mits dit niet in tegenspraak is met de eisen en voorwaarden die aan het vervoer zijn gesteld. Wel wordt rekening gehouden met eventuele specifieke vervoerskenmerken van een leerling. Voor de leerlingen die aan huis worden opgehaald wordt zo veel mogelijk gewerkt met een vaste combinatie zodat een stabiele situatie ontstaat voor de leerling.

Reistijd

Beleidsregel 12 – Afwijkende schooltijden

Uitsluitend wanneer een leerplichtige leerling vanwege een structurele handicap slechts een deel van het onderwijsprogramma kan volgen, dient in voorkomend geval wel tijdens de schooltijd vervoerd te worden. Dit geldt alleen wanneer er een gedeeltelijke ontheffing van de leerplicht is verleend.

Bij gewijzigde eindtijden door ziekte of anderszins, zijn de ouders verantwoordelijk voor het vervoer. Voor lesuitval geldt: vervoer wordt op een afwijkende tijd geleverd indien er sprake is van uitval van meer dan 2 lesuren.

Opstapplaats

Beleidsregel 13 – Bepalingen opstapplaats

Alle leerlingen worden aan huis opgehaald tenzij een leerling de indicatie “opstapplaats” heeft. Aan huis ophalen betekent dat de leerling opgehaald dient te worden bij de voordeur. Bij een flat of instelling geldt de hal of centrale receptie als ophaalplek. Leerlingen met de indicatie “opstapplaats” worden per definitie op een opstapplaats opgehaald en afgezet.

De vervoerder bepaalt in overleg met de gemeente de ligging van de opstapplaatsen. De volgende eisen worden gesteld aan opstapplaatsen:

  • ·

    De leerlingen dienen van huis naar een opstapplaats te lopen/fietsen/worden gebracht.

  • ·

    De afstand van tussen woning ↔ opstapplaats bedraagt maximaal 1.200 meter.

  • ·

    De opstapplaats dient, zo mogelijk, een bushalte te zijn. Instappen geschiedt altijd aan de rechterkant van de weg.

  • ·

    De opstapplaats dient veilig, overzichtelijk en veilig bereikbaar te zijn, en te hanteren opstapplaatsen worden bepaald in overleg (gemeente ↔ vervoerder).

  • ·

    Begeleiding naar de opstapplaats is een verantwoordelijkheid van de ouders zelf.

Artikel 3 Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

Toegankelijke school

Beleidsregel 14 - Anderstalige kinderen

Voor anderstalige kinderen die recent in Nederland zijn komen wonen en de Nederlandse taal niet beheersen, wordt Openbare Basisschool De Driepas, locatie Pepinusbrug 2 (NT-2 onderwijs) als dichtstbijzijnde toegankelijke school aangemerkt. Dit ondanks het feit dat De Driepas een reguliere school voor openbaar basisonderwijs is.

Beleidsregel 15 - Wachtlijst

Indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is vanwege een wachtlijst, vindt bekostiging plaats naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school. De toekenning vindt plaats tot het moment dat de wachtlijst is opgelost. Ouder(s)/verzorger(s) zijn vervolgens vrij om het kind naar de school van keuze te laten gaan, maar de vervoersvergoeding wordt beperkt tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Beleidsregel 16 - Stage

Leerlingen lopen stage om zich voor te bereiden op deelname in het maatschappelijk verkeer. Met dit als achtergrond, maar ook in het verlengde van het eerdergenoemde, verwacht de gemeente van de leerling, zijn/haar ouders, maar ook van de school dat de maximaal mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres wordt nagestreefd.

Naar analogie van de “dichtstbijzijnde toegankelijke school” wordt het begrip “dichtstbijzijnde toegankelijke stage” gehanteerd. Een verzoek om vervoer moet vergezeld gaan van een stage overeenkomst. De school dient te zoeken naar een stageplaats binnen de gemeente en vervolgens binnen de regio. Bekostiging van vervoer naar een stageplaats buiten de gemeente vindt alleen plaats als de school toereikend motiveert waarom in het betreffende geval een stage binnen de gemeente niet voldoet. Bovendien moet die stage een duidelijke meerwaarde hebben voor de leerling. Aangepast vervoer vindt zo veel mogelijk plaats op vaste uren in de ochtend en middag of aansluitend aan de schooltijden zoals vermeld in de schoolgids. Vervoer tijdens weekenden of schoolvakanties wordt niet bekostigd.

Artikel 4 Uitbetaling bekostiging

Uitbetaling

Beleidsregel 17Tijdstip uitbetaling

Uitbetaling van de auto-, openbaar vervoer- of fietsvergoeding vindt plaats op declaratiebasis. Na ontvangst van de declaratie wordt deze gecontroleerd en, indien akkoord, voor registratie aangeboden aan Financiën.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

Beschikking

Beleidsregel 18 – Looptermijn beschikking

Vanuit het oogpunt van lastenverlichting voor de burger (en de gemeente) is het wenselijk dat het aantal aanvragen zo veel mogelijk wordt beperkt. In dat kader is het wenselijk om per situatie te bezien of het mogelijk is om voor de gehele schoolperiode de bekostiging toe te wijzen. Wanneer te verwachten valt dat er geen verandering optreedt in de situatie van de leerling en deze dus aan de geldende criteria blijft voldoen, is het wenselijk te kiezen voor een verstrekking voor de gehele schoolperiode. Aanvragers dienen wijzigingen die van invloed zijn op de bekostiging direct door te geven aan het college. Aanvragers worden nadrukkelijk gewezen op het feit dat ten onrechte genoten bekostiging wordt teruggevorderd, dan wel wordt verrekend. Voor de volgende leerlingen kan een meerjarige beschikking worden afgegeven:

  • ·

    Leerlingen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, die door hun handicap nu en in de toekomst geen gebruik kunnen maken van openbaar vervoer of (brom)fiets. Dit betreft voornamelijk de kinderen die onderwijs volgen op een clusterschool.

  • ·

    Leerlingen die zelfstandig gebruik maken van openbaar vervoer of (brom)fiets.

  • ·

    Leerlingen die gebruik maken van (regulier) levensbeschouwelijk onderwijs.

  • ·

    Anderstalige leerlingen, die geplaats zijn op Openbare Basisschool De Driepas.

In de beoordeling of voor het vervoer van de leerling een meerjarige beschikking kan worden afgegeven kan advies worden ingewonnen bij derden (zoals de GGD, betrokken specialist, onafhankelijk medisch deskundige of overige relevante organen).

Artikel 12/17 Bekostiging van de kosten van een begeleider

Begeleiding

Beleidsregel 19 - Werkzaamheden

Door ouders worden vaak omstandigheden aangevoerd die te maken hebben met het niet kunnen begeleiden van een leerling. Het gaat meestal om (betaalde) werkzaamheden van de ouders. Deze werkzaamheden van ouders zijn op zichzelf geen reden om tot bekostiging van aangepast vervoer over te gaan. Dit is conform jurisprudentie op dit gebied.

Beleidsregel 20 VerantwoordelijkheidBegeleiding is een verantwoordelijk van de ouder(s)/verzorger(s) tenzij dit leidt tot “ernstige benadeling van het gezin. Van een ernstige benadeling van het gezin kan sprake zijn, als één van de volgende situaties aanwezig is:

  • ·

    Andere kinderen zonder identiek schoolbezoek thuis én slechts één ouder op de vervoersmomenten van de leerling.

  • ·

    Alleenstaande ouder met scholings- of arbeidsverplichtingen op de vervoersmomenten van de leerling.

  • ·

    De enige verzorger heeft een structurele lichamelijke of zintuiglijke handicap.

  • ·

    Het reizen per openbaar vervoer kost de begeleider méér dan 3 uur reistijd per dag.

  • ·

    Dat feitelijk sprake is van ernstige benadeling moet in de genoemde situaties door de ouder(s)/ verzorger(s) worden aangetoond.

De onder scholings- of arbeidsverplichtingen worden ambtshalve beoordeeld.

Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als dat niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Die kan gevonden worden door bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of anderen in te schakelen.

Bij uiterste noodzaak kan de hardheidsclausule worden toegepast.

Artikel 22 Drempelbedrag

Drempelbedrag

Beleidsregel 21 GegevensverstrekkingOm te kunnen bepalen of het drempelbedrag verschuldigd is dient de aanvrager de volgende gegevens te verstrekken:

  • ·

    Het eigen IB60 formulier.

  • ·

    Het IB60 formulier van een eventueel partner.

Deze formulieren moet men opvragen bij de BelastingTelefoon.

Wanneer de gegevens ontbreken of niet volledig zijn kan de aanvrager de ontbrekende gegevens binnen een vooraf bepaalde termijn alsnog aanleveren. Zijn de gegevens na afloop van deze termijn niet ontvangen of niet te beoordelen, dan gaat het college ervan uit dat het inkomen van de aanvrager hoger is dan de vastgestelde norm. Er wordt dan een drempelbedrag opgelegd.

Als de ouder(s)/verzorger(s) in de aanvraag aangeven dat het inkomen hoger is dan de gestelde norm hoeven zij geen inkomensgegevens te verstrekken. Er wordt dan automatisch een drempelbedrag in rekening gebracht.

Beleidsregel 22 - Fietsvergoeding

Om het vervoer per fiets te stimuleren wordt bij toekenning van een fietsvergoeding een bedrag per kilometer vergoed (op basis van de reisregeling binnenland). Het drempelbedrag wordt aan deze groep leerlingen niet in rekening gebracht.

Beleidsregel 23 - Pleegouders

Gezien het maatschappelijk belang van de inzet van pleegouders wordt aan deze ouder(s)/ verzorger(s) geen drempelbedrag in rekening gebracht. Ouders dienen aan te tonen dat zij pleegouders zijn van het kind waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

Artikel 28 Afwijking van bepalingen

Afwijkingen

Beleidsregel 24 - Uitzonderingen

Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties. Het overgrote deel van de voorkomende situaties is geregeld in de verordening of in eerdergenoemde beleidsregels. Het betreft situaties waarmee bij het opstellen van de beleidsregels geen rekening kon worden gehouden. Het college kan op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht afwijken van de beleidsregels. Genoemd artikel vermeldt het volgende: “Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belang-hebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.