Regeling vervallen per 17-05-2017

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014

Geldend van 01-01-2015 t/m 16-05-2017

Intitulé

De raad van de gemeente Roermond,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 september 2013, raadsvoorstelnummer 2013/073/1

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2014;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014 (Verordening parkeerbelastingen 2014).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • d

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Roermond een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.

  • f

    gehandicaptenparkeerplaats: een gehandicaptenparkeerplaats zoals bedoeld in artikel 26 van het Reglement Verkeersregels en Verkeertekens 1990 ( RW 1990), aangeduid met verkeerstekens op een bord volgens model E6 van bijlage 1 van het R W 1990.

  • g

    E-laad parkeerplaats: een parkeerplaats die bestemd is voor het parkeren van een (semi)elektrisch motorvoertuig ten behoeve van het opladen van het voertuig en die nader aangeduid is met het onderbord met opschrift "opladen elektrische voertuigen" of het overeenkomstige pictogram.

  • h

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden.

  • i

    autodateplaats: een parkeerplaats die bestemd is voor het parkeren van een autodate voertuig en die nader aangeduid is met het onderbord met het opschrift "autodate";

  • j

    kwartaal: 3 aaneengesloten kalendermaanden ingaand op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober.

  • k

    maand: alle dagen behorende tot één kalendermaand.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

    1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

    2eals blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven door voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4 In afwijking van het derde lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatisch betalingsincasso kunnen worden afgeschreven conform de "Beleidsregels automatisch incasso" van de Gemeente Roermond. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de gestelde termijnen.

  • 5 Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7A Vrijstelling

  • 1. Houders van een geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart, landelijke invalidenparkeerkaart (zowel voor bestuurders als passagiers) of buitenlandse invalidenparkeerkaart die parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zijn vrijgesteld mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het motorvoertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de vergunning op een van buitenaf zichtbare plaats leesbaar te worden aangebracht.

  • 2. Bestuurders die op grond van een overeenkomst met een autodate gebruik maken van een aangewezen autodateplaats zijn vrijgesteld.

  • 3. Bestuurders die gebruik maken van een e-laad parkeerplaats ten behoeve van het opladen van het (semi)elektrische motorvoertuig zijn vrijgesteld.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1 Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig een wielklem worden aangebracht.

  • 2 Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3 Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10 Kosten

  • 1 De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 56,00.

  • 2 De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 50,00.

  • 3 De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen:

    • a.

      Voor de overbrenging op werkdagen van 8:00 tot 18:00 uur

      € 162,86

    • b.

      Voor de overbrenging op werkdagen van 18:00 tot 8:00 uur

      € 185,86

    • c.

      Voor het bewaren tijdens de eerste 24 uur

      € 22,14

    • d.

      Voor het bewaren tijdens de daarop volgende dagen per dag

      €8,29.

  • 4 Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 11 Betaling en teruggave van parkeerbelasting

  • 1 Over het aangegeven tijdvak van de parkeervergunning of parkeerabonnement wordt per kalendermaand het maandtarief van de parkeerbelasting geheven. Indien een parkeervergunning of parkeerabonnement in de loop van een kalendermaand wordt verleend, wordt over de resterende dagen van deze maand het volledige maandtarief van de parkeerbelasting geheven;

  • 2 Bij opzegging of intrekking van de parkeervergunning of parkeerabonnement wordt restitutie van de betaalde parkeerbelasting verleend over het aantal nog niet ingetreden volledige kalendermaanden waarvoor betaling heeft plaatsgevonden;

  • 3 Indien tengevolge van maatregelen getroffen door of met instemming van de gemeente de vergunninghouder voor een tijdvak waarvoor reeds betaling van parkeerbelasting heeft plaatsgevonden, geen gebruik kan maken van de parkeervergunning of parkeerabonnement en voor dat tijdvak geen vervangende parkeergelegenheid op redelijke afstand is aangeboden, wordt restitutie van betaalde parkeerbelasting verieend over het aantal volledige kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De 'Verordening parkeerbelastingen 2013' van 8 november 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4 Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen 2014'.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 november 2013.

    De griffier,

    J.Vervuurt

    De voorzitter,

    mr. P.A.G. Cammaert

    Tarieventabel, behorende bij deVerordening parkeerbelastingen 2014”.

    1 Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

    • 1.1

      In het gebied A, Binnenstad, per 30 minuten € 1,30

    • 1.2

      In het gebied B, Singelring en Spoorzone West, per 60 minuten € 1,30

    • 1.3

      In het gebied C, Roerzicht / Voorstad St. Jacob per 60 minuten € 1,30

    • 1.4

      In het gebied D, Buitenop / Maashaven per 60 minuten € 1,30

    • 1.5

      Alle parkeerplaatsen ingericht als langparkeerplaatsen (geen maximale parkeerduur), per 60 minuten € 1,30

      met een maximum per 24 uur van € 5,00

    • 1.6

      Alle parkeerplaatsen ingericht als kortparkeerplaatsen (maximale parkeerduur 30 minuten), per 30 minuten € 1,30

    2 Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a,op parkeerterreinen bedraagt:

    • 2.1

      op het parkeerterrein P01 Maashaven 24 uur € 3,00

    • 2.2

      op het parkeerterrein P02 Arlo 24 uur € 3,00

    • 2.3

      op het parkeerterrein P08 Brandweerkazerne per 60 minuten € 1,30

    • 2.4

      op het parkeerterrein P12 Wilhelminaplein per 60 minuten € 1,30

      met een maximum per 24 uur van € 5,00

    • 2.5

      op het parkeerterrein P13 Parallelweg Wilhelminasingel per 60 minuten € 1,30 met een maximum per 24 uur van € 5,00

    • 2.6

      op het parkeerterrein P14 Akcros per 60 minuten € 1,30

      met een maximum per 24 uur van € 5,00

    • 2.7

      op het parkeerterrein P15 Voorstad per 60 minuten € 1,30

      met een maximum per 24 uur van € 5,00

    • 2.8

      op het parkeerterrein P17 Moutfabriek per 60 minuten € 1,30

      met een maximum per 24 uur van € 5,00

    3 Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b,bedraagt:

    Straatparkeren bewoners

    • 3.1

      bewonersvergunning A (artikel 3, lid 3a, Parkeerverordening), per maand € 11,00 met een maximum per jaar van € 121,00

    • 3.2

      bewonersvergunning B (artikel 3, lid 3a, Parkeerverordening), per maand € 30,00 met een maximum per jaar van € 330,00

    • 3.3

      bezoekersvergunning, (artikel 3, lid 3b, Parkeerverordening) per dag € 1,10

    • 3.4

      mantelzorgvergunning, (artikel 3, lid 3c, Parkeerverordening) per dag € 0,55

      Parkeerterreinen

    • 3.5

      vergunning parkeerterreinen, week (artikel 3, lid 3d, Parkeerverordening), per maand € 40,00 met een maximum per jaar van € 440,00

    • 3.6

      vergunning parkeerterreinen, werkdag (artikel 3, lid 3d, Parkeerverordening), per maand € 30,00 met een maximum per jaar van € 330,00

    • 3.7

      vergunning parkeerterreinen, weekend (artikel 3, lid 3d, Parkeerverordening), per maand € 30,00 met een maximum per jaar van € 330,00

      Straatparkeren zakelijk

    • 3.8

      ondernemersvergunning A (artikel 3, lid 3e, Parkeerverordening), per maand € 85,00

    • 3.9

      ondernemersvergunning B (artikel 3, lid 3f, Parkeerverordening), per maand € 85,00

    • 3.10

      ondernemersdagvergunning (artikel 3, lid 3g, Parkeerverordening), per dag € 10,00

    • 3.11

      11 non-profit vergunning (artikel 3, lid 3h, Parkeerverordening), per maand € 15,00

    • 3.12

      zorgvergunning (artikel 3, lid 3i, Parkeerverordening), per maand € 15,00

    • 3.13

      autodatevergunning (artikel 3, lid 3i, Parkeerverordening), per maand € 15,00

    • 3.14

      Ondernemerspleinvergunning (artikel 3, lid 3k, Parkeerverordening), per maand € 35,00

    • 3.15

      ECI vergunning (artikel 3, lid 3l, Parkeerverordening), per maand € 35,00

    • 3.16

      Reinaldresidentievergunning (artikel 3, lid 3m, Parkeerverordening), per maand € 35,00

    Behorende bij raadsbesluit 2013/073/3 van 7 november 2013.

    De griffier,

    J.Vervuurt