Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Roermond houdende regels omtrent Beleidskader sociaal domein Midden-Limburg Oost 2020-2028

Geldend van 01-04-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Roermond houdende regels omtrent Beleidskader sociaal domein Midden-Limburg Oost 2020-2028

Voorwoord

Voor u ligt het gezamenlijke beleidskader voor het Sociaal Domein van de gemeenten Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen en Roermond. We hebben dit beleidskader samen opgesteld, omdat we erin geloven dat onze samenwerking de dienstverlening aan onze inwoners ten goede komt.

Dit beleidskader markeert de overgang naar een nieuwe fase in het sociaal domein van Midden-Limburg-Oost. De transitie heeft inmiddels plaatsgemaakt voor transformatie.

Om in te kunnen spelen op deze sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen en omdat de beleidsterreinen van het Sociaal Domein nauw met elkaar samenhangen, hebben wij bewust gekozen voor een integraal beleidskader. Hiermee werken we aan een krachtige samenleving waarin burgerkracht, betrokkenheid en integrale

dienstverlening centraal staan. We sluiten daarbij zoveel mogelijk aan bij de leefwereld van onze inwoners. Wij zijn er van overtuigd dat dit dé manier is om tot duurzame veranderingen te komen.

Om de noodzakelijke omslag goed te kunnen maken, is een langere periode nodig van richten van beleid en vooral van dóen. Daarom zetten we onze koers uit voor de periode van 2020 tot 2028. Deze koers moet gezien worden als een paraplu boven de

verschillende beleidsterreinen van het Sociaal Domein. Hieronder vindt in de komende planperiode verdere uitwerking plaats op speerpunten, thema’s, beleidsterreinen

etc. Omwille van de dynamiek, maatwerk en flexibiliteit is dit beleidskader op een strategisch niveau geschreven. De uitwerkingen krijgen een concreter karakter en bieden voldoende mogelijkheden voor het betrekken van inwoners en andere lokaal belangrijke partijen.

Met dit kader leggen we de basis voor meer integraliteit en een menselijke maat voor onze inwoners; voor optimale aansluiting bij de praktijk en de leefwereld; voor een goede balans tussen ‘denken en doen’; voor beheersbaarheid van kosten en aandacht voor kwaliteit; voor inzicht in effecten en sturing op doelen; voor investeren in relaties en netwerken en voor een uitgekiend samenspel tussen lokale autonomie en regionale synergie.

De wethouders Sociaal Domein regio Midden-Limburg Oost:

Drs. G.H.C. Frische

Gemeente Echt-Susteren

Mevr. A.M.C. Bruijsten-Van de Berg

Gemeente Echt-Susteren

Dhr. M.H.E. Wilms

Gemeente Maasgouw

Mevr. C.M.W. Peters

Gemeente Maasgouw

Mevr. E.W.A.M. Cuijpers

Gemeente Roerdalen

Dhr. J.G.A.M. den Teuling

Gemeente Roerdalen

Mevr. M.A.J. Smitsmans- Burhenne

Gemeente Roermond

Samenvatting en leeswijzer

Samenvatting

Hiernaast vindt u in blauw een schematische weergave van de opbouw van dit beleidskader. Het groene deel geeft het vervolg aan; de nadere (lokale) uitwerkingen van dit beleidskader gedurende de planperiode 2020-2028.

afbeelding binnen de regeling

Leeswijzer

Na de algemene inleiding in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 stilgestaan bij de demografische ontwikkelingen, de specifieke kenmerken van de regio en de te verwachte toekomstige trends op sociaal-maatschappelijk gebied. Uitgaande van deze ontwikkelingen, wordt in hoofdstuk

3 de inhoudelijke basis gelegd voor de toekomstige beleidskoers voor de toekomst: wát willen gemeenten betekenen voor de samenleving in zijn algemeen en onze inwoners in het bijzonder. In hoofdstuk 4 ligt de focus vooral op de vraag hóe gemeenten dit willen bereiken:

welke uitgangspunten zijn leidend bij de organisatie van de dienstverlening aan onze inwoners. In hoofdstuk 5 is, op het strategische niveau van dit beleidskader, inzicht gegeven in de beleidsdoelen en de bijbehorende maatschappelijke effecten die we met dit beleidskader willen bereiken en willen monitoren. Tot slot zijn in hoofdstuk 6, ter verdere uitwerking van het beleidskader in combinatie met de geschetste trends uit de omgevingsanalyse, een aantal specifieke speerpunten genoemd. Door het uitvoeren van deze speerpunten, in combinatie met de doorontwikkeling van het staande beleid van gemeenten, wordt een directe bijdrage geleverd aan de beleidsdoelen uit hoofdstuk 5.

1. Inleiding

Aanleiding

Het is inmiddels 5 jaar geleden dat de gemeenten in Midden- Limburg Oost aan de vooravond stonden van één van de grootste bestuurlijke veranderingen van de laatste decennia: de grote decentralisaties in het Sociaal Domein.

Er is in 2013 en 2014 hard gewerkt om alles per 1 januari 2015 beleidsmatig en uitvoeringstechnisch klaar te hebben. De gemeenten zijn een ontwikkelingsreis gestart zonder heel goed te weten waar welke wegen bewandeld zouden worden, maar wel met een kompas om de goede richting te kunnen bewaren. Gaandeweg bleek dat de transitie (de feitelijke overgang van taken) succesvol is verlopen. Er zijn in dit proces geen mensen tussen wal en schip gevallen, iedereen is over het algemeen tevreden en er zijn weinig klachten.

Tijdens de afgelopen beleidsperiode kon de focus al richting transformatie verschuiven. Mensen weten elkaar steeds beter te vinden en er wordt steeds meer ingezet op het leggen van verbindingen en het onderhouden van relaties. Veel onderdelen van de eerder vastgestelde beleidsdocumenten zijn nog steeds actueel en blijven daarmee de basis vormen voor het voort te zetten beleid vanaf 2020 - 2028.

Maar ondanks deze positieve ontwikkeling, zijn er nog veel zaken die verbeterd kunnen worden. Met het oog op de toekomst willen de gemeenten hetzelfde beleidskader voor het brede Sociale Domein delen. Dit nieuwe beleidskader Sociaal Domein geeft richting aan beleids-, inrichtings- en uitvoeringskeuzes van gemeenten voor de komende jaren vanuit het perspectief van de gemeenten.

De gemeenten hebben rondom de beleidsontwikkeling Wmo, Jeugdhulp en Participatiewet een historie van regionale samenwerking.Eerdere beleidsvisies en beleidsplannen op deze terreinen zijn vanaf de decentralisaties in 2015 bewust regionaal opgesteld. Tot nu toe gebeurde dat ‘beleidsterreingericht’: elk beleidsterrein heeft zijn eigen beleidsdocumenten. Nu kiezen gemeenten bewust voor één beleidskader Sociaal Domein. Dit gaat verder dan alleen de Wmo, Jeugdwet en de Participatiewet, de zogenaamde 3 Domeinen (3D’s).

Het Sociaal Domein gaat over alles wat inwoners in hun directe bestaan raakt. Het heeft primair betrekking op zorg, welzijn, arbeid, onderwijs en gezondheid. Het Sociaal Domein gaat dus om inwoners en de wijze waarop zij in staat zijn om deel te nemen aan de samenleving.

De gemeenten kiezen er bewust en om meerdere redenen voor om samen tot één Sociaal Domein-breed beleidskader te komen:

  • -

    integraal beleid voor meer samenhang;

  • -

    herkenbaarheid en overzichtelijkheid van beleid in de regio voor zowel inwoners als maatschappelijke (gemeente-overschrijdende) partners;

  • -

    optimale benutting effectiviteit en efficiëntie;

  • -

    gemeenten in Midden-Limburg Oost werken al langere tijd op verschillende terreinen met tevredenheid samen op zowel uitvoerend, beleidsmatig en bestuurlijk niveau.

De gemeenten werken al op veel terreinen in het Sociaal Domein samen vanwege de meerwaarde van regionale samenwerking. De mate van samenwerking en schaalgrootte wordt vanuit historie, sfeer van het wettelijke kader en/of ervaren meerwaarde per beleidsterrein verschillend vormgegeven. Zo heeft de couleur locale binnen de Wmo een prominentere

rol in beleid, uitwerking en uitvoering dan binnen andere beleidsterreinen, waar vaker voor samenwerking wordt gekozen. Gemeenten vinden zich, naast dit gezamenlijke beleidskader, bijvoorbeeld op de volgende onderdelen:

  • Verwerving/Inkoop van hulp en ondersteuning op het gebied van de Jeugdhulp en Wmo

  • Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling

  • Sociale Werkvoorziening

  • Arbeidsmarktbeleid

  • Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang

  • Veiligheidshuis

  • Aanpak personen met verward gedrag

Inspraak en advies

Door de grotere verantwoordelijkheden die bij de gemeenten zijn neergelegd, hebben wij nog meer dan in het verleden behoefte aan gevraagde en ongevraagde adviezen met betrekking tot het brede Sociale Domein. Zo zijn de formele adviesraden van het Sociaal Domein

meegenomen in het ontwikkelingsproces en is een informeel en formeel adviestraject ingericht.

Daarnaast hebben lokale en regionale maatschappelijke partners, cliëntvertegenwoordigers en zorgaanbieders hun input op basis van diverse stellingen kunnen leveren tijdens een grote stakeholdersbijeenkomst op 28 november 2018. De input is gebruikt bij het opstellen van dit

beleidskader Sociaal Domein en door de tekst heen in aparte, groene tekstblokken opgenomen, met groene verticale lijn. De formele adviesraden zullen, daar waar van toepassing, in het verdere proces bij verschillende thema’s meegenomen worden in de nadere lokale uitwerking.

Positionering beleidskader

Dit beleidskader is de ‘paraplu’ waaronder beleid in het Sociaal Domein de komende jaren verder vorm krijgt. De elementen uit dit beleidskader geven richting aan verdere uitwerkingen in beleidsplannen en uitvoeringsplannen. Die verdere uitwerking vindt plaats onder lokale regie, op basis van lokale behoeften en planningen en met ruimte voor regionale afstemming en samenwerking. Daarom ligt de focus in dit gezamenlijke kader op datgene wat ons inhoudelijk bindt: het werken aan de zelfredzaamheid en participatie van onze inwoners in een sterke samenleving met mensen die oog hebben voor elkaar en er voor elkaar zijn. Deze strategische doelen zijn voor gemeenten namelijk identiek, maar wensen over uitwerking en inrichting kunnen wel lokaal verschillen.

2. Omgevingsanalyse en toekomstige trends

De regio Midden-Limburg Oost bestaat uit vier afzonderlijke gemeenten met ieder hun eigen kenmerken, die op veel terreinen met elkaar samenwerken. Het betreft de gemeenten Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen en Roermond. Er is sprake van verwevenheid tussen stedelijk en landschappelijk gebied met elkaar aanvullende kwaliteiten en kenmerken die aan de samenwerking ten grondslag liggen.

In bijlage 1 is een algemeen beeld gegeven van de specifieke kenmerken van de afzonderlijke gemeenten. In bijlage 2 treft u een overzicht van de budgetten Sociaal Domein aan van de vier gemeenten.

Demografische ontwikkelingen regio Midden-Limburg Oost

Voor de jeugdhulp en onderwijs zijn met name de demografische ontwikkelingen in de leeftijdsgroep 0-19 jaar van belang. De leeftijdscategorie 20-65 jaar maakt met name gebruik van Individuele begeleiding uit de Wmo, beschermd wonen en de participatiewet. De leeftijdscategorie 65-plus maakt met name gebruik van typische Wmo-voorzieningen zoals groepsbegeleiding en dagbesteding, hulp bij de huishouding, hulpmiddelen, woningaanpassing en collectief vervoer.

In de drie gemeenten Echt-Susteren, Maasgouw en Roerdalen is er een gedeeld algemeen beeld zichtbaar. De inwonersaantallen richting 2040 gaan dalen tussen 6 en 10%. Het aantal inwoners van 0 tot 19 jaar daalt in Echt-Susteren het meest fors met 14%. In de andere twee gemeenten is er ook sprake van een algehele, maar minder forse daling. In beide gemeenten zien we eerst een daling tot 2025, met daarna weer een lichte stijging. In de leeftijdscategorie 20 tot 65 jaar zien we in alle drie gemeenten een forse daling van respectievelijk 23,5%, 21% en 18%. Het aantal 65-plussers stijgt overal gemiddeld tussen de 18 en 22%.

De demografische ontwikkeling van Roermond is met een stijging van 4% tot 2040 fors afwijkend. De inwonersaantallen zullen naar verwachting tot 2038 nog blijven groeien naar circa 60.600 inwoners, waarna de aantallen licht dalen. Anders dan in de andere drie

gemeenten, blijft in Roermond het aantal jongeren tot 2040 stabiel. Het aantal inwoners in de leeftijd van 20-65 daalt ook in Roermond, maar met 8% is dat minder hard dan in de overige regiogemeenten. Het aantal 65-plussers stijgt in Roermond met 44% fors bovengemiddeld meer dan in de regiogemeenten.

Sociale kenmerken van de regio

Roermond verstrekt procentueel gezien het hoogste aantal voorzieningen, zowel op het gebied van bijstandsuitkeringen, reïntegratievoorzieningen als Wmo-voorzieningen. Het aandeel psychische/psychiatrische klachten is in de Wmo-voorziening individuele begeleiding in Roermond in de leeftijdscategorie 20 tot 65 jaar het meest vertegenwoordigd en blijft stijgen. De armoedeproblematiek is in Roermond groter dan in de andere regiogemeenten én groter

dan het gemiddelde in de regio Noord- en Midden-Limburg. Dat geldt ook voor het aantal kinderen dat opgroeit in armoede. In de gehele regio ligt het percentage kinderen met een handicap iets boven het landelijk gemiddeld. Het relatieve verzuim van jongeren alsook het percentage achterstandsleerlingen is ten opzichte van het landelijk gemiddelde fors hoger in Roermond, en fors lager in Maasgouw. Het gebruik van jeugdhulp scoort in de vier gemeenten hoger dan het landelijke gemiddelde, meer dan één op de tien De ervaren gezondheid van jongeren is in Maasgouw het hoogst, in Roermond het laagst. Qua ervaren gezondheid van

65-plussers scoort de gehele regio iets minder dan de gehele regio Noord- en Midden- Limburg. Eenzaamheid komt meer dan landelijk gemiddeld voor in de hele regio, in Echt- Susteren het meest. In Roerdalen zijn de meeste vrijwilligers actief, één op de drie inwoners. De werkeloosheid in Limburg daalt snel, naar een verwachtte 3.1% in 2021. In 2018 hadden 5000 mensen een uitkering Participatiewet in Midden Limburg. Hierbij valt op dat 63% hiervan geen startkwalificatie heeft en dat 47% ouder is dan 50 jaar. Ruim de helft van deze mensen heeft lichamelijke klachten die een belemmering zijn bij het vinden van werk. Ook nog eens

4 op de 10 rapporteert psychische klachten die hierin een belemmering vormen. Dit vraagt actievere dienstverlening, integrale aanpak en inzet van gemeenten om te komen tot duurzame arbeidsparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Roermond valt verder

op door een hoog aantal laaggeletterden, meer dan het dubbele ten opzichte van de andere regiogemeenten. Voor meer en diepgaandere informatie per gemeente wordt verwezen naar www.waarstaatjegemeente.nl.

Toekomstige trends

In het algemeen is een trend te zien dat steeds meer inwoners, ongeacht leeftijd, moeite hebben om mee te komen in de samenleving door het complexer worden van de maatschappij.

Mensen vinden het lastiger de wereld om hen heen te snappen, zelf regie te voeren over hun eigen leven, gevolgen van keuzes te overzien en steun te vragen en/of te vinden etc. Schuldenproblematiek, eenzaamheid en druk op de directe omgeving, wijken en buurten, (algemene) voorzieningen, mantelzorgers en vrijwilligers zal daardoor toenemen. Inwoners met psychische en psychiatrische klachten vormen een substantieel deel van de populatie, met hun eigen specifieke behoeften. Steeds meer mensen met beperkingen die voorheen in instellingen woonden, worden zelfstandig ‘in de wijk’ gehuisvest. Zo nodig ondersteund met hulp en zorg. Dat geldt zowel voor ouderen, die op steeds hogere leeftijd met steeds meer

gezondheidsklachten thuis blijven wonen, als ook voor inwoners die uit het Beschermd Wonen naar reguliere woonvormen in de wijk doorstromen. Er dient oog te zijn voor het effect dat deze verandering op wijken kan hebben. Daarnaast leidt dit niet alleen tot een kwantitatieve vraag rondom de hoeveelheid woningen voor doelgroepen, maar ook tot een kwaliteitsvraag rondom wat deze burgers nodig hebben om zelfstandig te kunnen leven. De overgang van jongeren naar volwassenheid en de bijbehorende overgang van onderwijs naar zelfstandige participatie in de samenleving, de arbeidsmarkt, en op het gebied van wonen blijkt voor een groot aantal jongeren een lastige barrière, die het welzijn en toekomstperspectief negatief beïnvloed. Het aantal ouderen, met daarbinnen de doelgroep 80-plussers, neemt in onze regio de komende jaren bovengemiddeld toe t.o.v. de landelijke vergrijzing. Dit heeft ook zijn effecten op de beroepsbevolking: de grijze druk* neemt toe van 31% in 2019 naar 51% in 2040.

Hierdoor is er ook sprake van schaarste van personeel. In de ondersteuning, zorg en hulpverlening is dit nu al voelbaar en dit zal in de nabije toekomst voor steeds meer niet vervulde vacatures zorgen. Dit heeft rechtstreekse gevolgen voor de beschikbaarheid van zorg en hulpverlening in het algemeen, maar zeker ook voor de toenemende specialistische

zorg aan de kwetsbaren in onze samenleving. Zowel in het Sociaal Domein, maar ook in de domeinen van de Zorgverzekeringswet (wijkverpleegkundigen, ziekenhuiszorg, huisartsenzorg) en Wet Langdurige Zorg (instellingen, verpleeghuiszorg etc). Naast gevolgen voor professionele zorg, leidt de toename van de grijze druk ook tot een grotere belasting van mantelzorgers.

Positieve effecten zijn dat onze ‘jongere ouderen’ steeds vitaler zijn en zich vaak actief inzetten in onze samenleving. Daarnaast verwachten we veel van de technologische ontwikkelingen.

Deze ontwikkelingen kunnen het thuiswonen prettiger en veiliger maken, en kunnen deels een oplossing bieden voor de personele druk.

3. Beleidskoers Sociaal Domein

Uitgaande van de demografische ontwikkelingen en de toekomstige trends uit het vorige hoofdstuk, worden in dit hoofdstuk de inhoudelijke beleidskoers geschetst: de missie en visie en het toekomstige wensbeeld: de Sociaal Domein-

piramide. Het principe van Positieve Gezondheid (‘het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven’) sluit daar naadloos bij aan en wordt door de gemeenten omarmd.

Missie

We werken aan een sterke samenleving waarin iedereen zo volledig en volwaardig mogelijk mee kan doen en eigen regie heeft over zijn/haar leven. De gemeenten investeren samen met maatschappelijke partners in preventie en een sterke sociale basis die bijdraagt aan zelfstandig leven. Wanneer het zelfstandig leven (even) niet lukt, voorzien wij in een netwerk van passende laagdrempelige en/of geïndiceerde voorzieningen.

Visie

Iedereen vaart wel bij een sterke en veerkrachtige basis van burgerkracht in de samenleving. Gemeenten sluiten aan bij deze sociale basis en faciliteren en/of investeren waar nodig in de samenleving en in het zelfoplossend vermogen van de inwoners en hun sociale omgeving. Ook in een sterke samenleving kan het voorkomen dat inwoners tijdelijk of permanent professionele hulp en ondersteuning nodig hebben op de verschillende facetten van het leven. Deze

hulp en ondersteuning organiseren wij duurzaam, toekomstbestendig, kwalitatief en tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Dit organiseren wij samen met onze partners, die net als wij deze missie en visie aan onze inwoners uitdragen.

Beleidskoers: Sociaal Domeinpiramide

Deze missie en visie worden gevisualiseerd in de Sociaal Domein-piramide die de toekomstige beleidskoers uitbeeldt: een brede, stevige basis van vitale burgers en gemeenschappen

en een kleine(re) top van dure, professionele geïndiceerde voorzieningen. Hierbij staat individueel maatwerk centraal, waarbij regievoering over de verschillende pijlers en snelle op- en afschaling van ondersteuning een voorwaarde is. De door gemeenten georganiseerde toegangsfunctie speelt hierin niet de enige, maar wel een belangrijke rol. In hoofdstuk 6

worden diverse speerpunten van beleid genoemd die een bijdrage leveren aan de verschillende onderdelen van deze piramide en daarmee aan de beleidskoers Sociaal Domein.

afbeelding binnen de regeling

Preventie en vroegsignalering:

Investeren in preventie en vroegsignalering is noodzakelijk om zelfredzaamheid van inwoners en samenleving te behouden en te voorkomen inwoners ondersteuning nodig hebben of krijgen. Dit gaat door alle lagen van de piramide heen. Hierin hebben gemeenten, maar ook andere maatschappelijke partners een gedeelde verantwoordelijkheid. Daarom zetten we in op inhoudelijke, maar ook financiële samenwerking. Denk aan bijvoorbeeld de zorgverzekeraars en de woningbouwcorporaties.

Burgerkracht en zelfredzame samenleving:

Om de missie te volbrengen, moet er een stevige sociale basis zijn van burgerkracht in de samenleving, de vitale gemeenschap met verenigingen, vrijwilligers, mantelzorgers en

zelfredzame inwoners die zich betrokken voelen bij hun eigen leefomgeving, die zelfstandig regie voeren over hun leven, zich inzetten voor de samenleving en elkaar helpen. Kortom: de basis op orde.

Laagdrempelige ondersteuning:

Het bieden van lichte ondersteuning en bevordering van het zelfoplossend vermogen van de inwoner(s). Bijvoorbeeld laagdrempelige inzet van opvoedhulp vanuit het CJG,

toepassing van sociale netwerkstrategie-methodieken in het gesprek met de inwoner, een huiskamervoorziening vanuit de Wmo, (school)maatschappelijk werk en welzijnswerk, ondersteuning thuisadministratie, vluchtelingenwerk of inzet op het tegengaan van voortijdig schoolverlaten.

Geïndiceerde voorzieningen:

Dit betreft de inzet van professionele en specialistische voorzieningen die alleen toegankelijk zijn op basis van indicatiestelling in de toegang, dus alle voorzieningen waarvoor de gemeente een ‘beschikking’ afgeeft. Dit kan bijvoorbeeld ondersteuning zijn vanuit de Wmo hulp vanuit de Jeugdwet, maar ook inzet van uitkeringen, bijzondere bijstand, armoedevoorzieningen, reïntegratietrajecten en Beschut Werk vanuit de Participatiewet en schuldhulpverlening uit de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening.

INPUT VAN STAKEHOLDERS: TIPS!

  • Integrale aanpak vorm geven voor passende ondersteuning en maatwerk over de domeinen heen.

  • Focus op de inwoner en zijn ondersteuningsvragen.

  • Beweging maken van vangnet naar springplank, inwoners geven zelf hun toekomst vorm.

  • Versterk de structuren in wijken, dorpen en buurten.

  • Investeer op preventie en voorliggende voorzieningen.

  • Het Sociaal Domein ontschotten en vereenvoudigen.

  • Uitgaan van vertrouwen en ruimte bieden aan professionals en inwoners.

  • Gemeente faciliteert en brengt partijen bij elkaar.

  • 1 loket en maatwerk organiseren

  • Basisinkomen, regels en controle systemen loslaten en besparingen investeren in nieuwe initiatieven

  • Voorkomen dat mensen in zorg komen door vroegsignaleren en preventie/interventies.

4. Uitgangspunten Sociaal Domein

De uitgangspunten geven vorm aan de verdere uitwerking van beleid én de inrichting van de uitvoering: op welke wijze organiseren gemeenten hun taken om de missie te bereiken en welk afwegingskader wordt daarbij gebruikt in alle vier

gemeenten van de regio Midden-Limburg Oost op het gebied van het Sociaal Domein? Het afwegingskader geeft handvatten en richtlijnen bij het ontwikkelen van beleid, het inrichten van de lokale gemeentelijk organisatie en de uitvoering van taken.

1. Integraliteit van beleid en uitvoering

Alle beleid en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsactiviteiten hebben het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de inwoner als hoofddoel. Integraliteit rondom de leefwereld van de inwoner betekent voor gemeenten op zowel beleidsniveau als uitvoeringsniveau:

  • a.

    (interne) afstemming van dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, publieke gezondheid, preventie, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, schuldhulp, armoe-debestrijding, werk en inkomen;

  • b.

    externe afstemming met het zorgdomein, medisch domein, onderwijsdomein, huisvestingsdomein, domein werk, maatschappelijk domein;

  • c.

    Bij het bepalen van oplossingen voor ondersteuningsvragen mogen financiële, organisatorische, wettelijke en inhoudelijke schotten tussen wetten en domeinen niet belemmeren.

Hoofdzaak bij integraliteit is dat de inwoner altijd centraal staat en onze dienstverlening daarop is afgestemd. Concreet betekent dit dat er voor de dienstverlening de volgende specifieke uitgangspunten gelden:

  • -

    het bevorderen of behoud van zelfredzaamheid en participatie, zodat iedereen zo volledig en volwaardig mogelijk mee kan doen aan de samenleving;

  • -

    een integrale aanpak, waarin de leefwereld centraal staat;

  • -

    dienstverlening zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig, met de focus op normaliseren;

  • -

    zelfregie bij de inwoner;

  • -

    het vergroten van het zelfoplossend vermogen van de inwoner;

  • -

    (waar mogelijk) vereenvoudigen van de dienstverlening aan de inwoner;

  • -

    bouwen aan een sterke en veerkrachtige basis van burgerkracht in de samenleving.

Input van stakeholders op onderwerp ‘Integrale dienstverlening en maatwerk’

  • Integrale dienstverlening is de maatstaf en het instrument voor maatwerk. Hierbij moet rekening worden gehouden met het inschakelen van voldoende specialistische expertise, zowel vanuit oogpunt van kwaliteit als voor het realiseren van daadwerkelijk passende ondersteuning.

  • Overzicht houden en regie voeren op de integrale dienstverlening is de kunst.

    Wie heeft het overzicht en is de verbinder, hoe spreken we het netwerk aan? Welke rol heeft de generalist, welke rol heeft de inwoner zelf (positieve gezondheid), welke rol heeft de specialist? Dit moet duidelijk georganiseerd worden.

  • Een integrale blik van alle professionals in het sociale domein is van wezenlijk belang. Een brede kijk gericht op de mens, verbindingen leggen en samenwerken met andere disciplines. Dit zorgt voor betere vraagverheldering, passende ondersteuning voor het gehele gezin en oplossingen die mensen verder helpen.

2. Behoud en/of verbetering van kwaliteit van dienstverlening

Kwaliteit is een breed en diffuus begrip. De gemeenten verstaan onder kwaliteit dat de juiste zorg en ondersteuning op het juiste moment, op de juiste plek, met de juiste aandacht en op basis van het juiste gesprek wordt verleend. Het doel is niet om beperkingen volledig op te heffen, maar de inwoner mét zijn beperkingen te ondersteunen zo optimaal mogelijke zelfredzaam te zijn en mee te (kunnen) doen in de samenleving.

3. Grote rol voor data in beleidsvorming

Hiermee bedoelen we gericht beleid op basis van actuele data en prognoses over toekomstige ontwikkelingen. De voorspellende waarde van trends en data wordt gebruikt bij het

maken van beleid. Het gaat over beleidskeuzes op het gebied van demografie, inrichting van de samenleving, maatschappelijke ontwikkelingen, maatschappelijke infrastructuur, ondersteuningsbehoeftes van inwoners, zorggebruik etc.. Door beleid te maken met behulp van deze data is er meer gerichte en passende ondersteuning en hulp. Hieronder valt ook kwalitatieve monitoring, zoals bijvoorbeeld cliëntervaringonderzoek.De gegevens worden gebruikt om betere dienstverlening te bieden en gerichter binnen wijken te werken.

4. Gezond financieel evenwicht

Om gemeenschappen vitaal te houden en de ondersteuning voor kwetsbare doelgroepen kwalitatief te kunnen waarborgen voor de lange termijn, is het van groot belang dat de gemeenten voor de uitvoering hiervan over een gezond financieel evenwicht beschikken en dat inzet plaatsvindt tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Doorrekeningen voor de nabije toekomst laten zien dat álle gemeenten in onze regio bij hun beleidskeuzes in meer of mindere mate rekening moeten houden met de beheersbaarheid van de kosten in het Sociaal Domein. Beleids- en uitvoeringskeuzes moeten meer dan voorheen gericht zijn op de (beperkte) beschikbare financiële middelen. Daarnaast zal nog actiever samenwerking met de andere finaniele verantwoordelijken in het Nederlands Zorgstelstel opgezocht worden. Hierbij zijn ook data van belang en kostenbewustzijn van professionals.

Input van stakeholders op onderwerp ‘Kwalitatieve ondersteuning tegen lagere kosten’

  • Preventie zorgt voor voorkomen van duurdere ondersteuning.

  • Integraal kijken en zoeken naar de kern van de ondersteuningsvraag, dit maakt keuzes voor ondersteuning scherper en effectiever en waarschijnlijk goedkoper.

  • Samenwerken met inwoners, bedrijven, welzijn etc voor een effectiever voorliggend veld, maak gebruik van de mogelijkheden in de samenleving.

Input van stakeholders op onderwerp ‘Sturen op financiën Sociaal Domein’

  • Vooral ook effectiviteit verhogen door integraal werken, maatwerk en ruimte bieden voor ontwikkeling van preventie en professionaliteit.

  • Meer vertrouwen, minder bureaucratie en met elkaar sturen op inhoud en toekomstige ontwikkelingen die bijdragen aan een effectiever Sociaal Domein.

5. Resultaatgerichte samenwerking met externe partners

Het bouwen aan een zelfredzame samenleving met daarbinnen een duurzaam vangnet van ondersteuning van (kwetsbare) inwoners kunnen gemeenten niet alleen. Gemeenten zijn zich bewust van het feit dat het stimuleren van burgerkracht en het toekomstbestendig bieden van integrale ondersteuning alleen mogelijk is als de leefwereld van de inwoner centraal staat. Optimaal samenwerken op basis van gelijkwaardigheid met maatschappelijke partners, op alle mogelijke onderdelen van de leefwereld van de inwoner, staat daarbij centraal. Om een forse impuls te geven aan de integraliteit, kwaliteit en/of financiële beheersbaarheid vormen resultaten de basis voor samenwerkingsafspraken. Monitoring van resultaten is cruciaal om continu de best passende keuzes te maken en tijdig bij te sturen.

Input van stakeholders op onderwerp ‘Partnerschap en regie’

  • De regierol heeft de gemeente, hoe stuurt de gemeente op resultaat? Waar betaalt de gemeente voor? Wie bepaald de ondersteuningsbehoefte en wanneer het goed (genoeg) is? De inwoner? De professional? De gemeente? Of juist samen?

  • Kijken we samen naar keuzes of maakt de gemeente de keuzes? Partnerschap is belangrijk, maar er moeten ook knopen worden doorgehakt, daar is de gemeente voor.

  • Partnerschap gaat verder dan alleen gemeenten-aanbieder, maar ook onderling tussen aanbieders.

  • Samenwerken en samen verantwoordelijk betekent ook samen presteren en de klus klaren. Daarbij kijken naar integrale doelen en optimale inzet van middelen.

Input van stakeholders op onderwerp Aanbesteden en transformeren’

  • De focus moet liggen op samenwerken, duidelijke resultaat afspraken en een gezamenlijke koers bepalen om resultaten te behalen. Samenwerken van meerdere organisaties over een langere periode met duidelijke afspraken leidt tot transformatie. Gemeenten moeten sturen, regie voeren en dat kan door aanbesteden, maar ook op andere manieren kunnen er heldere afspraken worden gemaakt.

5. Beleidsdoelen, maatschappelijke effecten, resultaten, indicatoren

Met dit beleidskader willen we consistent beleidsdoelen en maatschappelijke effecten in het Sociaal Domein benoemen en die vervolgens door middel van beoogde resultaten en bijbehorende indicatoren meetbaar maken. Dit biedt een

uniforme basis op het niveau van het Sociaal Domein in Midden- Limburg Oost, die verder (lokaal) verfijnd kan worden voor monitoring, sturing en verantwoording.

De structuur voor het meten van doelen bestaat uit diverse aspecten die onderling samenhang vertonen en onderlinge relaties hebben. Het is daarmee geen statisch, maar een dynamisch geheel van beleidsdoelen, effecten, resultaten en indicatoren op het abstractere niveau van het Sociaal Domein in de regio Midden-Limburg Oost. Het raamwerk hiervoor ziet er als volgt uit:

Strategische doelstelling

De strategische doelstelling binnen het Sociaal Domein is dat het beleid altijd bijdraagt aan het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de inwoner, zodat iedereen zo volledig en volwaardig mogelijk mee kan doen aan de samenleving.

Beleidsdoelen en maatschappelijke effecten

  • 1:

    Inwoners zijn zelfredzaam

  • Maatschappelijke effecten:

    • -

      Meer inwoners zijn in staat om op eigen kracht in hun levensonderhoud te voorzien;

    • -

      Meer mensen zijn in staat om op eigen kracht hun eigen huishouden te organiseren;

    • -

      Meer inwoners hebben de vaardigheden om om te kunnen gaan met de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven;

    • -

      Meer inwoners kunnen zich naar wens en vermogen ontplooien.

  • 2.

    Iedereen doet mee

  • Maatschappelijke effecten:

    • -

      In iedere buurt, wijk of dorp doen meer inwoners mee, van betaald werk tot maatschappelijke participatie.

    • -

      Het probleemoplossend vermogen van inwoners verbetert.

  • 3.

    Mensen helpen elkaar

  • Maatschappelijk effect:

    • -

      Inwoners vinden elkaar sneller en makkelijker voor hulp in hun omgeving.

  • 4.

    Inwoners leven en wonen gezond en veilig in hun eigen omgeving

  • Maatschappelijk effect:

    • -

      Inwoners leven en wonen langer gezond en veilig in hun eigen omgeving

Uitwerking in resultaten en indicatoren

Om de bijdrage van beleid aan maatschappelijke effecten meer inzichtelijk te maken, zijn er op een gedetailleerdere schaal beoogde resultaten benoemd. Een aantal van deze resultaten is lokaal meetbaar op basis van beschikbare landelijke databases. In bijlage 3 zijn alle resultaten benoemd en per beleidsdoel gerangschikt. Daar waar deze beschikbaar zijn, wordt per resultaat aangegeven welke indicator uit landelijke dashboards inzicht geeft in de mate waarin de resultaten behaald zijn en daarmee een bijdrage leveren aan de strategische doelstelling en de onderliggende doelen en maatschappelijke effecten. In een digitale bijlage is een zogeheten ‘Doelen Inspanningen Matrix’ opgenomen. Daarin zijn de onderlinge relaties tussen de resultaten, de maatschappelijke effecten en de beleidsdoelen in hun onderlinge samenhang en afhankelijkheid in beeld gebracht.

Ontwikkeltraject

Het monitoren van strategische beleidskeuzes is vanwege de reikwijdte en complexiteit nog geen gemeengoed in gemeenteland. Hier hebben we een eerste aanzet gedaan, die in de komende periode verder uitgewerkt wordt. Zo gaan we onder andere bouwen aan een dashbord, waarmee de resultaten beter inzichtelijk worden. Een andere uitwerking is de verdere aansluiting op lokale prioriteiten en ambities.

6. Speerpunten van beleid

In dit hoofdstuk wordt de focus gelegd op het prioritaire beleid voor de komende jaren: de speerpunten. Deels zijn deze landelijk bepaald in het huidige Regeerakkoord. Aanvullend

is aangegeven op welke beleidsontwikkelingen de regio Midden-Limburg Oost extra wil inzetten, gezien de specifieke problematieken in onze regio.

Speerpunten uit Regeerakkoord 2017-2021

In het regeerakkoord 2017 - 2021 wordt voortgeborduurd op de ontwikkelingen die de afgelopen jaren zijn ingezet. Gemeenten worden nog meer dan in het verleden gestimuleerd om samen te werken met omliggende gemeenten en maatschappelijke partners. Daarnaast wordt verder ingezet op minder regels en meer ondersteuning. Dit houdt onder andere in dat:

  • De voortzetting van de ingezette systematiek van passend onderwijs.

  • Het bevorderen dat meer leerlingen uit het praktijkonderwijs doorstromen naar het mbo en de arbeidsmarkt.

  • Het doorzetten van de beweging om mensen met een psychische stoornis zo veel mogelijk mee te laten doen in de samenleving en stigmatisering tegen te gaan.

  • Het verder terugdringen van roken en overgewicht .

  • Er een integrale aanpak moet komen voor GGZ-cliënten die buiten een instelling wonen en een beter vangnet voor mensen met verward gedrag.

  • Het verder oppakken van de transformatie van de jeugdhulp.

  • Het beter in beeld brengen van de groep mensen met een (licht) verstandelijke beperking, daklozen en zwerfjongeren en ervoor zorgdragen dat verschillende vormen van zorg en ondersteuning beter op elkaar aansluiten.

  • Het verder doorontwikkelen van de Wmo met ruimte voor de couleur locale.

  • Het versterken van de samenwerking gemeenten en zorgverzekeraars .

  • Het doorvoeren van de integrale aanpak van ondersteunende voorzieningen op lokaal niveau.

  • Daar waar werken in een reguliere baan niet mogelijk is, moeten gemeenten arrangementen bieden voor beschut werk.

  • Mensen in de bijstand meer perspectief krijgen om weer aan het werk te komen, vooral ook omdat langdurige afhankelijkheid van de bijstand kan leiden tot sociaal isolement en een grotere kans op problematische schulden.

  • Het terugdringen van het aantal mensen met problematische schulden en het effectiever helpen van mensen met schulden.

  • Het inzetten van extra middelen om:

    • o

      De vroeg- en voorschoolse educatie te versterken. De laaggeletterdheid verder terug te dringen.

    • o

      Preventie en gezondheid te bevorderen. E-health verder te ontwikkelen.

    • o

      De onafhankelijke cliëntondersteuning te verbeteren

Regionale/lokale speerpunten

Naast bovengenoemde ontwikkelingen vanuit het Regeerakkoord 2017 – 2021 , ligt in de regio Midden-Limburg Oost voor de planperiode 2020-2028 de specifieke focus op de volgende speerpunten:

  • 1.

    Burgerkracht en zelfredzame samenleving

  • 2.

    Inclusieve samenleving

  • 3.

    Preventie en vroegsignalering

  • 4.

    Innovatieve en alternatieve voorzieningen

  • 5.

    Integrale afweging in de toegang

  • 6.

    Ketensamenwerking vanuit resultaatgericht partnerschap

  • 7.

    Overgang 18-/18+

  • 8.

    Organiseren van maatschappelijke opvang en beschermd wonen

Deze speerpunten vloeien voort uit de toekomstige ontwikkelingen uit hoofdstuk 2, leveren een bijdrage aan de beleidsdoelen uit hoofdstuk 5 en zijn een uitwerking van de beleidskoers uit hoofdstuk 3.

1. Burgerkracht en zelfredzame samenleving

afbeelding binnen de regeling

In de beleidskaders Jeugdhulp en Wmo uit de vorige planperiode 2015-2020 is veel nadruk gelegd op de ‘civil society’ (burgermaatschappij, niet zijnde de overheid, markt, kerk of huishouden) en

de ‘pedagogische civil society’ (versterking van een positieve sociale opvoeden opgroeiomgeving). Er is van oudsher vanuit de Wmo lokaal veel aandacht voor het bevorderen van sociale samenhang,

toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap,

de veiligheid en leefbaarheid alsmede het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. Op lokaal niveau zijn er vele initiatieven die de gemeente faciliteert en waarbij projecten van burgers succesvol tot ontplooiing komen. Het ontwikkelde beleid wordt, behoudens lokale wensen voor aanpassingen en/of extra impulsen, voortgezet voor de nieuwe beleidsperiode 2020-2028 met inachtneming van de nieuwe beleidskaders. Vanwege het grote belang van de brede basis van de Sociaal Domeinpiramide is dit een blijvend speerpunt. Dit speerpunt

wordt in hoge mate lokaal vormgegeven en uitgevoerd, omdat op lokaal niveau optimaal wordt aangesloten worden bij de haarvaten van samenleving.

Voor de rol van gemeenten betekent dit vooral burgerkracht tot bloei laten komen zonder bemoeienis van de overheid. In toenemende mate nemen burgers zelf initiatief, en heeft de gemeente oog voor wat er speelt en ondersteunt dit waar nodig. De wijkgerichte aanpak wordt in de toekomst steeds belangrijker om doelen in het Sociaal Domein te behalen. Het stimuleren en faciliteren van burgerinitiatieven, vrijwilligerswerk en mantelzorgers blijft vanwege toekomstige demografische en maatschappelijke ontwikkelingen onverminderd van belang.

Net als het bevorderen van integrale samenwerkingsverbanden op wijkniveau tussen burgers, maatschappelijk middenveld, en professionals rondom vragen van wijkbewoner waarbij het principe van eigen regie, zelfoplossend vermogen en eigen mogelijkheden voorop staat.

Wat gaan we doen?

  • -

    Beleid meer baseren en organiseren op de praktijk

  • -

    Het verbinden van beleidsterreinen in het Sociaal Domein, maar ook delen van het ruimtelijk domein (bijvoorbeeld wonen)

  • -

    Stimuleren van lokale en wijkgerichte initiatieven

  • -

    Stimuleren en ondersteunen van mantelzorg

  • -

    Op regionale en/of lokale schaal gaan we verder met datagestuurd beleid, aangevuld met kwalitatieve analyses en kwalitatief onderzoek.

  • -

    Meer aandacht voor ervaringsdeskundigen en gesprekken met inwoners en cliënten over wat goed gaat en wat niet.

  • -

    Op lokale schaal krijgt het concept van positieve gezondheid een vervolg. Dit gaat over weerbaarheid en coping skills (‘omgaan met de uitdagingen van het leven”).

  • -

    Met gebiedsscans gaan we dieper inzoomen op de sociale structuur van de wijken en kernen en brengen we beter in beeld welke problemen en kansen er zijn. Vanuit deze analyse wordt er vervolgens nagedacht over aanpak en innovatieve voorzieningen die kunnen bijdragen aan verbindingen leggen tussen problemen en kansen. De inzet is om praktische oplossingen te organiseren en op een eenvoudige manier aan te reiken waarbij we vooral ook de mensen in dat gebied betrekken en hen laten meewerken aan de op- lossingen.

  • -

Input van stakeholders op onderwerp ‘Voorzieningenniveau in de wijk heeft invloed op individueel maatwerk’

  • Aanhaken van Sociaal Domein aan voorzieningen en initiatieven in de wijken, wijkteams versterken en toegankelijk maken. Verbinding leggen met onderwijs.

  • Beweging naar buiten, meer gebruik maken van mogelijkheden in de samenleving, gemeenschapsvorming en meer signaleren in de samenleving en preventie hierop inrichten, minder professionele hulp.

  • Verenigingen, bedrijven, inwoner initiatieven, mobiliseer de wijk en ontwerp moderne toegankelijke wijk of buurthuizen. Naast sociale cohesie ook professionele voorzieningen.

2. Inclusieve samenleving

afbeelding binnen de regeling

Zonder een goede toegankelijkheid is participatie niet mogelijk. Gemeenten moeten daarom op weg naar een inclusieve samenleving. In 2016 trad het VN-

verdrag hierover in werking wat regelt dat goederen en diensten ook toegankelijk en bruikbaar moeten zijn voor mensen met een beperking. Doel van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van de mensenrechten van mensen met een beperking. Iedere inwoner moet een

gebouw binnen kunnen, een website kunnen

lezen, een stem uitbrengen, openbaar vervoer gebruiken of geld kunnen opnemen (om maar wat voorbeelden te noemen), ongeacht zijn/haar beperkingen.

Dit verdrag raakt voor de lokale overheid het hele Sociaal Domein, maar ook het fysieke domein (Omgevingswet) en toerisme/evenementen. Van zelfstandig leven en voorzieningen, gezondheid en zorg, werk en inkomen, onderwijs en mobiliteit tot deelname aan politiek

en openbaar leven en deelname aan cultuur, vrije tijd en sport wordt van gemeenten en het bedrijfsleven een inspanning verwacht om te komen tot toegankelijke goederen en diensten. Centrale begrippen in het verdrag zijn inclusie, persoonlijke autonomie en volledige participatie. Inclusie betekent dat mensen die behoren tot een minderheid geaccepteerd worden. Daarnaast betekent het ook dat mensen met een beperking meedoen in de samenleving en erbij horen.

In een inclusieve samenleving kunnen mensen met een beperking precies dezelfde dingen doen als mensen zonder beperking. Met de ontwikkeling dat steeds meer mensen zelfstandig wonen, is dit onderwerp ook belangrijk in de samenwerking met woningbouwcorperaties en

aanbieders die deze groepen begeleiden. Er dient voldoende oog te zijn voor een goede inclusie van deze doelgroep in de wijken en de draagkracht die wijken hiervoor hebben. Dit onderwerp staat bij alle gemeenten in meer of mindere mate op de lokale agenda. Initiatieven die er nu zijn, zijn op lokaal niveau uitgewerkt en ingezet. De organisatie van dit speerpunt ligt op lokaal niveau, omdat daarmee de interne werkprocessen optimaal aangesloten kunnen worden bij de leefwereld, de woon- en leefomgeving en het netwerk van de inwoner.

Wat gaan we doen?

  • -

    Het vormen van een inclusieve samenleving vindt voornamelijk lokaal plaats. Elke gemeente werkt binnen zijn eigen lokale context aan inclusie en en aan de uitwerking van het VN-verdrag.

  • -

    Er zijn vele lokale initiatieven die hier al aan bijdragen, denk aan huiskamerprojecten, huiskamerplus voor bijv. dementie, mantelzorg, lokale preventieve en buurtinitiatieven. Er is echter nog winst te behalen door de kennis en ervaringen van bestaande lokale initiatieven ter lering en afstemming met de regiogemeenten gedeeld worden.

  • -

    De Participatiewet richt zich op het creëren van een inclusieve arbeidsmarkt voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, zodat zoveel mogelijk inwoners mee kunnen doen in de samenleving: met werk, op school en stage, in een vrijwilligersbaan of andere vormen van participatie.

  • -

    Toekomst- en levensloopbestendig bouwen is noodzakelijk, zodat gebouwen voor iedereen toegankelijk zijn en blijven. Samenwerking met het fysieke domein is hierbij een belangrijke toekomstige opgave.

3. Preventie en vroegsignalering

afbeelding binnen de regeling

Door te investeren in preventie willen wij bereiken dat (verergering van) problematiek voorkomen wordt. Daardoor is het voor minder inwoners nodig om gebruik te maken van maatwerkvoorzieningen of gespecialiseerde hulp. Met vroegsignalering willen wij bereiken dat kenmerken van problematieken in een vroeg stadium worden herkend en dat daarop direct

passende hulp of onder-steuning plaatsvindt. Alle gemeenten hebben geïnvesteerd in preventie en vroegsignalering.

Het Centrum voor Jeugd en Gezin, het Algemeen Maatschappelijk Werk en de welzijnsinstellingen hebben hierin een belangrijke rol. Er zijn diverse overlegvormen zoals het vangnetoverleg, het schakeloverleg en het beschermingsplein, waarin casuïstiek vroegtijdig interdisciplinair besproken wordt.

Er is een divers aanbod aan preventieve activiteiten/voorzieningen voor alle levensfasen. Een greep uit het aanbod: met Voorzorg wordt door het consultatiebureau extra ingezet op risicovolle zwangerschappen. Jeugd- en Jongerenwerkers hebben een groot gedeelte van de risicogroep jeugdigen in beeld. Voor jongeren die uit huis geplaatst dreigen te worden,

wordt een mentor uit het eigen netwerk gezocht (JIM-aanpak). En er zijn huiskamerprojecten. Soms ter vervanging van een indicatie, maar ook ter voorkoming van eenzaamheid. Voor zorgwekkende zorgmijders is er Bemoeizorg. De toegangsteams hebben een scherp oog ontwikkeld voor vroegsignalering. Hoewel er veel is geïnvesteerd en opgetuigd, is er nog steeds sprake van een grote mate van sociale problematieken en een stijging van de zorgconsumptie. We willen bereiken dat (verergering van) problematiek wordt voorkomen en dat we inwoners vroegtijdig en snel kunnen helpen. Dit moet er verder toe leiden dat de uitgaven voor maatwerkvoorzieningen en gespecialiseerde hulp gaan afnemen.

Wat gaan we doen?

Preventie en vroegsignalering zijn soms regionaal georganiseerd, maar veelal lokaal ingericht: voor preventie dicht bij de vindplaatsen van inwoners die bereikt moeten worden en vroegsignalering vindt plaats in directe contacten met inwoners, vaak zelfs achter de voordeur. Gemeenten ontwikkelen en geven al uitvoering aan preventie vanuit diverse beleidsterreinen: preventief jeugdbeleid, preventief beleid Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, preventief armoedebeleid, preventie schooluitval, preventieve aanpak schoolverlaters, preventief schuldenbeleid, preventieve aanpak jongeren etc. Het ontwikkelde beleid wordt, met uitzondering van lokale wensen voor aanpassingen en/of extra impulsen, voortgezet voor de nieuwe beleidsperiode 2020-2028 met inachtneming van de nieuwe beleidskaders. Omdat preventie en vroegsignalering aan de basis liggen van ‘het voorkomen van erger’ door alle pijlers van de Sociaal-Domein-piramide heen, is dit een blijvend speerpunt.

4. Innovatieve en alternatieve voorzieningen

afbeelding binnen de regeling

Innovatieve en/of alternatieve voorzieningen zijn gericht op transformatie in het Sociaal Domein. Daarbij is de insteek om vooral preventie te bevorderen en een domein- overstijgende aanpak te realiseren.

Voorzieningen voor kwetsbare inwoners met complexe ondersteuningsvragen, voor oplossingen die effectiever, eenvoudiger en efficiënter zijn. Het doel is altijd maximale participatie en zelfredzaamheid. Er lopen in de regio diverse pilots en overlegtafels en er zijn algemene voorzieningen ontwikkeld die

bijdragen aan het oplossen van vaak complexe problemen en het waar mogelijk voorkomen van doorstroom naar zwaardere ondersteuning.

In de pilots spelen een aantal thema’s een belangrijke rol:

  • -

    Vergroten van de onderlinge samenhang tussen de onderdelen in het Sociaal Domein.

  • -

    Doorontwikkelen van integrale dienstverlening en ontschotting in het Sociaal Domein, ook tussen aanbieders onderling.

  • -

    Beroepsinnovatie en methodes om beter te inwoners te kunnen helpen en vragen beter te duiden en op te pakken binnen het brede Sociaal Domein.

  • -

    Kwalitatief goede hulp en ondersteuning tegen de laagst mogelijke (reële) kosten.

Maar ook:

  • -

    Voorkomen van zwaardere ondersteuning door dichtbij inwoners in buurten en kernen mensen te laagdrempelige ondersteuning te bieden

  • -

    Samenwerking tussen formele en informele ondersteuning en begeleiding

  • -

    Gebruikmaken van nieuwe (communicatie)technologieën in de ondersteuning.

  • -

    Gebruikmaken van beschikbare data om betere beleidskeuzes te maken.

Wat gaan we doen?

Uitvoering geven aan het Transformatieplan Jeugd.

  • -

    Met de wijkgerichte aanpak uit speerpunt 1 als basis,

    • -

      voorzieningen dichterbij de inwoner vormgeven, voor meerdere doelgroepen, vanuit een mix van professionele en informele inzet en burgerkracht, met

      een normaliserend karakter, en als alternatief voor de dure geïndiceerde maatwerkvoorzieningen.

    • -

      innovatieve voorzieningen stimuleren die kunnen bijdragen aan verbindingen leggen tussen problemen en kansen. De inzet is om praktische oplossingen te organiseren en op een eenvoudige manier aan te reiken waarbij vooral ook de mensen in dat ge-bied betrokken worden en meewerken aan de oplossingen.

  • -

    Grotere focus op technische innovaties van de toekomst: e-health, domotica, biomedische technologie.

  • -

    Aanpassing van het inkoop- en subsidiebeleid om innovatie optimaal te faciliteren, met als leidende principes: integraal, transformatiegericht, kwalitatief, kostenbewust, partnerschap

  • -

    Specifieke (lokale) vernieuwende pilots, waarvan uitkomsten en expertise regionaal gedeeld worden, zoals bijvoorbeeld de pilot Social Impact Bond of de huiskamerprojecten.

5. Integrale afweging in de toegang

afbeelding binnen de regeling

De drie decentralisaties (Wmo, Jeugdwet en Participatiewet) kennen ieder hun eigen dynamiek en zijn vanaf de start van de decentralisaties veelal separaat ingericht. Dat geldt ook voor de toegang van de voorzieningen die bij elke wet

horen. Echter, passende oplossingen voor ondersteuningsvragen zijn vaak wet- en domeinoverschrijdend en vragen daarbij om verbinding en integrale afweging. Dit is,

zowel in beleid als in uitvoering, noodzakelijk voor de gezamenlijke aanpak om de burger

op alle leefdomeinen te kunnen bedienen en te komen tot de 1 gezin, 1 plan-aanpak.

Bij het integraal werken in de toegang zijn de volgende nieuwe perspectieven van belang, aanvullend aan de genoemde ‘Kernwaarden voor dienstverlening Sociaal Domein’

uit hoofdstuk 3.

  • -

    Door de betrokkenheid van professionals vanuit de verschillende domeinen wordt er een ander gesprek gevoerd over oplossingen;

  • -

    Focus op zelfregie van de inwoner;

  • -

    Bejegening vanuit een open houding, maatwerk en meedenken, de vraag van de inwoners staat centraal, het inwonersperspectief wordt versterkt door de inzet van een ervaringsdeskundigen;

  • -

    Belemmeringen en problemen worden als 1 geheel gezien en als geheel aangepakt;

  • -

    Oplossingen gaan over de domeinen heen, gericht op het gehele gezin met als uitgangspunt zelfredzaamheid en participatie bevorderen voor het hele gezin/systeem;

  • -

    We gaan uit van het faciliteren (loopruimte creëren) voor innovatie en oplossingen ‘buiten bestaande kaders’;

  • -

    Er is bewegingsvrijheid in regels en budget en het betrekken van mensen i.v.m. hun expertise (zonder aarzeling of schotten tussen afdelingen of organisaties);

  • -

    Het gaat om integrale oplossingen die de betrokkenen verder helpen in hun ontwikkeling, van inkomensvraagstukken tot hulpverlening;

  • -

    Er wordt een integraal plan opgesteld, organisatiedoelen zijn ondergeschikt.

  • -

    Er wordt niet alleen bij een eerste melding integraal gekeken, maar ook tijdens trajecten wordt gekeken of op- en afschaling mogelijk is en of, bij een veranderde situatie, andere maatwerkoplossingen meer passend zijn.

De schaalgrootte van de toegang varieert nu per wet en per gemeente. Ongeacht op welke schaal de toegang is geregeld, moet het antwoord kunnen bieden op de veelheid van levensvragen in het Sociaal Domein en de verbinding met de buurten en wijken, indachtig de beleidskoers en uitgangspunten in dit beleidskader.

Wat gaan we doen?

In alle gemeenten wordt een integrale aanpak in de toegang Sociaal Domein gerealiseerd.

6. Ketensamenwerking

afbeelding binnen de regeling

Bij het integraal werken rondom de inwoner (speerpunt 5) en het investeren in innovatieve voorzieningen (speerpunt

4) is ketensamenwerking een belangrijke voorwaarde. De ondersteuningsvraag van de inwoner en de bijbehorende integrale oplossing beperkt zich niet alleen tot de wetten die de gemeenten zelf uitvoeren.

Ook is samenwerking met partners in het Sociaal Domein nodig om tot nieuwe oplossingen in de samenleving, veelal

de wijken en buurten, te komen. En de

samenwerking en afstemming strekt zich ook buiten het Sociaal Domein uit, omdat het oplossen van sociale problematieken ook terreinen als onderwijs, huisvesting en veiligheid raakt. Het is daarbij van belang om te komen tot stevige, resultaatgerichte partnerschappen, met gedeelde verantwoordelijkheid voor de te bereiken doelen. De gemeenten hebben daarbij extra aandacht voor kwetsbare inwoners.

Om nieuwe oplossingen te realiseren, is samenwerking nodig tussen gemeenten, maatschappelijke organisaties, zorgaanbieders, zorgkantoor en zorgverzekeraar, het onderwijs, woningbouwcorperaties en inwoners. Samen werken aan hetzelfde doel vanuit één gemeenschappelijke beleidskader. Om dit doel te bereiken, kijken we over onze grenzen en

vakgebieden heen en zetten we onze eigen belangen opzij ten gunste van het gezamenlijk doel. We zoeken naar slimme verbindingen en we werken aanvullend op elkaar. We kennen elkaars aanbod en maken hier gebruik van. Bestaande scheidingen van budgetten worden zoveel als mogelijk opgeheven, oftewel ontschot. Hierdoor is het mogelijk om de beschikbare middelen integraal in te zetten voor zorg en ondersteuning op het juiste moment, de juiste plek, met

de juiste aandacht en het juiste resultaat. De gemeenten in Midden-Limburg Oost hebben dan ook een belangrijke rol als het gaat om het bij elkaar brengen van partijen en de integrale samenwerking te bevorderen.

Wat gaan we doen?

  • -

    Het ontschotten tussen de verschillende wetgevingen, zowel op inhoud als financiën.

  • -

    Verbetering van de samenwerking tussen het sociaal, medisch, veiligheids- en zorgdomein.

  • -

    We zetten in op de samenwerking, afstemming en verbinding tussen: zorgkantoor, zorgverzekeraars en de gemeenten;

    • o

      onderwijs en de arbeidsmarkt;

    • o

      huis- en jeugdartsen en de gemeente; woningmarkt/ huisvesting.

  • -

    Betere aanhaking educatie en onderwijs aan Sociaal Domein.

  • -

    Alle medewerkers bij ketenpartners moeten vanuit hun specialisatie het gehele Sociaal Domein kunnen overzien, om zo inwoners met een participatiebelemmering op het gebied van zorg, werk, inkomen en maatschappelijke ondersteuning effectief te kunnen ondersteunen.

  • -

    Aanpassing van het inkoop- en subsidiebeleid om ketensamenwerking en innovatie optimaal te faciliteren, met als leidende principes: integraal, transformatiegericht, kwalitatief, kostenbewust, partnerschap.

7. Overgang 18-/18+

afbeelding binnen de regeling

Uitgaande van de integrale aanpak in de toegang (speerpunt 5) en de

resultaatgerichte ketensamenwerking (speerpunt 6) denken we niet meer in doelgroepen. Echter, voor de doelgroep jongeren op weg naar volwassenheid wordt een uitzondering gemaakt, omdat de specifieke knelpunten aandacht vergen.

Wetgeving zorgt voor een harde knip tussen jeugdhulp en vervolghulp, omdat jongeren met 18 wettelijk volwassen zijn. Voor veel jongeren is dat echter nog niet het geval.

Zeker de kwetsbare jongeren of jongeren in een kwetsbare positie lopen hier risico. Een groot risico is dat zij uit het zicht verdwijnen om vervolgens jaren later bij het gemeentelijk loket aan te kloppen met allerlei problemen. Om deze categorie jongeren te ondersteunen richting

participatie en zelfredzaamheid is een integrale en preventieve aanpak nodig van de gemeente en partners op de leefgebieden onderwijs, werk, inkomen, zorg, veiligheid en wonen. Deze integraliteit is nodig, omdat ervaring laat zien dat deze jongeren op meerdere leefgebieden problemen ervaren.

De omgeving van een jongere verandert bij het bereiken van meerderjarigheid: de betrokkenheid van voogden en instanties vanuit de jeugdhulp eindigt bij volwassenheid. De jongere belandt van de ‘beschermende’ omgeving van school en de instanties van de

Jeugdwet nu in de vraaggerichte Wmo en de meer eisen stellende Participatiewet. De Wmo heeft minder mogelijkheden in vergelijking met de jeugdwet. Ook verlenen de sociale diensten vanuit de Wmo nauwelijks hulp aan de jongere voordat deze meerderjarig is. Jongeren vallen vaak tussen wal en schip. Dit onderwerp staat bij een aantal gemeenten, in meer of mindere mate prominent op de lokale agenda. Alle initiatieven die er nu zijn, zijn op lokaal niveau uitgewerkt en ingezet. De organisatie van dit speerpunt ligt op lokaal niveau, omdat daarmee de interne werkprocessen optimaal aangesloten kunnen worden bij de leefwereld, de woon- en leefomgeving en het netwerk van de jongere. Er is echter nog winst te behalen in het besef

dat dit speerpunt prominent op de lokale agenda’s moet staan. En dat de kennis en ervaringen van bestaande lokale initiatieven ter lering en afstemming met de regiogemeenten gedeeld worden.

Wat gaan we doen?

Iedere gemeente in de regio Midden-Limburg Oost organiseert voor de overgang 18-/18+ een doorlopende lijn binnen het totale hulpaanbod waarbij jeugdige inwoners geen hinder hebben van verschillende wettelijke kaders en financiering. Waar mogelijk lokaal ingericht, waar nodig op regionale schaal afgestemd.

8. Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

afbeelding binnen de regeling

Naar verwachting ontvangen per 1 januari 2022 alle gemeenten zelf middelen

voor maatschappelijke opvang (MO) en beschermd wonen (BW) via het nieuwe verdeelmodel MO/BW/Begeleiding Individueel. De gemeenten in Midden- Limburg (ML) hebben aangegeven deze taken vanaf dat moment gezamenlijk op te willen pakken. In het ‘Implementatieplan Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen Midden-Limburg’ is beschreven welke stappen we moeten zetten

om tot samenwerking en gezamenlijke uitvoering te komen. Daarbij zijn er taken die we regionaal zullen organiseren, maar ook subregionaal dan wel lokaal. Het is een grootschalig beleidsontwikkelings-, inrichtings- en implementatietraject rondom zeer kwetsbare, soms overlastgevende inwoners, met grote impact op onder andere financiën, inkoop, toegang en bedrijfsvoering. Er is echter nog veel onduidelijkheid en onzekerheid ten aanzien van een aantal cruciale aspecten die samenhangen met het overhevelen van de taken, zowel op financieel, als inhoudelijk en organisatorisch niveau.

Wat gaan we doen?

We gaan op basis van het ‘Implementatieplan Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen Midden-Limburg’ alle aspecten regelen die nodig zijn voor het uitvoeren van deze taken, zodat onze dak- en thuisloze inwoners en inwoners die toezicht nodig hebben bij het wonen, met inzet van ondersteuning toegroeien naar zo maximaal mogelijk meedoen in onze samenleving.

Overige wettelijke verplichtingen, specifiek voortvloeiend uit Wmo

Naast het staande beleid en de genoemde speerpunten, hebben gemeenten ook nog een aantal wettelijke verplichtingen, waarvan de koers voor de komende periode in dit plan moet worden vastgelegd. Voor de Wmo betreft dit specifiek de inrichting van de volgende wettelijk verplichte algemene voorzieningen: Veilig Thuis, Hulp op Afstand, Cliëntondersteuning en Mantelzorgondersteuning. Daarnaast moeten gemeenten hebben bepaald of, en zo ja hoe, zij uitvoering geven aan de meerkostenregeling chronisch zieken en beperkten. Voor nadere informatie over deze wettelijke verplichtingen, verwijzen we naar bijlage 4.

Ondertekening

Bijlage 1: Algemene kenmerken van de gemeenten in Midden-Limburg Oost

Echt-Susteren telt 31.646 inwoners en heeft een oppervlakte van 103,47 km² (waarvan 1,16 km² water). De gemeente Echt-Susteren is in 2003 ontstaan als gevolg van een fusie tussen de voormalige zelfstandige gemeenten Echt en Susteren en is het ‘Het Smalste stukje Nederland’. Het is samen met de naastgelegen gemeente Sittard-Geleen, Vaals en Gulpen-Wittem een van de gemeenten in Nederland die aan zowel Duitsland als België grenzen. De gemeente Echt-Susteren heeft het Cittaslow-keurmerk. Cittaslow is het internationale keurmerk voor gemeenten die op het gebied van leefomgeving, landschap, streekproducten, gastvrijheid, milieu, infrastructuur, cultuur-historie en behoud van identiteit tot de top behoren. Echt-Susteren telt 9 officiële kernen, onderverdeeld in 24 kleine dorpen, gehuchten en stadjes.

Maasgouw heeft 23.717 inwoners en heeft een oppervlakte van 58,12 km², verdeeld over de 10 kernen. Gemeente Maasgouw is op 1 januari 2007 ontstaan uit de samenvoeging van de voormalige gemeenten Heel, Maasbracht en Thorn. Meer dan 20 % van het grondgebied van de gemeente Maasgouw bestaat uit water en daarmee heeft Maasgouw het meeste water van alle gemeenten in de wijde omtrek. Samen met bijzondere historische kernen

als het witte stadje Thorn, het vestingstadje Stevensweert en het handelsstadje Wessem geeft dit aan de gemeente een uniek toeristisch-recreatief profiel. De gemeente Maasgouw is een pendelgemeente: van de beroepsbevolking die in de gemeente woont (circa 10.000 personen) werkt meer dan 60 % buiten de gemeente. Daarnaast wordt ongeveer de helft van de arbeidsplaatsen (circa 8.000) in Maasgouw ingevuld door werknemers die buiten de gemeente wonen.

Roerdalen telt 20.615 inwoners en heeft een oppervlakte van 93,84 km². De gemeente is als gevolg van gemeentelijke herindeling ontstaan op 1 januari 2007 als samenvoeging van de voormalige gemeente Roerdalen met de gemeente Ambt Montfort. De gemeente Roerdalen bestaat uit zes kerkdorpen en acht buurtschappen en gehuchten. Het grondgebied van

de gemeente Roerdalen beslaat nagenoeg de gehele Roerstreek. Het Nationaal Park De Meinweg, een van de belangrijkste natuurgebieden van Nederland, ligt in de gemeente Roerdalen. Gemeente Roerdalen is een van de eerste gemeenten in Nederland die werkt aan geluk. Haar doel is om bij te dragen aan het geluk en de levensvoldoening van haar inwoners.

Roermond is een middelgrote stad en heeft 58.223 inwoners en een oppervlakte van 74,19 km². Roermond is daarmee qua inwonertal de vijfde gemeente van Limburg. In 2007 heeft een herindeling plaatsgevonden met de voormalige gemeente Swalmen. De stad is de zetel van het bisdom Roermond en ligt aan de samenvloeiing van de Roer en de Maas. De gemeente heeft een centrumfunctie voor detailhandel, onderwijs, cultuur en maatschappelijke zorg en een belangrijke werkgelegenheidsfunctie voor regio Midden- Limburg. De sociale problematiek van Roermond heeft een grootstedelijk karakter. Er liggen grote opgaven in het Sociaal Domein en daarnaast rondom duurzaamheid en klimaatadaptatie. Kenmerkend is daarnaast het aanbod aan toeristisch-recreatieve voorzieningen; de Maasplassen, het Designer Outlet Centre, de (historische) binnenstad, evenementen, culturele centra en musea.

Bijlage 2: Budgetten regio Midden-Limburg Oost

De meerjarige budgetten Sociaal Domein zijn per gemeente in het onderstaande overzicht gepresenteerd. In dit overzicht wordt het meerjarig budget per gemeente gepresenteerd van het IV-3 taakveld Sociaal Domein. Het betreft de primaire begroting 2019 op het moment van het opstellen van dit beleidskader. De cijfers zijn om die reden in de tijd aan wijzigingen onderhevig.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3: Beleidsdoelen, resultaten en indicatoren

In deze bijlage is aangegeven welke resultaten de gemeenten per doel willen behalen, waar de bijbehorende indicator te vinden is en wat de nul-waarden van deze indicator zijn bij meetmoment medio 2019. De aanduidingen in het hokje ‘indicator’ moeten gelezen worden als ‘link’ naar de betreffende website, en de doorklikken naar de betreffende indicator. Deze structuur wordt nog verder uitgewerkt

in een handzaam dashbord. Onderdeel van de uitwerking is de doorontwikkeling naar lokale gemeenten op basis van de lokale prioriteringen.

BELEIDSDOEL 1: INWONERS ZIJN ZELFREDZAAM

Beoogd resultaat

Indicator

Nulmeting

Meer inwoners zijn in staat om op eigen kracht in hun levensonderhoud te voorzien

Via Waarstaatjegemeente. (CBS / VNG): thema Werk en Inkomen, Personen met bijstandsuitkeringen

2018: Roermond 48,8 personen met uitkering per 1000 inwoners, Roerdalen 21,9, Echt-Susteren 23,9, Maasgouw 19,9,

landelijk 40,1.

Meer mensen zijn in staat om op eigen kracht hun eigen huishouden te organiseren;

Via Waarstaatjegemeente. (CBS / VNG): product gemeentelijke monitor sociaal domein, Huishoudens zonder voorzieningen

Eerste half jaar 2018: Roermond 78,2%,

Roerdalen 87,7%, Echt-Susteren 85,8%,

Maasgouw 87,3%,landelijk 81,4%.

Meer inwoners hebben de vaardigheden om te kunnen gaan met de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven

Via de GGD gezondheidsmonitor, www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo - functioneringsproblemen per wijk

2016: Functioneringsproblemen (een of meer beperkingen) per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

Meer inwoners kunnen zich naar wens en vermogen ontplooien.

Via de GGD gezondheidsmonitor, www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo – voldoende regie eigen leven

2016: Voldoende regie eigen leven per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

Meer mensen zijn financieel vaardig

Hiervoor is geen landelijke monitor voorhanden

 

Minder inwoners hebben problematische schulden en minder inwoners komen na schuldsanering opnieuw in de problemen

Via waarstaatjegemeente (CBS / VNG): product gemeentelijke monitor sociaal domein, Samenhang levens-gebeurtenissen, onderdeel Geregistreerd in WSNP.

2015: Roermond 47%, Roerdalen 28,6%,

Echt-Susteren 33,3%, Maas-gouw 33,3%

Minder mensen ervaren een drempel om mee te doen vanwege taal en geletterdheid

Via Waarstaatjegemeente. (CBS / VNG): thema gezondheid, laaggeletterden

2013: Roermond 16% , Echt-Susteren 5-8%,

Maasgouw 5-8%, Roerdalen 5-8%, MERR

9%

Meer kinderen hebben een kansrijke start

Waarstaatjegemeente thema Jeugd en Jeugdhulpverlening, achterstandsleerlingen

2018: 13,23% (MERR), landelijk 11,61%

Meer ouders zijn in staat om zelfstandig hun kind(eren) op te voeden

Via GGD Gezondheidsmonitor Jeugd, gegevens naar gemeente, sociaal- maatschappelijk participeren en dagelijks functioneren GGD gezondheidsatlas

2016: Maatschappelijk participeren en dagelijks functioneren per gemeente. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

BELEIDSDOEL 2: IEDEREEN DOET MEE

Beoogd resultaat

Indicator

Nulmeting

In iedere buurt, wijk of dorp doen meer inwoners mee, van betaald werk tot

maatschappelijke participatie.

Via Waarstaatjegemeente.(CBS / VNG) thema gezondheid, sociale samenhang

018: MERR score 1,9 boven norm (landelijk gemiddelde is 0).

Het probleemoplossend vermogen van inwoners verbetert.

Via de GGD gezondheidsmonitor, www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo – regie eigen leven

2016: Voldoende regie eigen leven per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

Meer inwoners met een afstand tot de arbeidsmarkt hebben betaald werk, volledig of in deeltijd

Via Waarstaatjegemeente (CBS / VNG): dashboard Werk en Inkomen, Personen met bijstandsuitkeringen

2018: Roermond 48,8 personen met uitkering per 1000 inwoners, Roerdalen 21,9, Echt-Susteren 23,9, Maasgouw 19,9,

landelijk 40,1.

Kwetsbare jongeren hebben een betere aansluiting van school naar participatie in de samenleving

Via Waarstaatjegemeente (CBS / VNG), thema Jeugd en jeugdhulpverlening, Werkloze jongeren

2015: Roermond 1,44%, Roerdalen 0,64%,

Echt Susteren 0,89%, Maasgouw 0,59%,

landelijk 1,52%

Meer inwoners investeren in het eigen sociale netwerk

Via de GGD gezondheidsmonitor www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo psychosociale gezondheid per wijk

2016: psychosociale gezondheid per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

Meer Inwoners ontmoeten elkaar

Via de GGD gezondheidsmonitor www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo –mantelzorg, eenzaamheid per wijk

2016: mantelzorg en eenzaamheid per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

Meer inwoners ervaren hun gezondheid minimaal als goed

Via de GGD gezondheidsmonitor www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo – goed ervaren gezondheid per wijk

2016: goed ervaren gezondheid per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

Meer kinderen die Jeugdhulp hebben volgen onderwijs

Waarstaatjegemeente thema Jeugd en Jeugdhulpverlening, voortijdige schoolverlaters

2018: MERR 2,2%, landelijk 1,9%

BELEIDSDOEL 3: MENSEN HELPEN

Beoogd resultaat

Indicator

Nulmeting

Inwoners vinden elkaar sneller en makkelijker voor hulp in hun omgeving.

Via Waarstaatjegemeente (CBS / VNG), thema Gezondheid, Sociale samenhang

2016: Roermond -0,9% Roerdalen 3,9%,

Echt-Susteren 3,5%, Maasgouw 4,9%, cijfers zijn t.o.v. landelijke score (=0).

Inwoners vragen en bieden elkaar vaker actief hulp.

Via de GGD gezondheidsmonitor www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo, vrijwilligers per wijk

2016: vrijwilligerswerk per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

Meer inwoners bieden mantelzorg en doen vrijwilligerswerk in hun

leefomgeving

Via de GGD gezondheidsmonitor www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo, vrijwilligers per wijk

2016: mantelzorg en vrijwilligerswerk per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

 

Waarstaatjegemeente (CBS / VNG), product monitor sociaal domein, Mantelzorg verlenen

2016: Roermond 16,8%, Roerdalen 18,1%,

Echt-Susteren 16,5%, Maasgouw 16,9%,

landelijk 14,2%

BELEIDSDOEL 4: INWONERS LEVEN EN WONEN GEZOND EN VEILIG IN HUN EIGEN OMGEVING

Beoogd resultaat

Indicator

Nulmeting

Inwoners leven en wonen langer gezond en veilig in hun eigen omgeving

Via de GGD gezondheidsmonitor www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo – goed ervaren gezondheid per wijk

2016: goed ervaren gezondheid per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

Meer inwoners met beperkingen wonen thuis zolang het verantwoord is vanuit gezondheid, veiligheid en maatschappelijke kosten

Via de GGD gezondheidsmonitor, www.volksgezondheidenzorg.info, Atlas VZinfo – beperkingen in beweging

2016: beperkingen in beweging per wijk, personen 19 jaar en ouder. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd

Meer kinderen groeien op in een omgeving zonder fysiek, psychisch, seksueel of verbaal geweld

Hiervoor is geen landelijke monitor voorhanden

 

Inwoners ervaren dat de leefbaarheid van wijken, buurten en kernen toeneemt

Via Leefbaarometer (Ministerie BZK), schaal gemeenten.

2016: Roermond Goed, Roerdalen Zeer Goed, Echt-Susteren Zeer goed, Maasgouw Zeer goed. In elke gemeente wel (grote) verschillen op biuurt- en wijkniveau

en tussen de onderdelen woningen, bewoners, voorzieningen, veiligheid en fysieke omgeving.

Inwoners met een beperking ervaren betere toegankelijkheid en bereikbaarheid van publieke voorzieningen en openbare ruimten

Via Waarstaatjegemeente (CBS / VNG), thema Gezondheid, Publieke ruimte

2016: Roermond 2,2%, Roerdalen 5,5%,

Echt-Susteren 2,2%, Maasgouw 3,4%, cijfers zijn t.o.v. landelijke score (=0)_.

Gemiddeld heeft ieder kind een gezondere leefstijl

Via de GGD gezondheidsmonitor Jeugd, www.volksgezondheidenzorg.info, ervaren gezondheid

2016: ervaren gezondheid per wijk, personen tot 19 jaar. Cijfers zijn beschikbaar, hier niet gepresenteerd.

Bijlage 4: Overige wettelijke verplichtingen, specifiek voortvloeiend uit Wmo

Naast het staande beleid en de genoemde speerpunten, hebben gemeenten ook nog een aantal wettelijke verplichtingen, waarvan de koers voor de komende periode in dit plan moet worden vastgelegd. Voor de Wmo betreft dit specifiek de inrichting van de volgende wettelijk verplichte algemene voorzieningen:

  • -

    Veilig Thuis:

Veilig Thuis is het advies- en meldpunt voor volwassenen en kinderen die te maken heb- ben met huiselijk geweld en/of kindermishandeling en vormt een belangrijke schakel in de zorg- en veiligheidsketen. Deze voorziening is regionaal ingericht op de schaal van Noord- en Midden-Limburg en heeft tot doel om het geweld te stoppen en het doorbreken van intergenerationele overdracht van geweld in gezinnen en huishoudens. Veilig Thuis doet dit in nauwe samenwerking met ketenpartners en met gezinnen of huishoudens. Partnerschap staat hierin centraal. Deze voorziening is ingericht voor zowel kinderen als volwassenen. De beleidslijn die in 2015 is ingezet heeft sinds 1 januari 2019 een kwaliteitsimpuls gekregen. De ketenaanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is voortdurend in ontwikkeling. Logischerwijs heeft dit ook een grote invloed op de rol en positie van VeiligThuis. 

Gedurende de looptijd van dit beleidskader zal dit ook aan de orde zijn en verder ontwik- keld worden

   

  • -

    Hulp op afstand:

Deze, op grond van de Wmo 2015, verplichte algemene voorziening heeft tot doel om voor iedere inwoner van Nederland op ieder moment van de dag, telefonisch of elektronisch, anoniem een luisterend oor en advies te beschikbaar te hebben. Deze voorziening krijgt uitwerking via ‘De Luisterlijn’ en wordt sinds 2018 gefinancierd door het Ministerie van VWS. Hulp op afstand staat nog steeds als verplichte algemene voorziening in de wet (artikel 2.2.4 lid 1b), alleen wordt het landelijk geregeld. Een wetsvoorstel (wet centraliseren tolkvoorzieningen en luisterlijnen) is op 12 maart 2019 aangenomen door de Tweede Ka- mer.

   

  • -

    Cliëntondersteuning:

Cliëntondersteuning is een belangrijk onderdeel van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die bepaalt dat gemeenten onafhankelijke cliëntondersteuning moeten bieden. Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Daarmee is in één wet de cliëntondersteuning voor het gehele 

sociale domein (dus ook voor de Jeugdwet en de Participatiewet) én andere levensgebieden zoals schuldhulpverlening, onderwijs, gezondheidszorg, wonen, werk en inkomen 

geregeld. Voor de komende planperiode handhaven we het staand beleid waarbij de cliëntondersteuning lokaal is georganiseerd.

  

  • -

    Mantelzorgondersteuning:

Gemeenten zijn wettelijk verplicht mantelzorg en vrijwilligerswerk te bevorderen en mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen. De gemeenten in MLO hanteren een waarderingsregeling voor mantelzorgers. De wijze van uitvoering is opgenomen in de verordening Wmo-Jeugd. Daarnaast treffen alle gemeenten maatregelen en algemene voorzieningen die nodig zijn om mantelzorgers en vrijwilligers zoveel mogelijk in staat te stellen hun taak als mantelzorgers en vrijwilliger uit te voeren. De uitvoering hiervan vindt lokaal plaats om zo optimaal mogelijk aan te sluiten bij de lokale situatie.

  • -

    Meerkostenregeling chronisch zieken en/of beperkten:

Gemeenten zijn wettelijk verplicht om aan te geven op welke wijze zij de meerkostenregeling toepassen, dan wel de reden om dit niet te doen. De gemeenten in MLO hebben hier al in 2015 en keuze in gemaakt en deze onderbouwd. Het is aan de lokale gemeenten om dit besluit te handhaven of te wijzigen. Bij eventuele wijziging van het huidige lokale beleid, zal een lokaal collegebesluit plaatsvinden.


Noot
*

de grijze druk: de omvang van de groep 65+ gerelateerd aan het aantal twintig-vierenzestig jarigen in de bevolking.