Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering buitengebied cluster AR

Geldend van 07-04-2008 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering buitengebied cluster AR

De raad van de gemeente Roosendaal, in zijn vergadering van 13 maart 2008,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 januari 2008,

gelet op artikelen 216 en 222 van de Gemeentewet en het “Aangevuld bekostigingsbesluit riolering buitengebied cluster AR 2005” vastgesteld bij raadsbesluit van 28 april 2005,

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening: “Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering buitengebied cluster AR”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    een onroerende zaak:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een ongebouwd eigendom;

    • c.

      een samenstel van twee of meer aangrenzende gebouwde en/of ongebouwde eigendommen die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar behoren.

  • 2.

    het bestemmingsplan: bestemmingsplan Buitengebied, 1e herziening (BWB).

  • 3.

    bestemming: de voor een onroerende zaak van toepassing zijnde bestemming op grond van het bestemmingsplan, met inbegrip van de daarbij behorende gebruiksmogelijkheid.

  • 4.

    gebruiksmogelijkheid: de op de peildatum voor een onroerende zaak geldende mogelijkheden voor de oprichting van gebouwen c.q. gebruik ten behoeve van de in tabel als zodanig aangeduide functie, zulks met inachtneming van de bestemming en verleende vrijstelling.

  • 5.

    vrijstelling: op de peildatum verleende vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 6.

    peildatum: de in artikel 222, derde lid van de Gemeentewet bedoelde peildatum voor de baatbepaling, i.c. 30 juni 2006.

  • 7.

    oppervlakte: het aantal volle vierkante meters van een onroerende zaak, voor zover deze vierkante meters zijn gelegen in een bestemming.

  • 8.

    tabel:de als bijlage bij dit besluit opgenomen tabel die bestaat uit de bestemming, gebruiksmogelijkheid, baatfactor en het belastingtarief zoals bedoeld in artikel 5.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “baatbelasting riolering buitengebied cluster AR” wordt in de vorm van een heffing-ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, waarop op de peildatum van toepassing is een bestemming als vermeld in artikel 5, en die op de peildatum zijn gebaat door de in lid 2 genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in lid 1 bedoelde voorzieningen omvatten:

    • a.

      het leggen van rioolleidingen;

    • b.

      het plaatsen van pompgemalen en putten;

    • c.

      het leveren en installeren van gemalen, voedingskasten, storingssignalering;

    • d.

      het verrichten van overige werken en werkzaamheden voor de onderdelen a, b en c.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2.1, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2.2, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

  • 2. Indien in de periode gelegen tussen de peildatum en de datum van ingang van de heffing van deze verordening de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van een op de peildatum bestaande onroerende zaak is dan wel wordt overgedragen, wordt voor de vaststelling van de belastingschuld voor de na de overdracht op de datum van ingang van heffing bestaande onroerende zaken uitgegaan van een vaststelling van de belastingschuld volgens de volgende formule: A/B x C x € 1,– Voor deze formule geldt:

  • A. de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5.1 van de na de overdracht op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak;

  • B. de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5.1 van de op de peildatum bestaande onroerende zaak;

  • C. de belasting zoals deze ingevolge artikel 5 zou gelden voor de op de peildatum bestaande onroerende zaak op de peildatum van heffing, indien geen gedeeltelijke overdracht zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per onroerende zaak het bedrag volgens de in de bijlage opgenomen tabel, waarop geheel of gedeeltelijk een bestemming zoals deze is opgenomen in de tabel van toepassing is.

  • 2. Indien voor een onroerende zaak meerdere bestemmingen zoals vermeld in lid 1 gelden, bedraagt de belasting de optelsom van de bedragen die ingevolge de tabel horen bij de verschillende bestemmingen.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 5 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin, dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar.

  • 2.

    Het belastingjaar loopt van 15 april tot 15 april van het jaar daarop volgend.

  • 3.

    De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 5 jaren en een rentevoet van 5,25% per jaar.

  • 4.

    De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 15 april van het belastingjaar waarop de afkoop betrekking heeft nog te verschijnen belastingbedragen, berekend naar een rentevoet van 5,25% per jaar.

  • 5.

    a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in artikel 5.1 eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag-ineens opgelegd voor de nog niet aangevangen belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

    b.In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig artikel 5.1 gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar.

  • 6.

    Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt – voor de verdeling van de resterende belastingschuld – de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet aangevangen belastingjaren. De vaststelling van de resterende belastingschuld zoals bedoeld in de vorige volzin, geschiedt op basis van de volgende formule:

A/B x C x € 1,–

Voor deze formule geldt:

A: de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5.1 van de na de overdracht bestaande onroerende zaak;

B: de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5.1 van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak;

C: de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgende op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in lid 1 gestelde termijn.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van bekendmaking.

De datum van ingang van de heffing is 15 april 2008.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening baatbelasting riolering buitengebied cluster AR”.

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 13 maart 2008

De griffier, De voorzitter,

Bijlage

Tabel zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening baatbelasting riolering buitengebiedcluster AR

Bestemmingsplan

Bestemming

Gebruiksmogelijkheid

Baatfactor

Belastingtarief

Bestemmingsplan Buitengebied, 1e herziening (BWB)

BWB

Woondoeleinden (Wo)

Wonen toegestaan

1

€ 1.815,-

BWB

Bestemming Agrarisch Gebied met aanduiding 'bestaand agrarisch bedrijf'

Wonen en agrarisch bedrijf toegestaan

2

€ 3.630,-

BWB

Bestemming Agrarisch Gebied met aanduiding 'bestaand agrarisch bedrijf'

Agrarisch bedrijf, wonen niet toegestaan

1

€ 1.815,-

BWB

Bestemming Agrarisch Gebied met aanduiding 'bestaand agrarisch bedrijf'

Wonen, agrarisch bedrijf niet toegestaan

1

€ 1.815,-

BWB

Bestemming Agrarisch gebied met aanduiding 'agrarisch bouwblok'

Wonen en agrarisch bedrijf toegestaan

2

€ 3.630,-

BWB

Bestemming Agrarisch gebied met aanduiding 'agrarisch bouwblok'

Agrarisch bedrijf, wonen niet toegestaan

1

€ 1.815,-

BWB

Bestemming Agrarisch gebied met aanduiding 'agrarisch bouwblok'

Wonen, agrarisch bedrijf niet toegestaan

1

€ 1.815,-

Behoort bij besluit van de gemeenteraad van 13 maart 2008.

De griffier, de voorzitter