Regeling vervallen per 01-04-2024

Voorschriften werkzaamheden ondergrondse infrastructuren .

Geldend van 02-11-2015 t/m 31-03-2024

Intitulé

Voorschriften werkzaamheden ondergrondse infrastructuren .

Burgemeester en wethouders van Roosendaal;

gelet op het bepaalde in artikel 5.4, vierde lid van de Telecommunicatiewet, juncto artikel 108 van de Gemeentewet, juncto artikel 2.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening juncto artikel 25, eerste lid van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren;

besluiten:

I. van toepassing te verklaren:

Technische bepalingen uit de Leidraad voor gemeenten en nutsbedrijven inzake (her-)straatwerkzaamheden

Artikel 11 Kwaliteitseisen

1.Ontwerpen, bouwstoffen en uitvoeringsmethoden zullen voldoen aan de geldende c.q. gebruikelijke eisen, zoals die onder meer blijken uit de Standaard RAW bepalingen, Normbladen en KOMO publicaties.

Artikel 12 Plaatsbepaling

  • 1.

    In overleg met het nutsbedrijf reserveert de gemeente voor nieuw te leggen leidingen aparte leidingstroken en geeft daarin voor ieder nutsbedrijf in principe de ligging van de leidingen aan. De leidingstroken zijn zoveel mogelijk vrij van gesloten verhardingen en te handhaven beplanting.

  • 2.

    Voor de afstand van nieuwe leidingen tot objecten gelden de volgende minimale streefmaten in meters:

gevels

bomen

struiken

distributiegasleidingen

1,00

2,00

1,00

distributiewaterleidingen

1,00

1,00

0,50

laagspanningskabels

0,50

1,00

0,50

communicatiekabels

0,50

1,00

0,50

  • De afstanden worden in overleg vastgesteld.

  • 3.

    In bermen langs rijbanen is de afstand tot de zijkant van de verharding ten minste gelijk aan de diepteligging, tenzij anders wordt overeengekomen.

  • 4.

    De gemeente reserveert voor te handhaven beplanting aparte plantvakken, waarbinnen geenleidingstroken voorkomen.

  • 5.

    Het nutsbedrijf wijkt niet af van de overeengekomen plaats, tenzij met voorafgaande toestemming van de gemeente.

Artikel 13 Kruisingen

  • 1. Bij kruising van wegen, of andere daarvoor in aanmerking komende plaatsen, kan de gemeente in overleg met het nutsbedrijf het aanbrengen van mantelbuizen en het maken van doorpersingen of boringen verlangen.

  • 2. Kruisingen met wegen, voorzien van een gefundeerde of gesloten verharding dienen in principe te worden uitgevoerd middels het maken van doorpersingen of boringen.

Artikel 14 Melding werkzaamheden

  • 1. Het nutsbedrijf meldt tijdig aan de gemeente de datum van aanvang en de tijdsduur van de werkzaamheden.

  • 2. Het nutsbedrijf meldt tijdig aan de gemeente het einde van de onderhoudstermijn, tenzij anders wordt overeengekomen.

  • 3. Indien de gemeente de herstraatwerkzaamheden uitvoert is lid 2 niet van toepassing.

Artikel 15 Bouwstoffen

  • 1.

    Het nutsbedrijf is verantwoordelijk voor het verwijderen van alle bouwstoffen, restmaterialen en opstallen na uitvoering van de werkzaamheden.

  • 2.

    De door de gemeente niet van waarde verklaarde oude bouwstoffen worden door het nutsbedrijf verwijderd.

Artikel 16 Maatregelen voor werkzaamheden in de nabijheid van te handhaven beplantingen

  • 1. Gemeente en nutsbedrijf komen overeen welke maatregelen worden genomen om schade aan te handhaven beplanting te beperken en welke te handhaven beplanting als waardevol wordt beschouwd.

  • 2. Bij waardevolle beplanting dient graven in de wortelzone te worden voorkomen. Indien voor nieuwe leidingen een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, dient de wortelzone te worden gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone.

  • 3. Van te handhaven beplanting mogen wortels dikker dan 25 mm in diameter niet worden verwijderd. Ontgraven wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging.

  • 4. Ontgravingen binnen de wortelzone van te handhaven beplanting dienen zo snel mogelijk te worden aangevuld.

  • 5. Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone van te handhaven beplanting in het groeiseizoen (april tot december) de beplanting zo nodig water geven. Hiervoor dient zo mogelijk oppervlaktewater met voldoende zuurstof te worden gebruikt.

  • 6. Het inrichten van werkterrein binnen de wortelzone van de te handhaven beplantingen is in principe niet toegestaan.

Artikel 17 Uitvoering verkeersmaatregelen

  • 1. De verkeersmaatregelen, volgens CROW 96B, worden uitgevoerd door het nutsbedrijf, tenzij anders wordt overeengekomen.

  • 2. Het nutsbedrijf draagt zorg voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, openbare gebouwen e.d. voor (minder valide) voetgangers. In overleg met de betrokkenen kan de mate van bereikbaarheid nader inhoud worden gegeven.

  • 3. Het nutsbedrijf draagt zorg voor een doorgang voor het fietsverkeer en de voetgangers of in overleg met de gemeente voor een omleidingroute.

  • 4. Het nutsbedrijf houdt het gemotoriseerd bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen enz. in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming kan worden bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, treedt het nutsbedrijf tijdig in overleg met de gemeente.

  • 5. Het nutsbedrijf draagt zorg voor de bereikbaarheid door de hulpdiensten.

Artikel 18 Grondwerk

Ontgraven sleuven

  • 1.

    Teelaarde en zand dienen elk gescheiden te worden ontgraven van overige grondsoorten.

Aanvullen sleuven

  • 2.

    Bij aanvullen van sleuven dienen de grondsoorten te worden aangebracht in de oorspronkelijke lagen. De dikten van de teelaarde en de zandlagen dienen gelijk te zijn aan de oorspronkelijke laagdikten.

  • 3.

    De werkzaamheden dienen zo mogelijk te worden uitgevoerd in een droge sleuf.

  • 4.

    Indien voor het onttrekken van grondwater een vergunning of melding vereist is, draagt het nutsbedrijf zorg voor de verkrijging daarvan. Het nutsbedrijf draagt de kosten voor het verkrijgen en voldoen aan de bepalingen ervan.

  • 5.

    Afhankelijk van de uitvoeringswijze en omstandigheden levert het nutsbedrijf in voorkomende gevallen zand of andere grond bij of voert overblijvende grond af.

  • 6.

    Indien bij de uitvoering blijkt, dat de uitkomende grond niet voor aanvulling geschikt is, kan niet, dan na overleg, van het nutsbedrijf worden verlangd dat andere grond wordt geleverd, tenzij dit alsnog wordt overeengekomen of afzonderlijk wordt verrekend.

Verdichten aanvullingen

  • 7.

    Alle aanvullingen dienen laagsgewijs te worden verdicht.

  • 8.

    De verdichting van de aanvulling dient zodanig te geschieden dat de oorspronkelijke dichtheid voorafgaande aan het ontgraven zo goed mogelijk wordt benaderd.

  • 9.

    De proctordichtheid van de aanvullingen onder verhardingen mag na verdichten niet meer dan 3% afwijken van de oorspronkelijke proctordichtheid, zoals deze op korte afstand naast de sleuf wordt aangetroffen.

  • 10.

    Van zand, dat in aanvullingen onder verhardingen is verwerkt, moet de verdichtinggraad tenminste: - 98% bedragen voor het zandbed van rijbanen en voet- en fietspaden op zandondergrond en van rijbanen op klei ondergrond. - 97% bedragen voor het zandbed van rijbanen op veen ondergrond en voet- of fietspaden op klei ondergrond. - 96% bedragen voor het zandbed van voet- en fietspaden op veenondergrond.

  • 11.

    De controle van de verdichting tijdens de uitvoering mag geschieden met behulp van een handsondeerapparaat, mits de conuswaarde wordt gerelateerd aan een, voor de te verdichten sleufaanvulling, representatief proefvak.

  • 12.

    Grond, die in aanvulling is verwerkt in beplantingsvakken of onder gras op een diepte van minder dan 0,80 m, mag na verdichten een conuswaarde hebben van maximaal 2,0 N/mm2.

  • 13.

    Bij verdichten van grond in beplantingsvakken of onder gras mag geen verkneding of structuurbederf optreden.

  • 14.

    Teelaarde dient te worden verdicht.

Artikel 19 Straatwerk

  • 1. Bij open verharding zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • a.

      Bij het door of namens aanbieder uit te voeren straatwerk moeten de vigerende Standaard RAW-Bepalingen acht worden genomen.

    • b.

      Ten behoeve van aansluitingen, afsluitingen en storingen mogen de aanbieders zelf dichtstraten in combinatie met meldingsplicht vooraf en als dit niet mogelijk is zo spoedig mogelijk achteraf.

  • 2. Bij gesloten verharding zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • a.

      Als regel mag gesloten verharding niet worden opengebroken.

    • b.

      Bij wegkruisingen onder gesloten verharding moeten de kabels/leidingen/buizen in een mantelbuis worden aangebracht, zodanig dat geen schade kan ontstaan aan het wegdek (zetting, oppersing, en dergelijke) en de naastgelegen bermen, trottoirs of fietspaden, alsmede aan de ondergrondse infrastructuur.

    • c.

      De mantelbuis moet een minimale dekking hebben van 0,75m en de buiseinden moeten als regel 0,75m buiten de kant van de verharding uitsteken.

    • d.

      Indien in uitzonderingsgevallen en onder nader te bepalen voorwaarden door de gemeente het openbreken van de gesloten verharding wordt toegestaan moeten door vergunninghouder tijdelijke voorzieningen worden getroffen. De wijze waarop dit moet gebeuren wordt door de gemeente per geval bepaald.

    • e.

      Het definitief herstellen van de gesloten verharding wordt door de gemeente verricht. De reparatieconstructie wordt van geval tot geval op maat bepaald door de gemeente. De kosten van alle hiermee verband houdende, door de gemeente te verrichten werkzaamheden komen voor rekening van vergunninghouder.

Artikel 20 Ongebonden fundering

  • 1.

    Opgenomen ongebonden fundering dient opnieuw te worden aangebracht en aangevuld met gelijkwaardige bouwstoffen tot de oorspronkelijke laagdikte, tenzij anders wordt overeengekomen.

Artikel 20a Kunstwerken

  • 1. Het leggen van kabels/leidingen/buizen in of door kunstwerken (bruggen, tunnels, etc.) is slechts mogelijk als hiermee tijdens de bouw van het kunstwerk rekening is gehouden door middel van speciaal daarvoor bestemde en aangebrachte mantelbuizen of holle ruimten.

  • 2. De aanbieder moet vooraf in overleg met de gemeente en de overige kabel- en leidingbeheerders nagaan via de bouwtekeningen of door middel van het openbreken van de verharding van de fiets- en voetpaden van de kunstwerken of deze mantelbuizen of holle ruimten reeds bezet of bestemd zijn.

  • 3. Voor het openbreken van de verharding van de kunstwerken is toestemming van de gemeente vereist.

Artikel 21 Maatregelen voor werkzaamheden in groenvoorzieningen

  • 1. In de periode april tot en met oktober moet gras in gazons door aanbieder in dunne zoden, dikte 3 à 5 cm, worden verwijderd door middel van een zodensnijder. De zoden moeten met de begroeide kanten tegen elkaar worden opgeslagen, zo nodig vochtig worden gehouden, en zo spoedig mogelijk weer provisorisch teruggebracht worden.

  • 2. Vinden de werkzaamheden buiten de periode van april tot en met oktober plaats, dan moeten de verwijderde zoden door en op kosten van aanbieder worden afgevoerd. In de eerstkomende groeiperiode van april tot en met oktober zal de sleuf door de gemeente worden ingezaaid met gras van overeenkomstig ras. De sleuf moet wel worden aangevuld tot dezelfde hoogte als het omliggende gazon.

  • 3. Gras in bermen en overig landschappelijk gras moet gefreesd worden. Na het aanvullen van de sleuf zal door de gemeente opnieuw gras van zoveel mogelijk overeenkomstige rassen ingezaaid worden.

  • 4. Beplanting mag niet worden opgenomen of verwijderd dan na instemming van de gemeente. Opgenomen beplanting moet worden ingekuild. De opgenomen beplanting zal zo spoedig mogelijk weer door de gemeente worden teruggezet.

  • 5. Als terugzetten niet mogelijk is, moet de beplanting worden gerooid. De beplanting zal door de gemeente worden ingeboet in het betreffende plantseizoen (zoals vernoemd in de vigerende Standaard RAW-Bepalingen) met de oorspronkelijke soorten en maten.

  • 6. Gemeente en vergunninghouder komen overeen welke maatregelen worden genomen om schade aan te handhaven beplanting te beperken. 

Artikel 22 Beschikbaarheid tracé

  • 1.

    De gemeente zal er de nodige zorg aan besteden, dat het nutsbedrijf kan beschikken over het tracé.

Artikel 23 Verwijderen leidingen

  • 1.

    Leidingen van het nutsbedrijf die door het nutsbedrijf blijvend buiten gebruik zijn gesteld, dienen bij het openliggen van de sleuf te worden verwijderd tenzij anders wordt overeengekomen.

II. Vast te stellen:

Aanvullende technische bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • a. nutsbedrijf: beheerder van openbare kabel, leiding, net of netwerk;

  • b. net of netwerk: samenstel van ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en);

  • c. aanbieder: degene die een elektronisch communicatienetwerk, alsmede openbare nutsvoorzieningen bouwt, exploiteert, beheert of beschikbaar stelt alsmede degene die in eigen naam en voor eigen rekening kabels ten dienste van dergelijke netwerk aanlegt, instand houdt en opruimt.

  • d. standaardprofiel: binnen de gemeente gehanteerde indeling van een strook voor kabels en leidingen (overeenkomstig NEN 7171-1);

  • e. proefsleuf: ontgraving haaks op de theoretische ligging van bestaande of geplande kabels en leidingen

  • f. coördinator: de contactpersoon van de gemeente, die gemandateerd is door het college inzake werkzaamheden of bevoegdheden krachtens deze verordening;

  • g. ambtenaar van dienst: de contactpersoon van de gemeente, die buiten kantoortijden bereikbaar is voor storingen en calamiteiten;

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Daar waar in de technische bepalingen in de “Leidraad voor gemeenten en nutsbedrijven inzake (her-)straatwerkzaamheden” en in deze voorschriften gesproken wordt over het nutsbedrijf wordt ook de aanbieder van een niet-openbaar netwerk bedoeld.

  • 2. Daar waar in deze voorschriften wordt gesproken over de aanbieder worden tevens bedoeld allen die in opdracht van de aanbieder werkzaamheden uitvoeren.

Artikel 3 Van toepassing zijnde bepalingen

  • 1. Op de werkzaamheden aan ondergrondse infrastructuren zijn van toepassing de vigerende Standaard RAW-Bepalingen.

  • 2. Voorts is op de werkzaamheden aan ondergrondse infrastructuren de CROW-publicatie"Werk in uitvoering" - Pakket 96b, 2005 van toepassing

Artikel 12a Plaatsbepaling

  • 1.

    Bij de plaatsbepaling van nieuw te leggen kabels of leidingen dient zoveel mogelijk het standaardprofiel gehanteerd te worden.

  • 2.

    Bij de plaatsbepaling van nieuw te leggen kabels of leidingen in wegbermen geldt het standaardprofiel in omgekeerde volgorde gemeten vanaf de kant van de wegverharding als uitgangspunt.

  • 3.

    Daar waar in de “Leidraad voor gemeenten en nutsbedrijven inzake (her-)straatwerkzaamheden” gesproken wordt over “gevels” geldt dit ook voor de perceelsgrens.

  • 4.

    Voor de afstand van nieuwe transportgasleidingen en middenspanningskabels tot objecten gelden de volgende minimale streefmaten in meters:

gevels / perceelsgrens

bomen

struiken

transportgasleidingen

2,00

2,00

2,00

middenspanningskabels

1,00

1,00

1,00

  • 5.

    In afwijking van de Technische bepalingen, artikel 12 Plaatsbepaling, lid 2 geldt voor de afstand van nieuwe laagspanningskabels tot gevels een minimale streefmaat van 0,90 meter.

  • 6.

    Omtrent de juiste plaats van de te leggen kabels of leidingen en aan te brengen kasten en dergelijke dient aanvrager tevens overleg te plegen met de overige aanbieders.

  • 7.

    Zonodig dienen in overleg met de gemeente en overige aanbieders ter bepaling van de juiste ligging van de nabij liggende leidingen ter plaatse door de aanvrager proefsleuven van voldoende omvang en diepte te worden gegraven.

  • 8.

    Wanneer de plaatselijke toestand niet strookt met het standaardprofiel zullen de juiste plaats en diepte van de aan te brengen kabels en leidingen in overleg met de gemeente worden bepaald. Indien nodig zullen hiervoor door de aanbieder proefsleuven worden gegraven.

Artikel 13a Kruisingen

  • 1.

    Een gefundeerde of gesloten verharding mag niet worden opengebroken.

  • 2.

    Bij wegkruisingen onder gesloten verharding moeten de kabels of leidingen in een mantelbuis worden aangebracht, zodanig dat geen schade kan ontstaan aan het wegdek (zetting, oppersing e.d.) en de naastgelegen bermen, trottoirs of fietspaden, alsmede aan de ondergrondse infrastructuur.

  • 3.

    De mantelbuis moet een minimale dekking hebben van 0,70 m en de buiseinden moeten als regel 1,20 m. + diameter mantelbuis buiten de kant van de verharding uitsteken.

  • 4.

    Indien in uitzonderingsgevallen en onder nader te bepalen voorwaarden door de gemeente het openbreken van de gesloten verharding wordt toegestaan dienen door de aanbieder tijdelijke voorzieningen te worden getroffen. De wijze waarop dit dient te gebeuren wordt door de gemeente per geval bepaald.

  • 5.

    Het definitief herstellen van de gesloten verharding wordt door de gemeente verricht. De reparatieconstructie wordt van geval tot geval op maat bepaald door de gemeente. De kosten van alle hiermee verband houdende, door de gemeente te verrichten werkzaamheden komen voor rekening van de aanbieder.

Artikel 14a Melding werkzaamheden

  • 1. Inzake de uitvoering van de werkzaamheden dient door de aanbieder minimaal 12 werkdagen vóór aanvang hiervan melding te worden gemaakt aan de coördinator van de gemeente genoemd in de instemming of vergunning, onder vermelding van datum en kenmerk van het verleende instemmingsbesluit c.q. de verleende vergunning. Bij de melding dient tevens de planning overlegd te worden met hierin aangegeven het moment van oplevering.

  • 2. Voor het verrichten van werkzaamheden van minder ingrijpende aard dient de aanbieder een melding te zenden minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden middels een daarvoor door het college vastgesteld digitaal formulier.

  • 3. Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening via het net(werk), volstaat de aanbieder met een telefonische melding bij de aanvang van de werkzaamheden aan de coördinator (op werkdagen tussen 8.00 en 16.00 uur) of de ambtenaar van dienst (buiten werktijd). De aanbieder maakt uiterlijk vijf werkdagen na uitvoering melding van de werkzaamheden middels een daarvoor door het college vastgesteld digitaal formulier.

Artikel 16a Maatregelen voor werkzaamheden in de nabijheid van te handhaven beplantingen

Algemeen

  • 1.

    Het snoeien van bomen en beplanting door de aanbieder is niet toegestaan.

  • 2.

    De aanbieder is verplicht om zich te houden aan de voorschriften zoals genoemd in de publicatie:"Boombescherming op bouwlocaties" van de vereniging Stadswerk Nederland.

  • 3.

    Het uitvoeren van machinale graafwerkzaamheden is verboden:

    • -

      binnen een straal van 1,00 m bij bomen met een stamdiameter van < 0,10 m.

    • -

      binnen een straal van 2,00 m bij bomen met een stamdiameter tussen 0,10 en 0,30 m.

    • -

      binnen een straal van 3,00 m bij bomen met een stamdiameter van > 0,30 m.

  • 4.

    Binnen de kroonprojectie van monumentale bomen zijn alle graafwerkzaamheden verboden.

  • 5.

    De tijdens de uitvoering van de werkzaamheden eventueel toegebrachte schade aan de bomen of wortels zal worden bepaald volgens de “Rekenmethode vereniging Taxateurs en Bomen” en komen voor rekening van de aanbieder.

  • 6.

    Wanneer bermen na uitvoering van de werkzaamheden ingezaaid moeten worden mag hiervoor uitsluitend gebruik worden gemaakt van graszaad dat door de gemeente beschikbaar wordt gesteld.

  • 7.

    De insporingsdiepte van materieel in bermen buiten het tracé mag ten hoogste 10 mm bedragen.

Artikel 17a Uitvoering verkeersmaatregelen

Algemeen

  • 1.

    Het op- en afrijden van de voor de uitvoering bestemde terrein(en) en wegen moet plaatsvinden via, door de gemeente vooraf goed te keuren dan wel door haar aan te wijzen, locatie(s) en wegen.

  • 2.

    De gemeente is bevoegd, indien de veiligheid en/of de afwikkeling van het verkeer dit vereist, de werkzaamheden niet te laten aanvangen, te doen onderbreken of aanvullende voorwaarden te stellen.

  • 3.

    Ontsluiting van het werk dient zoveel mogelijk via hoofdwegen plaatsvinden.

  • 4.

    Het verkeer binnen de werkgrenzen dient tijdens de werkzaamheden zoveel mogelijk te kunnen doorgaan. De aanbieder draagt zorg voor een doorgang voor het fietsverkeer en de voetgangers of in overleg met de gemeente voor een omleidingroute.

  • 5.

    In aanvulling op het artikel over het verwijderen van verontreiniging op wegen van de vigerende Standaard RAW-Bepalingen dient de aanbieder zodanige preventieve maatregelen te treffen dat geen klei, modder of zand op de bestaande wegen kan komen en dat de wielen van de voertuigen, waarmede de transporten plaatsvinden, zijn ontdaan van klei, modder en zand voordat over bovengenoemde wegen wordt gereden.

  • 6.

    De toegang van de langs het werk gelegen percelen en de bevoorrading van de langs het werk gelegen bedrijven moet steeds mogelijk zijn. Daartoe dient de aanbieder de nodige maatregelen te treffen, zoals het leggen en onderhouden van rijplaten e.d.

  • 7.

    Bij volledige afsluiting van wegen dient de aanbieder ten minste drie weken voor aanvang van de werkzaamheden de gemeente, de hulpdiensten en de busdienst van dit voornemen in kennis te stellen.

  • 8.

    Uitdrukkelijk wordt erop gewezen, dat niet met de werkzaamheden mag worden begonnen voordat de nodige verkeersmaatregelen en voorzieningen zijn getroffen.

Verkeersmaatregelen

  • 9.

    Afzetting op het werk ten plaatse van de begrenzing van het werk, alsmede de omleidingroutes moeten door de aanbieder worden verzorgd. De kosten voor het plaatsen, onderhouden en verwijderen van deze verkeersmaatregelen komen voor rekening van de aanbieder. De genoemde afzetting en omleidingroutes worden alleen geplaatst, indien dit door de aard en omvang van de werkzaamheden, alsmede voor een deugdelijke uitvoering van deze werkzaamheden noodzakelijk worden geacht.

  • 10.

    Het is de aanbieder niet toegestaan tijdelijke verkeersmaatregelen te plaatsen binnen een straal van 1,00 m. van gemeentelijk straatmeubilair.

  • 11.

    Tijdelijke verkeersmaatregelen mogen het zicht op gemeentelijke bebording of bewegwijzering en het zicht van camera’s niet ontnemen.

  • 12.

    De aanbieder treft bij de uitvoering van de werken de nodige voorzieningen voor het verkeer en

    voor de in opdracht van hem te werk gestelden overeenkomstig paragraaf 30 van U.A.V.1989, waarbij in lid 1 in plaats van "door de lucht" moet worden gelezen "door de lucht of gevaar voor de in opdracht van hem of namens hem te werk gestelden". Onder het treffen van voorzieningen wordt verstaan het plaatsen, onderhouden, verplaatsen en verwijderen van de nodig geoordeelde verkeers, waarschuwings- en richtingsborden,werkvoertuigen met een hekwerk waarop bevestigd twee paar alternerende halogeen of kryptonlichten,werkvoertuigen met een naar alle zijden goed zichtbaar geelkleurig zwaailicht, oranjekleurige fluorescerende kegels, geleidebakens, hekken, omleidingborden, enz., ten behoeve van:

    • -

      de veiligheid en geleiding van het verkeer;

    • -

      de veiligheid van de in opdracht van de aannemer en of namens hem te werk gestelden. De plaats van voorgenoemd materiaal steeds aanpassen aan de voortgang van de werkzaamheden.

  • De verkeerstekens en -bakens mogen, naar het oordeel van de toezichthouder, over geen grotere afstand op het wegdek achterblijven c.q. het werk mag zich over geen grotere lengte uitstrekken dan voor het behoud van het gemaakte werk noodzakelijk en met het oog op de verkeersveiligheidtoelaatbaar is. Eventueel tijdens de uitvoering nodig geachte aanvullingen van de bebakening, bebording en maatregelen ten behoeve van een veilig verkeer of van een goede afwatering, dienen op eerste aanzegging te worden uitgevoerd.

  • 13.

    Indien de aanbieder ten aanzien van het treffen van voorzieningen in gebreke blijft, worden door de gemeente de nodig geachte werken door derden aangebracht; de hieruit voortvloeiende kosten worden op de aanbieder verhaald. De door het in gebreke blijven van de aanbieder aan derden veroorzaakte schade wordt op eveneens op de aanbieder verhaald.

  • 14.

    Indien op het werk of gedeelten daarvan gedurende enige tijd respectievelijk 's-avonds en in de weekends niet gewerkt wordt dienen voor zover mogelijk de betreffende maatregelen te worden afgedekt en/of te worden verwijderd.

  • 15.

    De aanbieder zorgt voor een dagelijkse en voldoende controle op de instandhouding van verkeersborden, wegbebakening en -afzettingen, ook buiten de normale werktijden. Dit geld ook voor de geplaatste verkeersvoorzieningen.

  • 16.

    Geconstateerde gebreken binnen het werkgebied en aan de afzettingen die buiten werktijd bij de ambtenaar van dienst van de gemeente Roosendaal worden gemeld, worden aan de aanbieder doorgegeven en indien noodzakelijk moeten deze binnen twee uur worden hersteld. Vindt herstel niet plaats binnen de gestelde tijd, dan worden de gebreken in opdracht van de ambtenaar van dienst onmiddellijk hersteld. De kosten hiervan worden in rekening gebracht bij de aanbieder.

Hulpdiensten

  • 17.

    Ten behoeve van de nood- en hulpdiensten gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      De minimale doorrijbreedte voor hulpvoertuigen bedraagt 3,50 meter en dient altijd gewaarborgd te zijn

    • b.

      De werkzaamheden dienen op zodanige wijze te worden uitgevoerd dat te allen tijde per rijrichting minimaal één rijstrook beschikbaar moet zijn

    • c.

      Als er een straat toch moet worden geblokkeerd, dan met niet meer dan één afsluiting per straat

    • d.

      De minimale doorrijhoogte bedraagt 4,20 meter

      e. Brandkranen moeten zichtbaar blijven

  • f.

    Toegangen tot belendende percelen mogen niet worden geblokkeerd

  • g.

    Gewone uitgangen en nooduitgangen van onder andere scholen, gemeenschapshuizen, cafés et cetera moeten worden vrijgehouden; De vrije doorgang dient te allen tijde te zijn gegarandeerd over de volle breedte van de uitgangen en nooduitgangen (minimaal 2 meter afstand)

  • h.

    De tijdsduur van de werken/afzettingen moet worden aangegeven.

  • i.

    De maximale afstand van een mogelijke opstelplaats voor hulpvoertuigen tot elke plaats in de gevel van een gebouw mag ten hoogste 18 meter bedragen. Deze opstelplaats dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor redvoertuigen. De opstelplaats dient een obstakelvrije ruimte te omvatten van 5,5 bij 10 meter en een stempeldruk van 1 MN/m2 te kunnen weerstaan.

Artikel 18a Grondwerk

Aanvullen sleuven

  • 1.

    Bij aanvullen van sleuven dient vervuiling van de kolken te worden voorkomen.

  • 2.

    Het aanvullen van ontgraving ter plaatse van rijbanen moet geschieden met zand voor zandbed, dat zo nodig door de aanbieder moet worden geleverd.

  • 3.

    Ter plaatse van de rijbanen dient een zandbed ter dikte van minimaal 0,50 meter zand aanwezig te zijn. Bij voet- en rijwielpaden, inritten e.d. moeten de verhardingen worden aangebracht in een zandbed ter dikte van minimaal 0,20 meter. Bij bedrijfsinritten moeten de verhardingen worden aangebracht in puinverharding. De overige aanvullingen moeten geschieden met uitkomende, fijngescherfde grond, tenzij deze naar oordeel van de coördinator ongeschikt is. Voor tekort komende grond moet zand worden bijgeleverd. Het bovenste gedeelte van de aanvulling moet tot in de oorspronkelijke dikte, met een minimum van 0,20 meter bestaand uit beteelbare grond. Indien ter plaatse van de ontgravingen en werkterreinen een grasmat aanwezig is, moet na voltooiing van de werkzaamheden de vorige toestand zijn hersteld, waartoe zo nodig tekort komende zoden moeten worden bijgeleverd. De herstelde grasmat moet met een laagje teelaarde worden afgedekt.

Verdichten aanvullingen

  • 4.

    De aanvulling moet naast de buizen in lagen van ten hoogste 0,15 meter worden verdicht en boven de buizen in lagen van ten hoogste 0,30 meter.

  • 5.

    Per laagdikte moet worden voldaan aan onderstaande sondeerwaarde:

    • ·

      onder trottoirs en inritten: minimaal 4 N/mm2

    • ·

      onder open bestrating van rijwegen en parkeerstroken: minimaal 4 N/mm2

    • ·

      plantsoen(paden) en bermen: minimaal 1,5 N/mm2

  • 6.

    In afwijking van de Technische bepalingen, artikel 18, lid 11 dient de controle van de verdichting tijdens de uitvoering te geschieden met behulp van een continueregistrerend sondeerapparaat (penetograaf) met een conusoppervlak van 100 mm2 en een tophoek van 60°. Het meetbereik van de penetograaf dient ten minste 5 N/mm2 te bedragen en het dieptebereik ten minste 0,80 meter.

  • 7.

    Bij (tussentijdse) oplevering dient de aannemer onverwijld en onverkort de geregistreerde waarden (sondeergrafieken) van het sondeerapparaat uit lid 6 aan de coördinator te overhandigen.

  • 8.

    In afwijking van de Technische bepalingen, artikel 18, lid 14 dient een aanvulling met teelaarde niet te worden verdicht.

Bemaling

  • 9.

    Wanneer onttrekking van grondwater noodzakelijk is, dient de aanbieder hiervoor vóór aanvang van de werkzaamheden vergunning aan te vragen.

  • 10.

    Als bemalingwater op het gemeentelijk rioolstelsel geloosd moet worden, moet dit in ieder geval gemeld worden aan het Waterschap Brabantse Delta, Postbus 5520, 4801 DZ Breda.

  • 11.

    Voordat met het onttrekken van grondwater wordt begonnen dient de aanbieder een vooropname uit te voeren van de nabijgelegen onroerende zaken en dient deze ter goedkeuring te over te dragen aan de coördinator.

Informatie en melding bodemverontreiniging

  • 12.

    Voorafgaand aan de werkzaamheden dient de aanbieder bij de Regionale Milieu Dienst na te vragen of er sprake is van bodemverontreiniging of het vermoeden van bodemverontreiniging ter plaatse van de geplande werkzaamheden. Indien er iets bekend is over eventuele bodemverontreiniging zal dit aan de aanbieder worden medegedeeld.

  • 13.

    Indien meer duidelijkheid gewenst is over de milieuhygiënische bodemkwaliteit dan kan de aanbieder een bodemonderzoek laten verrichten door een onderzoeksbureau. De aanbieder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor eventuele risico’s voor de volksgezondheid, veiligheid en het milieu voortvloeiende uit een aanwezige bodemverontreiniging, tenzij de gemeente op grond van andere wet of regelgeving zelf verantwoordelijk / aansprakelijk is.

  • 14.

    Indien de veroorzaker van de bodemverontreiniging bij de gemeente bekend is zal zij de aanbieder op diens verzoek hiervan op de hoogte stellen.

  • 15.

    Indien door de gemeente acties worden ondernomen tegen de veroorzaker zullen daarin de belangen van de aanbieder worden meegenomen.

  • 16.

    Indien de gemeente uit externe bron, bijvoorbeeld subsidie, middelen krijgt om de betreffende grond te saneren, zullen de door de aanbieder gemaakte kosten hieruit naar rato worden vergoed.

Bodemverontreiniging tijdens werkzaamheden

  • 17.

    Indien tijdens de werkzaamheden bodemverontreiniging wordt geconstateerd, dienen de werkzaamheden direct te worden gestaakt, en dient de aanbieder dit bij de coördinator te melden. Pas na toestemming van de coördinator mag weer worden aangevangen met de werkzaamheden. Indien noodzakelijk dienen maatregelen getroffen te worden ter voorkoming van verspreiding van de verontreiniging danwel risico’s voor de volksgezondheid. In de regel kan verontreinigde grond (welke deel uitmaakt van een groter geval) teruggeplaatst worden. Het kan echter wenselijk zijn dat de verontreinigde grond gesaneerd wordt en afgevoerd wordt naar een erkend verwerker, waarna het ontgravingvak aangevuld wordt met schone grond.

  • 18.

    De gemeente zal, als de aanbieder daar om verzoekt, -indien mogelijk- een alternatief tracé bieden.

Veiligheid

  • 19

    Indien werkzaamheden plaats vinden in verontreinigde grond dienen de veiligheidsklassen (volgens CROW-132) vastgesteld te worden door een ter zake kundig bedrijf zodat de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen toegepast kunnen worden.

  • Kosten n.a.v. bodemverontreiniging

  • 20.

    Meerkosten als gevolg van bodemverontreiniging zijn in eerste instantie voor rekening van de aanbieder van het werk en kunnen (indien mogelijk) door de aanbieder worden verhaald op de veroorzaker van de verontreiniging.

Overtollige grond

  • 21.

    Uitkomende overtollige licht verontreinigde dan wel schone grond dient door en voor rekening van de aanbieder na keuring conform Besluit Bodemkwaliteit te worden afgevoerd naar een door de gemeente aan te wijzen locatie. Het is eveneens mogelijk dat de grond op basis van de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Roosendaal zonder keuring conform Besluit Bodemkwaliteit toegepast kan worden.. Eventuele verontreinigde grond dient door en voor rekening van de aanbieder te worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

  • 22.

    Overige uitkomende grond die vanwege de gemeente niet mag worden teruggebracht dient door en voor rekening van de aanbieder te worden afgevoerd naar een door de gemeente aan te wijzen locatie.

  • 23.

    Eventuele tekortkomende grond dient door en voor rekening van de aanbieder op het werk ter beschikking gesteld te worden.

  • 24.

    Overige niet bruikbare materialen dienen na beëindiging van de werkzaamheden te zijn verwijderd op kosten van de aanbieder

Artikel 19a Straatwerk

  • 1. Het opbreken van verharding dient zorgvuldig te geschieden, zodat geen bestratingmateriaal onnodig wordt beschadigd en verloren gaat.

  • 2. Het materiaal dient binnen handbereik te worden opgeslagen, zodanig dat geen hinder wordt veroorzaakt voor het verkeer.

  • 3. Verlies, vermissing of beschadiging van bestratingmateriaal is voor rekening van de aanbieder tot het tijdstip waarop het herstel door de aanbieder heeft plaatsgevonden.

  • 4. Het namens de gemeente te vervangen (vooraf reeds beschadigd) bestratingmateriaal wordt op kosten van en door de gemeente op het werk ter beschikking gesteld danwel verrekend.

  • 5. Het definitief herstel van de bestrating geschiedt door de gemeente en voor kosten van de aanbieder.

  • 6. Na het verstrijken van de garantieperiode wordt het onderhoud uitgevoerd door en voor kosten van de gemeente Roosendaal.

  • 7. In aanvulling op de Technische bepalingen, artikel 19 Straatwerk dient het opgenomen straatwerk ook te worden aangebracht in het oorspronkelijk patroon en dient de figuratie eveneens in de oorspronkelijke vorm terug gebracht te worden.

  • 8. In afwijking van de Technische bepalingen, artikel 19 Straatwerk dient alle bestrating te worden afgestrooid.

Artikel 22a Beschikbaarheid tracé

  • 1.

    Artikel 22 lid 1 van de Technische bepalingen impliceert niet dat de gemeente garandeert dat het beschikbare tracé ten aller tijde vrij zal zijn van kabels en leidingen ten behoeven van huisaansluitingen.

Artikel 23a Verwijderen leidingen

  • 1. Wanneer kabels en/of leidingen van de houder van de instemming of vergunning die in openbare grond zijn gelegen blijvend hun functie verliezen, dient de houder aanbieder de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen.

  • 2. De kabels en/of leidingen uit lid 1 dienen door de aanbieder opgeruimd te worden binnen een door het college te stellen termijn zonder dat de aanbieder op enige schadevergoeding aanspraak kan maken.

Artikel 24 Gesloten verhardingen

  • 1. Opgebroken asfalt wordt opnieuw geasfalteerd door de gemeente Roosendaal op kosten van de vergunninghouder.

  • 2. De vergunninghouder draagt zorg voor het dichtstraten van de asfaltsleuven m.b.v. klinkers, te leveren door de vergunninghouder.

  • 3. Als leidingsleuven onder asfaltverharding in open ontgraving worden aangebracht dan moet het asfalt worden gezaagd.

Artikel 25 Communicatie en aanduidingen op het werk

  • 1. De aanbieder is verplicht omwonenden en bedrijven ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden minimaal vijf werkdagen voor aanvang van de instemmings- of vergunningplichtige werkzaamheden op de hoogte te stellen. Deze schriftelijke communicatie dient te bestaan uit:

    • ·

      vermelding soort werkzaamheden;

    • ·

      projectduur;

    • ·

      werktijden van de werkzaamheden;

    • ·

      de vorm en mate overlast;

    • ·

      door de aannemer te treffen voorzieningen in het kader van de bereikbaarheid;

    • ·

      de burger of het bedrijf te treffen maatregelen in het kader van vuilophaaldienst;

    • ·

      naam en contactgegevens van de aanbieder en de aannemer.

  • 2. Het door de aanbieder, of in opdracht van de aanbieder, te gebruiken (aannemers)materiaal en -materieel dient in behoorlijke staat te verkeren en vrij te zijn van graffiti.

Artikel 26 Vooropname

  • 1. Behoudens andersluidende schriftelijke opgave van de aanbieder , uiterlijk 24 uur voordat met de werkzaamheden een aanvang wordt genomen, wordt het straatmateriaal, de (gras)begroeiing, de beplantingen, de bomen en de gesloten wegverharding (asfalt) waarop de schadevergoedingsregeling van toepassing zijn, geacht in goede staat te verkeren.

  • 2. Daar waar de aanbieder dit nodig acht wordt voor aanvang van het werk met de coördinator het tracé nagelopen en de mate van beschadiging en kwaliteit van het bestratingmateriaal en de groenvoorzieningen opgenomen. Dit wordt vastgelegd in een document, liefst vergezeld van gedagtekende foto’s en/of gedagtekende video-opnamen. Dit document moet ondertekend worden door de coördinator en een hiertoe bevoegde vertegenwoordiger van aanbieder.

  • 3. Vooropname vindt plaats in geval de mate van beschadiging en kwaliteit van het bestratingmateriaal en de groenvoorzieningen hier aanleiding toe geven.

Artikel 27 Instemmingsbesluit of vergunning

  • 1. Tijdens en ter plaatse van de uitvoering van de werkzaamheden dient (een afschrift van) het instemmingsbesluit of de vergunning danwel de toestemming voor het uitvoeren van werkzaamheden van minder ingrijpende aard aanwezig te zijn inclusief de voorwaarden en de gewaarmerkte tekening(en) en dient deze desgevraagd aan de toezichthouder getoond te worden.

  • 2. De aanbieder is verantwoordelijk voor het verkrijgen van alle overige eventueel noodzakelijke publiek- of privaatrechtelijke toestemmingen voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Tijdens en ter plaatse van de uitvoering van de werkzaamheden dienen de (afschrift van) de toestemmingen aanwezig te zijn inclusief de voorwaarden en dienen deze desgevraagd aan de toezichthouder getoond te worden.

Artikel 28 Achterlaten werken

  • 1. Het is de aanbieder niet toegestaan om in de periode, liggende tussen een uur na zonsondergang en een uur vóór zonsopgang, werkzaamheden in of aan de weg uit te voeren. Tijdens de genoemde periode moeten de ontgravingen zijn aangevuld en de verhardingen weer aangebracht. Grind, zand, bouwmaterialen, gereedschappen e.d. mogen niet op de weg worden gedeponeerd.

  • 2. In de weekeinden, op feestdagen, in centrumgebieden op koopavonden en op eventueel nader door de gemeente aan te wijzen tijdstippen moeten de sleuven in de verharding aangevuld en dichtgestraat zijn. De sleuven door de bermen en groenstroken moeten dan tot de oorspronkelijke hoogte aangevuld zijn.

  • 3. De aanbieder kan overeen komen met de coördinator om een werk ‘open te laten liggen’. Hiervoor kan de coördinator aanvullende eisen stellen ten aanzien van de afzetting en bescherming van de gebruikers.

  • 4. Indien tijdens de uitvoering geconstateerd wordt dat er afwijkingen zijn op de ligging van bestaande kabels en leidingen of dat onbekende leidingen worden aangetroffen dienen deze kabels en leidingen direct ingemeten te worden ten behoeve van de 'Wet Informatie-uitwisseling Ondergronds Netten’. Dit inmeten dient te geschieden door de aanbieder in wiens opdracht de werkzaamheden worden uitgevoerd of door de grondroerder die de werkzaamheden uitvoert. De gegevens dienen vervolgens door de aanbieder doorgegeven te worden aan het Kadaster voor verdere verwerking. De kosten hiervan zijn voor de aanbieder.

  • 5. Het constateren en inmeten van afwijkingen volgens lid 4 ontslaat de aanbieder niet van de verplichting om de ontgravingen aan te vullen overeenkomstig de leden 1 en 2.

Artikel 29 Schaderegeling en aansprakelijkheid

  • 1.

    Alle werken of eigendommen van de gemeente Roosendaal, die ten gevolge van het aanleggen, wijzigen, gebruiken, onderhouden, aanwezig zijn of opruimen van de krachtens deze instemming of vergunning aanwezige werken mochten worden beschadigd, worden door en op kosten van de aanbieder op de eerste aanzegging, respectievelijk aanschrijving van de coördinator binnen de daarbij gestelde termijn hersteld.

  • 2.

    Tijdens het uitvoeren van het werk moeten maatregelen worden getroffen ter voorkoming van schade aan brandkranen, afsluiters en dergelijke. Tevens dienen deze te allen tijde bereikbaar en duidelijk zichtbaar zijn.

  • 3.

    Verplaatsingen van aanduidingen in kabel- en/of leidingstroken mogen slechts geschieden in aanwezigheid en/of na verkregen toestemming van de betrokken beheerder.

  • 4.

    Verplaatsing van KAD-stenen en RG-palen mag slechts plaatsvinden in tegenwoordigheid van de betrokken ambtenaar van respectievelijk het Kadaster c.q. Rijkswaterstaat.

  • 5.

    De aanbieder is aansprakelijk,vrijwaart de gemeente Roosendaal in en buiten rechte en stelt de gemeente Roosendaal schadeloos voor alle materiële, vermogens en/of letselschade en daarmee verband houdende gevolgschade aan haar eigendommen, personeel en derden, voor zover deze verband houdt met of voortvloeit uit het gebruik van de instemming of vergunning en/of de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 6.

    Bij in gebreke blijven door de aanbieder zal via bestuursdwang schadeherstel door de gemeente op kosten van de aanbieder plaatsvinden.

Meldingsprocedure bij schades

  • 7.

    Schades ontstaan ten gevolge van de uitvoering van de werkzaamheden aan eigendommen van de gemeente en/of derden dienen direct gemeld te worden aan de coördinator en/of de eigenaar van de beschadigde objecten.

Artikel 30 Werkterrein

Indien de aanbieder openbaar gebied als werkterrein wil inrichten dient dit bij de aanvraag van het instemmingsbesluit of de vergunning en op de hierbij horende tekeningen aangegeven te worden. Bij gemeentelijke projecten coördineert de gemeente het gebruik van werkterreinen. Indien er één gezamenlijk werkterrein ingericht wordt verzorgd de gemeente de beschikbaarheid.

Artikel 31 Oplevering

  • 1. De aanbieder dient bij het beëindigen van de werkzaamheden dit onverwijld digitaal mee te delen aan het college.

  • 2. Na de mededeling uit lid 1 volgt er een eerste oplevering van de werkzaamheden. Bij de oplevering dienen alle betrokken partijen vertegenwoordigd te zijn. Oplevering vindt plaats onder leiding van de coördinator en betreft alle voorwaarden betrekking hebbend op het instemmingsbesluit, de vergunning of de toestemming. De oplevering wordt met een proces-verbaal vastgelegd en ondertekend door de coördinator en de aanbieder. Voor zover de uitgevoerde werkzaamheden niet voldoen zal daarvan aantekening worden gemaakt op het proces-verbaal, waarbij tevens afspraken zullen gemaakt omtrent de wijze en de termijn van herstel. Zodra de herstelwerkzaamheden op kosten van de aanbieder hebben plaatsgevonden vindt de definitieve oplevering plaats.

Artikel 32 Garantie

De aanbieder biedt de garantie van één jaar. Garantie is gericht op zo deugdelijk herstel (verdichten en eventueel herstraten) dat gedurende de garantieperiode geen schades (zoals verzakkingen) ontstaan. Als die toch ontstaan worden die door en op kosten van de aanbieder hersteld.

Artikel 33 Handhaving

  • 1. De gemeente Roosendaal houdt toezicht op de voorwaarden waaronder de instemming, vergunning of toestemming verstrekt is en voorschriften waaronder de werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden. Bij het niet conform deze voorwaarden en voorschriften uitvoeren van werken kan de gemeente de houder van de instemming, vergunning of toestemming verzoeken om het werk te herstellen. Bij ingebreke blijven is de gemeente gerechtigd om via bestuursdwang alle benodigde maatregelen te treffen.

  • 2. De houder van de instemming, vergunning of toestemming dient bij de uitvoering van de werkzaamheden de van de zijde van de gemeente Roosendaal gegeven aanwijzingen op te volgen.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Op het tijdstip van vaststelling van deze voorschriften worden ingetrokken de Voorschriften voor de uitvoering van kabel- en leidingwerkzaamheden zoals vastgesteld op 31 oktober 2000.

Artikel 35 Citeerartikel

Deze voorschriften worden aangehaald als de Voorschriften Werkzaamheden Ondergrondse Infrastructuren (VWOI).

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 7 april 2009.
Burgemeester en wethouders van Roosendaal,
de secretaris, de burgemeester

Bijlage I

bijlage vwoi

Bijlage II Standaard profiel voor een woonstraat

afbeelding binnen de regeling