Regeling vervallen per 01-05-2014

Verordening op de straatnamen en de nummering van gebouwen en onbebouwde terreinen

Geldend van 01-01-1994 t/m 30-04-2014

Intitulé

Verordening op de straatnamen en de nummering van gebouwen en onbebouwde terreinen

De Raad der gemeente Rotterdam,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (Verzameling gedrukte stukken 1958, volgnr. 131);

Gehoord de commissie voor de Strafverordeningen;

Gelet op de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende

Verordening op de straatnamen en de nummering van gebouwen en onbebouwde terreinen.

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

„straat”:

een voor het openbaar verkeer openstaande rij- of voetweg;

„eigenaar”:

ieder, die krachtens enig zakelijk recht (bezit daaronder begrepen) zodanige beschikking heeft over enige onroerende zaak, dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is met betrekking tot dat goed te handelen, als in deze verordening is voorgeschreven, zomede de beheerder.

Artikel 2

Burgemeester en wethouders verdelen de gemeente in wijken en duiden deze aan met nummers.

Zij geven, indien zij zulks nodig oordelen, aan de straten namen en zorgen, dat deze op zichtbare wijze en in voldoende mate ter plaatse worden aangeduid.

Zij zijn bevoegd wijziging te brengen in de begrenzing, de nummers van de wijken en in de namen van de straten.

De eigenaar is verplicht toe te laten, dat vanwege burgemeester en wethouders het nummer van de wijk en de naam van een straat op een door hen te bepalen wijze en plaats op zijn onroerende zaak wordt aangebracht.

Het is een ieder, die daartoe niet krachtens zijn ambt bevoegd is, verboden aan een straat een naam te geven door die op zichtbare wijze ter plaatse aan te brengen. Het is een ieder verboden enige handeling te verrichten, waardoor de leesbaarheid van de wijk- en straataanduidingen wordt geschaad.

Artikel 3

Burgemeester en wethouders geven ter plaatselijke aanduiding daarvan, aan elk gebouw, alsmede aan onbebouwde terreinen, voor zover deze naar hun oordeel door ligging of gebruik daarvoor in aanmerking komen, een nummer.

Indien een gebouw uit twee of meer zelfstandige delen bestaat en de aanduiding van het gebouw met één nummer door burgemeester en wethouders onvoldoende wordt geacht, kunnen zij aan elk van die zelfstandige delen een nummer geven.

In afwijking van het bepaalde in de vorige alinea kunnen burgemeester en wethouders de zelfstandige delen in een gebouw aanduiden door het nummer van het gebouw, gevolgd door een voor elk zelfstandig deel verschillende letter.

Artikel 4

De in artikel 3 bedoelde nummers worden gegeven straatsgewijze, van het noorden naar het zuiden, of van het oosten naar het westen, de oneven nummers ter rechter- en de even nummers ter linkerzijde, tenzij burgemeester en wethouders om doelmatigheidsredenen bepalen, dat voor een straat de nummering op afwijkende wijze zal plaats hebben.

Als een straat aan één zijde onbebouwd zal blijven, wordt aan de bebouwde zijde een doorlopende nummering gegeven.

Artikel 5

De eigenaar van een gebouw of gedeelte van een gebouw of van een onbebouwd terrein, is verplicht te zorgen, dat het nummer of de nummers en letters, in artikel 3 bedoeld, worden aangebracht op de plaatsen en op de wijze, als bij deze verordening is voorgeschreven.

Het aanbrengen van dit nummer of deze nummers en letters moet geschieden binnen vier weken na ontvangst van de desbetreffende kennisgeving van of vanwege burgemeester en wethouders of, indien het gebouw of de terreinafscheiding, waarop deze aanduidingen zullen worden geplaatst, op het tijdstip van die ontvangst nog niet is voltooid, binnen vier weken na de voltooiing daarvan.

Het is verboden een gebouw, een gedeelte van een gebouw of een onbebouwd terrein, te merken of gemerkt te houden met een ander nummer of een andere letter dan door burgemeester en wethouders krachtens deze verordening is gegeven.

Artikel 6

  • 1. De in artikel 3 bedoelde aanduiding van nummers en letters moeten worden aangebracht, dat deze aanduiding voldoende bestand is tegen weersinvloeden.

  • 2. Indien de aanduiding wordt aangebracht door middel van een bordje of enig ander materiaal, moet deze aanduiding voldoende duurzaam worden bevestigd.

  • 3. De kleur van de nummers en letters moet in voldoende mate afsteken tegen de achtergrond waarop deze worden aangebracht en van de weg af zichtbaar zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.

Artikel 7

De in artikel 3 bedoelde nummers, c.q. de nummers en letters, moeten worden aangebracht:

  • a.

    wanneer de ingang van een gebouw of van een zelfstandig deel daarvan onmiddellijk aan de straat is gelegen: in het vlak van de voorgevel naast die ingang, zodanig, dat zij van de straat af duidelijk leesbaar zijn;

  • b.

    voor het geval de ingang van een gebouw of van een zelfstandig deel daarvan zich niet onmiddellijk aan de straat bevindt: naast die ingang en bovendien naast de aan de straat gelegen toegang, zodanig, dat zij van de straat af duidelijk leesbaar zijn; leidt deze toegang naar meer gebouwen of zelfstandige delen daarvan, dan worden, overeenkomstig aanwijzingen van burgemeester en wethouders, naast die toegang in beknopte vorm de nummers, c.q. de nummers en letters, die bij de ingangen van die gebouwen of zelfstandige delen daarvan zijn aangebracht, herhaald;

  • c.

    bij onbebouwde terreinen: naast de toegang op een muur, hek of andere terreinafscheiding, zodanig, dat zij van de straat af duidelijk leesbaar zijn.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde sub b, voor zover het betreft het aanbrengen van een nummeraanduiding naast de aan de straat gelegen toegang.

Artikel 8

Elk nummer en elke letter, die ingevolge deze verordening aan de straat moeten worden geplaatst, behoren zodanig te worden aangebracht, dat de bovenkant van de nummers en letters komt op tenminste 2.10 m en ten hoogste 2.30 m boven het peil der straat of, indien de hoogte der terreinafscheiding minder bedraagt dan 2.10 m, zoveel mogelijk nabij de bovenkant van die afscheiding.

Artikel 9

Indien burgemeester en wethouders zulks nodig oordelen, moeten het nummer, c.q. het nummer en de letter, bedoeld in artikel 3, eveneens worden aangebracht bij de voor elk zelfstandig deel van een gebouw bestemde brievenbus, op de plaats, die door of vanwege burgemeester en wethouders wordt aangewezen. Het bepaalde in artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

De eigenaar van een gebouw, een gedeelte van een gebouw of van een onbebouwd terrein, is verplicht te zorgen, dat de nummers en letters blijven voldoen aan de eisen, die in de voorgaande artikelen voor de inrichting, de wijze en de plaatsen van het aanbrengen, zijn gesteld.

Artikel 11

Onverminderd het bepaalde in artikel 10 is het een ieder verboden een handeling te verrichten, waardoor de leesbaarheid van de huisnummeraanduidingen wordt geschaad.

Artikel 12

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd wijziging te brengen in de nummering van gebouwen en onbebouwde terreinen.

De eigenaar van een gebouw, gedeelte van een gebouw of onbebouwd terrein is - wanneer zulks door burgemeester en wethouders nodig wordt geoordeeld - gehouden te gedogen, dat vanwege de gemeente en te haren koste daarop een wijziging in de nummering (nummers en/of letters) wordt aangebracht.

Ten minste een week vóór het aanbrengen van de nieuwe nummeraanduiding wordt hiervan kennis gegeven aan de eigenaren en gebruikers van het betrokken onroerende zaak.

Artikel 13

De eigenaar van een gebouw, van een gedeelte van een gebouw of van een onbebouwd terrein, waarop een of meer nummers en letters zijn aangebracht vóór het van kracht worden van deze verordening, is, voor het geval zulks door burgemeester en wethouders nodig wordt geoordeeld, verplicht te zorgen, dat deze binnen een door hen te bepalen aan de eigenaar schriftelijk mede te delen termijn vervangen zijn door nummers en letters, die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

Indien burgemeester en wethouders van de in de vorige alinea gegeven bevoegdheid geen gebruik maken, moet de eigenaar zorg dragen, dat de nummers en letters, welke in overeenstemming met een vóór het van kracht worden van deze verordening genomen besluit van burgemeester en wethouders zijn aangebracht, blijven voldoen aan de bepalingen, voorschriften en modellen, welke ten tijde van bedoeld besluit golden.

Artikel 14

Overtreding van de artikelen 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste ƒ 300,–.

Artikel 15

Onverminderd het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering zijn met het handhaven van enig voorschrift bij deze verordening gesteld, belast de ambtenaren van de gemeentelijke Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting.

Artikel 16

Deze verordening treedt in werking twee maanden na haar afkondiging.

Op dat tijdstip vervalt de verordening op de straatnamen en de nummering van gebouwen, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 oktober 1949, opgenomen in het gemeenteblad van 1949 nr. 72.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juni 1958.

De Secretaris, De Voorzitter,

J. HASPER G. E. VAN WALSUM

Vorenstaande verordening is van heden af ter lezing voor een ieder, gedurende drie maanden, op de secretarie der gemeente (afdeling Algemene Zaken) nedergelegd.

Rotterdam, 5 augustus 1958.

Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,

De Secretaris

J. HASPER

De Burgemeester

G. E. VAN WALSUM