Algemene Subsidieverordening 2020 gemeente Súdwest-Fryslân

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening 2020 gemeente Súdwest-Fryslân

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 november 2019;

gelet op artikel 147 Gemeentewet en titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat meerdere ontwikkelingen geven reden de Algemene Subsidieverordening van 2011 te herzien;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Algemene subsidieverordening 2020 gemeente Súdwest-Fryslân.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    activiteitenplan: overzicht van de geplande activiteiten van de subsidieontvanger, voor zover mogelijk vertaald naar meetbare resultaten;

  • b.

    activiteitensubsidie: subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de beleidsdoelen en uitgevoerd worden door rechtspersonen of natuurlijke (groepen van) personen.

  • c.

    Asv: Algemene Subsidieverordening Súdwest-Fryslân 2019;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    budgetsubsidie: subsidie voor activiteiten die de gemeente laat uitvoeren door een professionele instelling.

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    incidentele subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere projecten of activiteiten waarvoor het college maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • h.

    investeringsplan: overzicht van de voorgenomen investeringen van de subsidieontvanger, gebaseerd op een meerjarenonderhoudsplanning en/of exploitatieplan;

  • i.

    investeringssubsidie: eenmalige subsidie ten behoeve van instandhouding, vervangingsinvesteringen, aankoop of eerste stichting van kapitaalswerken en/of eerste inrichting van een accommodatie;

  • j.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een aantal boekjaren aan een instelling voor maximaal vier jaar wordt verstrekt;

  • k.

    projectplan: een overzicht van de voorgenomen activiteiten van de subsidieontvanger, vertaald in een plan met doel(en), resultaten, middelen en termijnen;

  • l.

    projectsubsidie: eenmalige subsidie aan rechtspersonen voor een geheel van vooraf gedefinieerde activiteiten die in een bepaalde tijd voor een vastgesteld bedrag worden gerealiseerd;

  • m.

    staatssteun: ongeoorloofde staatssteun als bedoeld in artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • n.

    subsidiabele kosten: rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteit c.q. het project toe te rekenen en door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten. Ook afschrijvingskosten of kosten voor eigen arbeid kunnen subsidiabel zijn;

  • o.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • p.

    subsidieplafond: het bedrag (of budget) dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een wettelijk voorschrift;

  • q.

    subsidieregeling: nadere regeling als bedoeld in artikel 3 van deze verordening;

  • r.

    subsidievaststelling: besluit van het college het bedrag van de subsidie definitief vast te stellen;

  • s.

    subsidieverlening: besluit van het college op een aanvraag subsidie te verlenen. Het besluit gaat vooraf aan de subsidievaststelling;

  • t.

    Verdrag: het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

De raad stelt vast dat voor de volgende programma’s subsidie kan worden verstrekt:

  • a.

    Sociaal;

  • b.

    Ruimte;

  • c.

    Bestuur.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Het college kan voor de beleidsterreinen die onder de programma’s in artikel 2 vallen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

Artikel 4 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten subsidie te verstrekken met in achtneming van de in de programmabegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond.

  • 2.

    Het college is bevoegd voorwaarden aan de subsidieverlening te verbinden.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen of indexeren. Bij indexatie wordt het door de gemeenteraad bepaalde percentage gehanteerd.

  • 3.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2.

    Bij de aanvraag kan het college de aanvrager verplichten de volgende gegevens te overleggen:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Bij een aanvraag van een rechtspersoon die voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, kan het college de aanvrager verplichten een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe te voegen aan de aanvraag.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan de gegevens in het tweede en derde lid te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.

  • 5.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse budgetsubsidie of activiteitensubsidie wordt ingediend uiterlijk 1 november in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een project- of investeringssubsidie wordt ingediend uiterlijk 4 weken voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Een aanvraag voor de jaarlijkse activiteitensubsidie schoolzwemmen wordt ingediend uiterlijk 1 mei, onder overlegging van de verantwoording over het lopende schooljaar.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Indien naar het oordeel van het college de subsidieverlening als staatssteun kan worden aangemerkt dan wel het risico met zich meebrengt dat de subsidieverlening als staatssteun kan worden aangemerkt, is de beslistermijn op de aanvraag maximaal drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag ten behoeve van onderzoek naar de ongeoorloofdheid van de steun.

  • 5.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen. Binnen vier weken na het oordeel van de Europese Commissie beslist het college definitief op de aanvraag.

Artikel 9 Weigerings, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet kan het college de subsidie in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

    • b.

      als reden bestaat aan te nemen dat de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • c.

      als de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente Súdwest-Fryslân;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie ook weigeren:

    • a.

      als de subsidie minder dan € 100 bedraagt;

    • b.

      als de activiteit al is gestart, is afgelopen of al kosten zijn gemaakt voordat de gemeente de aanvraag heeft ontvangen;

    • c.

      als de aanvrager winst wil maken;

    • d.

      als de aanvrager geen rechtspersoon is, behalve als in de subsidieregeling staat dat dit wel kan;

    • e.

      als het onduidelijk is of de activiteit op de langere termijn ook uitgevoerd of betaald kan worden;

    • f.

      als de uitgaven van de activiteit hoger zijn dan de inkomsten;

    • g.

      als de aanvrager in verhouding tot de subsidie zelf geen grote bijdrage levert aan het uitvoeren van de activiteiten;

    • h.

      als de kosten naar het oordeel van het college te hoog zijn in verhouding tot de activiteit of het verwachte resultaat;

    • i.

      als naar het oordeel van het college al genoeg vergelijkbare activiteiten worden uitgevoerd die bijdragen het doel te halen;

    • j.

      als de gemeente voor de activiteit al subsidie heeft gegeven;

    • k.

      als de activiteit naar het oordeel van het college niet genoeg toegankelijk is.

Artikel 9a Staatssteun

  • 1.

    Onverminderd het vorige artikel weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt; of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 3.

    De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd indien naar het oordeel van het college de subsidieverlening als ongeoorloofde staatssteun kan worden aangemerkt dan wel het risico met zich meebrengt dat de subsidieverlening als staatssteun wordt aangemerkt.

  • 4.

    Het college trekt beschikkingen tot subsidieverlening of -vaststelling in of wijzigt deze ten nadele van de ontvanger indien de subsidieverlening of –vaststelling in strijd is met de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreffende staatssteun, daaruit voortvloeiende richtlijnen, of met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag.

Artikel 10 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 14 en 15 bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 4.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 12a Egalisatiereserve

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

  • 2.

    De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12b Voorzieningen

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger bij verleningsbeschikking verplichten een (onderhouds)voorziening te vormen.

  • 2.

    Mutaties van de (onderhouds)voorziening worden opgenomen in de begroting, de exploitatierekening en de balans van de subsidieontvanger.

  • 3.

    Wanneer de subsidieontvanger op eigen initiatief een (onderhouds)voorziening met subsidie van de gemeente vormt en voedt, stelt zij de gemeente hiervan in kennis.

Artikel 13 Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 10.000 kan het college direct vaststellen of verlenen en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vaststellen.

  • 2.

    Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 10.000 is het regel een voorschot te verstrekken ter hoogte van de verleende subsidie. Het college kan een lager voorschot verstrekken.

Artikel 14 Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 10.000 doch ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk voor 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 13 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 15 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk voor 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 13 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    Het college kan andere termijnen stellen.

  • 3.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4.

    Het college kan andere of minder gegevens verlangen als die voor de vaststelling van de subsidie van belang of toereikend zijn.

Artikel 16 Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 10.000

  • 1.

    Het college stelt een subsidie van meer dan € 10.000 vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid aanhef en onder a, b of c, en 16, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

Artikel 18 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan van een of meer artikelen of artikelleden van deze verordening of een subsidieregeling afwijken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 2.

    Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 19 Geen evaluatieverslag

De werking van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht wordt uitgesloten voor subsidies die op basis van bepalingen uit deze verordening zijn verleend.

Artikel 20 Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening gemeente Súdwest-Fryslân van 11 maart 2011 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Súdwest-Fryslân van 11 maart 2011, van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening 2020 gemeente Súdwest-Fryslân.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2019,

mr. drs. J.A. de Vries, voorzitter

G.W. Stegenga, griffier