Eilandsverordening houdende vaststelling van een nieuwe regeling inzake het brandweerwezen en rampenbestrijding Saba 2008 (Eilandsverordening Brandweer en Rampenbestrijding Saba 2008)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Eilandsverordening houdende vaststelling van een nieuwe regeling inzake het brandweerwezen en rampenbestrijding Saba 2008 (Eilandsverordening Brandweer en Rampenbestrijding Saba 2008)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze eilandsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    brandweer: de dienst brandweer, bedoeld in artikel 13a van de Organisatieverordening Saba 1997 (A.B. 1998, no. 1);

  • b.

    commandant: de commandant van de brandweer, bedoeld in artikel 8, eerste lid;

  • c.

    preventieve taken:

    1° het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    2° de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken van rampen;

    3° de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van woningen, woonketen, woonboten, jachten, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en standplaatsen.

  • d.

    preparatieve taken:

    1° de voorbereiding op het voorkomen en bestrijden van brand, brandgevaar, van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmede verband houdt en van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

    2° de voorbereiding op het voorkomen van rampen;

    3° het onderhouden en repareren van het brandweermaterieel en andere werkzaamheden van algemene aard.

  • e.

    repressieve taken:

    1° het beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    2° het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

    3° het beperken en bestrijden van rampen.

  • f.

    ramp: een zwaar ongeval of gebeurtenis waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven, de gezondheid en het welzijn van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken;

  • g.

    diensten en organisaties: de diensten en organisaties die taken verrichten in het kader van de rampenbestrijding, waaronder begrepen de geneeskundige hulpverlening bij rampen;

  • h.

    geneeskundige hulpverlening bij rampen: het in het kader van de rampenbestrijding verrichten van gewondenzorg, vervoeren van gewonden naar een ziekenhuis, verlenen van psychische hulpverlening alsmede beperken en bestrijden van besmettelijke ziekten.

Artikel 2

Het bestuurscollege is belast met:

  • a.

    de zorg voor de preventieve, preparatieve en repressieve taken, alsmede met het toezicht op al hetgeen brandgevaar zou kunnen opleveren;

  • b.

    de organisatie van de rampenbestrijding.

Artikel 3

  • 1. De gezaghebber heeft het opperbevel bij brand alsmede bij ongevallen anders dan bij brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft.

  • 2. De gezaghebber is bevoegd bij brand en ongevallen, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar nodig zijn.

Artikel 4

De gezaghebber heeft het opperbevel in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Degenen die aan de bestrijding van een ramp deelnemen, staan onder zijn bevel.

Hoofdstuk 2

Paragraaf 1. Dienst brandweer

Artikel 5

  • 1. De brandweer is belast met de uitvoering van de preventieve, preparatieve en repressieve taken op de luchthaven en elders op het eilandgebied.

  • 2. De brandweer voert naast de in het eerste lid genoemde taken in ieder geval ook de volgende taken uit:

    • a.

      het waarschuwen van de bevolking;

    • b.

      het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;

    • c.

      het adviseren op het gebied van brandpreventie en brandbestrijding met betrekking tot woningen, woonketen,woonboten, jachten, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en standplaatsen;

    • d.

      het adviseren op het gebied van brandpreventie en brandbestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen;

    • e.

      het verrichten van hulpverleningswerkzaamheden en andere bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, nader aangewezen nevenwerkzaamheden.

  • 3. De brandweer voert tevens taken uit bij rampen in het kader van rampenbestrijding.

Artikel 6

Het bestuurscollege stelt ten minste één maal per vier jaar een opleidings- en oefenplan vast. De commandant stelt het ontwerp daarvan op.

Paragraaf 2. Samenstelling van het personeel

Artikel 7

Het personeel van de brandweer bestaat uit:

  • a.

    personeel, aangesteld om bij wijze van beroep werkzaamheden bij de brandweer te verrichten;

  • b.

    personeel, aangesteld om anders dan bij wijze van beroep bij de brandweer werkzaamheden te verrichten;

  • c.

    personeel, anders dan onder a en b, aangesteld om bij de brandweer werkzaamheden te verrichten.

Artikel 8

  • 1. Er is een commandant. De commandant is in ieder geval belast met:

    • a.

      de algemene leiding en het bevel over de brandweer;

    • b.

      het opleiden en de geoefendheid van de brandweer;

    • c.

      de aanschaf en onderhoud van het materieel en gebouwen van de brandweer.

  • 2. De commandant dient desgevraagd het bestuurscollege of in het geval, bedoeld in 3, eerste lid, de gezaghebber van bericht en raad in alle zaken de brandweer betreffende en doet voorts alle zodanige voorstellen die hij in het belang van de brandveiligheid dienstig acht.

  • 3. De commandant doet jaarlijks over het afgelopen jaar vóór 1 april aan het bestuurscollege een jaarverslag van de brandweer toekomen, inclusief de financiële verantwoording. Hij dient vóór 1 april de begroting in voor het nieuwe jaar.

  • 4. De commandant is in beginsel op het eilandgebied aanwezig.

  • 5. Bij belet of ontstentenis van de commandant treedt de ondercommandant van de Brandweerdienst in diens bevoegdheden en verplichtingen.

  • 6. Bij belet of ontstentenis van zowel de commandant als de ondercommandant zal die ambtenaar van de brandweer die het langst de eerstvolgende hoogste rang heeft, het ambt van de commandant waarnemen.

Artikel 9

Het bestuurscollege is belast met de benoeming, schorsing en ontslag van de commandant en het overige personeel van de brandweer. Het bestuurscollege stelt instructies vast voor het personeel.

Paragraaf 3. De interne organisatie

Artikel 10

  • 1. Op het personeel van de brandweer, bedoeld in artikel 7, onder a, zijn de wettelijke regelingen betreffende de rechtspositie van ambtenaren van toepassing.

  • 2. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voor het personeel van de brandweer regels vastgesteld ten aanzien van:

    • a.

      de rangen;

    • b.

      aanstellings- en bevorderingseisen;

    • c.

      de keuring en de controle op de lichamelijke en geestelijke geschiktheid;

    • d.

      de opleidingen en examens;

    • e.

      de kleding en uitrusting;

    • f.

      de uitrukpremies, consignatie- en andere vergoedingen;

    • g.

      de dienstvoorschriften;

    • h.

      de dienst- en werktijden;

    • i.

      de vergoeding van het personeel als bedoeld in artikel 7, onder b en c.

  • 3. De inhoud van de dienstvoorschriften, bedoeld in het tweede lid, onder g, worden voor instemming voorgelegd aan de gezaghebber.

Artikel 11

Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld betreffende:

  • a.

    de werkzaamheden van de brandweer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder e, ten behoeve van particulieren en overheidsdiensten;

  • b.

    de samenwerking tussen de brandweer en de overige eilanddiensten inzake het toetsen van vergunningaanvragen aan brandveiligheidseisen;

  • c.

    de heffing en inning van retributies wegens gebruik of genot van de brandweer toebehorend materieel of door de brandweer bewezen diensten.

Artikel 12

Het Bestuurscollege bepaalt:

  • a.

    de sterkte van het personeel alsmede de plaats of plaatsen waar het personeel wordt ondergebracht;

  • b.

    de omvang van het materieel alsmede de plaatsen waar en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de brandweer worden ondergebracht.

Artikel 13

Het Bestuurscollege draagt ervoor zorg dat:

  • a.

    het materieel, de gebouwen, de installaties en de overige goederen van de brandweer alsmede de kleding en uitrusting van het personeel in goede staat verkeren;

  • b.

    de meldingsposten en alarmeringsinrichtingen zodanig zijn uitgerust dat te allen tijde een onverwijlde melding aan de brandweer en een doeltreffende alarmering van het brandweerpersoneel zijn gewaarborgd;

  • c.

    zodanige bluswatervoorzieningen aanwezig en bereikbaar zijn, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk is gewaarborgd;

  • d.

    een zodanige uitrusting van het brandweermaterieel voorhanden is dat het ook op plaatsen waar geen of onvoldoende bluswater aanwezig is, terstond na aankomst voor de brandbestrijding kan worden ingezet.

Paragraaf 4. Preventieve maatregelen

Artikel 14

  • 1. Het Bestuurscollege kan een inrichting die in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig. Het hoofd of het bestuur van een aangewezen inrichting is verplicht ervoor te zorgen, dat in die inrichting kan worden beschikt over een bedrijfsbrandweer, die voldoet aan de bij de aanwijzing gestelde eisen inzake personeel en materieel. Voordat een aanwijzing plaatsvindt, hoort het Bestuurscollege het hoofd of het bestuur van de inrichting.

  • 2. In afwijking van het eerste lid vindt de aanwijzing niet dan met instemming van de Minister van Algemene Zaken plaats, indien het een inrichting betreft die is gelegen op of deel uitmaakt van een bij de krijgsmacht in gebruik zijnd terrein.

  • 3. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt bepaald welke inrichtingen kunnen worden aangewezen en welke eisen inzake personeel en materieel kunnen worden gesteld en worden nadere regels gegeven betreffende de wijze van totstandkoming van een aanwijzing.

  • 4. Vóór 1 februari van ieder jaar zendt het hoofd of het bestuur van een aangewezen inrichting het bestuurscollege een overzicht van de werkelijke sterkte van de bedrijfsbrandweer op 1 januari van dat jaar.

  • 5. Het hoofd of het bestuur van een aangewezen inrichting draagt er zorg voor dat de bedrijfsbrandweer ter zake van het optreden, dat noodzakelijk is ter bestrijding van brand of van gevaar anderszins binnen de inrichting, de aanwijzing opvolgt van degene die op grond van een wettelijk voorschrift met de feitelijke leiding van die bestrijding is belast.

Artikel 15

Voor zover daarin bij deze eilandsverordening niet is voorzien, worden bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, nadere regelen betreffende de preventieve taken ter uitvoering van de bepalingen van deze eilandsverordening vastgesteld.

Hoofdstuk 3. Rampenbestrijding

Paragraaf 1. Taken met betrekking tot de voorbereiding op de rampenbestrijding

Artikel 16

Het Bestuurscollege draagt in het kader van de taak, bedoeld in artikel 2, onder b, in ieder geval ervoor zorg, dat wordt voorzien in:

  • a.

    voorlichting aan en waarschuwing van de bevolking;

  • b.

    informatie en instructie aan degenen die deel uitmaken van de diensten en organisaties;

  • c.

    een plan met betrekking tot het opleiden en oefenen van degenen die deel uitmaken van de diensten en organisaties, alsmede de bestuursorganen van het eilandgebied;

  • d.

    een goede samenwerking tussen: - de diensten en organisaties, - de diensten en organisaties en de diensten en organisaties van andere eilandgebieden en van het Land, alsmede - bestuursorganen van het eilandgebied en die van de andere eilandgebieden;

  • e.

    een eilandelijk rampencoördinatiecentrum en de daarmee samenhangende operationele procedures;

  • f.

    de benodigde materiële en infrastructurele voorzieningen;

  • g.

    een regeling met betrekking tot het verzoeken om en verlenen van bijstand aan een ander eilandgebied;

  • h.

    een regeling met betrekking tot het verzoeken om bijstand aan de Minister van Algemene Zaken, voor zover het gaat om bijstand van de landelijke diensten en organisaties en van bijstand van diensten en organisaties die niet onder de verantwoordelijkheid van het Land of een eilandgebied vallen.

Artikel 17

  • 1. Het Bestuurscollege stelt ten minste één maal per vier jaar een multidisciplinair opleidings- en oefenplan vast.

  • 2. De eilandelijke rampencoördinator stelt een ontwerpmultidisciplinair opleidings- en oefenplan op en is belast met de uitvoer ervan.

  • 3. De diensten en organisatie alsmede de bestuursorganen van het eilandgebied verlenen aan de uitvoering van dit plan hun medewerking.

Artikel 18

  • 1. De eilandelijke rampencoördinator is ten behoeve van het eilandgebied belast met de operationele coördinatie van de maatregelen en voorzieningen met het oog op een ramp, dat het eilandgebied treft.

  • 2. De eilandelijke rampencoördinator kan bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, tevens met andere taken worden belast.

  • 3. De commandant van de brandweer is tevens eilandelijk rampencoördinator, tenzij het bestuurscollege een andere functionaris daarvoor aanwijst.

  • 4. De eilandelijke rampencoördinator oefent de taken, bedoeld in het eerste lid, uit onder verantwoordelijkheid van het Bestuurscollege.

Artikel 19

  • 1. De eilandelijk geneeskundig rampencoördinator is ten behoeve van het eilandgebied belast met de operationele coördinatie van de voorbereiding op de geneeskundige hulpverlening bij rampen.

  • 2. De eilandelijk geneeskundig rampencoördinator kan bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, tevens met andere taken worden belast.

  • 3. Het hoofd van de dienst eilandelijke geneeskundige en gezondheidsdienst is eilandelijk geneeskundig rampencoördinator, tenzij het bestuurscollege een andere functionaris daarvoor aanwijst.

  • 4. De eilandelijk geneeskundig rampencoördinator oefent de taak bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, uit onder verantwoordelijkheid van de eilandelijke rampencoördinator, bedoelt in artikel 18, eerste lid.

Artikel 20

  • 1. De eilandsraad stelt voor het eilandgebied ten minste één maal per vier jaar een eilandelijk rampenplan vast. In het eilandelijke rampenplan worden risico’s geïnventariseerd, de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding beschreven en wordt het beleid ten aanzien van het vaststellen van rampbestrijdingsplannen vastgelegd.

  • 2. De eilandelijke rampencoördinator stelt het ontwerpeilandelijke rampenplan op en werkt dit plan uit.

  • 3. De risico-inventarisatie in het rampenplan bevat:

    • a.

      een overzicht van de soorten rampen die het eilandgebied bedreigen en de mogelijke gevolgen daarvan;

    • b.

      een overzicht van de risicovolle situaties binnen het eilandgebied waarbij zich een ramp kan voordoen en de mogelijke gevolgen daarvan.

  • 4. Het in het rampenplan opgenomen beleid ten aanzien van het vaststellen van rampbestrijdingsplannen bevat in ieder geval een overzicht van rampen waarvan de plaats, aard en gevolgen voorzienbaar zijn en waarvoor een rampbestrijdingsplan wordt vastgesteld alsmede een termijn waarbinnen dat zal worden vastgesteld.

  • 5. Ten aanzien van de organisatie, verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding bevat het rampenplan in ieder geval:

    • a.

      begripsomschrijvingen;

    • b.

      een overzicht van diensten, instanties, organisaties en personen, die bij de bestrijding van rampen kunnen worden betrokken;

    • c.

      een schema met betrekking tot de leiding over en de gecoördineerde inzet van diensten en organisaties bij de bestrijding van rampen;

    • d.

      een intern en extern verbindings- en alarmeringsschema;

    • e.

      een plan met betrekking tot de wijze waarop het bestuurscollege de informatie, bedoeld in artikel 16, onder a, verschaft, de wijze waarop de gezaghebber de informatie, bedoeld in artikel 22, verschaft, alsmede een plan met betrekking tot de waarschuwing van de bevolking;

    • f.

      een plan met betrekking tot maatregelen te nemen bij een verplaatsing van de bevolking;

    • g.

      een plan met betrekking tot de geneeskundige organisatie op het terrein waar een ramp of een zwaar ongeval heeft plaatsgevonden;

    • h.

      een plan met betrekking tot de opvang en verzorging van slachtoffers;

    • i.

      een plan met betrekking tot psychosociale nazorg;

    • j.

      een plan met betrekking tot de voedselvoorziening van de bevolking;

    • k.

      een plan met betrekking tot maatregelen ten behoeve van de bevoorrading van met de bestrijding van rampen belaste diensten, instanties, organisaties en personen;

    • l.

      een plan met betrekking tot het beperken van de schadelijke gevolgen;

    • m.

      een plan met betrekking tot de vastlegging van gegevens met betrekking tot veroorzaakte schade;

    • n.

      een plan met betrekking tot de organisatie en inrichting van een centraal registratie- en inlichtingenbureau;

    • o.

      een plan met betrekking tot de verslaglegging;

    • p.

      een verzendlijst.

  • 6. Het eilandelijke rampenplan is afgestemd op het eilandelijke rampenplan of een vergelijkbaar plan van de andere eilandgebieden, op het landelijke coördinatieplan en op een vergelijkbaar plan van aangrenzende landen.

  • 7. De eilandelijke rampencoördinator draagt er zorg voor, dat het eilandelijke rampenplan ten minste één maal per jaar wordt geactualiseerd. Het bestuurscollege stelt de wijzigingen in het eilandelijke rampenplan vast, tenzij in de eilandsverordening, bedoeld in het eerste lid, anders is bepaald. Het bestuurscollege doet dit bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 8. De eilandelijke rampencoördinator draagt er zorg voor, dat het eilandelijke rampenplan periodiek wordt beproefd.

  • 9. De eilandsraad zendt het eilandelijke rampenplan, wijzigingen daarop en uitwerkingen daarvan binnen een maand na vaststelling daarvan ter kennisneming aan de Minister van Algemene Zaken en aan de eilandsraden en de bestuurscolleges van de andere eilandgebieden.

Artikel 21

  • 1. De gezaghebber stelt voor het eilandgebied ten minste één maal per vier jaar de rampbestrijdingsplannen vast voor de rampen, genoemd in het overzicht, bedoeld in artikel 20, vierde lid.

  • 2. De eilandelijke rampencoördinator stelt een ontwerprampenbestrijdingsplan op.

  • 3. In het rampbestrijdingsplan is het geheel van de bij die ramp te nemen maatregelen opgenomen.

  • 4. Het rampenbestrijdingsplan wordt zoveel mogelijk afgestemd op het rampenbestrijdingsplan of een vergelijkbaar plan van de andere eilandgebieden en op een vergelijkbaar plan van de aangrenzende landen.

  • 5. De eilandelijke rampencoördinator draagt er zorg voor dat het eilandelijke rampenbestrijdingsplan ten minste één maal per jaar wordt geactualiseerd. De gezaghebber stelt de wijzigingen daarin vast.

  • 6. De gezaghebber zendt het rampenbestrijdingsplan en de wijzigingen daarop binnen een maand na vaststelling daarvan ter kennisneming aan de Minister van Algemene Zaken en de gezaghebbers van de andere eilandgebieden.

Paragraaf 2. Taken en bevoegdheden met betrekking tot de rampenbestrijding

Artikel 22

  • 1. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de bevolking en de officier van justitie informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp die de bevolking en het milieu bedreigt of treft, alsmede over de bij deze ramp te volgen gedragslijn.

  • 2. De gezaghebber draagt er zorg voor dat aan de personen die op zijn eilandgebied zijn betrokken bij de rampenbestrijding informatie wordt verschaft over die ramp, de risico’s die hun inzet daarbij heeft voor hun gezondheid en de voorzorgsmaatregelen die in verband daarmee zijn of zullen worden getroffen.

Artikel 23

De diensten en organisaties treffen met inachtneming van het eilandelijke rampenplan, bedoeld in artikel 20, en het rampenbestrijdingsplan, bedoeld in artikel 21, en het landelijke rampenplan de nodige maatregelen met het oog op de rampenbestrijding.

Artikel 24

  • 1. De gezaghebber wordt bij de uitoefening van zijn opperbevel, bedoeld in artikel 4, ondersteund door een door hem samengestelde rampenstaf, waarin in ieder geval de eilandelijk rampencoördinator, de eilandelijk geneeskundige rampencoördinator en operationele leiders, bedoeld in de artikelen 25 en 26, zitting hebben.

  • 2. De gezaghebber evalueert de ramp binnen zes maanden na afloop daarvan en informeert de eilandsraad en de Minister van Algemene Zaken over de resultaten van de evaluatie.

Artikel 25

  • 1. De commandant van de brandweer is belast met de operationele leiding over de rampenbestrijding, tenzij de gezaghebber een andere functionaris daarmee belast.

  • 2. Degene die met de operationele leiding, bedoeld in het eerste lid, is belast, is bevoegd om namens de gezaghebber aan degene die deel uitmaken van de diensten en organisaties alle bevelen te geven die hij nodig acht om de ramp te bestrijden.

Artikel 26

  • 1. Het hoofd van de dienst eilandelijke geneeskundige en gezondheidsdienst is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening bij rampen, tenzij de gezaghebber een andere functionaris daarmee belast.

  • 2. Degene die met de operationele leiding, bedoeld in het eerste lid, is belast, is bevoegd aan degenen die deel uitmaken van de diensten en organisaties die taken verrichten in het kader van de geneeskundige hulpverlening bij rampen alle bevelen te geven die hij in dat kader nodig acht. Hij oefent deze bevoegdheid uit onder verantwoordelijkheid van de operationele leider, bedoeld in artikel 25.

Artikel 27

  • 1. Indien de gezaghebber in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan bijstand van diensten en organisaties van een ander eilandgebied nodig heeft, richt hij een verzoek daartoe tot de gezaghebber van het desbetreffende eilandgebied. De gezaghebber die het verzoek heeft gedaan, stelt de Minister van Algemene Zaken daarvan terstond in kennis.

  • 2. Het verzoek bedoeld in het eerste lid, geschiedt overeenkomstig de regeling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder g.

Artikel 28

  • 1. Indien een gezaghebber in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan bijstand nodig heeft van de landelijke diensten en organisaties en van de diensten en organisaties die niet onder de verantwoordelijkheid van het Land of een eilandgebied vallen, richt hij een verzoek daartoe tot de Minister van Algemene Zaken.

  • 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, geschiedt overeenkomstig de regeling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder h.

Paragraaf 3. Vergoedingen

Artikel 29

Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling van de vergoedingen voor de verblijfs- en verzorgingskosten aan de personeelsleden van de diensten en organisaties.

Paragraaf 4. Informatieverplichtingen

Artikel 30

  • 1. Een ieder die werkzaam is bij een dienst of een organisatie dan wel bij een inrichting die of een bedrijf dat betrokken kan zijn bij een ramp is desgevraagd verplicht de bestuursorganen van een eilandgebied, de eilandelijke rampencoördinator, bedoeld in artikel 18, de eilandelijk geneeskundig rampencoördinator, bedoeld in artikel 19, alsmede de operationele leiders, bedoeld in de artikelen 25 en 26, de inlichtingen te verstrekken die zij redelijkerwijs nodig hebben in verband met de vervulling van de taken en de bevoegdheden, genoemd in de paragrafen 1 en 2.

  • 2. De bestuursorganen van het eilandgebied verstrekken aan elkaar en aan de bestuursorganen van de andere eilandgebieden de inlichtingen die zij redelijkerwijs nodig hebben in verband met de vervulling van de taken en de bevoegdheden, genoemd in de paragrafen 1 en 2.

Artikel 31

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze eilandsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij uitvoering van deze eilandsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Hoofdstuk 4. Toezicht

Artikel 32

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens bepaalde in hoofdstuk 2 zijn belast de door het bestuurscollege aangewezen personen.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e.

      vaartuigen, stilstaande voertuigen en de lading daarvan te onderzoeken;

    • f.

      woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3. Zo nodig wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onder d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onder f, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, voor zover het betreft de gronden van verdenking, en artikel 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal of de gezaghebber.

  • 5. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 6. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 33

  • 1. De commandant is bevoegd, na verkregen schriftelijke toestemming van het bestuurscollege, zo nodig op kosten van de overtreders, te doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand te doen herstellen al hetgeen in strijd met de voorschriften als bedoeld in hoofdstuk 2 is of wordt gehouden, gemaakt, gesteld, ondernomen, na- of weggelaten, beschadigd of weggenomen.

  • 2. Van de bevoegdheid in het eerste lid bedoeld wordt, onverwijlde spoedeisende gevallen uitgezonderd, geen gebruik gemaakt dan na tevoren vanwege de commandant gedane schriftelijke vordering en het verstrijken van twee weken te rekenen vanaf de dag dat betrokkene de vordering ontvangen heeft. De vordering vermeldt dat het bestuurscollege toestemming heeft gegeven de gevorderde handeling, als bedoelt in het eerste lid, zonodig middels politiedwang te doen verrichten dan wel na te laten.

Hoofdstuk 5. Strafbepalingen

Artikel 34

  • 1. Overtreding van de in artikel 14 bedoelde regels wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 2. Overtreding van artikel 30 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

Artikel 35

De in het eerste en tweede lid van artikel 34 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 36

Met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld bij artikel 34 zijn belast de ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 37

Ten aanzien van in deze eilandsverordening opgenomen verplichtingen geldt dat:

  • a.

    het eilandelijk rampenplan, bedoeld in artikel 20, uiterlijk zes maanden na inwerkingtreding van deze eilandsverordening voor de eerste keer wordt vastgesteld;

  • b.

    het eilandelijk rampenbestrijdingsplan, bedoeld in artikel 21, uiterlijk twaalfmaanden na inwerkingtreding van deze eilandsverordening voor de eerste keer wordt vastgesteld;

  • c.

    het opleidings- en oefenplan, bedoeld in artikel 6, en het multidisciplinair opleidings- en oefenplan, bedoeld in artikel 17, uiterlijk twaalf maanden na inwerkingtreding van deze eilandsverordening voor de eerste keer worden vastgesteld.

Artikel 38

De Organisatieverordening Saba 1997 (A.B. 1998, no. 1) is gewijzigd middels de Eilandsverordening tot 2de wijziging van de Organisatieverordening Saba 1997 (AB 2008 nr. 2).

Artikel 39

Deze eilandsverordening wordt aangehaald als: Eilandsverordening brandweerwezen en rampenbestrijding Saba 2008.

Artikel 40

Deze eilandsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging.