Instellingsbesluit van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland houdende regels omtrent het instellen van de GR Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland

Geldend van 20-03-2018 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      De regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      Het samenwerkingsorgaan: het openbaar lichaam, zoals bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • c.

      Een deelnemende gemeente: een aan de regeling deelnemende gemeente;

    • d.

      het gebied: het grondgebied van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude;

    • e.

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

    • f.

      De wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk het samenwerkingsorgaan, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 OPENBAAR LICHAAM

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam genaamd: “Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland”.

  • 2. Het openbaar lichaam is rechtspersoon als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de wet en is gevestigd in Leiden.

  • 3. In afwijking van lid 2 kan het Algemeen Bestuur een uitzondering maken wat betreft de vestigingsplaats;

  • 4. Het rechtsgebied van het samenwerkingsorgaan omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

  • 5. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 Samenstelling

Het Bestuur van het samenwerkingsorgaan bestaat uit:

  • a.

    Het Algemeen Bestuur;

  • b.

    Het Dagelijks Bestuur;

  • c.

    De voorzitter.

HOOFDSTUK 3 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Belangenbehartiging

  • 1. Het samenwerkingsorgaan heeft tot doel, vanuit de gedachte van verlengd lokaal bestuur en met inachtneming van wat verder in de regeling is bepaald, het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de gemeenten op de in artikel 5 genoemde beleidsterreinen die bepalend zijn voor een evenwichtige en voorspoedige ontwikkeling van het gebied.

  • 2. De in het eerste lid genoemde belangenbehartiging omvat, met erkenning van de eigen bevoegdheden van de besturen van de gemeenten, het gevraagd of ongevraagd adviseren over:

    • a.

      Alle aangelegenheden, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat zij voor de intergemeentelijke verhoudingen en ontwikkelingen van wezenlijk belang zijn;

    • b.

      Aangelegenheden, waarvoor beraad door een of meer besturen van de deelnemende gemeenten wordt gewenst.

  • 3. Naast het in het tweede lid bepaalde wordt in de belangenbehartiging zoals genoemd in het eerste lid onderscheid gemaakt in:

    • a.

      Richtinggevend: waarin op regionaal niveau door het Algemeen Bestuur een eenduidige beleidslijn, visie of verordening wordt vastgesteld voor taken zoals genoemd in artikel 5;

    • b.

      Platform: het bieden van een permanente onderhandelingstafel voor onderlinge afstemming tussen de deelnemende colleges. Waarbij op initiatief van één of meerdere gemeenten overleg en afstemming plaats kan vinden over onderwerpen die niet behoren tot de in artikel 5 genoemde taken, waarbij regionale afstemming of gezamenlijk optrekken van meerwaarde is;

    • c.

      Efficiency: indien aantoonbaar is dat door de gezamenlijke uitvoering van een aan de afzonderlijke gemeenten opgedragen taak een goedkoper en/of beter product kan worden geleverd.

  • 4. Het samenwerkingsorgaan kan diensten verlenen ten behoeve van één of meer deelnemende gemeenten, indien deze daarom verzoeken. Diensten kunnen ook aan andere gemeenten of organisaties worden verleend.

    • a.

      Het Dagelijks Bestuur legt het verzoek tot het verlenen van een dienst voor instemming voor aan het Algemeen Bestuur.

    • b.

      Het samenwerkingsorgaan kan diensten afnemen van een deelnemende gemeente, dit tegen door het Dagelijks Bestuur nader overeen te komen voorwaarden.

Artikel 5 Beleidsterreinen, taken en bevoegdheden

Ter behartiging van de in artikel 4 lid 1 genoemde belangen voert het samenwerkingsorgaan binnen de onderstaande beleidsterreinen de volgende taken uit:

  • 1.

    Economische zaken, toerisme en recreatie: het vaststellen, periodiek actualiseren en de procesbegeleiding van een:

    • a.

      Bedrijventerreinenstrategie;

    • b.

      Regionale visie toerisme en recreatie;

    • c.

      Economische agenda;

    • d.

      Kantorenstrategie;

  • 2.

    Vervallen

  • 3.

    Natuur en Landschap: het vaststellen, periodiek actualiseren, de procesbegeleiding van visies, beleidsplannen en programma’s ten behoeve van regionale landschapsontwikkeling.

  • 4.

    Ruimtelijke ordening: het vaststellen, periodiek actualiseren, de procesbegeleiding van visies, beleidsplannen en programma’s ten behoeve van regionale ruimtelijke ontwikkelingen.

  • 5.

    Verkeer en vervoer:

    • a.

      Het vaststellen, periodiek actualiseren en implementeren van een Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP);

    • b.

      Het in stand houden van een Collectief Vraagafhankelijk Vervoerssysteem (CVV);

    • c.

      Het gestelde onder b is niet van toepassing op de gemeenten Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop tot deze gemeenten besluiten alsnog aan te sluiten bij het Collectief Vraagafhankelijk Vervoersysteem van Holland Rijnland;

    • d.

      De onder c. genoemde gemeenten blijven tot het moment van aansluiting op dit beleidsterrein buiten de kostentoedeling die gemoeid gaat bij de uitvoering van de taken gesteld onder b.;

    • e.

      de onder c. genoemde gemeenten zijn tot het moment van aansluiting op dit beleidsterrein niet bevoegd deel te nemen aan de besluitvorming die betrekking heeft op de onder b. gestelde taken.

  • 6.

    Wonen:

    • a.

      Het vaststellen en periodiek actualiseren van een:

      • 1.

        Regionale woonvisie;

      • 2.

        Regionaal woningbouw- en herstructureringsprogramma;

      • 3.

        Huisvestingsverordening als bedoeld in artikel 2 lid 1 van deHuisvestingswet vigerend voor die gemeenten waarvan de raad expliciet heeft besloten deze bevoegdheid aan het samenwerkingsorgaan te hebben overdragen; dan wel een model-huisvestingsverordening als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Huisvestingswet vigerend voor die gemeenten waarvan de raad expliciet heeft besloten deze bevoegdheid vooralsnog niet aan het samenwerkingsorgaan te hebben overdragen, welke (model-) huisvestingsverordening slechts regels stelt met betrekking tot het in gebruik nemen of geven van woonruimte als bedoeld in hoofdstuk II van de Huisvestingswet;

    • b.

      Het sluiten van overeenkomsten als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet voor die gemeenten die de bevoegdheid expliciet hebben overgedragen;

    • c.

      Het uitvoeren van hetgeen aan burgemeester en wethouders is opgedragen in hoofdstuk V van de Huisvestingswet;

      Het beheren van door andere overheden te verstrekken woningbouwsubsidies.

  • 7.

    Sociale Agenda:

    • a.

      Het vaststellen en periodiek actualiseren van een regionaal programma voor de Sociale Agenda;

    • b.

      De instandhouding van een Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (RBL Holland Rijnland) dat belast is met de uitoefening van de Leerplichtwet 1969;

    • c.

      De bestrijding van het voortijdig schoolverlaten door middel van de uitoefening van de taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 8.3.2 en artikel 8.3.3 Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 118h en artikel 118i Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel 162b en artikel 162c Wet op de expertisecentra;

    • d.

      Vervallen;

    • e.

      Deelname aan interregionaal overleg met de gezamenlijke gemeenten in de andere samenwerkingsgebieden in de regio van het Regionaal Platform Arbeidsmarkt Rijn-Gouwe;

    • f.

      Het onder b. en c. gestelde is niet van toepassing op de gemeenten Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop tot deze gemeenten besluiten de onder b. en c. genoemde taken en bevoegdheden over te dragen aan het samenwerkingsorgaan;

    • g.

      De onder f. bedoelde gemeenten blijven buiten de kostentoedeling voor de onder b. en c. genoemde taken;

    • h.

      De onder f. bedoelde gemeenten zijn niet bevoegd deel te nemen aan de besluitvorming over de onder b. en c. genoemde taken.

  • 8.

    Regionale Investeringsstrategie:

    Het instellen en beheren van het ‘Regionaal Investeringsfonds Holland Rijnland’.

  • 9.

    Subsidies:

    • a.

      Het ontvangen van subsidies en het verlenen van subsidies voor wat betreft de taken en bevoegdheden zoals deze in dit artikel zijn opgenomen.

    • b.

      Het vaststellen van een Algemene subsidieverordening met in achtneming van het bepaalde in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6 Bijzondere besluitvormingsprocedure

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt verordeningen, plannen en overige maatregelen die ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor het samenwerkingsorgaan dan wel de deelnemende gemeenten slechts vast nadat het Dagelijks Bestuur de deelnemende raden of colleges, ieder voor zover het de oorspronkelijke bevoegdheid betreft, in de gelegenheid heeft gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen Bestuur te brengen;

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt het ontwerp van een plan, als bedoeld in het artikel 6 lid 1 voorlopig vast en zendt dit ontwerp aan de raden van de deelnemende gemeenten, die hun beschouwingen binnen 12 weken ter kennis brengen van het Algemeen Bestuur. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de informatievoorziening en het maken van afspraken ten behoeve van de inspraak over een ontwerpplan;

  • 3. Zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de in artikel 6 lid 2 genoemde termijn beslist het Algemeen Bestuur omtrent de vaststelling van het plan. Indien tegen het ontwerpplan bedenkingen zijn ingediend of het Algemeen Bestuur bij het vaststellen van het plan afwijkt van het ontwerp wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed;

  • 4. Het plan wordt terstond na de vaststelling medegedeeld aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 7 Bevoegdheden in en buiten rechten

  • 1. De bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan komen alle bevoegdheden toe die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen;

  • 2. Aan de bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan behoren met betrekking tot de overgedragen taken alle aan de gemeentebesturen toekomende bevoegdheden, voor zover niet bij de regeling of de wet uitgezonderd. Het Algemeen Bestuur regelt voor zover nodig de verhouding van de op grond van dit lid toegekende bevoegdheden tot die van de besturen van de deelnemende gemeenten;

  • 3. Het samenwerkingsorgaan kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de Wet. Alvorens daartoe een ontwerpbesluit aan het Algemeen Bestuur voor te leggen, consulteert het Dagelijks Bestuur de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 8 Taken bestaande samenwerkingsverbanden

  • 1. De belangenbehartiging als bedoeld in artikel 4 lid 1 onverminderd het bepaalde in artikel 5, daaronder begrepen de daaraan verbonden rechten, plichten en risico’s, voor zover deze op de datum van inwerkingtreding van deze regeling werden uitgeoefend door het Samenwerkingsorgaan Duin- en Bollenstreek (SDB), het samenwerkingsorgaan Leidse Regio (SLR), het Samenwerkingsorgaan Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Leidse Regio (het SROVLR), het Samenwerkingsorgaan Verkeer en Vervoer Leidse Regio (het SVVLR), de Gemeenschappelijke regeling Volwasseneneducatie Leidse Regio (GRVE LR) en het Intergemeentelijk Overleg Werk en Inkomen Leidse Regio (W&I LR), worden op voorhand door het samenwerkingsorgaan onder dezelfde voorwaarden, voor rekening en risico van de deelnemers aan de eerder genoemde samenwerkingsverbanden voortgezet:

    • a.

      Zolang geen afwikkeling en verdeling van de bestaande rechten, plichten en risico’s ten laste van de deelnemers aan de betreffende samenwerkingsverbanden (SDB, SLR, SROVLR, SVVLR, GRVE LR en W&I LR), door een extern onafhankelijk deskundige vastgesteld, t.a.v. deze taken heeft plaatsgevonden;

    • b.

      Totdat t.a.v. de wijze en omvang van de uitoefening van de bovengenoemde taken door het Algemeen Bestuur van het samenwerkingsorgaan nader is beslist.

  • 2. De belangenbehartiging als bedoeld in artikel 4 lid 1, onverminderd het bepaalde in artikel 5, daaronder begrepen de daaraan verbonden rechten, plichten en risico’s, voor zover deze voor de datum van inwerkingtreding van de vierde wijziging van deze regeling werden uitgeoefend door Holland Rijnland respectievelijke door de gemeenten Alphen aan den Rijn, Rijnwoude en Nieuwkoop, alsmede de gemeente Kaag en Braassem als zijnde de rechtsopvolger van de gemeente Jacobswoude, dan wel door het Rijnstreekberaad worden op voorhand door Holland Rijnland respectievelijk door de vorengenoemde gemeenten dan wel het Rijnstreekberaad onder dezelfde voorwaarden, voor rekening en risico voortgezet totdat t.a.v. de wijze en omvang van de uitoefening van de bovengenoemde taken door het Algemeen Bestuur van het samenwerkingsorgaan nader is beslist.

HOOFDSTUK 4 ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 9 Samenstelling Algemeen Bestuur

  • 1. De raad van iedere deelnemende gemeente wijst twee raads- en/of collegeleden aan als leden van het Algemeen Bestuur.

  • 2. De gemeenten die een lid voor het Dagelijks Bestuur leveren mogen per DB-lid 1 lid extra aanwijzen voor het Algemeen Bestuur.

  • 3. Voor de overeenkomstig het eerste lid aangewezen leden van het Algemeen Bestuur wijst de gemeenteraad plaatsvervangende leden aan uit zijn midden of uit het college van burgemeester en wethouders. Een plaatsvervangend lid treedt op bij verhindering of afwezigheid van een lid van het Algemeen Bestuur.

  • 4. De bepalingen van de regeling met betrekking tot de leden van het Algemeen Bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.

  • 5. Bij de besluitvorming beschikt elke deelnemende gemeente over 1 stem per 10.000 inwoners, afgerond naar boven, vermenigvuldigd met de factor 3. De verdeling van de stemmen binnen een gemeentelijke afvaardiging vindt plaats overeenkomstig het door de betreffende gemeenteraad daartoe genomen raadsbesluit. Een af te vaardigen DB-lid krijgt niet meer dan 1 stem.

  • 6. Onder het aantal inwoners van een gemeente wordt verstaan de door het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van het lopende jaar openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 7. Indien de leden van een gemeente door wijziging van het inwoneraantal een groter dan wel een kleiner stemgewicht krijgen, wordt daaraan bij de eerstvolgende periode als bedoeld in artikel 10 lid 2 toepassing gegeven.

  • 8. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het samenwerkingsorgaan aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van deze bepaling gelijkgesteld zij die in dienst van het samenwerkingsorgaan op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 10 Zittingsperiode

  • 1. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt, dan wel op grond van artikel 13 lid 2 van de wet.

  • 2. De raden van de deelnemende gemeenten benoemen in bij voorkeur de eerste vergadering van de nieuwe zittingsperiode of zo snel als mogelijk de door hen aan te wijzen leden en plaatsvervangende leden van het Algemeen Bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3. Indien de raad van een deelnemende gemeente niet kan voldoen aan het bepaalde in artikel 10 lid 2, blijven de door hem aangewezen leden of plaatsvervangend leden van het Algemeen Bestuur, die hadden moeten aftreden, als zodanig fungeren, totdat die gemeenteraad nieuwe leden of plaatsvervangende leden heeft aangewezen. Een uitzondering hierop is de situatie dat de betreffende leden geen deel meer uitmaken van het gemeentebestuur. In dat geval ontstaat een vacature die tijdelijk niet door de betreffende gemeente wordt opgevuld.

  • 4. De raad van een gemeente kan een lid of plaatsvervangend lid, door hem aangewezen, indien dit het vertrouwen van de raad niet meer bezit, te allen tijde ontslaan. De voorzitter van de betreffende gemeenteraad doet daarvan onmiddellijk mededeling aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur

  • 5. Indien tussentijds een plaats van een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst de betreffende gemeenteraad, in haar eerstvolgende vergadering of, indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste een nieuw lid of plaatsvervangend lid aan.

  • 6. Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur geeft de voorzitter van de betreffende raad binnen twee weken hiervan kennis aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur.

  • 7. Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het ontslag wordt medegedeeld aan het Algemeen Bestuur en aan de gemeenteraad die het lid heeft aangewezen.

  • 8. Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur dat ontslag heeft genomen blijft, met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 lid 2 van de wet zijn functie waarnemen totdat zijn/haar opvolger is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard.

Artikel 11 Vergadering Algemeen Bestuur

  • 1. In aanvulling op artikel 22 van de wet juncto artikel 17 van de Gemeentewet vergadert het Algemeen Bestuur jaarlijks tenminste vier maal.

  • 2. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van toepassing op het houden en de orde van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur.

  • 3. Voor zover bij of krachtens deze regeling niet anders is bepaald, worden besluiten van het Algemeen Bestuur genomen bij meerderheid van het aantal stemmen in het algemeen Bestuur.

  • 4. De openbare kennisgeving als bedoeld in artikel 19 van de Gemeentewet geschiedt op verzoek van de voorzitter van het Algemeen Bestuur door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 5. De agenda en de daarbij behorende vergaderstukken worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste twee weken voor het houden van de vergadering, aan de leden van het Algemeen Bestuur verzonden.

Artikel 12 Openbaarheid

  • 1. Ten aanzien van de openbaarheid van vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het opleggen van een geheimhoudingsplicht zijn de artikelen 22 en 23 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      Het vaststellen dan wel wijzigen van de begroting;

    • b.

      Het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      Het wijzigen dan wel opheffen van de regeling.

Artikel 13 Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Het Algemeen Bestuur geeft zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen drie maanden aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden schriftelijk gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Het Algemeen Bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 3. Een lid van het Algemeen Bestuur is aan de gemeenteraad, die hem/haar als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem/haar in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens, door de betrokken gemeenteraad nader te stellen regels.

  • 4. Besturen van de deelnemende gemeenten zijn gehouden het samenwerkingsorgaan kennis te geven van de bij hen in voorbereiding zijnde plannen en/of maatregelen op het taakgebied van het samenwerkingsorgaan, voor zover deze redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor het functioneren van het samenwerkingsorgaan.

Artikel 14 Vergoedingen

Het Algemeen Bestuur kan een tegemoetkoming in de kosten en/of een vergoeding voor de werkzaamheden van leden van het Algemeen Bestuur vaststellen. Artikel 21 van de wet is hierop van toepassing.

HOOFDSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 15 Samenstelling Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit vijf tot acht leden, te weten de voorzitter en vier tot zeven andere leden. Deze vier tot zeven andere leden worden door en uit het Algemeen Bestuur aangewezen en dienen voort te komen uit de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het Algemeen Bestuur wijst in de eerste vergadering van elke zittingsperiode de leden van het Dagelijks Bestuur aan.

  • 3. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan, in geval van tijdelijke afwezigheid, worden vervangen door een ander lid van het Dagelijks Bestuur of, indien dit niet mogelijk is, door een door het Algemeen Bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid. Deze tijdelijke vervanging kan ook plaatshebben indien een lid van het Dagelijks Bestuur het voorzitterschap waarneemt.

  • 4. De leden van het Dagelijks Bestuur treden als lid van dat Bestuur af met ingang van de dag, waarop de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur afloopt. Zij blijven hun functie evenwel waarnemen tot het tijdstip waarop het Algemeen Bestuur een nieuw Dagelijks Bestuur heeft aangewezen. Een uitzondering hierop is de situatie dat de betreffende leden, uitgezonderd de voorzitter, geen deel meer uitmaken van het college van burgemeester en wethouders.

  • 5. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 6. Degene die tussentijds ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het Dagelijks Bestuur te zijn.

  • 7. Indien tussentijds een plaats in het Dagelijks Bestuur vacant komt, wijst het Algemeen Bestuur, een nieuw lid aan.

Artikel 16 Vergadering Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls naar gelang de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig achten.

  • 2. In de vergadering van het Dagelijks Bestuur heeft elk lid één stem.

  • 3. De agenda en de daarbij behorende vergaderstukken worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste tien dagen voor het houden van de vergadering, aan de leden van het Dagelijks Bestuur, alsmede de gemeenten die niet in het dagelijks Bestuur vertegenwoordigd zijn, toegezonden.

  • 4. Op de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn de artikelen 54 tot en met 59 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. In de eerste vergadering van elke zittingsperiode en de eerste vergadering na een wijziging in de samenstelling van het Dagelijks Bestuur, maken de leden van het Dagelijks Bestuur onderling afspraken omtrent de portefeuilleverdeling en over de onderlinge plaatsvervanging. Deze afspraken worden medegedeeld aan het Algemeen Bestuur en aan de deelnemende gemeenten.

Artikel 17 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsorgaan. Hiertoe behoort in elk geval:

    • a.

      Het voorbereiden van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • b.

      Het uitvoeren van besluiten van het Algemeen Bestuur;

    • c.

      Het beheer van de gelden van het samenwerkingsorgaan;

    • d.

      De zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • e.

      Het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • f.

      Het houden van toezicht op alles wat het samenwerkingsorgaan aangaat;

    • g.

      Het binnen het kader van de door het Algemeen Bestuur vastgestelde formatie van het personeel benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel van het samenwerkingsorgaan.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur oefent, indien en voor zover het Algemeen Bestuur daartoe besluit en naar de door deze te stellen regels, de aan het Algemeen Bestuur toekomende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      Het vaststellen, dan wel wijziging van de begroting;

    • b.

      Het vaststellen van de rekening;

    • c.

      Het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden;

    • d.

      Het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden;

    • e.

      Het vaststellen van een organisatieverordening als bedoeld in artikel 26;

    • f.

      Benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris;

    • g.

      Algemeen verbindende voorschriften, verordeningen en beleidsregels voor zover het betreft een door de deelnemende gemeenteraden overgedragen bevoegdheid.

Artikel 18 Informatie en verantwoordingsplicht Dagelijks Bestuur

  • 1. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het Dagelijks Bestuur gevoerde beleid.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur geven, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde beleid nodig is. Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit bestuur of leden daarvan hierom verzoeken, binnen acht weken alle gevraagde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3. Het Algemeen Bestuur kan een lid van het Dagelijks Bestuur als zodanig ontslag verlenen indien deze het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit. Omtrent een dergelijk ontslag zijn artikel 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7.1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 19 Vergoedingen

Het Algemeen Bestuur kan een tegemoetkoming in de kosten en/of een vergoeding voor de werkzaamheden van leden van het Dagelijks Bestuur vaststellen. Artikel 21 van de Wet is hierop van toepassing.

HOOFDSTUK 6 DE VOORZITTER

Artikel 20 Algemene bepalingen

  • 1. De voorzitter van het Algemeen en Dagelijks Bestuur wordt door het Algemeen Bestuur uit zijn midden aangewezen. De voorzitter dient voort te komen uit het college van burgemeester en wethouders van een der deelnemende gemeenten.

  • 2. De aanwijzing van de voorzitter vindt plaats in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur in de nieuwe samenstelling.

  • 3. Bij verhindering of afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door een hiertoe door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen lid van dit bestuur.

Artikel 21 Taken en bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsorgaan in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding waarbij het samenwerkingsorgaan betrokken is, oefent een ander door en uit het Dagelijks Bestuur aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit. Degene die bevoegd is het samenwerkingsorgaan in en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem/haar aan te wijzen gemachtigde.

HOOFDSTUK 7 COMMISSIES

Artikel 22 Bestuurscommissies

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan op voorstel van het Dagelijks Bestuur bestuurscommissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen en/of commissies waarvan de behartiging van de (deel)belangen van een deel van het samenwerkingsgebied is opgedragen, instellen.

  • 2. Lid en voorzitter van de bestuurscommissie is het lid van het Dagelijks Bestuur dat de belangen waarvoor de bestuurscommissie is ingesteld in portefeuille heeft.

  • 3. Artikel 25 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23 Vaste commissies van advies

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan op voorstel van het Dagelijks Bestuur of van de voorzitter, vaste commissies van advies, portefeuillehoudersoverleggen genoemd, instellen.

  • 2. De leden van het portefeuillehoudersoverleg worden aangewezen door en uit het college van burgemeester en wethouders van elk van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Lid en voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg is het lid van het Dagelijks Bestuur dat de belangen waarvoor het portefeuillehoudersoverleg is ingesteld in portefeuille heeft.

  • 4. Het portefeuillehoudersoverleg bespreekt de ontwikkelingen op zijn werkterrein en brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit aan het Dagelijks Bestuur.

  • 5. Indien een advies van het portefeuillehoudersoverleg een aangelegenheid betreft die ter beslissing aan het Algemeen Bestuur wordt voorgelegd, brengt het Dagelijks Bestuur het advies bij zijn voorstel ter kennis aan het Algemeen Bestuur.

  • 6. Artikel 24 van de wet is van overeenkomstige toepassing en voor zover niet anders bepaald, zijn de regels betreffende commissies in de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Andere commissies van advies

Andere commissies van advies, die aan het Dagelijks Bestuur advies uitbrengen, worden door het Dagelijks Bestuur ingesteld.

HOOFDSTUK 8 HET AMBTELIJK APPARAAT

Artikel 25 De secretaris en de controller

  • 1. De secretaris

    • a.

      Het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een secretaris.

    • b.

      Het Algemeen Bestuur beslist over de benoeming, de schorsing en het ontslag van de secretaris.

    • c.

      Het Algemeen Bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

    • d.

      De secretaris is secretaris van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en staat het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en de voorzitter terzijde bij de uitoefening van hun taken.

    • e.

      Alle stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend. Het Dagelijks Bestuur regelt bij verhindering of ontstentenis van de secretaris zijn vervanging.

  • 2. De controller

    • a.

      In het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland is een controller die rechtstreeks rapporteert aan het Dagelijks Bestuur.

    • b.

      De benoeming van de controller geschiedt door het Dagelijks Bestuur.

    • c.

      De instructie van de controller wordt vastgesteld door het Dagelijks Bestuur.

Artikel 26 Organisatieverordening

Het Algemeen Bestuur stelt een verordening vast omtrent de ambtelijke organisatie in het samenwerkingsorgaan.

Artikel 27 Overige ambtenaren

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van het overige personeel, voor zover op grond van deze regeling deze bevoegdheid niet bij het Algemeen Bestuur ligt.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur regelt de bezoldiging van de secretaris en het overige personeel van het samenwerkingsorgaan en stelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929 de rechtspositie vast van de secretaris en van het overige personeel van het samenwerkingsorgaan.

HOOFSTUK 9 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 28 Algemeen

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van het samenwerkingsorgaan.

  • 2. Ten aanzien van de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. Het Algemeen Bestuur stelt hierover regels vast.

  • 4. Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot het heffen van rechten als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 29 De begroting en meerjarenramingen

  • 1. Het Dagelijks Bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting op voor het eerstvolgende begrotingsjaar, voorzien van een financiële en beleidsmatige toelichting. Tevens stelt het Dagelijks Bestuur meerjarenramingen en een meerjarenactiviteitenplan op voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen acht weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De ontwerpbegroting en de meerjarenramingen worden door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten, voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen het Dagelijks Bestuur van hun gevoelen doen blijken. Door het Dagelijks Bestuur worden de commentaren, waarin dit gevoelen is vervat, gevoegd bij de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen, zoals deze aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden.

  • 5. Nadat het Algemeen Bestuur de ontwerpbegroting en de meerjarenramingen - al dan niet aangepast aan de commentaren - heeft vastgesteld, zendt het Algemeen Bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

Artikel 30 Verschuldigde bijdrage

  • 1. In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente voor dat jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage in de kosten, voortvloeiende uit de gemeenschappelijke regeling. Deze bijdrage wordt voor alle deelnemende gemeenten bepaald naar het aantal inwoners of volgens een door het Algemeen Bestuur vastgestelde verdeelsleutel waarbij rekening gehouden wordt met eventuele verschillen in deelname van de deelnemende gemeenten aan de aan het samenwerkingsorgaan opgedragen taken zoals bedoeld in artikel 8.

  • 2. Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde bijdrage naar inwoneraantal wordt uitgegaan van het inwoneraantal op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van het inwoneraantal wordt aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van het lopende jaar openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 3. De deelnemende gemeenten nemen de in de begroting geraamde bijdragen voor hun gemeente op in de gemeentebegroting.

  • 4. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli de helft van de in artikel 30 lid 1 bedoelde bijdrage.

  • 5. Bij niet tijdige betaling, zoals bepaald in artikel 30 lid 4, wordt rente in rekening gebracht. Daarbij wordt gehanteerd de debetrente rekening-courant BNG.

Artikel 30a Garantstelling

  • 1. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het samenwerkingsorgaan te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2. Indien het Algemeen Bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Dagelijks Bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 31 Vaststelling begroting

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Artikel 34 lid 2 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32 Begrotingswijziging

  • 1. Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in de artikelen 29 lid 2 t/m 5, artikel 30 lid 1 t/m 3 en artikel 31 lid 2, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Van het bepaalde in lid 1 kan worden afgeweken ten aanzien van de begrotingswijzigingen die de gemeentelijke bijdragen niet aantasten, alsmede geen wijziging inhouden van het algemeen en financieel beleid.

Artikel 33 De rekening

Het Dagelijks Bestuur biedt de jaarrekening, na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundige en van hetgeen het Dagelijks Bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur aan.

Artikel 34 Vaststelling jaarrekening

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Artikel 34 lid 4 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De vaststelling strekt het Dagelijks Bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 35 Verrekening

  • 1. In de jaarrekening worden de door elk der deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedragen opgenomen.

  • 2. De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld naar het inwoneraantal op 1 januari van het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, of naar andere verdeelsleutels waarbij wordt rekening gehouden met eventuele verschillen in deelname van de deelnemende gemeenten aan de aan het samenwerkingsorgaan opgedragen taken als bedoeld in artikel 5 en artikel 8.

  • 3. Voor de vaststelling van het inwoneraantal wordt aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek laatstelijk openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 4. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 30 betaalde en het werkelijk verschuldigde vindt plaats na de in het artikel 34, eerste lid bedoelde vaststelling van de jaarrekening.

HOOFDSTUK 10 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 36 Toetreding

  • 1. Toetreding van een gemeente tot deze regeling kan geschieden bij besluit van de bestuursorganen van die gemeente, doch slechts wanneer tenminste tweederde deel van het aantal raden der deelnemende gemeenten daarmee instemt.

  • 2. De aan het onder artikel 36 lid 1 bedoelde besluit voorafgaande bewilliging is gebonden aan de volgende procedure:

    • a.

      Het verzoek tot toetreding wordt ingediend bij het Algemeen Bestuur, dat zo spoedig mogelijk dit verzoek behandelt in een vergadering;

    • b.

      In deze vergadering stelt het Algemeen Bestuur een advies op, gericht aan de raden der deelnemende gemeenten, betreffende de gevraagde toetreding;

    • c.

      Het verzoek om toetreding wordt, vergezeld van het onder b. bedoelde advies, doorgezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten, die beslissen over de in artikel 36 lid 1 bedoelde instemming;

    • d.

      Het Dagelijks Bestuur stelt de verzoekende gemeente in kennis van de genomen besluiten, als bedoeld onder c.

  • 3. De toetreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen de wijziging van de regeling aan Gedeputeerde Staten heeft toegezonden, tenzij het besluit een latere datum van ingang heeft en ook de gemeenten bindt die niet met de toetreding hebben ingestemd.

  • 4. De toetredende gemeente is de in artikel 30 van deze regeling bedoelde bijdrage voor het eerst verschuldigd met ingang van de door het Algemeen Bestuur vastgestelde datum.

Artikel 37 Uittreding

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door een besluit van de bestuursorganen van die gemeente.

  • 2. De uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het jaar, volgende op dat waarin het uittredingsbesluit is genomen.

  • 3. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de uittreding.

  • 4. De uittredende gemeente dient een door het Algemeen Bestuur vast te stellen uittredingssom te betalen.

Artikel 38 Wijziging

  • 1. Zowel het Dagelijks Bestuur van het samenwerkingsorgaan als de raad van een deelnemende gemeente kunnen bij het Algemeen Bestuur voorstellen indienen inzake wijziging van de regeling.

  • 2. Indien het Algemeen Bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het Dagelijks Bestuur het door het Algemeen Bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Een wijziging van artikel 5 en van artikel 38 lid 3 is tot stand gekomen als alle raden van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten. Een wijziging van de overige artikelen van deze regeling is tot stand gekomen, wanneer de raden van tenminste tweederde deel van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 4. De wijziging gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de wijziging openbaar is bekendgemaakt, tenzij het besluit tot wijziging een latere datum van ingang heeft.

Artikel 39 Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven wanneer de bestuursorganen van tenminste tweederde deel van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 2. De opheffing gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de opheffing openbaar is bekendgemaakt, tenzij het besluit tot opheffing een latere datum van ingang heeft.

  • 3. In geval van opheffing van de regeling besluit het Algemeen Bestuur tot liquidatie en het stelt daarvoor de nodige regels vast. Hierbij kan van de bepalingen in de regeling worden afgeweken. Alle rechten en plichten van het samenwerkingsorgaan zijn in het liquidatieplan verdeeld over de deelnemers.

  • 4. Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten gehoord zijn, vastgesteld. Het behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de financiële gevolgen van de opheffing. Op de liquidatierekening is het bepaalde ten aanzien van de jaarlijkse rekening zoveel mogelijk van toepassing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die opheffing heeft voor het personeel.

  • 6. De organen van het samenwerkingsorgaan blijven zo nodig ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is beëindigd.

HOOFDSTUK 11 ARCHIEF

Artikel 40 Beheer archief

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het samenwerkingsorgaan en zijn bestuursorganen overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur met inachtneming van artikel 41 lid 2 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling.

  • 2. De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in artikel 40 lid 1 overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen nadere regels.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het Dagelijks Bestuur een archiefbewaarplaats aan en sluit een overeenkomst waar onder andere de financiële consequenties worden vastgelegd.

HOOFDSTUK 12 GESCHILLEN

Artikel 41 Geschillen

Met betrekking tot geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling is artikel 28 van de wet van toepassing.

HOOFDSTUK 13 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 42 Vervallen

Artikel 43 Inwerkingtreding

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zendt om de vijf jaren aan het Algemeen Bestuur een verslag over de wijze waarop de regeling is toegepast. Hierbij geeft het Dagelijks Bestuur aan of en zo ja in hoeverre de regeling aanpassing behoeft.

  • 3. De besluiten welke genomen zijn krachtens de regeling Samenwerkingsorgaan Duin- en Bollenstreek (SDB), het Samenwerkingsorgaan Leidse Regio (SLR), het Samenwerkingsorgaan Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Leidse Regio (het SROVLR), het Samenwerkingsorgaan Verkeer en Vervoer Leidse Regio (het SVVLR), de Gemeenschappelijke regeling Volwasseneneducatie Leidse Regio (GRVE LR), het Intergemeentelijk Overleg Werk en Inkomen Leidse Regio (W&I LR) en het Samenwerkingsorgaan Rijnstreekberaad, inclusief wijzigingen worden geacht ter uitvoering van deze regeling te zijn genomen. Alle rechten en verplichtingen die berusten op de voornoemde regeling gaan over naar deze nieuwe regeling.

Artikel 44 Toezending Gedeputeerde Staten

  • 1. Burgemeester en wethouder van Leiden zenden ingevolge het bepaalde in artikel 26 van de Wet de regeling ter kennisname aan Gedeputeerde Staten;

  • 2. Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten dragen zo spoedig mogelijk zorg voor opname van de regeling in het in artikel 27 van de Wet bedoelde register.

Artikel 45 Vervallen

Artikel 46 Citeertitel

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland” en treedt in werking op 1 januari 2016, mits twee derde van de gemeenteraden de regeling goedkeurt conform artikel 38 lid 3 van de regeling.

Ondertekening

Aldus vastgesteld en laatstelijk gewijzigd in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland op 24 juni 2015.
De voorzitter,
H.J.J. Lenferink
de secretaris,
F.W. van Ardenne