Verordening van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Shared Service Centrum ONS houdende regels omtrent het financieel beleid Financiële verordening BVO SSC ONS

Geldend van 08-09-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Shared Service Centrum ONS houdende regels omtrent het financieel beleid Financiële verordening BVO SSC ONS

1 Inleidende bepalingen

1.1 Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Doelmatigheid:

    Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • 2.

    Doeltreffendheid:

    De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • 3.

    Rechtmatigheid:

    Het voldoen van handelingen van de BVO SSC ONS en de vastlegging daarvan aan geldende wet- en regelgeving.

2 Begroting en verantwoording

Kaderstellen

2.1 Artikel 2. Programmabegroting

  • 1. Het bestuur stelt een programma-indeling vast, die is afgestemd op de planning & controlcyclus en ook geldt voor overige P&C documenten.

  • 2. Het bestuur stelt, op voorstel van de directeur, per programma relevante prestatie-informatie of effectindicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de te leveren prestaties.

  • 3. Het bestuur autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen.

2.2 Artikel 3. Producten

  • 1. Een programma is een samenhangend geheel van producten, activiteiten en geldmiddelen gericht op het bereiken van vooraf bepaalde maatschappelijke effecten, waaraan idealiter indicatoren gekoppeld zijn.

  • 2. Bij iedere programmabegroting en bij de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productenraming aan de programma’s. Waarbij de baten en lasten ook gesplitst moeten worden naar de nieuwe taakvelden BBV.

2.3 Artikel 4. Kaders programmabegroting

  • 1. Het bestuur stelt jaarlijks richtlijnen vast tot voorbereiding van de begroting voor het komende jaar en de meerjarenbegroting voor de drie daaropvolgende jaren.

  • 2. Als basis voor de opbouw van de begroting voor het komende jaar dient de begroting voor het lopende jaar plus het vastgestelde nieuwe beleid.

Uitvoering

2.4 Artikel 5. Uitvoering programmabegroting

  • 1. Het bestuur stelt regels vast die waarborgen dat de programmabegroting wordt uitgevoerd en de uitvoering rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. De directeur draagt ten aanzien van de financiële raming er zorg voor dat:

    • a.

      De lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan programma’s, waarbij overheadkosten apart moeten worden verantwoord, conform de BBV.

    • b.

      De budgetten en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie.

    • c.

      De lasten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen de programmabegroting onder druk komt.

  • 3. De directeur draagt er zorg voor dat de taakstellingen zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) programmabegroting niet worden overschreden.

Interne controle

2.5 Artikel 6. Interne controle

De directeur draagt zorg voor een adequate interne controle, zodanig dat het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening is gewaarborgd. Bij afwijkingen neemt de directeur maatregelen tot herstel.

Rapportage en verantwoording

2.6 Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. De directeur informeert het bestuur door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de programmabegroting.

  • 2. Voor de opleverdata van de tussentijdse rapportages aan het bestuur geldt: een kwartaal cyclus.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de indelingssystematiek van de programmabegroting.

  • 4. De rapportages gaan in op afwijkingen in de lasten en baten (begrotingswijziging) en de geleverde prestaties.

  • 5. De directeur informeert in ieder geval vooraf het bestuur en neemt pas een besluit, nadat het bestuur toestemming heeft gegeven bij niet in de programmabegroting vastgestelde:

    • a.

      Investeringen groter dan € 100.000.

    • b.

      Aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 100.000.

    • c.

      Nieuwe meerjarige verplichtingen, waarvan de jaarlijkse exploitatielasten groter zijn dan € 25.000.

2.7 Artikel 8. Jaarstukken

De directeur legt jaarlijks verantwoording af aan het bestuur over de uitvoering van de begroting. In de verantwoording geeft aan directeur aan:

  • 1.

    Wat is bereikt.

  • 2.

    Wat de baten en lasten zijn.

  • 3.

    Hoe de resultaten zich verhouden tot de in de programmabegroting gestelde doelen.

3 Financiële kaders

Kaderstellen

3.1 Artikel 9. Financiële begroting

  • 1. De directeur draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe het bestuur heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële begroting en meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële begroting expliciet vermeld.

  • 3. Het bestuur autoriseert met het vaststellen van de financiële begroting de investeringskredieten, die als afzonderlijke bijlage wordt opgenomen.

3.2 Artikel 10. Waardering en afschrijving activa

Voor de waardering en afschrijving van vaste activa worden de methodieken en termijnen gehanteerd zoals vermeld in de nota afschrijvingen zoals vastgesteld door het bestuur.

3.3 Artikel 11. Beleid reserves en voorzieningen

  • 1. Het bestuur biedt ten minste eens per vier jaar aan het bestuur een nota reserves en voorzieningen aan. In de nota wordt ingegaan op de te onderkennen risico’s en de beheersing daarvan en in verband daarmee het minimaal benodigde weerstandsvermogen en de aan te houden voorzieningen.

  • 2. De nota behandelt:

    • a.

      De vorming, de besteding en vrijval van reserves.

    • b.

      De vorming, de besteding en vrijval van voorzieningen.

    • c.

      Het rentebeleid.

3.4 Artikel 12. Financieringsfunctie

  • 1. De directeur biedt een Treasurystatuut aan, dat door het bestuur wordt vastgesteld.

  • 2. De directeur draagt bij de uitoefening van de treasuryfunctie zorg voor de uitvoering van de richtlijnen zoals vastgelegd in het Treasurystatuut.

3.5 Artikel 13. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1. De directeur zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen, activa en vermogen.

  • 2. De directeur draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bedrijfsmiddelen, bezittingen, en het vermogen intern systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de voorraden, de (debiteuren-) vorderingen, de liquide middelen en de (crediteuren-) schulden jaarlijks worden gecontroleerd.

  • 3. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt de directeur maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. Afwijkende resultaten van de controle en eventuele plannen voor verbetering worden ter kennisneming aan het bestuur aangeboden.

  • 4. Voor de vervanging van de activa wordt jaarlijks door de directeur bij de programmabegroting een meerjarig vervangingsplan opgesteld en als onderdeel van de programmabegroting ter vaststelling aan het bestuur voorgelegd.

4 Paragrafen

4.1 Artikel 14. Paragrafen

De directeur draagt er zorg voor dat zowel in de programmabegroting als in de jaarrekening de paragrafen worden opgenomen, zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

5 Financiële organisatie en administratie

5.1 Artikel 15. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1.

    Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de organisatie als geheel en in afzonderlijke organisatieonderdelen.

  • 2.

    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van alle balansposten (voorraden, vorderingen en schulden, activeringen enzovoorts).

  • 3.

    Het verschaffen van informatie aan de budgethouders (uitputting toegekende budgetten en investeringskredieten).

  • 4.

    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het beleid.

  • 5.

    Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevantie wet- en regelgeving.

  • 6.

    De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, evenals voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

5.2 Artikel 16. Financiële administratie

De directeur draagt er zorg voor dat:

  • 1.

    De inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving.

  • 2.

    De vereiste informatie wordt verstrekt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie en ook aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenschappelijke regelingen.

5.3 Artikel 17. Financiële organisatie

De directeur draagt er zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • 1. Een eenduidige indeling van de organisatie en eenduidige toewijzing van de taken aan de bedrijfsonderdelen.

  • 2. Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd.

  • 3. De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

  • 4. De regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen bedrijfsonderdelen van de regeling of aan de deelnemende partners.

  • 5. De te maken afspraken met de bedrijfsonderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

5.4 Artikel 18. Aanbesteding en inkoop

De directeur draagt zorg voor en legt de interne regels vast voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de Nederlandse wetgeving en Europese regelgeving en het geldende inkoopbeleid van de partners.

5.5 Artikel 19. Verkoop van diensten

De BVO SSC ONS mag tot een maximum van 20% van haar omzet producten en diensten leveren aan niet-deelnemers aan de GR.

Het bestuur van de BVO SSC ONS bepaalt de voorwaarden en condities waaronder deze verkoop van diensten aan niet deelnemers aan de GR plaatsvindt.

De hieruit volgende overeenkomsten worden gesloten door het bestuur van de BVO ONS.

6 Slotbepalingen

6.1 Artikel 20. Inwerkingtreding

De verordening financieel beleid BVO SSC ONS is vastgesteld door het Bestuur van de BVO ONS in haar vergadering van 3 januari 2018 en treedt in werking per 1 januari 2018.

6.2 Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening BVO SSC ONS”.

Ondertekening